Ik ben een vreemd man, uiterst vreemd, want wie schrijft er in deze tijden over Erwin Hubble en zijn uitdeinend Universum of, over iets of iemand die er is zonder er te zijn en, dan nog, ik dacht er gisteren aan om tegenover de Hogere Intelligentie, de menselijke intelligentie te stellen, evenwel van een andere aard, en over te nemen wat ik vond in mijn Sterrengids van 2021[1] dat:
De SI-seconde (SI = Système International d’Unités) is gedefinieerd als de tijdsduur van 9.192.631.770 perioden van de elektromagnetische straling overeenkomend met de overgang tussen twee hyperfijnniveaus van de grondtoestand van het cesium-133 atoom’. De officiële tijd wordt dus gemeten met cesium-atoomklokken.
Alsof dit ook iemand onder jullie zou interesseren, maar, het zijn dergelijke zaken die me op een weg zetten om er verder over te schrijven en te zeggen dat ik me niet inbeelden kan wat het vibreren of het trillen van een cesium-atoom wel betekenen kan en hoe het aantal ervan, meer dan negen miljard trillingen per seconde, geteld kan worden in de tijd van één seconde.
Hierop ingaande kan ik evenmin aanvaarden - en dit is voor mij het allerbelangrijkste - dat, gezien zijn structuur, een atoom, om het even dewelke, of kleiner nog, het elektron of nog kleiner, het allerkleinste deeltje dat het Higgs boson wordt genoemd, het gevolg zou zijn van een toevalligheid, tot stand gekomen uit het niets, als de bouwsteen van het Heelal.
En het is hier dat ik vreemd ga, want, waarom vertel ik dit, waarom kom ik hier keer op keer op terug,
Eigenlijk ben ik een arm man, armer dan ik ooit was, een man zonder toekomst, zonder vooruitzichten, een man ‘con el pie en el estribo’, zoals Cervantes van een paar dagen terug, een uitdrukking om te onthouden vooral door iemand die schrijft en zich bewust is - of zou moeten zijn - van de toestand waarin hij zich momenteel bevindt.
In de tijd die me nog rest, zoek ik en blijf ik argumenten ophalen die een totaal ander licht moeten werpen op wat de dood betekent, want, wat een ongelooflijke sensationele wereld die beweegt om en in ons, uiteindelijk gedragen door het leven in het atoom, door de trillingen van de deeltjes van de atomen, of het woekerende, doch geordende leven in mij, onderhevig aan het woekerende, geordende leven in de natuur. Elektronen en andere subatomaire deeltjes die wegspatten uit ons en zich mengen in een minimale fractie van tijd met de oneindigheid, zodat ook alles in ons, Universum is.
Onmiskenbaar is ons lichaam aldus deel van het materieel aspect van dit Universum en onze geest die even onvermijdelijk moet bestaan uit die deeltjes Universum, even onvermijdelijk ermee en erin verweven.
Wie we dan zijn?
Wel, wat is er van het binnenste van de cluster elektronen die we zijn en welk is dan het verschil tussen een trillende elektron in een dood lichaam of in een levend? Is er wel een?
[1] Sterrengids 2021, www.stip.media.nl, pag 190)
|