 |
|
 |
|
|
 |
28-02-2024 |
In blijde 'verwachting'. |
Het verschil is, carissimo Dante, dat jij aan het schrijven bent halfweg je jaren en ik, ik begonnen ben aan mijn laatste, mijn allerlaatste dagen. Daartegenover staat evenwel dat jij de zorg hebt van het tellen en het ‘inkleuren’, dat jij er een donker geladen muziekstuk van maakt, terwijl ik de hoogste vrijheid ken te schrijven hoe ik denk en wat ik denk, ik het dus heel wat gemakkelijker heb.
Nu, zeker is dat er geen zweem van wedstrijd mee gemoeid is. Ik schrijf in alle vriendschap en met een grote waardering voor wat jij, Dante verwezenlijkt hebt, Ik kijk op naar jou met bewondering en verwondering gemaakt te hebben – jij ‘The Maker’ waar William Anderson een boek overschreef[1] het over heeft - wat ik te lezen krijg.
Welke schoonheid er ligt in je woorden, hoe deze zich wringen in alle mogelijke kronkels om uit te komen zoals het hoort en ons te vertellen over zaken waar we niet de minste notie over hebben.
Er is dus geen vergelijking mogelijk en er hoeft er geen, het is, carissimo Dante – want hoe kan ik je anders noemen? – dat ik je broodnodig heb voor de tijd dat ik hier nog door te brengen heb.
Wat je geschreven hebt is en blijft een levende uitdaging voor mij, ik trek me op aan je woorden, ik wil er de mooiste uithalen, de mooiste versregels, de mooiste of de meest droevige verhalen. Borges met zijn ‘nueve ensayos dantescos’ plaatste me op de goede weg. Zoals ik reeds stelde is hij, Jorge Louis Borges de aanstoker. Hadden zijn ‘ensayos’ niet gelegen op de plaats waar ze lagen ik was eraan voorbij gegaan, nu heb ik gedacht dat het meer dan een vingerwijzing was. Dat het een teken was dat ik oprapen moest en uitwerken om in peis afscheid te nemen van het aardse hier en je gedachtestromen, want het zijn stromen, meenemen naar de oorden waar ik je mogelijks ontmoeten kan, jij samen met Vergilius, je gids en meester zoals je hem noemt.
In blijde verwachting reeds van onze ontmoeting daar, groet ik je met beide handen op je schouder.
[1] Anderson William : ‘Dante, the Maker’, Routledge & Keagan, London 1980
28-02-2024, 06:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2024 |
Rekenend op de muzen. |
Ik heb, zoals je al lang weet, niet de gemakkelijkste weg ingeslagen ik heb de moeilijkste gekozen. De reden is duidelijk voor mij, het is de weg die me het meest voldoening geeft en kan geven, een voldoening die maakt dat ik met een gerust gevoel/geweten mijn bed instap, meestal, denkend, of aan wat ik als blog achterliet of aan wat ik als nieuwe blog schrijven kan, om in te slapen
In feite zijn aldus mijn dagen voor een belangrijk deel afgestemd op mijn blog, staat deze, als een eenzame boom in de vlakte, centraal in mijn leven en dit jaren al en biedt het me een massa aan mogelijkheden, neemt het elke verveling weg en zorgt ervoor dat mijn tijd wordt opgevuld.
Ik loop nu al enkele dagen rond met de idee er Dante aan toe te voegen, dit om niet alles toe te spitsen op mezelf, maar ook Dante erbij te betrekken nu hij terug is van zijn tocht door Hel, Vagevuur en Paradijs.
Jullie gaan er weinig van merken maar ik teken het hier op opdat ik weten zou wanneer deze gedachte een begin van uitvoering kende en in welke mate ze opgevolgd werd want dit gaat me heel wat uren werk vergen.
Ik zie wel in welke mate ik dit volhouden zal want het wordt geen lichte opdracht de woorden van Dante te vermengen met deze van mij, alsof ze evenwaardig zouden zijn en zijn ze het niet – wat het geval is - het toch blijken zou alsof.
Ik schrijf dit in de voormiddag van 26 februari van het jaar 2024. Nadat ik hier al een lange tijd heb rondgelopen, winter, lente, zomer en herfst, en de eerste blaadjes zijn uitgekomen op het stukje stengel met een stukje wortel van het oranjeboompje dat ik als zaad geplant had.
Er is dus een dubbele groei in het zicht te houden de volgende dagen want misgroei is niet uitgesloten. De muze heeft aldus werk op twee fronten.
Ik vraag me af of ze het bolwerken zal?
27-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2024 |
Apocrief. |
Zondigt hij tegen de nederigheid als hij nood heeft af te wijken van het gewone om meer dan gebruikelijk is, de richting van de geest te kiezen vooral dan om het te hebben over zaken die een domein belichten dat, gelukkig nog, velen onder ons bezighouden.
Al is er ook deze ‘boude’ versregel van T. S. Eliot die een ander aspect van wijsheid belicht: ‘And what you do not know is the only thing you know.’
Maar het woord dat hij wil hanteren is het woord van een ‘opstandeling’ wellicht - echter het deert hem niet het minst als hij vooropstelt onder de gewelven van de geest, de tekenen te zien van de werking van een hogere présence waar Alighieri Dante het over had in zijn Paradiso (zie vorige blogs).
En er is ook wat hij reeds schreef in dat ‘sukkel’-boek van hem: als Bernanos zijn ‘Journal d’un curé de campagne’ afsluit ‘que tout est grâce’, hij stellen mag dat ‘alles geest is’ en dat de zin van het leven enkel gezocht kan worden in het eeuwige dat deze geest uit draagt.
In dit opzicht is het beeld van Jezus, getekend in het apocriefe evangelie van Thomas, sprekender dan in de vier evangeliën samen. Men kan zich terecht afvragen wat een Jezus, maar dan de Jezus uit het evangelie van Thomas, ons zou te vertellen hebben, in dit derde millennium? Zou Hij rekening houden met de weg die de wetenschap ondertussen heeft ingeslagen om meer nog de nadruk te leggen op de spiritualiteit in de mens die het teken is van de levende mens onder de dode levenden?
