Spaarzaam op de weiden wintert het. De sneeuw je toen verwachtte die niet kwam.
Jij niets gevonden dat je bewaren kon want zo lang ook zal je er niet meer zijn,
je komt er morgen op terug, tenminste zo je er nog bent, of over-overmorgen want van woorden aan elkaar te rijgen kun je sterven na een tijd.
je weet het maar als het te laat zal zijn maar alles toegedekt, toen het sneeuwen ging.
De bessen van de taxus kennen geen geheimen, ze zijn giftig en wie er veel van eet kan er van zelfs sterven.
Zoals je sterven kunt van vele zaken als je tijd gekomen is,
anders niet.
Zo is elke morgen hier een nieuw beginnen. Vandaag heb ik met bewondering opgekeken naar de bomen voor het raam, kaarsrecht de luchten in, elk jaar een stuk hoger alsof ze groeien wilden tot in het oneindige, tot waar mijn gedachten me soms voeren.
In die mate ben ik ook boom, zoek ik, opgestegen van de aarde, mijn weg in de luchten over mij, luchten die drager zijn van de ideeën, bevindingen en formuleringen van de mens, of die nu geschreven worden of ongeschreven zijn gebleven.
Gedachten die het landschap zijn van de geest en geladen zijn met een drang en een gerichtheid die de mens, die leefde in de grotten van Lascaux en andere plaatsen, gevoerd heeft tot de mens die we nu zijn. En ons nog, dieper in de tijd, zal brengen naar de homo sapiens/sapiens.
Of zijn dit zo maar woorden uitgebazuind als poëzie ?
Wat jou betreft je denkt aangekomen te zijn op de plaats tot waar je komen kon. Weggedoken in je schelp, in je koninkrijk zoals Shakespeare het ergens zegt, je zit er ruim en goed, want de geest is je landschap, zijn je velden en je bossen, je luchten en je zeeën, je boeken en je muziek en over dit alles drijft het voorbije, wazig, maar klaar om je te overvallen. Wat dan ook regelmatig gebeurt.
En wat je nu, dit ogenblik schrijft, is je kenmerk, je toonaard. Het is van uit dit punt dat je het waagt te zeggen dat je dankbaar bent, te zijn wie je zijt en hoe je zijt en wat je zijt. De morgenvogels begeleiden je.
Deze woorden moeten volstaan voor vandaag, ze staan er dankzij mijn laatste zin van gisteren:
‘Ware de mens er niet het zou niet geweten zijn dat er een Universum was’. Ik denk dat Béatrice die het vertelde met de woorden van Dante, gelijk had.
|