xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Maar je bent geen
wetenschapper denkt hij, je waagt je op een terrein dat je niet betreden mag,
evenmin als je het gebied van het landgoed betreden mocht, maar je doet het en
zult het je ganse leven blijven doen. Dus, je luistert niet als de
Ecclesiasticus je zegt: Hou je niet
onledig met wat je niet begrijpen kunt.
Je blijft geloven
dat de waarheid moet liggen in wat ongrijpbaar en onzichtbaar is, dat het
aftasten ervan een goede stap is in de richting van wat je intuïtief vermoedt erin
aanwezig te zijn en dat het precies dit aftasten is, dit zoeken naar, dat het
doel is van je bestaan.
En hij wordt
hierbij geholpen door die ene zin uit het evangelie van Lucas, zijnde het
antwoord van Jezus op de vraag waar het Koninkrijk Gods te vinden is:
De
komst van het Rijk Gods kun je niet waarnemen, men kan niet zeggen: kijk hier
is het of daar is het, want het Rijk Gods is binnen in jou.
De vertalingen van
de Willibrordus-Bijbel en van la Bible
Osty spreken van midden onder u.
Terwijl Bruckberger in zijn lEvangile,
categoriek kiest voor het au-dedans de
vous, (het within you van de
King James versie).
De Osty-Bijbel die
aanvoelt dat dit een belangrijke passage is voegt erin een voetnoot aan toe: La traduction au-dedans de vous, qui
exprime une idée juste, semble déconseillée par le contexte.
Wat een probleem
creëert want waar anders dan binnen in ons, binnen in onze geest, kan het Rijk
Gods zich bevinden.
Jacques Monod
kan dan schrijven dat de mens een product is van het toeval: un numéro sorti au jeu de Monte Carlo,
om zich aldus te ontdoen van alle transcendente gevoelens. En een man van nu,
die furore maakt als schrijver, Michel Onfray, wiens Tratado de Ateologìa
hem in Spaanse versie in de handen viel, bij gebrek aan de oorsponkelijke
Franse versie, richt zich tot zijn lezers met het verzoek, zo verstandig te
zijn, de mytische verhalen en deze voor
kinderen te mijden want voegt
hij er aan toe el intelecto, ateo a priori, impide el pensamiento màgico!
Ons intellect, a priori atheïstisch, verbied ons elke magische gedachte. Wat
betekent: geen dromen meer, geen speculaties, geen transcendente gedachten en
zeker geen zoeken naar wat achter de dingen schuil zou kunnen gaan, het
paradigma dus van de atheïst.
Het doet hem pijn
dit te lezen, het doet hem pijn vast te stellen dat Michel Onfray, samen met
zovele anderen zich nog steeds wentelt en keert in la
época pregalileana.
Ondertussen
proclameert Alain de Botton,
dat we het waardevolle uit de religie moeten halen zonder noodzakelijk weer
gelovig te worden. Wat er in feite op neerkomt dat de mens behoefte heeft aan
een vorm van religieus denken en dat het leven en het omringende moet gezien
worden als sacraal.
En dit is ook wat
hij, Ugo, proclameert. Hij zal alles blijven zetten op dit religieuze, deze
verbondenheid met het Onnoembare dat over alles en in alles tegenwoordig is en
ons voortstuwt in de voor ons nog onbekende richting, die de enige bestaande
richting is, deze naar het Omega-punt toe, zelfs al hebben we maar een klein
besef wat dit punt zou kunnen zijn.
Leven in die geest
is een vorm van religie, een vorm van verbondenheid met al wat is, het aardse
als het kosmische. Dit plaatst hem radicaal aan de overzijde van Jacques Monod voor
wie alles toeval is, en ook in oppositie met Michel Onfray die hem zijn
transcendente gevoelens ontnemen wil.
Trouwens indien hij
Onfray volgen zou, indien hij Monod aankleven zou, indien hij geloven zou, dat de
mens alleen staat in de oneindige
onverschilligheid van het Universum waaruit hij toevallig is ontstaan,
zoals Monod dat ergens met zijn woorden schrijft, dan is de rol die hij hier op
aarde meent te vervullen te hebben, namelijk te leven naar de geest in dit Universum, uitgespeeld.
Hij begrijpt zelfs
niet hoe Monod er kan toekomen te spreken over toeval als alles met elkaar
verweven ligt. Het plots opduiken van iets, uit deze in elkaar verweven massa,
maakt er niet een uitzonderlijk iets van, maar wordt en is een facet van het geheel.
Op trage
ogenblikken als de tijd zich stolt omheen de dingen, is het alsof hij plots op
het punt staat het beeld te grijpen dat alles uitklaren zal, datgene wat niet
te verwoorden is en toch, lijk het geruis van de wind in de bomen, aanwezig is,
ons begin en ons einde verstrengeld.