Al was het maar om een poging te doen, het respect van de mens voor zijn evenmens, wat reeds heel veel is, via een andere weg te bereiken.
Of, is wat hij schrijft woordkramerij en ijdel gepraat zonder binding met de realiteit, welke ook.
26-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-02-2024 |
De lichtende eeuwigheid. |
Ik herwerkte een tekst van vroeger omdat ik hem zie als een soort van geloofsbelijdenis die ik hier bevestigen wil omdat ik voel dat de vermoeidheid vlugger en zwaarder begint toe te slaan, wat een mogelijk voorteken kan zijn.
Het is me duidelijk dat de vroeger bestaande theologie in verband met de zin en de betekenis van de dood van Christus, heel wat ingewikkelder is geworden dan de nog immer bestaande stellingname inzake de zonde voortvloeiend uit het gebeuren van Adam en Eva.
Echter, en dit wil ik onmiddellijk benadrukken, dit vermindert in niets de grootheid van Christus en van Paulus, integendeel, het verheft hen als mens onder de mensen en als sterkend voorbeeld voor de mens die een regel zoekt om naar te leven. Maar we hebben ons afgekeerd van het krampachtig dogmatische van de regels van de Kerk, zodat we ons thans bevinden: losgeslagen en ontheemd, zoekend naar nieuwe begrippen en nieuwe formules, vertaald naar onze tijd toe: een totaal nieuwe horizon die aanvaard kan worden zowel door gelovigen als niet-gelovigen.
De woorden die uit mij oprijzen dragen in zich een wanhoopskreet omdat ik niet van stof wil zijn en tot stof terugkeren en ook omdat ik niets te maken wil hebben met een God die hier op aarde zou tussenkomen zoals algemeen gedacht werd en nog wordt.
Laat God of Yahweh of Allah bij diegenen die hem loven en danken, maar dat men me toelate ‘God’ te beleven van uit een kosmisch gerichte gezichtshoek: de Kosmos Zijn levend lichaam zijnde.
Of, is het beter dat ik zwijg als alles in mij roept naar een mens van een andere dimensie die hem bindt over alles heen aan het Alfa, het begin van alles, en hem tevens situeert op zijn weg naar het Omega, het einde van alles?
Zo niet is de dood, niet de lichtende eeuwigheid maar wel de donkere holte en heeft het geen zin, verder te willen reiken dan wat Steven Weinberg, wat Leo Apostel, wat zovelen met hen, in hun grote oprechtheid meenden te moeten besluiten: hopen op het licht maar vrezen dat het de duisternis zal zijn. Echter kan dit ook omgekeerd worden gezien: vrezen dat het de duisternis kan zijn maar desondanks hopen op het licht, omdat deze hoop ingebakken is in onze genen, al schijnen we dit niet voluit te weten of te willen weten.
25-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-02-2024 |
Bonsai in groei. |
Is er nog één gedachte, in de reeksen blogs die hij al geschreven heeft, die niet werd herhaald, niet herop gefrist, niet verder uitgesponnen, of is het zo geweest dat elke blog iets nieuws heeft gebracht, iets onverwacht, iets om niet zo vlug te vergeten?
Een vraag die plots opduikt als hij neer gaat zitten en hij met zijn woorden oprukt uit de nevel van het ’niet-zijn’, om binnen te komen in de wereld van het ‘zijnde’ waarbij telkens zinnen ontstaan, die samengevoegd, een deel van zijn dag vertellen.
Dit gebeurt altijd op een wellicht archaïsche - gezien zijn leeftijd - uitdraging die moet overkomen als een uitdaging van de lezer om de inspanning te doen die hij, als auteur ervan heeft gedaan om te vatten wat er geschreven staat.
Na al die jaren dat hij meende te kunnen opstaan als schrijver, heeft hij geleerd dat dit zo maar niet aan elk van ons gegeven is, dat er velen zijn die aan het schrijven zijn, die herlezen wat ze schreven en herwerken wat ze dachten, van de prille morgen tot de late uren van de nacht, en dit alles, tussen alle dagelijkse bezigheden door.
Vandaag is er een uiterlijk klein gebeuren maar voor mij o zo groot aan betekenis te vermelden: ik heb het oranjeboompje dat ik vorig jaar met een pitje gezaaid had, uit zijn aarde genomen, de wortelingen ervan ingekort en het geplant als bonsai. En wonder, het draagt nu zijn eerste (uiterst kleine) blaadjes en staat naast mij opgesteld zodat ik bijna zeggen kan dat ik getuige ben, elk ogenblik van de dag, van de groei ervan, van het leven erin.
Er is dus niet alleen de groei van mijn geschriften maar nu ook deze van de nieuwe bonsai in wording. Ik houd jullie op de hoogte van zijn evolutie. Eigenlijk is het mezelf die ik op de hoogte wil houden.
Inspirerend is hij in elk geval voor het ogenblik. Hij is mijn gezel, mijn woord is afgestemd op hem, hij omslingert als een winde mijn gedachten – sta me toe dat ik licht overdrijf - hij maakt me stil, maakt me nederig en heel klein als ik mijn woord afweeg tegen wat er aan het gebeuren is naast mij.
Bij momenten, zoals nu, alles overheersend. Zo weet ik eens te meer dat nederigheid de enige wijsheid is die we verwerven kunnen[1].
Als ik hier niet meer wonen zal, denk ik dat hij me zal missen.
[1] Dit is een zin, niet van mij, maar van de grote T.S. Eliot: ‘The only wisdom we can hope to acquire is humility, humility is endless’
24-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-02-2024 |
Het woord als zaad. |
Hij denkt dit is een morgen om een gedicht te schrijven. Om de zin: ‘in de vlakte van de geest wachten vele zaden om te kiemen’, die al dagen in hem in beweging is, uit te schrijven.
Het zijn zaden die herinneringen zijn, wachtend in het woud van zijn verre jeugd. Hij weet dat de woorden eens komen zullen, dat ze zich aan het voorbereiden zijn en ineens zullen opduiken. Klaar, onverwacht maar duidelijk geritmeerd en gekleurd in klank.
