Er is geen leegheid meer. Ik vertel al wat ik
weet, of denk te weten, al wat ik me inbeeld en niet inbeeld, wat ik wil en wat
ik eigenlijk beter verzwijgen zou. Ik kan mijn blad vullen met de woorden die ik
ontvang van waar ook, die ik schift, verwerp of aanvaard. Kan paginas
schrappen, en nieuwe paginas vullen; kan in mijn woorden rozen/netels laten bloeien
en verwelken; kan zeggen dat ik opsta met Venus voor het raam, dat ik aan de
vijver ben, dat ik in Auvers-sur-Oise ben aan het graf van Vincent en Theo Van
Gogh, broederlijk naast elkaar, en dat het regende. Ik ben volledig meester van
wat ik achterlaat aan woorden van mij.
De dagen die voorbij zijn waren storend. Ik had
teveel technische problemen die ikzelf niet oplossen kon. Vanmorgen, ontdaan ervan
kan ik me ontplooien terug, me bloot geven wat mijn gedachten betreft. En het is
een bijzondere morgen. Een goede vriend staat op om 04.33 om mijn blog te lezen
en hij stuurt me de woorden van Multatuli: ik wil gelezen worden. Wat ook
mijn geval is, ik ook wens gelezen te worden, dan toch de blogs die ik schrijf.
Ik denk echter dat Multatuli gelezen wou worden omwille van het onrecht dat hij
aanklaagde, wat bij mij gelukkig - al heb ik wel al gedaan in het verleden -
niet meer het geval is. En dan nog, wat ik schrijf heeft zijn waarde voor mezelf,
of het ook waardevol is voor zij die me lezen weet ik niet, weinigen zeggen het
me, maar mijn blog blijft bezocht worden en dit is de enige aanduiding die ik heb.
Heeft een schrijver, wiens boek in de etalage
ligt, zelfs als het goed verkocht wordt, enige zekerheid dat zijn boek - ik
denk aan Het Verdriet van België - ook gelezen wordt, en dan nog gelezen met
de zorg die Hugo Claus eraan besteed heeft om het te schrijven?
Ikzelf schrijf altijd alsof mijn woorden onuitroeibaar
zijn, alsof ik de zekerheid heb dat ze de eeuwigheid zullen ingaan. Het is dus
geen schrijven met krijt op een zwart bord maar woorden geëtst in de koperen
plaat om niet meer te vergaan. Dit is het gevoel dat ik heb als ik bezig ben. Achteraf
weet ik genoeg dat mijn woorden zullen vergaan onder het stof of in het vuur
wat ik al eens heb gedaan tot mijn spijt - maar het kan ook, en dit hoop ik,
dat ze tot lang na mij gelezen zullen worden, zoals het ook kan dat ze op zij
gelegd worden, vergeten voor een tijd, om dan toch eens te worden opgedolven,
misschien door mijn achterkleinkinderen, bloot gelegd en ontcijferd.
Echter, zelfs indien alle tekens worden
verschroeid tot as, dan nog zullen de ideeën die ik rondstrooi, lijk een parfum
blijven hangen in de luchten omheen de aarde en opgesnoven worden, omgezet in
woorden door anderen na mij.
Anderen die denken zullen in het spoor van mij
en die mijn gedachtengoed zullen verder verkondigen, of het nu geschreven staat
of niet. Ze zullen het doen voor de geslachten na hen, zoals ik het
gedachtengoed van anderen heb verder gezet. Aldus wordt alles meer en meer uitgezuiverd
tot de essentie, en gaat er niets verloren, wat ook de Ecclesiasticus moge
beweren.
Er zal dus nog altijd iets overblijven van wie
ik was of wilde dat ik was. Is het dan verbazend dat ik soms denken moet aan
wat Ovidius schreef over zijn Metamorfosen?
|