Een morgen ongespannen
doorgebracht. Heb gewacht op de late namiddag wat ongewoon is voor mij. Maar ik
waagde het er op, vertrouwend op de zon en een deeltje blauwe lucht. Een
ademruimte, het helle licht gebogen naar een opening, waar doorheen de woorden
me bereiken konden. Zo dacht ik toch, zo hoopte ik toch.
Dit was het kader waarin ik optreden
zou, ook, na wat ik gisteren schreef dat ze ons zo ver al hebben afgezet dat
we vergeten hebben wat de kunst van vroeger was. De SMAK in Gent is er een voorbeeld
van
Ik ga hier niet verder op in,
mijn levensjaren zijn te talrijk om nog geteld te worden en ook om andere
standpunten, dan deze van mijn jonge jaren in te nemen. Ik weet enkel dat ik denk dat professor, Maurizio Ceracini,
wijze woorden heeft neergezet. Wie de moed heeft opgebracht zijn woorden op te
zoeken op Artdependence Magazine
heeft in de marge ervan, The Nose van
Tuymans gezien, een litho die te koop wordt aangeboden voor de prijs van 2.000 .
Er zijn geen prijzen meer in dit land als het gaat om een handtekening onder
een neus aangebracht. Ik volg die trend niet met mijn woorden, integendeel ik
bekamp ze, in mijn beperktheid, mijn woorden mijn enig wapen zijnde.
Was het hierover dat ik schrijven
wou, helemaal niet, maar een telefoon die me uit mijn schrijven haalde, bracht
me er toe dit nog even te herhalen en aan te vullen. Het weze zo. Ik voel me er
goed bij dit benadrukt te hebben, alsof het de eerste maal zou geweest zijn dat
ik erover sprak. In feite heeft de Ceracini er een element aan toegevoegd,
namelijk dat we stilaan gewend zijn geworden aan de hedendaagse vormgeving van wat
als kunst bestempeld wordt, wat een gevaarlijk precedent is waaraan een beschaving
kan ten onder gaan, kunst de spiegel ervan zijnde.
Als ik een bevestiging wil vinden
van wat ik immer zeggen wil of schrijven dan hoef ik maar te kijken naar het
spel van de wolken, het schuiven ervan over het wijde golvende land, over de
akkers en de weiden, de winden in de bomen, de roep van het leven lijk de
siddering van het zijn: het eeuwige dat ons vertrekpunt is en blijven zal. Wij,
de mens, erin verwikkeld. En als dusdanig er over schrijvend, een van de vele mogelijkheden
die ons gelaten zijn om nader te komen, om erin binnen te dringen en er weer
uit op te staan, geladen met een deeltje van die eeuwigheid die ons maar al te
ruim te wachten staat. Hoe groot-mens zijn we dan als we ons wagen aan iets dat
er nog niet was, een gedicht of wat proza, een schilderij, een sonate, een
beeldhouwwerk, zo uit ons ontstaan, in een oogwenk geconcipieerd in gedachten en
dan uitgewerkt in brede trage halen. ,
Conceptie en de uitwerking ervan,
in een ingesloten zijn in ruimte en in stilte, de hand die de materie beheerst,
de hand die zich etaleert zoals cel op cel zich etaleert in bloem en plant.
Het is ons ingegeven zo te zijn
in de wereld.
|