Omdat hij bezeten is zijn gedachten neer te schrijven, bezeten is om al wat in hem als woord ontstaat te bewaren, te planten alsof het zaden waren, klaar om te kiemen. Woorden in een woud van woorden, een ondoordringbaar woud van woorden, een woud dat een tijd zal blijven strak en onbewogen als hij er niet meer zal zijn.
Hij ziet in een flits de ruimte van de kamer zonder hem, de boeken op op de tafel, in de rekken, de schilderijen, de tekeningen, de vele dingen die hem omringen, alles zonder hem, zonder zijn lichaam er over gebogen of er langs wandelend,, zonder zijn stem, alles ademend maar leeg van hem.
Koester je herinneringen nog voor een tijdje, vertel ze, hang ze buiten op een wasdraad zoals moeder het linnen buiten hing in de zon, destijds, nu je weet en elke dag ondervindt dat je lichaam aan het aftakelen is en ook, wat erger is, dat de geest je bijwijlen in de steek laat als je zoeken gaat naar een naam of naar een zin die je las of naar de naam van de componist van een concerto dat je hoorde.
Je weet wel dat je niet alles optekenen kunt, dat er heel wat, al heb je al heel wat geschreven, van jou zal achterblijven, zelfs een deel van het essentiële.
Evenwel, zal er dan ook iemand zijn die op een of andere verjaardag van jou iets zeggen/schrijven zal over wie ik was en hoe ik er was, zoals een vriend, Roger Tas -om hem eens te noemen want hij schijft regelmatig dergelij ke stukken -naar aanleiding van het overlijden op 22 februari 1941 van Stefan Zweig ons een heerlijk maar treffend stuk literatuur aan Zweig gewijd, per mail heeft gestuurd.
Ik denk dat er heel wat literatoren zijn die in stilte aan het schrijven zijn aan een of ander werk.
Niet zoals ik die ermee te koop loopt.
23-02-2024, 06:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-02-2024 |
Woorden poëzie genaamd. |
Spaarzaam op de weiden wintert het. De sneeuw je toen verwachtte die niet kwam.
Jij niets gevonden dat je bewaren kon want zo lang ook zal je er niet meer zijn,
je komt er morgen op terug, tenminste zo je er nog bent, of over-overmorgen want van woorden aan elkaar te rijgen kun je sterven na een tijd.
je weet het maar als het te laat zal zijn maar alles toegedekt, toen het sneeuwen ging.
De bessen van de taxus kennen geen geheimen, ze zijn giftig en wie er veel van eet kan er van zelfs sterven.
Zoals je sterven kunt van vele zaken als je tijd gekomen is,
anders niet.
Zo is elke morgen hier een nieuw beginnen. Vandaag heb ik met bewondering opgekeken naar de bomen voor het raam, kaarsrecht de luchten in, elk jaar een stuk hoger alsof ze groeien wilden tot in het oneindige, tot waar mijn gedachten me soms voeren.
In die mate ben ik ook boom, zoek ik, opgestegen van de aarde, mijn weg in de luchten over mij, luchten die drager zijn van de ideeën, bevindingen en formuleringen van de mens, of die nu geschreven worden of ongeschreven zijn gebleven.
Gedachten die het landschap zijn van de geest en geladen zijn met een drang en een gerichtheid die de mens, die leefde in de grotten van Lascaux en andere plaatsen, gevoerd heeft tot de mens die we nu zijn. En ons nog, dieper in de tijd, zal brengen naar de homo sapiens/sapiens.
Of zijn dit zo maar woorden uitgebazuind als poëzie ?
Wat jou betreft je denkt aangekomen te zijn op de plaats tot waar je komen kon. Weggedoken in je schelp, in je koninkrijk zoals Shakespeare het ergens zegt, je zit er ruim en goed, want de geest is je landschap, zijn je velden en je bossen, je luchten en je zeeën, je boeken en je muziek en over dit alles drijft het voorbije, wazig, maar klaar om je te overvallen. Wat dan ook regelmatig gebeurt.
En wat je nu, dit ogenblik schrijft, is je kenmerk, je toonaard. Het is van uit dit punt dat je het waagt te zeggen dat je dankbaar bent, te zijn wie je zijt en hoe je zijt en wat je zijt. De morgenvogels begeleiden je.
Deze woorden moeten volstaan voor vandaag, ze staan er dankzij mijn laatste zin van gisteren:
‘Ware de mens er niet het zou niet geweten zijn dat er een Universum was’. Ik denk dat Béatrice die het vertelde met de woorden van Dante, gelijk had.
22-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-02-2024 |
Even Dante. |
Ontrafel wat je niet meer vertellen zult als de steen er ligt
met jou eronder languit uitgestrekt roerloos.
Het roekeloos einde dat je bereiken zult om er lang te mediteren,
tot je vergeten bent dat je ooit bestond.
In de vooravond had hij gelezen bij T.S. Eliot:
‘The enjoyment of the Divine Comedy is a continuous process. If you get nothing out of it at first, you probably never will; but if from your first deciphering of it there comes now and then some direct shock of poetic intensity, nothing but laziness can deaden the desire for fuller and fuller knowledge’.
Hij heeft op zijn verzoek, de Nederlandse vertaling van Van Dooren uitgeleend aan zijn kleinzoon Anthony, een jonge vader van veertig. Het is een prozavertaling. Hij zal de poëtische draagwijdte ervan niet ondergaan en ik geloof niet dat hij ver zal lezen. Het verhaal alleen kan boeien, maar de poëzie zit hem in de taal en die zal hij volledig missen tenware hij er het Italiaans van Dante zou naast leggen en dan maakt hij een grote kans er uit te halen, een deel dan toch, van wat hij weten moet van de poëzie erin.
Hijzelf heeft jaren van zijn leven doorgebracht met de Commedia. Hij was erdoor bezeten en schreef de essentie van de Inferno over in een tekst van 88.000 woorden die nu in zijn schuif ligt opgeborgen.
