xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een
dag
was
ook de tijd niet meer,
het
licht was uit en eeuwigheid
het
ogenblik.
Herinneren
we ons, Marc, mijn vriend,
we
waren zonder ouderdom,
bewust
van binnen en van buiten
doordrenkt,
en dronken van het leven.
Wisten
we de Leie verderop,
meanderend, met meerkoeten,
met
aalscholvers, de beemden langs,
de
huizen en de dorpen.
Wisten
we in die vrij gelaten tuin van jou,
de
meesjes ondersteboven.
Herinneren
we ons
die
zomers, de zon, de wolken, de wind,
de
regen, de bramen en de varens
en
er boven uit de kreet:
die
het Universum was
in
totale totaliteit, kerend, draaiend
in
en over ons en wij, wij ingetogen.
En
nu de greep in de keel
die
dichtgesnoerd, de tijd die niet meer is
en
niet meer komen zal.
Hoe
zullen we het noemen
het
gevoel van samenzijn,
gedachten,
niet meer nodig te verwoorden,
wijsheid
die ons handen waren toen.
En
zij die bleven,
de
late wijn religieus geschonken
en
in de flonkering ervan
de
beeltenis gezocht, gevonden
van
wie ging en van wie nog na zal komen.
Elegie,
uit
ons hart gevloeid, je vastgehouden,
toen
de tijd niet meer vast te houden was.
|