Indien we de mogelijkheid hadden te zien wat er gebeurt op het niveau van de subatomaire deeltjes dan zouden we enkel het oplichten van deze deeltjes zien maar niet de entiteiten.
Niet de sterren, niet de zon, niet de bomen, niet de grassen, niet de zaden, niet de pennen noch de potloden. Niets zouden we zien van wat de realiteit is.
Dit ‘onvoorstelbare’ werd, om te beginnen geconcipieerd en daarna gerealiseerd zegt Paul Nothomb, de schrijver van ‘L’Homme immortel’ (Albin Michel 1984), want het zesdaagse scheppingsverhaal is binair: de intentie te scheppen gaat de schepping vooraf. ‘En God sprak’ moet vertaald worden als: Dieu pensa d’abord puis Il exécute… Dieu crée à partir de sa pensée, de sa réflexion’.
Zo, volgens Nothomb: God – want voor hem als professor Hebreeuws aan de Sorbonne was het God - wikte en woog, programmeerde eerst en gaf daarna als hij zag dat alles goed zou zijn, het startsein en alles evolueerde zoals Hij het gewild had en blijft evolueren zoals vooraf gepland, (alleen vergat hij te besnijden volgens Joshua).
Maar, zeg ik – en ik werd er naar toe geleid - in plaats van een schepping, kan het ook, alles kan wat het ontstaan van het Universum betreft, dat de blauwdruk ervan, zo naar binnen als naar buiten, er altijd ‘in potentie’ is geweest, dat deze potentialiteit zich met een Big Bang heeft gematerialiseerd, en dat het proces van deze materialisatie nog steeds aan gang is: de vorming van het Universum, één reusachtig net zijnde waarin alles met alles verbonden is, met inbegrip van het leven van plant en dier en mens.
Het leven dat geest is, geest die oneindig is en eeuwig is.
In feite ignoreert Nothomb, die niet verder denkt dan de woorden van de Bijbel, wat de kwantum fysica ons leert, namelijk dat alles begonnen is op het allerkleinste vlak, het vlak van de subatomaire deeltjes, ‘plots’ tot één net verweven.
Of, het geestelijke element omgebogen tot materie en uit deze materie, in haar essentie geest zijnde, is de mens ontstaan.
En het gebeurd eens te meer. Van waar ik ook moge vertrekken ik val telkens terug op het feitelijke: al wat is, is geest.
Ik durf aldus stellen dat ook de mens in essentie meer geest is dan materie. Als hij geschapen of gevormd werd naar de gelijkenis met God, zoals Nothomb schijnt te aanvaarden, dan kan de gelijkenis enkel slaan op gelijkenis met de geest van God.
Aanzie dit als mijn zondagsgebed. ‘Ein deutsches Requiem’ van Johannes Brahms, voor het ogenblik op CLASSICA, herinnert me eraan.
|