Hij was eraan begonnen op een bepaald ogenblik in zijn leven, het ging het laatste zijn dat hij doen zou: de laatste dagen/jaren van zijn leven doorbrengen met Dantes Commedia. Maar verder dan halfweg zijn Purgatorio ben ik niet geraakt omwille van: één ik werd er door overweldigd, ik leefde niet meer met mijn omgeving, ik leefde met Dante en zijn werk, il me posséda, en twee, ik besefte dat ik nog een leven zou hebben na Dante dat even belangrijk was; dat ik bij Dante eigenlijk op het einde van zijn Paradiso (canto XXIX 13-15) gevonden had wat ik vinden wou namelijk de reden waarom hij de mens geschapen had:
‘Non per aver a sé di bene acquisto / ch’esser non può, ma perché suo splendore / potesse, risplendendo, dir “subsisto.’”( Paradiso, canto XXIX : 13-15).
‘Niet opdat hij voor zichzelf nog meer zou verwerven, want dit kan niet, maar opdat zijn schittering in zijn weerschittering zou kunnen zeggen “ik besta”.
Een zin van jou, Dante, die me verwijst naar een hadith van de Profeet die ik in een of ander geschrift heb ontmoet:
J’étais un trésor caché et j’ai aimé à être connu, alors j’ai créé les créatures afin d’être connu par elles.
Waaruit ik opmaak dat God de mens op de wereld heeft gezet opdat geweten zou zijn dat Hij bestaat. Waaronder verstaan wordt, ware de mens er niet het zou niet geweten zijn dat Hij bestaat.
OoK niet geweten dat er een Universum was!
21-02-2024, 02:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-02-2024 |
De regen die komen zal. |
Een nieuwe blog schrijven elke dag betekent een voortdurend herdenken van al wat al geschreven staat als een inwinning van wat nog niet werd opgetekend of, anders gezegd: een herwinning van oude evenveel als een inwinning van nieuwe elementen want het kan niet dat het voorbije volledig zou opgeslorpt zijn door de tijd en er geen resten zouden zijn overgebleven hier of daar.
Ik geef me hier voldoende rekenschap van dat ik me herhaal maar dan in andere bewoordingen en van uit andere invalshoeken; zelfs dat mijn gedachten evolueren, zich anders opbouwen, en ergens anders uitkomen, alle mogelijkheden staan open.
En tot op vandaag is onstuitbaar mijn schrijven, zoals de natuur onstuitbaar is eens het leven erin opborrelt en de sappen opstijgen in de bomen vanuit de diepste wortels naar het hoogste punt van de kruin, de botten gaan zwellen en zich openen als met een knal.
Hij weet in eenvoudige woorden hoe het grote gebeurt, hij weet dat uit de warme aarde van het bos dat zijn jeugd was, de sneeuwklokjes zijn opgedoken en daarna de bosanemoon komen zal, het speenkruid, het bosviooltje. Alles een fuga zijnde van het wondere leven.
En als hij zich een ogenblik verder laat gaan, vrij en licht van gedachten: de weiden met bloemen en vlinders, de geuren van gras en kruiden, de kreet van zijn bloed als hij neerlag onder de ruisende canadabomen. Hoe diep was dat alles niet weg gegroeid onder een eeltlaag van jaren. Wat bezat hij toen dat hij thans niet meer bezit of wat heeft dit ogenblik van nu nog gemeen met wat toen zo tastbaar, zo helder was.
Hij weet dit allemaal. Hij weet hoe hij het ziet en hoort en voelt in de kamer waar hij schrijft, met de regen die komen zal en het licht dat later wijken zal voor de nacht.
De nacht waarin hij wegglijden zal om niet meer te weten waar hij is en wie hij is.
20-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-02-2024 |
De beweging binnenin. |
Zoals altijd springen mijn blogs van de hak op de tak, omdat er telkens 24 uur tussen is en er op een etmaal heel wat gebeuren kan in de wereld van de gedachten. Een woord, de herinnering aan een boek, een passage erin en je bent vertrokken.
Zo schijnt het gemakkelijk als je blijft bij het eerste beeld dat je beroert en je erover schrijven kunt terwijl het regent tegen het raam en de tuin er bij ligt alsof het hem niet kan schelen of het nu regent of niet, zoals het ook jou niet raakt wat buiten de muren van het huis gebeurt, toch op dit ogenblik niet.
Het was toen, een ogenblik erna, dat ik las:
Les soufis croient que le ‘monde invisible’ interpénètre à tout moment et en différents lieux, la réalité ordinaire’.
Hiermede wordt de klassieke filosofie doorbroken en komen we terecht in de onzichtbare wereld die ons omhult.
In de gedachtewereld waarin hij leeft heeft hij er geen twijfels over. Hij gelooft dat er omheen de jonge fruitbomen in de tuin, een onzichtbare kracht aanwezig is die het zichtbare beheerst en penetreert.
Een boom, een jonge, tere, aankomende kerselaar is oneindig meer dan wat hij ons toont, het is een eindeloos wisselen van cellen, gestuwd door onvermoede krachten; een kosmische pulsatie die de aarde en het ganse Universum in haar greep houdt en hij zal tot bloei komen in een schittering van bloesems, geconcipieerd met stamper en meeldraden, mooier dan het mooiste, levendiger dan het meest levendige, de geest en de onaantastbare pracht van het Universum aanwezig in die die jonge kerselaar die – hij zag het deze morgen - aan het tot leven komen is
En nu ook het gebeurt in hem, zijn geest vermengd met de geest van het Universum, met de geest van de boom, met de bloesems die komen zullen, bloesems die ook zijn geest bevruchten zullen, tot in de stamper en de meeldraden ervan, zodat hij kan blijven schrijven tot het einde van zijn dagen.
Het einde dat misschien, misschien dichtbij is maar waar hij niet op wacht.
19-02-2024, 06:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-02-2024 |
Door het schijven bezeten. |
Indien we de mogelijkheid hadden te zien wat er gebeurt op het niveau van de subatomaire deeltjes dan zouden we enkel het oplichten van deze deeltjes zien maar niet de entiteiten.