Hij leeft in de
onbegrensde ruimte van de geest waar alles mogelijk is, droom die realiteit is
en realiteit die droom kan zijn. Waarin hij zijn herinneren vervormen kan en
aanvullen tot een nieuw herinneren, waar hij wegwandelen kan in het landschap
van schijnbaar onbenullige gebeurtenissen, die toch hun belang hebben of zullen
hebben vroeg of laat.
Zoals onze
primitieve(!) schilders op de achtergrond van hun doeken, droom-landschappen
wisten te schilderen om meer intensiteit te geven aan hun onderwerp, om aan te
tonen dat in hun verbeelden er ook een totaal andere wereld aanwezig was, zo
ook wenst hij de aanwezigheid van het niet te verwoorden Andere, te benadrukken.
Hij wil dus dit
zeer conformistisch, kleinburgerlijk leven dat hij gekend heeft en in al zijn
dagelijkse gebeuren nog kent, bemeubelen met de dingen die hij niet bezat,
herbeleven wat geweest is en dit herbeleven schuiven in en over wat hij gewenst
heeft dat het zou geweest zijn.
Hij wil dat de
muren van de woning die hij betrekt doordrongen zouden zijn van alle huizen die
hij heeft bewoond, van alle plaatsen waar hij is geweest en van alle tijden die
hij heeft gekend. Zo wil hij thans alle blanke vlekken kunnen invullen, nu hij
heel goed weet dat in zijn lichaam de krachten aan het minderen zijn, en dat
deze afname enkel gecompenseerd kan worden door een grotere aanwezigheid van
geest.
De tijd van
ledigheid is voorbij. Hij heeft nu een gevecht te leveren tegen die andere
persoon in hem die hem ontmoedigen wil, die hem voortdurend wijst op het
nutteloze van zijn denkpatroon.
Maar de Ugo in hem
die verder wil, houdt vol. Onderaan de titel van het tijdschrift Le troisième Millénaire - waarop hij van
het eerste nummer af geabonneerd is geweest, tot jaren erna heeft hij
gelezen, gedrukt in kleine letters: de
lhomme en devenir, van de mens in
wording. En zo is het ook, de schepping is amper begonnen, ze loopt dwars
door de mens heen. Hij wordt verder geschapen, wat hem immer verder moet voeren
op de weg naar het meer zijn, de
enige weg die er is.
En dan komt de
vraag: is dit ingeschakeld zijn in de evolutie van het Universum een deel van
de waarheid?
Is dit doordringen tot een verinnerlijking van het zijn, de
weg die voor de mens is weggelegd en dit na het overschrijden van de drempel,
duizenden eeuwen terug, tot een zelfbewustzijn; en wacht ons een verder
doordringen, ditmaal tot voorbij dit zelfbewustzijn, tot het punt waar dit van
de mens samenvalt met het zelfbewustzijn van het Universum, is het dit, het
Omega-punt?
Kan dit geen nieuwe
dimensie betekenen voor de mens-in-wording?
For
us there is only the trying, zegt T.S. Eliot en
hij voegt er nog aan toe, the rest is not
our business.
We kunnen enkel
betrachten, en dit is onze opdracht of een deel ervan, namelijk in de
voetsporen van een Universum in evolutie, naderbij
te komen. Begrijpen dat we ingeschakeld zijn in het evolutief karakter van
dit Universum - het zichtbare imago van de God die we zoeken. Is dit dan niet de
opdracht die ingebakken is in onze genen?
En Leo Apostel,
die hij onlangs nog doorbladerde, na een gesprek met een oude vriend van
Apostel, die beweerde dat de mens dit Andere, dit au-delà nimmer bereiken zal en misschien had Apostel ook Eliot
gelezen - dat hij zich tevreden moest stellen met het streven naar dit onbereikbare Andere.
Zo, streef mens, en
heb er geen zorg mee waar je uitkomen zult. Op een dag zul je, zonder het te
beseffen een nieuwe drempel overschrijden en binnentreden in het grote
verblindend Licht om te bereiken wat vandaag nog een wereld verwijderd is.
En hij leest ook
die prachtige zin van de vrijdenker die Apostel was:
Indien
ik slechts zinloosheid aantref dan nog zal ik pogen woestijnen tot vruchtbaar
land te maken ... ook al is er geen objectief vaststelbaar doel dan toch werk
ik van uit de objectieve gegevenheid van zin.
Een objectief vaststelbaar
doel is er niet, of is nog niet zichtbaar. Maar het is niet het zichtbare dat
het leven is, het is het onzichtbare dat zin en inhoud heeft. En Apostel
vermoedde duidelijk de aanwezigheid van zin erin.
|