In mijn blog van 21 juli ontweek ik wetens en willens de Nationale Feestdag, ik had er weinig over te zeggen, ik ontwijk echter niet 1 augustus de feestdag van Helvetia een vrouwelijke allegorische figuur, de personificatie van Zwitserland
Hoe durf je zo iets schrijven zul je me zeggen en toch het staat er, het is een gedachte die leeft in mij, een ver gevoel van verbondenheid met een volk en een land, dat ik leerde kennen; waar ik vanaf de jaren van verstand ben in opgegroeid en in een bepaalde zin er ben open gebloeid, niets dan goed dus.
Maar ik zou overdrijven moest ik er al te veel aandacht aan schenken, zo Zwitsers ben ik nu ook niet ingesteld, maar de dag van 1 augustus is voor mij een dag van vlaggen, lampions en vreugdevuren als de avond valt en het dorp in stoet, de kinderen elk met een lampion en voorafgegaan door ‘les fifres et tambours’ naar de plaats vertrekt waar het vreugdevuur wordt aangestoken.
Hoe dikwijls heb ik dit meegemaakt? Het kan dus niet dat dit geen sporen zou hebben nagelaten en dat 1 augustus geen bijzondere dag zou zijn voor mij, een dag van herinnering en ik ben zeker dat dit ook voor de kinderen zo is.
Ikzelf heb er echter niets te vieren, enkel trachten terug te nemen hoe het was en hoe ik het beleefde als een buitenstaander die erover filosofeerde omdat hij er anders niets wist over te vertellen. Nu ook niet, het is het verleden geworden, dingen die niet meer terugkomen, al blijf je hopen, het enige dat je nog rest, een verre hoop op een soort mirakel maar als er mirakel mee gemoeid moet zijn is het niet meer zoals het vroeger was, zijn de gevoelens bedorven, dus word een logisch man, laat varen elke hoop er nog te keren of het nu een 1 augustus is of een andere dag. Dromen mag, erover spreken mag, maar er niet te diep op ingaan is het beste dat er is voor jou en voor je omgeving voor wie het misschien moeilijk is te begrijpen.
Eigenlijk, vriend schrijver in mij, ben je een ziekelijk man, ben je ziek van de bergen op bepaalde momenten in je leven en op andere momenten ziek van de zee. In elk geval je geest is ziek van het voorbije dat je maar niet loslaat en nooit loslaten zal, vooral niet een 1 augustus.
Ondertussen werd er nog maar eens een maand geschrapt van mijn credit aan maanden die me nog overblijven. Een grote hoop blijft er niet, ik weet heel goed dat ik nader. In algebraïsche termen wordt het ‘X – 1’, maar ik ken niet de waarde van die ‘X’, het is een gematigde onbekende. Evenwel, het heeft geen zin me te haasten om het te weten, maar ik leng het evenmin. Ik weet dat mijn uur opgetekend staat - hij staat opgetekend voor elk van ons - ergens in de tijd. Een troost heb ik, de maand in min ben ik niet onledig geweest, heb ik gedaan wat ik me voorgenomen had te doen, het zou erger geweest zijn had ik het niet gedaan. Hoe zou ik het me vergeven hebben.
Nu kan ik zeggen tot mezelf, goed zo man, goed zo, 1 augustus of niet, je hebt een taak te vervullen, vervul die taak en neem wat komt, ook met de glimlach de te dragen pijnen van je lichaam die voorbijgaand zijn als je er zit, stoïsch schrijvend, de eerste dag van de maand ‘X – 2’, je maatstaf nu.
|