Niet de sterren, niet de zon, niet de bomen, niet de grassen, niet de zaden, niet de pennen noch de potloden. Niets zouden we zien van wat de realiteit is.
Dit ‘onvoorstelbare’ werd, om te beginnen geconcipieerd en daarna gerealiseerd zegt Paul Nothomb, de schrijver van ‘L’Homme immortel’ (Albin Michel 1984), want het zesdaagse scheppingsverhaal is binair: de intentie te scheppen gaat de schepping vooraf. ‘En God sprak’ moet vertaald worden als: Dieu pensa d’abord puis Il exécute… Dieu crée à partir de sa pensée, de sa réflexion’.
Zo, volgens Nothomb: God – want voor hem als professor Hebreeuws aan de Sorbonne was het God - wikte en woog, programmeerde eerst en gaf daarna als hij zag dat alles goed zou zijn, het startsein en alles evolueerde zoals Hij het gewild had en blijft evolueren zoals vooraf gepland, (alleen vergat hij te besnijden volgens Joshua).
Maar, zeg ik – en ik werd er naar toe geleid - in plaats van een schepping, kan het ook, alles kan wat het ontstaan van het Universum betreft, dat de blauwdruk ervan, zo naar binnen als naar buiten, er altijd ‘in potentie’ is geweest, dat deze potentialiteit zich met een Big Bang heeft gematerialiseerd, en dat het proces van deze materialisatie nog steeds aan gang is: de vorming van het Universum, één reusachtig net zijnde waarin alles met alles verbonden is, met inbegrip van het leven van plant en dier en mens.
Het leven dat geest is, geest die oneindig is en eeuwig is.
In feite ignoreert Nothomb, die niet verder denkt dan de woorden van de Bijbel, wat de kwantum fysica ons leert, namelijk dat alles begonnen is op het allerkleinste vlak, het vlak van de subatomaire deeltjes, ‘plots’ tot één net verweven.
Of, het geestelijke element omgebogen tot materie en uit deze materie, in haar essentie geest zijnde, is de mens ontstaan.
En het gebeurd eens te meer. Van waar ik ook moge vertrekken ik val telkens terug op het feitelijke: al wat is, is geest.
Ik durf aldus stellen dat ook de mens in essentie meer geest is dan materie. Als hij geschapen of gevormd werd naar de gelijkenis met God, zoals Nothomb schijnt te aanvaarden, dan kan de gelijkenis enkel slaan op gelijkenis met de geest van God.
Aanzie dit als mijn zondagsgebed. ‘Ein deutsches Requiem’ van Johannes Brahms, voor het ogenblik op CLASSICA, herinnert me eraan.
18-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-02-2024 |
Vreemd gaande. |
De morgen is geen kopie van vele morgens ervoor, geen kopie van het licht ervoor, ook zijn mijn woorden anders geladen, anders ingekleurd dan de keren ervoor, het zijn nu woorden van wie ik ben vanmorgen, geen kopie van wie ik gisteren was. Maar zelfs indien het mijn laatste morgen zou zijn: ik schrijf, maar niet zoals ik gisteren en de dagen ervoor heb geschreven.
Ik ben hier om te weten dat het weinig is dat ik weet, en als ik dit al weet, dat ik al heel wat weet.
Zo is van al je dagen, en er zijn er vele, al weet je niet wat vele is, niet veel over gebleven als je nagaat wat je leven was en hoe alles is verlopen in je leven. Je staat erop te kijken en wat je ziet is de holte van al wat was en voorbijgeschoven is, morgen na morgen, avond na avond, nacht na nacht.
Niet op te sommen omdat het voorbije niet op te sommen is; niet te houden, want wat voorbij is, is voorbij; ligt geklonterd in het ‘nu’ van deze nieuwe morgen, het ’nu’ dat gisteren anders was en ook morgen anders zijn zal.
Dit is wat is van het ogenblik ‘nu’. Je zit erin gebakken, het is al wat je hebt, dat je houden kunt. Het is al dat je bezitten kunt, het nu van het schrijven van het woord nu. Je hangt er boven, je omkranst het, je duikt erin binnen en je raakt niets van wat er is.
Je denkt, mijn nu is het punt waar al wat was is is aangekomen. Ik neem het mee, zonder het te bezitten, omdat het niet te bezitten is, het verschuift, het stapelt zich op, en zich stapelend slorpt het op al wat ervoor was. De oude nu’s steeds maar verder wegschuivend, verdwijnend in een nu van het ‘geweest zijnde’.
Zo is het nu een stapeling van vele nu’s waarvan alleen de laatste nu tastbaar is, het reële nu is. Het komt en het gaat, zoals de woorden die ik schrijf. Ze zijn er en ik ga eraan voorbij, ik los ze op in andere woorden, die op hun beurt overgaan in nieuwe woorden. Wat vermag ik meer dan mijn nu te gebruiken om woord te zijn, mijn nu niet te laten ontsnappen, het vast te houden, het binnen te gaan om enkele nog nu te zijn, naakt, niets meer, niets minder dan wat is van het nu.
Honderdmaal schreef ik dit reeds, en schreef ik het niet, ik heb het gedacht, telkens en telkens opnieuw, alsof ik mezelf ervan te overtuigen had, dat ik blijvend ben ingesteld op het blijvend provoceren van mijn geest en aldus niet vroegtijdig zou gaan inslapen, vóór het belangrijkste nu ogenblik dat nog komen moet.
17-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-02-2024 |
Cervantes als voorbeeld. |
Na wat ik gisteren heb durven schrijven – in momenten van overmoed - moet ik denken aan de zich oud en ziek voelende Miguel de Cervantes de Saavedra[1] die in zijn voorwoord in zijn ‘Novelas ejemplares’ ons vertelt dat hij deze novellen geschreven heeft ‘para distraer con ficciones las primeras melancolίas de su vejez’.
Echter, wat ik aan mijn geschriften als blogs toevoegen wil is geen verstrooiing om de melancholie van het ouder worden te doorbreken, het is ernst, eigenlijk on-overwogen ernst.
