Je weet het al lang, schrijven is grote ernst voor mij, er kan zelden een glimlach af, wat eerder een bewijs is van zwakte dan van kleurenrijkheid. Ik moet het er mee stellen, alsof mijn wapenspreuk ‘wees ernstig’ zou zijn. En is het geen wapenspreuk het is een soort van teken van iets dat nakend is bij mij, een soort van geur, die geen geur is maar een wijze van zijn.
En is het niet altijd zo geweest, het is het toch nu dat ik deze gevoelens ken, gevoelens die wijzen op een moeheid in het ‘erzijn’. Gevaarlijk zul je me zeggen. Maar is het zo of is het een inbeelding van het ogenblik?
Ook nu moet ik mijn gedachten in een andere richting duwen om niet in hetzelfde euvel te verzeilen. ‘Verzeilen’ wat een beeldrijke woorden onze taal bezit. Ik zou - en ik denk dat er zijn die dit doen - ik zou, zoals de man in ‘La Nausée’ van Sartre, het woordenboek moeten gaan lezen om er de mooiste, de meest zeggende en kleuren rijkste woorden uit te kiezen en te gebruiken in de meest gepaste vorm. Een woordkunstenaar worden, zoals een vriend die ik hier ken in de streek die zelf zijn woorden vormt met stukken van woorden aan elkaar gehecht, passend bij de foto die hij toevoegt aan zijn gedicht.
Maar dit te schrijven heeft niets te maken met mijn gevoelens die ik achterhoud en nu en dan eens op het voorplan breng, het heeft te maken met de wijze van schrijven dat ik altijd perfect wil, al weet ik voldoende dat ik er niet altijd in slaag.
Er zit een kunstenaar in elk van ons. Echter heel wat zijn er, die het niet weten of niet de inzet kennen, noch de noodzaak om hem aan het woord te laten op de wijze die hem past. Heel wat gaat aldus verloren, komt niet aan de oppervlakte zoals de vissen die gedoken blijven onder het spiegelbeeld boven hen.
Het is een kwestie van leven: leven als een geborgene of leven als iemand die de kop opsteekt en gehoord wil worden; die wil aantonen dat hij bestaat en hoe hij bestaat. Waarom het zo is moet ik al gezegd hebben, het is het kosmische in hem dat opborrelt met een gestadigheid en hem aanzet dingen te doen en te blijven doen die een uiting zijn van wat er vloeit uit de bron die hij is. Het is zijn kosmische gebondenheid die hem aanzet dingen te doen die de weergave zijn van dit kosmische in hem dat een meerwaarde geeft aan het leven als we er van doordrongen zijn, dat die meerwaarde er is.
En het is niet noodzakelijk een 'doen', het is ook een 'zijn'. Een begaan zijn met wat literatuur is, wat poëzie is, wat schilderkunst en beeldhouwen is, wat compositie is, wat architectuur is. Er een oordeel over hebben, er door getroffen worden in het diepste van jezelf, er door gevoed worden, zó dat het een impact heeft op je wijze van leven.
Het is dit alles dat ons meer mens maakt, dat ons verheft boven de kudde, ons situeert op de weg die open ligt voor ons. Het is het doen en het zijn van de mens die uit de kudde die we waren is opgestaan en gezegd heeft ‘ik ben méér dan ik ben’, die gezocht heeft naar wat is, naar het ‘plus est en vous’. Het is die wet die we volgen, die we respecteren.
Hiermede heb ik mijn wijze van ‘erzijn’ die deze morgen de kop opstak, al schrijvend, al uitlopend, even op zij gezet.
|