De dagen die volgen zullen uitmaken wat ervan terecht zal komen.
En eens te meer ben ik opgestaan gewekt door het alarm van mijn gsm, in wat ik vermelden wil het saturatiepunt van de nacht, het ogenblik waarop de rand van de zon schijnbaar de kim heeft bereikt, maar ook nog niet. Ik half slapend nog, àl denkend én aan Cervantes, én aan wat me te wachten staat: de struggle met mezelf die ik te voeren zal hebben.
Slaag ik dan mag ik een pluim op mijn hoed (die ik niet heb), slaag ik niet dan zal het zelfs geen ontgoocheling zijn want niemand van mijn toehoorders verwacht dat ik op mijn leeftijd nog in staat ben het te doen. Trouwens ik ook niet.
Waarom schreef ik het dan?
Wel, een mysterie van de geest in mij, mysterie van de dromen die ik nog dromen durf, van de sprankel jeugd die ik nog voel diep in mij of is het de lente die opspringt in mijn bloed?
Zeggen we maar dat ik kost wat kost voorkomen wil dat het ouder worden een te grote greep op mij zou krijgen en ik, met mijn blogs kantelen zou in een morose omgeving, vast geankerd aan en stil gehouden door wat zich afspeelt op het televisiescherm.
[1] Miguel de Cervantes de Saavedra: ‘Novelas ejemplares’, Colección Austral, Editorial Espasa Calpe, 1997.
16-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-02-2024 |
Noodzakelijkheid |
Als ik nog iets te schrijven zou hebben, een lang verhaal bijvoorbeeld dan zou het een soort sprookje zijn over een man ‘uit’ de wereld maar ‘in’ het leven van de natuur en het leven van de geest dat de natuur overkoepelt.
Hoe dit verhaal lopen zou wist ik vannacht en weet ik nog deze morgen.
Hopelijk groeit het verder zoals de zaadjes génépi, een plantje uit de bergen, die ik zaaide en nu als puntjes groen te voorschijn zijn gekomen.
Kan het dat mijn ‘sprookje’ groeit, samen met de plantjes génépi? Kan het dat dit tweede mirakel - want dit zou het zijn – zich voltrekt in de komende maanden?
Er is dus een kans dat jullie op een morgen de eerste duizend woorden van mijn verhaal voorgeschoteld krijgen in de hoop, voor mij, dat ik ook de laatste duizend nog zal kunnen schrijven.
Als jullie dit lezen zullen weet dat ik dit hier achterlaat om me op te peppen, om een begin van een heel goede reden te hebben om verder te gaan opdat mijn voornemen niet het begin zou zijn van een soort onvoltooide symfonie – de tiende van Mahler bijvoorbeeld - zoals er al zoveel te wachten liggen op een afwerking ervan.
Nu, als jullie nieuwsgierig zijn te weten, of ik erin nog slagen zal dan ben ik dit ook even erg als jullie, ik als vechter in de arena, jullie als 'lijdzame' toezieners.
Ik schrijf dit de morgen van half februari, wachtend op de eerste tekenen van de lente, echter nog niet om te beginnen maar om te ondergaan wat ik als plan in mij heb binnen geleid. Wat er van is, welk gevolg dit hebben zal op mijn gedrag als volop schrijver?
Zullen de eerste tekenen van de lente een voldoende impact hebben op de werking van mijn gedachtewereld om me elke dag, gedurende uren, volledig te kunnen bevrijden van de wereld buiten de muren van het huis?
Wat in de eerste plaats een noodzakelijkheid zal zijn..
15-02-2024, 06:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-02-2024 |
Wat hij wou? |
Dit is dan mijn levensregel: bezig zijn zoals ik bezig ben, dit betekent, naast mijn leven van elke dag een leven te hebben dat van het schrijven is, hierbij indachtig zijnde de woorden van een belangrijke uitgever in dit land over de publicatie van boeken, namelijk dat vandaag nog enkel ‘hapklare’ boeken worden gepubliceerd en dat er geen ruimte meer wordt gegeven aan het mijmeren.
Ik ben aldus ten volle bewust dat mijn ‘mijmeringen’ - want andere schrijf ik niet - in boekvorm niet de minste kans maken en, dat ik me, zoals je het weet, gelukkig voel een andere vlottere weg gevonden te hebben
Maar als ik mijmeringen geschreven heb die ik meende te kunnen/te moeten schrijven, dan zullen ze toch als dusdanig hun sporen hebben nagelaten, zullen de gedachten erin geformuleerd, een eigen leven kennen, hoe beperkt van omvang of diepte ook, ze zullen de ruimte infiltreren en er zich verspreiden, zoals een parfum van rozen en lavendel, ze zullen opgevangen worden en hun werk doen, zoals het gebeurt sedert eeuwen in de wereld van de letteren.
Jarenlang heb ik een humus aan gedachten opgestapeld waaruit ik putten kan om op te stijgen in woorden. Ik kan aldus een verhaal of een toestand of een gedachte halen uit de dagen die waren, deze naar mijn hand van het moment zetten en optekenen als de uitkomst van vele kleine als grote gebeurtenissen, onverwachte als verwachte, ingebeelde als reële, om ergens uit te komen of op een plaats die nergens is. Zoals in onderstaand stukje poëzie dat ik voor de zoveelste maal herwerkt heb:
Hij wou van uit zijn diepste ik tot de hoogste luchten stijgen en onvervaard zijn woorden dompelen in het licht van duizend sterren om te schrijven dat hij er blijven zou, onbeweeglijk.
Hij wou vertrekkende van uit het binnenste van de aarde, opklimmen langs de wortels van de hoogste boom de lucht in gaan, de oneindigheid in om aan te komen waar niet aan te komen is en hij er blijven zou onbeweeglijk.
Hij wou in één ademstoot, van alle geslachten vóór hem het punt aanraken waaruit hij is opgestaan om het aan te kleden met zijn woorden om duizendvoudig te bestaan tot hij er blijven zou, onbeweeglijk.
Hij wou dit niet te beschrijven gevoel van hem wegschieten de tijd tegemoet om pijl te zijn en alles te doorboren tot hij er blijven zou, onbeweeglijk,
voor eeuwen.
14-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2024 |
Het zijn 'suites' die ik schrijf. |
Het zijn ’suites’ die ik schrijf, Bach schreef er ook tot Franse toe. Hij schreef die als alles stil was in hem en hij neerzat geborgen in zijn gedachten of, door de tuin wandelde kijkend naar de rozen in bot of, op weg naar de kerk voor een oratorio en hij weg was van het licht in het oosten dat plots opdook achter de bomen als een ontploffing van tederheid. Hij Bach zijnde in gedachten een suite schreef, mirakels van de geest in hem.
Hoe het in feite gebeurde vermoed ik te weten als ik luister naar het spel van de piano maar het kan ook dat hij op avonden neerzat en de klanken op hem afkwamen. Een wemeling van muzieknoten van ver en van dichtbij, opkomend uit de vlammen van de kaarsen voor hem, de geur ervan, de speling van de schaduwen in de kamer. Hij niet anders kon dan de noten op te tekenen die zo uit de schemering op hem afkwamen, met de stemmen van de kinderen in het huis of met de zwijgende vrouw naast hem.
Of, hoe schrijft me een ‘suite’, licht en kleurrijk, speels en teder, met een losse pols, in een ruk van de pen glijdend over de lijnen, jezelf vergetend, de tijd vergetend, de avond en de morgen.
Of, hoe schrijf ik mijn blogs als ik terug tot leven kom in de morgen of naar avond toe als het licht verzwakt en een beginnende moeheid me bedruipt. Maar toch verder ga tot ik aankom waar ik niet dacht aan te komen, maar nu ik er ben, wetende dat het de enige mogelijkheid was die ik had vandaag eens ik begonnen was met te zeggen dat het ‘suites’ waren die ik schreef.
De woorden zoals het soms voorvallen kan voortvloeiend uit een Franse suite van Johan Sebastiaan, vroeg in de morgen van je zoveelste dag, van je zoveelste jaar.
Verwondering dat het schrijven is.
13-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-02-2024 |
Dromend in klaarlichte dag. |
Zijn ‘dagboek’ van vroeger, ’a page a day’ van de ‘Economist’ kende geen lezers. Hij begon op de bovenlijn en schreef tot het blad vol was, zonder het te herlezen. Het blad vullen was zijn hoofddoel wat hij schreef was in feite bijzaak. Sedertdien bleven die boeken onaangeroerd als verdorde bomen waar zelfs geen zwam op groeit.
Nu werkt hij anders, de kwaliteit van wat hij schrijft is van belang, niet de kwantiteit. Nu zet hij woorden neer die andere woorden oproepen, zet hij zinnen neer die reeds de erop volgende zin in zich dragen, maar hij begint aan te voelen dat de vlotheid van het schrijven aan het tanen is.
Maar toch - en je las dit gisteren – leeft en beleeft hij elk ogenblik intens, denkt hij niet verder dan wat hij aan het doen is en blijft het schrijven een vreugde, een afwachten op wat er komen gaat, ogenblik na ogenblik, alsof het ‘bijna’ het laatste was maar diep in hem hopende dat het nog niet het geval gaat zijn, dat hij doorschrijven kan, denkend aan jullie die hem lezen zullen, ondanks de zorgen die ze kennen mogen, of, wat hij altijd verwacht, de stilte in jullie hem te kunnen lezen, te weten dat hij er nog altijd is en vooral hoe hij er is, wat hij denkt en wat hij nog vermag te doen.
En hierbij is het woord zijn God om gedachten of gebeurtenissen, of ze er nu zijn of amper zijn of niet zijn, te laten plaats vinden, dromen die realiteit zijn of de realiteit die droom wordt in jullie gedachten.
Later – als er een later komt – zal hij nog weten, alsof het nog belangrijk zou zijn, wat er is van de realiteit en wat van de droom?
Want hij is aanbeland waar hij meer en meer nood heeft aan een fantasierijke geest. Echter het feit dat hij nog schrijven kan is reeds een droom.
Een droom die oprijst tussen de lijnen.
12-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-02-2024 |
Wat je je afvragen zult? |
Me gaan wentelen in mijn geschriften van weleer is wat me nog resten zal nu de vermoeidheid vlugger toeslaat en mijn drang om te schrijven afgezwakt lijkt. Er ligt dus meer gelatenheid in mijn woorden, echter geen droefheid, geen onderkoeld zijn, ik wil me blijven aanmoedigen om maar niet te verwelken als een ruiker bloemen maar even glanzend en goed gezind blijvend zoals de bonsai op de tafel naast mij.
Zeg ik dat hij mijn voorbeeld is of dan toch voor een deel; zeg ik dat de kleine dingen om me heen meer en meer aandacht beginnen te krijgen: de stenen die ik raapte in de bergen, de verdorde, versteende wieren die ik meebracht van Iona, een bijzonder eiland hoog in het Noorden van de Westcoast van Schotland, de kleine boeddha’s, waarvan er een gekleurde is die een bijzondere betekenis draagt,
Alle dingen zoals ze er nu zijn worden me elke dag duurbaarder omdat ik ze eens achterlaten zal. En dan mijn boeken en mijn tekeningen, er is zoveel dat mijn leven is geweest, nu herinneringen die afzonderlijk en alle samen genomen hun rol hebben gespeeld en deze blijven houden.
Dingen die me vullen met hun stiltes, zoals ze daar staan of liggen, hun uitstraling naar mij toe: waar ik ze kocht of vond of maakte, het hele verhaal eromheen, dat ze achterlieten, bosjes zwammen in het woud van mijn gedachten, in woorden uitgedrukt of in woorden verzwegen. in mijn geschriften.
We hebben er niets meer aan toe te voegen alles leefde het leven dat ze eigen hadden voor mij en krijgen nu meer aandacht, staan nu alle om me heen naar mij gekeerd opdat ik me erin koesteren zou, een bejaarde man terugkijkend naar wat was van de dagen voor hem en hoe hij de dagen ahead nog beleven wil, intens, veelvuldig, rijkelijk
Dit maakt dat hij niet uitgeschreven raakt, dat hij in staat is elke dag impressies op te tekenen van de persoon die hij is of was of zou willen zijn. Hoe lang houdt hij dit nog vol zul je je afvragen?
En terecht.
11-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-02-2024 |
De Val van Icaros. |
Vandaag een boek dat ik vind tussen een collectie boeken: ‘La Chute d’Icare’ - in 1974 uitgegeven door ‘l’Office du Livre Fribourg - Ik herinner me wat Louis Pauwels schreef over het schilderij van Bruegel (zie verder) maar hier, wanneer ik deze morgen dacht dat het leven roerde in de bomen en in de aarde, dat het zich opmaakte om plots, met een ruk, open te barsten, lees ik wat Ch. de Tolnay dacht over het doek:
La pensée philosophique de Bruegel c’est ‘La Chute d’Icare’… On se sent vis-à-vis d’un monde où la durée est suspendue, ou tout est silence, c’est un moment d’éternité.
La chute du héros, Icaros, reste inaperçue, petite épisode sans importance dans cette nature immuable dominée par la magie seule du soleil. Le mythe classique perd toute son importance à côté de cette nouvelle conception du cosmos.’
In dit doek is het zoals de Tolnay het schrijft: de grote rust van land en water waarin alles neigt naar vertrouwen in het zijnde en het komende en de totale onverschilligheid van de mens die geen oog heeft voor het grote gebeuren, de val van Icaros die te hoog is willen stijgen, wat Ovidius beschrijft in zijn ‘Metamorfosen’.
Ikzelf denk verder: het komt me over dat Bruegel hier het verhaal van Ovidius gebruikt om de aandacht te vestigen op de vier natuurelementen: de zon wat het vuur betreft, de visser die het water aanwijst, de herder die naar de lucht kijkt en de boer die de aarde omploegt en de totale onverschilligheid van de man die te slapen ligt in de struiken; Bruegel die ons zegt, kijk daar geloof ik in, de kracht en de rust die de natuur uitstraalt, het overige zijn maar vertellingen.
Maar ik ging ook herlezen wat Louis Pauwels[1] in zijn ‘Blumroch l’admirable’ hierover schrijft:
Que veut dire Bruegel, le paysan, fils d’un ouvrier agricole… ? On s’en fout, la vie continue, do not disturb, la vie humble aux travaux ennuyeux et faciles, heureux les pauvres en esprit, rien que la terre, paix, bonnes et sages créatures du bon Dieu, dans l’éternelle nature. O monde uni et tranquille, ne soit pas dérangé !... Icare connais pas, n’avait qu’à pas, a monté, est retombé pour des prunes.
En dan wat ik prachtig vind van hem, in Gent geboren uit een Vlaamse moeder – vader onbekend - maar opgevoed in Parijs:
‘Nochtans, houd ik van Bruegel, ik ben Vlaming, mon cœur flamand adore cette paix compacte, s’ y repose, s’ y dilate.’
Ik ook tracht telkens, de grote onverstoorbare rust van de aarde, zoals Bruegel in zijn Icaros, neer te zetten in het amorfe van het woord en hierin een beweging te leggen, evenzeer van mijn geest als van de geest in de Kosmos zoals Bruegel het heeft gewild.
[1] Louis Pauwels: ‘Blumroch l’admirable ou le déjeuner du surhomme.’ Gallimard, 1976.
10-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-02-2024 |
Concerto voor Orkest. |
In navolging van George Steiners ‘Errata’ had ik deze blogs ook kunnen betitelen als ‘ An examined Life ‘ of, nog sprekender zoals in de Franse titel, ‘ le Récit d’une Pensée ’, meer zijn deze blogs niet, en meer willen ze ook niet zijn. Als dusdanig echter hebben ze mijn schrijf- en leesgewoontes de fond en comble gewijzigd, om maar niet te spreken van mijn leven.
Zelf kennen ze noch een begin, noch een einde, ik zet dus mijn woordentocht verder, én om een lijn te trekken onder wat er al staat, én om een opening te creëren naar het komende. ik hoop en blijf hopen op mijn goed gesternte om dag aan dag verder te gaan en dit tot zo ver mogelijk.
Nu, denkend aan ‘Le récit d’une pensée’, staat één zaak vast, ik bezit niet de kennis om een partituur te lezen, kennis die de acteur Stefaan Degand wel bezit, hij toonde dit op voldoende wijze om de vierde symfonie van Brahms te dirigeren zonder partituur vóór hem, en oogstte een groot succes.
Ik ken niets van de partituur van het ‘Concerto voor Orkest’ maar luister altijd met veel interesse naar de uitvoering ervan, vooral deze met Pierre Boulez die ik de laatste tijd dikwijls heb gehoord op een van de zenders MEZZO Live of CLASS (ICA . Het is een boeiend stuk muziek, licht overhellend naar Mahler, een uniek meesterwerk dat Béla Bartók1881-1945) schreef op het einde van zijn leven in de USA, hiermede zijn onsterfelijkheid beslechtend.
Met de partituur in de hand zou ik er al de finesses en duistere kanten beter kunnen uit ophalen, ik luister dus gehandicapt ten overstaan van iemand die dit wel kan, wat echter niet belet dat ik zijn concerto graag hoor en grote delen eruit meedraag.
Er zijn zo honderden muziekstukken die ik ken, maar om er onmiddellijk een naam van de schrijver/componist op te kleven gaat zomaar niet, het concerto van Bartók is hierop een uitzondering.
Het leeft in mij ook omwille van Bartók zelf.
Rechtzetting.
In mijn blog van 1 februari 2024 komt volgende zin voor:
'… waar je induikt elke morgen als je begint te schrijven. Het is ook Schuberts ‘20ste piano sonate’, het is ook Saint-Saëns’ cellosonate, ook de morgenzon die opkomt achter de bomen.'
Het is niet de sonate van Saint-Saëns, maar deze van César Frank die ik bedoelde.
09-02-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |