 |
|
 |
|
|
 |
18-10-2019 |
Flash back. |
Niemand ziet het, niemand in mijn omgeving vermoedt het, maar ik leef de laatste dagen, weken, maanden in een spanning die ik nimmer heb gekend. Een gevoel dat zich situeert tussen het zijn en het niet meer willen zijn, het ademen en het willen ophouden met ademen.
Ik moet dit gevoel overwinnen, wegduwen, vergeten dat het er is, om verder te kunnen, al zou ik het liefst verdwijnen samen met de blogs die ik schrijf, terwijl ik er mijn dagen mee dragend houd. Gelukkig dat ik ze heb.
*
De tekst van het interview van Edmond Blattchen met Ilya Prigogine (mijn blog van 11 oktober): ‘De l’être au Devenir’ - een geschenk van een vriend in de eerste dagen van het jaar 2000 - beslaat een tachtigtal pagina’s, maar o, zo kostbaar qua inhoud.
Niet wetende wat anders te doen, ben ik het gaan herlezen, vooral omdat ik nog nadacht over wat Prigogine zegt over de deeltjes in potentie die reële deeltjes geworden zijn en waaruit het Universum is ontstaan.
Ik heb in de tekst van het interview, in het jaar 2000, heel wat onderlijnd. Ik moet het dus grondig gelezen hebben, maar toch bleef schijnbaar één passsage onopgemerkt: een vraag van Blattchen aan Prigogine gesteld:
‘à l’opposé du matérialisme classique il y a aussi le finalisme, c’est-à-dire, une philosophie qui proclame que nous sommes - nous les hommes, l’Homme - la finalité, le but de l’Univers. Qu’en pensez- vous ?’
En het antwoord van Prigogine:
‘Cela me paraît très difficile à justifier scientifiquement, Il est très difficile d’imaginer que toutes ces galaxies, que tout cet Univers, énorme, a été fait pour nous mettre en jeu. Evidemment cela nous flatte.’
Natuurlijk, is het doel van het Universum niet wetenschappelijk te bewijzen, wat evident is, maar Prigogine zegt toch dat het ons, als mens flatteert. Hij moet er zeker aan gedacht hebben. Hij moet geweten hebben, dat zonder de Mens, het Universum dode letter ware gebleven. Iets dat er was, zonder er te zijn. Zoals er tal van Universums kunnen zijn, waarvan wij, ‘de Mens’, niets afweten. Ik ben er na het jaar 2000, zonder enige hulp, zelf op uitgekomen dat de Mens er is omdat ‘geweten wou’ dat het Universum IS. Herhaaldelijk heb ik hierover geschreven in mijn laatste blogs.
Maar ik wist niet dat dat deze filosofie het ‘finalisme’ werd genoemd -het er zijn van het Universum omwille van de Mens - en dat er ook het ‘monisme’ was dat stelde dat - en ik neem de voetnoot van Edmond Blattchen erbij:
‘Le monisme - du grec monos, un - est la théorie philosophique selon laquelle l’univers et l’esprit ne font qu’un : l’esprit appartient à l’univers, qui le détermine. Rien ne dépasse l’univers.
Ik was dus zonder het te weten én een monist, én een finalist, twee eigenschappen die innig met elkaar verbonden zijn. Een globale filosofie waar, zo stel ik het nu vast, ik met eigen beweegredenen toe gekomen ben.
Ik ben zelfs verder gegaan, mijn christelijke opvoeding helpend en nog steeds de wortels ervan aanwezig in mij, heb ik mijn ‘monisme’ uitgedragen als het ‘één-zijn’ van God en Universum, een beeld van het ‘één-zijn’ van het lichaam en de geest van de mens.
Word ik nu gezien als een ‘heretic’, een dwaler, een ketter?
18-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-10-2019 |
Het lichtpunt tussen de wolken |
Nog altijd Mars in de morgen. Een teer lichtpunt tussen de wolken, schijnbaar op dezelfde plaats waar Mars de vorige dagen stond. Ik weet dat de planeet de inhoud van mijn blog een bepaalde wending zal geven die er niet zou geweest zijn ware ik met een ander beeld of andere zin begonnen. Een andere wending is ook een andere uitkomst.
Dit terzijde. Wat niet wegneemt dat elke blog me heel wat kost aan inspanning en concentratie. Ik sta echter niet alleen, Philip Roth - dit vertelt Stefan Hertmans die de Constantijn Huygensprijs kreeg voor zijn volledige oeuvre - beweert dat elke pagina een struggle is, en zo ondervind ik het ook. Het is me elke morgen/dag duidelijk, niets is verworven goed, echter veel is te bereiken maar enkel na inspanning. Het is telkens een opstap in het ongerijmde, een ongekend landschap dat je betreden gaat.
Ik heb een vriend-poëet die elke maand een gedicht schrijft en het verspreid via mail. Ik wed dat het hem elke maand een hoop zorgen vergt om het begin ervan te vinden, elke maand een aftasten van woorden, tot de gewenste ineens opduiken en hij zijn verbeelding kan laten gaan. Hij weet ook, zoals ik het weet, dat elk gedicht geen hoogvogel kan zijn, dat er goede gedichten zijn en minder goede, al naar gelang de omstandigheden. Maar dat de betere een compensatie zijn voor de mindere.
Zo is het ook wat het afleveren van mijn blogs betreft. Ze gaan niet in stijgende lijn, integendeel, ze zijn erop gericht een eender niveau te halen, wat mijn vriend ook beoogt en waar hij, evenmin als ik, in slaagt.
Het schrijven blijft aldus, zoals ik reeds vroeger heb gezegd, een vreemde bedoening, dan toch wat betreft het schrijven van een gedicht of een blog. Het is keer op keer een nieuw beginnen, waarbij je vertrekt van uit een bepaald punt om soms verder, aan te komen op een plaats waar je al eens waart, verbaasd dat je die plaats bereikte langs een totaal nieuwe weg. Dit is dan het verrassingselement dat je bijwijlen vreugde bezorgt en je een beetje meer zekerheid geeft over wat je vooropstelt.
Wat niet belet dat je je nog steeds blijft afvragen vanwaar de woorden op jou afkomen en via je handen en je vingers neergezet worden. Komen ze van de heuvels, van de dalen, van de bergen of de zeeën? We weten het eenvoudigweg niet. Ikzelf echter heb niet de indruk dat ze van uit mijn arm, leeglopend hoofd zouden komen. Het is en blijft me een raadsel en ik wens het zo te houden.
Ik verschil hierin met een oude bekende, Jean d’Ormesson. Voor hem komen ze uit onze hersenen. Hij denkt dat de geest uit onze hersenen komt - geest voortkomende uit de materie - wat ik altijd bezworen heb.
We schrijven niet wat we denken, we schrijven beredeneerd. Er gebeurt een triage van wat binnenkomt, dan toch in de meeste gevallen, al gebeurt het wel, in de poëzie bijvoorbeeld dat de triage over het hoofd wordt gezien en dat het poëtische precies tot stand komt in de onlogische opeenvolging van woorden en beelden. Er zijn er heel wat die dit aankleven, Paul Auster is er in zijn ‘Selected Poems’ een groot voorstander van.
Hij heeft het, misschien, bij het rechte eind.
17-10-2019, 07:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-10-2019 |
Hoe ontstaat wat is? (2) |
…/…
En het is me duidelijk, de oude gewaden zijn afgelegd, ik wens niet meer het spoor van de theologen te volgen die vertrekken van gegevens waarvan het stramien opgetekend ligt in boeken waaraan niet mag getornd worden. Bevrijd van de bolster van waarheden op vergeelde bladen, vind ik de ruimte van de geest, die de zuivere essentie is van het binnen-Universum en ik, deel ervan.
Het is mijn vrijheid - ‘thou mayest’ - te zijn tussen hemel en aarde en hoe hoger ik stijg hoe voller, hoe meer geïntegreerd ik me voel en ook hoe inniger mijn band met al degenen die denken zoals ik. Het is een leven vullende harmonie van het kleine in het massale en het massale dat het kleine vult en kleurt.
Ik kan aldus stellen dat de kleine dingen van het leven om ons heen, niet alleen rust brengen maar dat het ook vingerwijzigingen zijn naar het oneindige. Dit te zien, dit aan te voelen brengt ons in het spoor van de mens die wordende is.
Zo gebeurde het weer, heb ik eens te meer, zoals gisteren en vooral eergisteren, me laten leiden door de woorden die zich aanboden aan mij. Ik heb ze neergezet zoals ze kwamen, enigszins opgepoetst en geschikt. Wat mijn enige bijdrage was.
En dan komt de vraag, vanwaar deze ingesteldheid, is ze inherent aan ons mens-zijn en volstaat het, buiten het alledaagse te treden opdat we bevloeid zouden worden door een bron van inspiratie die onze wereld van gedachten en gevoelens beheert?
Dit magische gevoel waarin we gedompeld worden, dat een uitweg zoekt en eveneens aanwezig moet zijn in al degenen die werken aan een boek, een schilderij, een symfonie, die werken aan om het even welk kunst- of zelfs ander werk. We zijn gelukkig hiermee; het is het doel van ons mens-zijn. Het is het instellen op het kosmische, op het verhevene, op het eeuwige. In een zekere zin in het licht van een aanwezigheid achter de schermen, het vooruitzicht van de dood, die het leven beheerst en, verrijkt. De Nederlandse schrijver, Sander Kollaard[1] weet zelfs te verklaren:
‘Ik zou de dood niet willen missen, Onsterfelijk zijn lijkt me een totale ramp… Nee, de dood is als zodanig een zegen. Alles wat ons als mensen interessant maakt - literatuur, verlangen, angst, ja, zelfs religie - komt voort uit onze sterfelijkheid’.
Het is ook deze sterfelijkheid die ons uitkijken doet naar een eeuwigheid, naar, ‘een er nog te zijn als we er niet meer zullen zijn’. Inderdaad, de dood is een inspiratiebron voor de poëet als schrijver, componist, schilder, beeldhouwer. Welke verveling zou het worden, vooral voor hem, een eeuwig leven op aarde, waar zou hij zijn inspiratie gaan halen?.
[1] Katrien Steyaert in de Standaard der letteren van 11 oktober 2019, in de reeks ‘ Het Einde’, haar interview met Sander Kollaard, ‘de Nederlandse schrijver (58) die woont en werkt op het Zweedse platteland. Zijn debuut werd bekroond met de Lucy B en C.W.van der Hoogtprijs. Zijn jongste boek is de roman 'Uit het leven van een hond’.
16-10-2019, 06:47 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-10-2019 |
Hoe ontstaat wat is (1). |
De tijd slorpt alles op, het zijnde, het komende en het kerende; We hebben geen verhaal hiertegen. Hij die schrijft ondergaat de stuwende kracht van de woorden die afkomen op hem, hij neemt ze en ze zijn de leidraad voor wat er komen gaat. Ook nu.
Proust was er vanmorgen en wat hij schrijft over ‘la lecture’. Ik dacht aan het groot-poëtische van sommige van zijn teksten. Hij heeft het over het lezen van de tekst van de evangeliën en hoe hij er naar luistert, hoe hij schrijft over de dubbelpunten in de tekst en hoe hij deze interpreteert. Ik heb hierover al geschreven in een blog, heb er zelfs een antwoord op gekregen van een vriend, en wens deze passage hier niet te hernemen, maar wat Proust erover schrijft kan enkel hij erover schrijven. Hij is bijna onuitstaanbaar enig in wat hij schrijft en vooral hoe hij het schrijft, hoe hij wegglijdt van het ene voorval in het andere om in een wijde boog van ettelijke bladzijden terug te vallen op het punt van waaruit hij vertrokken is.
Ik las in de Standaard der Letteren van 11 oktober over een boek, een roman, ‘Ducks Newburyport’ van Lucy Ellman, genomineerd voor de Bookerprijs. 1040 Bladzijden mijmeringen van een huisvrouw die ‘piekert over haar leven terwijl ze taarten bakt. Fun fact, de roman bestaat slechts uit acht (!) bijna eindeloze zinnen.’ Een unieke leeservaring noemt de SdL het.
In feite ben ik hier ook afgedwaald want ik wou vanmorgen enkel spreken over de tekst van de Bijbel die ik naast mij had liggen de dagen dat ik Velikovsky las. Waarom de ‘King James’ Bible’ van 1611 raadplegen als er moderne vertalingen voorhanden zijn? Wel, eenvoudigweg, omdat het Engels van 1611, overkomt als archaïsch, een taal die past bij de archaïsch-Hebreeuwse oorsprong van het Oude Testament.
Ikzelf zou wellicht nooit weet hebben gehad van het bestaan van deze vertaling van 1611, ware er niet Steinbeck geweest die in zijn ‘East of Eden’, de vertaling van één woord erin, ‘timshel’, het woord van God, centraal staat.Of ‘timshel’ een moeten is om de zonde te overwinnen of een kunnen; een opdracht, ‘thou shalt’ of een vrij zijn ‘thou mayest’.
Of hoe we gevormd worden door wat we lezen en levenslang mee dragen, wat we ook doen of waar we ons ook bevinden en vooral hoe dergelijke herinneringen regelmatig, plots, opduiken in onze dagen.
Wat ik bij de lezing van de Bijbel, het O.T., ondervond is de grote poëtische kracht die er van uit gaat en dat we onrecht aan doen aan de tekst ervan als we die niet lezen zoals die hoort gelezen te worden, traag zoals Wittgenstein wenst dat zijn zinnen gelezen worden en zoals ze ook gedacht en geschreven werden.
De Bijbelteksten zijn ontstaan uit de innige verbondenheid van de mens met zijn God en handelend over deze verbondenheid. Ze zijn tijds- en volks-gebonden, en het is in dit licht dat ze gelezen hoeven te worden. Vandaag echter, geschriften van toen zijn symbolen geworden en dogma’s erin fossielen. Nieuwe elementen doken op en slingerden zich omheen de oude en niets kan de groei van het nieuwe tegenhouden.
De zoektocht van de mens, in zijn hunker naar het Allesomvattende, geïnspireerd door de beelden van het Universum die hem thans bereiken, situeert zich voorbij de dimensie van die God die ons werd aangeleerd.
Wordt morgen vervolgd.
15-10-2019, 07:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-10-2019 |
Ooit |
Ingaan op wat van de aarde is,
kommerloos
als het nog kan.
er te verblijven, er te wonen,
niet wanhopen, hoewel grond
voor erger maar weinig
om te voorkomen:
op te staan en weg te gaan
en niet meer er te keren.
Zwaarvoetig uit je droom,
jij opgestaan
teergevoeligheid wordt niet gedoogd
want niets meer er wordt verwacht.
Wat woorden die er waren al,
maar niet gelezen
hoe ze er gekomen zijn,
een tuil gedroogde bloemen
in een schotel neergezet,
ademend. Zo de herfst.
Wat het was en hoe het kwam
heeft niemand ooit geweten,
dan maar stil gehouden,
gestold in roerloosheid
en toch bewegend nog,
binnenin
voor een lange tijd.
Het niet van gisteren was,
het was opgedoken uit de tijdloosheid
van het zijn.
Zo dachten we
het opgetekend moet,
bewaard voor later
als voor nu.
Roemrijk,
ons verleden: dovemans woorden
op een hoop gekeerd
voor als we er nog komen,
ooit.
14-10-2019, 20:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-10-2019 |
Mars, in de morgen. |
Dan toch, terug eens een morgen met Mars vlak in het zuiden, een lichtpunt op het nog donkere laken, een teken misschien dat de dag rijk zal zijn aan invallen of, aan voorvallen. En ik er naar uitzie, ik nu zou willen wachten tot de dag zich voltrokken heeft om op te tekenen wat hij bracht. Ik, vertoevend uren lang tussen twee punten, een begin en een einde die elkaar zullen overlappen op het punt dat ik schrijven zal, het punt van het ingetogen zijn, van het ingekeerd zijn dat er nu al is, in potentie,
In potentie aanwezig is al wat gebeuren zal vandaag, en ik er op vooruitlopen wil, omdat ik niet wachten kan tot het zich voltrokken heeft; omdat ik het optekenen wil terwijl het zich voltrekt, dan toch een flard ervan, zijn beginfase die me daarna, eens neergezet, volgen zal tot de avond, tot het begin van de nacht. Elk woord ervan om te zien of alles er is zoals het hoort. Gewoonlijk verbaasd dat het er gekomen is zoals het er staat.
Creatief zijn in woorden is een vreemde bedoening, een ongewoon feit in de dag. Is een kijken in een glazen bol, zonder dat die bol er is. Is een lijn getrokken op een wit blad waaruit een tekening kan ontstaan na een tijd van niet méér zijn dan dit wat uit de lijn tevoorschijn komt, onbewust nog, onwetend nog wat komen gaat alsof het de tekening zelf was die zich tekende. Zo het schrijven, zo het leven van het woord in jou, het uitkijken naar wat komt, een onvermoede veelzijdigheid van zijn; een plons in de grote verscheidenheid waaruit je je opricht om enkele ogenblikken te zijn wie je nog niet waart en waarvan je nu een afdrukt neemt, geleidelijk.
Een afdruk van wat daar zo-even nog niet was maar opdook als het gevolg van een creatief proces dat zich aan het voltrekken is voor je ogen op je wit blad en er ontstaat, wat in potentie in jou aanwezig was.
Zelfs al weet je niet wat je volgende zin zal zijn, hij komt, hij is er, hij staat geschreven, weinig is er voor nodig.
Soms, enkel de aanwezigheid van Mars als je de gordijnen openschuift op de nacht en het lichtpunt voor jou gaat zien als een teken. Alsof het een gesprek was van jou en een verborgen aanwezigheid op Mars, het ene lichtpunt hoog en veraf dat je wenkte en jij, in je onvermogen te begrijpen toch gemeend hebt te mogen zeggen dat het je met zijn aanblik heeft bewogen om ontvankelijk te zijn voor wat het je fezelde, wat het je vernoemde, onderhuids.
Waar wil je nog heen, nu je, je bevrijden wil van al wat er nog is, maar je niet wil denken aan wat van vroeger was, noch denken wil aan wat van het stille vallen is van de bladeren over jou, als je straks - je denkt het toch - aan de vijver zult staan, een zoutpilaar weerspiegeld op het watervlak, de bladeren als de val van de dagen over jou. En, als de bomen er zullen zijn, naakte profielen op een naakte lucht, zal je er nog zijn om te zien hoe ze er staan?
Op dat gebied is er alles te voorzien en niets te voorzien. Het komt of het komt niet, er is geen keuze die je maken kunt, geen uitstel dat je vragen kunt, geen vlugge nadering waar je om smeken kunt. Je hebt te nemen wat er komt in peis en aanvaarding en geen groot doen in woorden.
Nog iets dat Mars je vertelde, echter, je wist het al.
13-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-10-2019 |
Le monde des dieux |
Dit, om even nog verder te gaan met wat ik gisteren schreef: vooraan, in het boekje van Edmond Blattchen - de tekst van zijn interview met Ilya Prigogine - lees ik een veelzeggende zin van André Malraux:
Je pense que la tâche du prochain siècle, en face de la plus terrible menace qu’ait connue l’humanité, va être d’y réintégrer les dieux.’
Persoonlijk denk ik dat Malraux verder gaan moet, dat het niet één eeuw vergen zal om verder te kijken, maar één millennium. Maar, wie ben ik vergeleken met André Malraux om zo iets te verkondigen. Hij beoogde de weg die in de eenentwintigste eeuw nog moet afgelegd worden om ‘Le monde des dieux’, zijnde de wereld van de geest, te betreden. Ik voorzag dat die wereld niet zo vlug bereikt zou worden, dat hiervoor nog een groter supplement tijd noodzakelijk was.
Echter, houd ik wel voldoende rekening met het feit dat elke vooruitgang er nu exponentieel vlugger komt dan voorheen en dat we effectief nu al op weg zijn om de ‘wereld van de goden’ binnen te wandelen. Vooral nu de wetenschap de grens van het metafysische landschap heeft bereikt en zelfs al betreden heeft. Wat wacht ons nog dat ons meer verbazen zou dan de verbazing die we nu al kennen?
Ik kom dus niet los van mijn bespiegelingen, zelfs al wil ik, er wordt altijd een poging gedaan om me aan het lijntje te houden. Ingaan op wat van de aarde is, van de van val van dagen, de val van jaren is, is me gekend. Ootmoedig zijn zonder veel betekenis, schijnt voor mij geen voedsel te zijn voor de geest.
Roekeloosheid is mijn deel, is mijn avontuur. Ik wil verder dan waar ik woon of verblijf. Ik wil zijn waar mijn tocht me heen leidt alsof ik een wandelaar was in een landschap zonder horizon, en er niet meer los van kom eens de tocht begonnen is. Eens ik, mijn ootmoedigheid heb afgelegd en doorgedrongen ben tot het diepste van wat is. Ik er gevangen word gehouden, opgesloten in mezelf als in een cel van een Cistercienzersabdij.
De wereld wankelend over mij. De kleine rust brengende dingen terzijde houdend. Deze me niet meer toereikend bekoren kunnen omdat ik, voortdurend opgezweept, de normale, dagelijkse weg verlaten heb en gaan zweven ben tussen het reële en het potentiële, het zijnde en het wordende, en het, het wordende is waar ik naar uitkijk, de tijd en de realiteit niet bestaand, eens ik aan het schrijven ben.
De woorden komen dan, niet van uit oost of west, zuid of noord, zenit of nadir, maar van binnen het woord zelf, komen dan van uit het hart, het bloed, de adem van het woord.
Zo, een zin van Malraux is me voldoende, ook omdat ik denk en altijd gedacht heb in die richting; altijd vermoed heb dat de mens is wat hij tot nu toe is, wordende en wordend blijft; dat zijn evolutie nog niet voltrokken is, misschien pas amper begonnen, maar, en dit is dan nieuw voor mij, exponentieel verder zal gaan. En het misschien toch maar een kwestie van eeuwen zal zijn - de deeltjesversneller in Genève is te klein geworden - en niet van millennia.
Een feit is zeker voor mij, het is de wereld van de geest die het halen zal.
12-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-10-2019 |
Un supplément de temps |
Ik heb altijd het thema ‘Big Bang’ van uit een filosofisch standpunt behandeld. Als ik dan hoor hoe de wetenschap erover oordeelt, voel ik me heel klein, volledig in de hoek gedrumd en op mijn plaats gezet. Toch blijf ik bij mijn voorstelling ervan, in de eerste plaats omdat ik niet meer terug kan en niet meer terug wil. En ook omdat ik niet alleen sta, omdat ook Ilya Prigogine, de Nobelprijs winnaar deze mening was toegedaan. Hij verklaarde dit openlijk op een interview op RTBF:
‘L’univers provient d’un pré-univers, le vide quantique. C’est probablement ce vide qui par ses fluctuations a créé l’univers dans lequel nous nous trouvons’... Et pour moi, la transition entre le pré-univers et l’univers est avant tout un problème de passage du vide, qui contient déjà des particules en puissance, à des particules réelles.
En hij voegt er aan toe : non, le vide quantique n’est pas le néant des philosophes.[1]
Zo waarom zou ik mijn standpunt wijzigen en niet blijven beweren dat, vóór de tijd er was, er een Universum in potentie was dat met de Big Bang geworden is wat het is, wij inbegrepen, mijn geschrift van nu inbegrepen.
Ik kan, filosofisch gezien dit onderlijnen, ik raadpleeg dus niet de wetenschap hierover. Ik kan ook niets anders bedenken, want ik kan niet aanvaarden - trouwens dit druist tegen alle logica in - dat het Universum zou ontstaan zijn, incluis wij als lichaam en geest, uit het absolute niets. Wat ook Prigogine niet aanvaarden wou.
Wel is het verrassend en meer nog ontroerend, zoals het op 9 oktober in de ‘Afspraak’ op Canvas gebeurde, het geruis van de Big Bang te horen dat 13.8 miljard jaar nodig had om tot ons te komen. Onmogelijk ons dit in te beelden, zoals het ons ook onmogelijk is te denken aan een potentieel Universum dat er was vóór de tijd begon.
Dit kan enkel maar een filosofische gedachte zijn, maar filosofie betekent geest, heeft als basis de geest en geest is onvatbaar. Heeft misschien ook een materiële vorm, een vorm die niet - nog niet! - ontdekt kon worden, behoudens misschien het Higgs-bosson, want waagde men niet, het Higgsdeeltje, het Godsdeeltje te noemen?
Zo de wetenschapper van de Afspraak - zijn naam heb ik niet genoteerd - heeft me binnengeleid in de koude wereld van de realiteit, heeft me ontnuchterd, heeft me uit mijn confortzone gehaald en zaken bloot gelegd die er geweest moeten zijn als ik hoor met welke zekerheid in de stem hij hierover spreekt.
Ik daarentegen zit met mijn gedachten aan de binnenkant van het ‘zijn’, het absolute niemandsland, de wereld van de geest, die enkel de wereld van het bovennatuurlijke kan zijn, van een God kan zijn.
En d’Ormesson, in een ander boekje van hem, ‘Un hosanna sans fin’ :
‘Dans l’espérance et l”angoisse, l’homme par la pensée, s’est rapproché de Dieu - ou de l’idée qu’il s’en fait.’(p. 79).
Zijn God ook, is niet anders te bereiken dan met de geest. Dit is het subtiele van Hem, het wondere, het eigene van zijn aanwezigheid.
Zo gebeurt het dat de ogen van de mens er zijn om te zien hoe Hij er lichamelijk is als Universum; de ogen van de wetenschap zijn doorgedrongen tot het binnenste van het Universum, maar ze zijn blind gebleven voor wat er te zien is, il leur faut encore un supplément de temps pour comprendre.
[1] Ilya Prigogine: ‘De l’être au devenir’ , édition Alice, 1998. (RTBF entretien avec Edmond Blattchen, émission ‘Noms de dieux’ du 25 novembre 1997.
11-10-2019, 07:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-10-2019 |
Ten dele gelicht uit een manuscript |
Wat hij gisteren schreef is deel van het zinderende leven dat, zo vlug als de dagen zich opvolgen hem blijft doorkruisen. Het is een uitloop van de siddering ontstaan uit het Alfa-punt, die hem voeren zal over de dood, naar het andere leven. Een uitloop die lijk een fuga van klanken, keer op keer doven gaat in de herfst en in de lente lijk een vloedgolf het land overspoelt. Wetende ook dat zijn lichaam, getekend door de niet meer te tellen morgens die hij bewust heeft beleefd of roekeloos heeft ondergaan, ook niet ontsnapt aan het ritme van de natuur.
Hij wilt dit alles omvatten met woorden nu hij, het grafschrift las dat hij vond in een stevig boek over de Romaanse Architectuur en Cultuur in la Provincia de Burgos, dat een vriend hem achterliet:
Soy lo que serás; / lo que eres en el tiempo fui: / ora por mi, te ruego.
Ik ben wat jij zult zijn, jij die bent wat ik was in de tijd: bid voor mij, ik vraag het je.
Echter hij vraagt hem niet te bidden voor hem, al zal hij het zelf wel onvoldoende gedaan hebben, maar zijn geestelijk bestaan is een lang gebed geweest. Een wandeling naar en binnenin wat niet te noemen is. Hij zal evenwel niet zoals Rilke, begraven worden, aan de voet van een Romaanse kerk, zelfs niet met een grafschrift, maar hij vraagt zulks niet, hij wenst enkel dat zijn naam verlengd wordt naar wat hij schrijft op dagen zoals deze.
Hiermede loopt hij vooruit op de tijd, kleeft hij november in oktober en, loopt hij vooral vooruit op de dingen die gaan komen, liefst, niet de eerste weken want hij heeft nog heel wat af te werken. Zoveel nog dat hij het niet in een oogwenk zou kunnen opsommen. In feite niets is af, alles is nog te herdoen, te herlezen en te herdenken, te herschrijven op weinige uitzonderingen na.
Dus wat de final touch betreft staat hij nergens en, zoals hij bezig is, schijnt het hem toe dat hij er nooit zal toe komen als hij niet anders te werk gaat. Wat betekenen zou dat hij zich opsluit in een cel van het klooster en zich totaal vervreemdt van de buitenwereld. Wat geen eenvoudige taak is.
Jij die me leest weet niet wat deze blog me aan tijd heeft gekost. Wel is het zo dat er ook de eerste symfonie van Gustave Mahler was. Een schittering, instrumentaal enorm kleurrijk met in het begin wat hij gebruikte als inleiding tot zijn ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’.
Bij momenten Mahler een god zijnde, een Übermensch als componist als die bestaan zou. Zo ervaarde ik hem op ‘MEZZO live HD’. Dit met de regels van mijn blog in het hoofd, en ik maar kijken en luisteren bleef, geroerd en gevangen door de geest van Mahler verweven in de klanken van zijn symfonie. Ik het niet laten kon te blijven luisteren tot het einde toe.
Zo, als ik geschreven heb wat er te lezen staat, dan is er een deel Mahler bij. Hij verovert je zo maar niet, hij heeft tijd nodig. Het is een lange weg naar hem toe. Hij een rots zijnde die traag te beklimmen is, gestadig, wil je ooit zijn top bereiken.
Soms, wil ik ook zo zijn, wil ik hem evenaren in mijn geschriften.
10-10-2019, 11:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-10-2019 |
Hoe de morgen. |
Wat is het dat je wilt horen van mij vandaag, en wat is het dat ik jullie te bieden heb. Hoe wordt er voor gezorgd dat wat je verlangt gedekt wordt door wat ik je aanbied, dat ik tegemoet kom aan je wensen?
Dit is de vraag die ik me stel vanmorgen en waarop ik tracht een passend antwoord te vinden.
Feitelijk is het een reis, een uitstap die we maken elke dag, want wat ik schrijf komt even goed van jullie als van mij. Ik dacht altijd dat het een gesprek was met mezelf, maar het is heel wat meer. Er is een band tussen ons beide, alsof ik tezelfdertijd mezelf ben en jullie ben, alsof we samen iets moois aan het volbrengen zijn en dit zo elke dag, sedert nu al bijna tien volle jaren. Is het niet met elk van jullie, ik weet het, er zijn er die me bijna tien volle jaren volgen.
Wat een tijd we gehad hebben samen, ik met jullie en jullie met mij. Heb ik er wel ooit aan gedacht als ik bezig was dat wat hier achtergelaten wordt als geschrift, het resultaat is van een - zeg ik het? - innige, of dan toch warme, volgehouden samenwerking. Of wie ware ik als jullie er niet waren geweest?
Ik was een mini-universum geweest, het voorbeeld van wat ik al tientallen malen verkondigd heb, ik zou geweest zijn, een ‘Universum-ohne-Mensch’, zonder de minste uitstraling, zonder de minste betekenis, die ik nu wel ben, dankzij jullie, zoals het Universum er nu is dankzij de mens.
Zo, indien je het nog niet weten zou, mijn dank is groot, jullie houden me in leven, vullen mijn uren, mijn dagen, zelfs een deel van mijn nachten als de slaap niet komt en ik zoek naar elementen waarmede ik jullie verrassen kan of dan toch even bezig houden kan. Er is dus een wisselwerking die verrijkend is in de diepte, we zijn naar elkaar toegegroeid, we zijn één en dezelfde akker geworden waarop woorden worden gezaaid en vruchten, welke ook, worden geoogst. Zeg ik dat dit een unicum is?
En, is het niet zo, ik draag het uit als dusdanig, ik voel het als dusdanig want vandaag is het meer een gevoelskwestie dan wat anders, een terugblik ook naar wie ik was zonder jullie. En misschien is er bij jullie ook deze terugblik naar hoe het was toen ik er nog niet was en voelt het goed aan elkaar gevonden te hebben?
Zo, wat denkt je, gaan we nog een tijdje verder, jullie en ik, jullie die me verrijken met een oogst geschriften?
Het is het laatste van de nacht, het is het ogenblik - ik zie het niet maar ik voel het - dat het oosten oplicht. Het is nog geen dag, het is van het worden van de dag, ogenblikken die we koesteren, die we beleven willen. Louis Pauwels, de naar Parijs uitgeweken Gentenaar, hij was een morgenmens, een ‘koesteraar’ van het eerste licht, hij wist het zo goed te zeggen: ’Qui rate les aubes, rate sa vie’.
Oktober: ik denk aan vader met vochtige ogen plots. Ik liep met hem - hoe jong hij was - de weiden af, de paddenstoelen een witte schijn, amper zichtbaar in het donkere gras. We een spoor achterlieten over de weiden, en ineens, ineens was er het licht. De droppels dauw, kleine fonkelende diamanten, van geluk.
Toen.
09-10-2019, 07:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-10-2019 |
Blog buiten de tijd. |
Wat van de morgen is, is van de dag. Je draagt het mee, je wentelt je erin, je bekijkt het van uit alle hoeken en werkt eraan tot het gestold staat, wellicht voor vele jaren onaangeroerd. Het is het lot van al wat geschreven staat in alle bibliotheken van de wereld, gedachten en nog eens gedachten van de levende, denkende, ijverende mens, opgetekend.
En, nu en dan wordt er een van die gedachten naar boven gebracht, uit de donkerte naar het licht, zoals een vriend het bijna dagelijks doet en me herinnert aan de woorden die Goethe legde in de mond van Faust:
‘Am Anfang war die Tat’. In het begin was de akte, de daad.
Faust was echter niet over een dag ijs gegaan. Hij had getracht het ‘Woord’ dat in den beginne was, een andere invulling te geven en te zeggen: ‘Am Anfang war die Kraft’. En hij had het daar kunnen bij laten, als hij met ’Kraft’, Energie bedoelde, maar nog is hij niet tevreden en dan vindt hij: ‘Am Anfang war die Tat.’
Echter, die daad komt er zo maar niet, die komt voort uit iets dat er al is, minstens uit een spanning van iets, uit een gedachte, uit een plan, een gedachte, een vorm van blauwdruk, zoals ik al eens meende te mogen stellen. Maar wat ook, aan een daad gaat altijd iets vooraf, hoe je het ook ziet of behandelt, zelfs het toeval wordt voorafgegaan door een oorzaak.
Maar vooral; en ik richt me tot Faust of Goethe: vooral, trachten we niet wijzer te zijn dan Lao Tseu, de Chinese mysticus en filosoof. Hij wist:
‘Er was iets onbepaalds vóór het ontstaan van het Universum, iets waarvan ik de naam niet ken. Ik noem het Tao. Zonder naam vertegenwoordigt het de oorsprong van het Universum, met een naam is het de Moeder van alles.’
Dit is niet zo ver verwijderd van wat Johannes ons leert in zijn Evangelie. Tao is een Zijn, alles is, maar het Woord is een Worden, alles wordt. Of, in den beginne was het Wordende waaruit alles dat is, is ontstaan. Goethe zal dit ook wel geweten hebben, Faust heeft het niet willen weten, voor hem was het een daad, een gebeuren zonder oorsprong, zonder iets dat er aan vooraf ging. Een zuivere materialistische visie, een visie zonder inhoud waar ik niet met leven kan. Geef me dan maar liever Tao, en nog liever het Woord dat alle mogelijkheden die ik wens in zich draagt.
Als het nog niet duizendvoudig zou zijn vastgelegd in de vele boeken, wat ik ten sterkste betwijfel, dan leg ik het nu vast, neem ik het mee vandaag, waar ik ook ga of wat ik ook doe want, wat is van de morgen - het is het einde van de voormiddag ondertussen - is van de dag. Ik kan nu mijn schrijversgewaad afleggen.
Ik deed op eerlijke wijze wat ik te doen had. Ik brak met Faust en loofde Johannes die het wel ergens in het oosten zal hebben opgeraapt. Het is een zin om er een boek over te schijven, wat ik in feite al heb gedaan, maar deze is blijven liggen, deze is niet meer van deze tijd.
Wellicht ook deze blog niet.
08-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-10-2019 |
Het geluk, niet te weten. |
‘And now it was evening. And Almitra the seeres said. Blessed be this day and the place and the spirit that has spoken. And he answered was it I that spoke? Was I not also a listener?’
Ben ik het die schrijf, ben ik niet eerder iemand die luistert naar wat hem gezegd wordt, het overneemt en neerzet alsof het van hem komt? Het is een vraag die ik me regelmatig stel als ik ga neer zitten en wacht, wacht tot de woorden komen. Soms is er hulp zoals vanmorgen van Kahlil Gibran, maar meestal is er leegte als ik de ogen open op de resten van de nacht en dan gebeurt het of gebeurt het niet. Is er een licht vloeien van water uit de bron, dat stilaan toeneemt en vlugger vloeien gaat, breder, voller, water dat is als woorden.
Komen deze woorden uit mij. Ben ik het die schrijf of is het de bron die schrijft?
Ogenschijnlijk is dit een onnodige vraag, toch stel ik ze in het licht van wat Itzhak Bentov me leert en wat Niels Bohr wist over de kwantum wereld ‘als je denkt die begrepen te hebben, dan hebt je die juist niet begrepen’. Ik beken dus dat ik met open blik ben gaan kijken naar wat ik dacht reëel te zijn, en dan vooral al wat betreft de wereld van de geest, de wereld van de gedachten. Zou die wel, zoals d’Ormesson dit zegt zich bevinden in mijn hersenen en is het zo dat ik lees wat er in mijn hersenen, in mijn geheugen, voorhanden is als ik schrijf?
Ik weet/herinner me wel wat Bohr ooit zegde, ik weet wel wat d’Ormesson dacht en schreef, maar er is een verschil tussen weten en te gebruiken wat je weet. Er is een bepaald proces dat zich afspeelt, namelijk het verwerken van wat je weet en, wie of wat is het dat verwerkt; die de zinnen vormt en samenbrengt op een wijze dat de ene voortvloeit uit het andere en er ideeën ontstaan, die ogenblikken ervoor nog niet bestonden.
Er is aldus een zijn en een worden. Ben ik het de oorzaak van het worden, van het verwerken of, is er iets anders in het spel iets dat te maken heeft met het mysterie dat de geest van de kosmos is? Is het dit dat Gibran bedoelde als hij antwoordde: ‘was it I that spoke?’
Deze vraag maakt het plezier uit van het schrijven en van het lezen. In mijn geval is het, het schrijven én het lezen. Achteraf gezien is het een dubbele vreugde die mijn beloning is voor de inspanning die ik doe. En in feite is het geen inspanning, het is maar een laten afkomen wat er in de tunnel ineens aanwezig is. Iets dat je niet gevraagd hebt, wel iets dat je aangereikt wordt en dat je genomen hebt als een gift uit het ongekende.
De wereld van de dingen om me heen is me vreemd als ik dergelijke zaken schrijf omdat, wat ik vertel, afkomstig is uit een andere, een meer dan vreemde wereld. Gibran maakte me er attent op; hij schrijft dan ook als een profeet die we graag aanhoren, zelfs en vooral als hij iets zegt of schrijft dat niet van hem is.
Het is ons groot geluk, niet te weten van Wie of van Wat het is.
07-10-2019, 07:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-10-2019 |
Zijn van het Universum |
Zich geïnspireerd voelend door Itzhak Bentov, had hij het aangedurfd een verklaring te vinden voor het klassieke adagio: du choc des idées jaillit la lumière. En wel omdat hij ook de wereld van de gedachten meende te mogen zien als een veld van op elkaar inwerkende elektromagnetische velden. Hij was dus verder gegaan dan ver, een vorm van provocatie van de zichtbare realiteit der dingen.
Zo bestond hij in al zijn uitingen, vertrekkende van uit het binnenste van de dingen of liever wetende wat volgens Bentov de dingen zijn, een onzichtbaar veld van trillende golven - of snaren volgens Witten - dit ook zo voor onze gedachten moest zijn. En, eens je aan het schrijven bent, eens je weet dat je eigenlijk niets weet van wie of wat we feitelijk zijn, alle gissingen een plaats mogen krijgen en als mogelijkheden kunnen voorgesteld.
Niet, dat hij door deze voorstelling niet geschrokken zou zijn van zichzelf, maar gisteren vond hij het maar normaal te schrijven wat hij schreef, alsof hij nog steeds onder de indruk was van die laatste zin van d’Ormesson: ‘Dieu est la seule réalité’. Waarin hij Dieu vervangen wou door Universum, omdat dit, zo dacht hij toch, ook de idee was van Spinoza, de grootste wijsgeer van de zeventiende eeuw geproduceerd door het Universum. Zoals, wij allen, niet alleen als lichaam maar ook en vooral als geest, een product zijn van het lichaam én de geest van het Universum.
En kom niet verklaren dat de geest van de mens ontstaan is - een toevalligheid - uit het lichaam, want dit is een absurditeit, enkel voedsel voor de athéïst.
Product van het Universum: in deze zin heeft Kahlil Gibran het juist gezien als hij in zijn ‘Profeet’[1] er op aandringt dat:
‘Your children are not your children. They are the sons and daughters of Life’s longing for itself. They come through you but not from you. And they are with you yet they belong not to you.
De profeet in Gibran wist het dus dat we in de eerste plaats kinderen zijn van het Leven, ze komen er wel via jou, de ouders, maar ze zijn niet van jou, ze zijn van al wat is, en:
You may give them your love but not your thoughts. For they have their own thoughts.
Het was niet de bedoeling hier over uit te weiden als ik mijn schrijven begonnen ben, maar soms dagen er uit het verleden zinnen op die er bij passen en wat kun je anders dan deze overnemen in al hun glorie en zoals ik ze ontdekt heb op mijn vele tochten doorheen heel wat boeken.
Trouwens wat ik gisteren vertelde over Nietzsche en zijn visie op de muziek is volgens mij nog meer geldig wat het Woord betreft.
Zonder het Woord stonden we nergens.
[1] Kahlil Gibran: The Prophet, 1923, William Heinemann, London, 1989.
06-10-2019, 06:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-10-2019 |
De wereld van de gedachten. |
Hij dacht, zoals Nietzsche: 'Ohne Musik wäre das Leben ein Irrtum'.
Hij had naast zich in het bed, een vroegere gsm zonder simkaart die hij aanzette in de morgen zodat hij, en er waren weinig uitzonderingen, oortjes helpende, zijn dag begon met Klara. Gisterenmorgen was het even na zes met Bach, vanmorgen was het voor zes: het andante sustenuto van een sonate voor piano en viool, van - hij had het erna opgezocht - een totaal onbekende, Emmanuel Durlet (1893-1977) een Antwerpse pianist, hoogleraar en componist. Het feit dat hij het had opgezocht bewijst dat zijn sonate hem uitzonderlijk geboeid had. Hij wou weten wie er achter schuil ging omdat het muziek was van een bewogen originaliteit en een verrassende wisseling van klank en ritme, sterk persoonlijk.
Hoe kon het dat hij nog nooit van Durlet en zijn werk had gehoord of beluisterd en waarom gebeurde dit vandaag, en ook, hij had evengoed het zo kunnen laten, verder gaan alsof er geen sonate van Durlet, noch voor hem, noch voor zijn lezers was geweest.
Het is maar dat hij op de loer ligt om dingen te ontdekken die hem aan een blog kunnen helpen. Itzhak Bentov schreef een boek over het op de loer liggen met de titel ‘Stalking the wild pendulum’[1], op een ogenblik in de tijd dat er in de verste verte nog geen sprake was van ‘stalking’, het woord zelfs nog niet was doorgedrongen tot de spreektaal van niet-Engelstaligen.
Bentov in zijn dagen, ’lag op de loer’ voor een reeks grootvadersklokken, in een lange gang aan de muur opgehangen, waarvan, na verloop van tijd, alle (identieke) slingers, een identieke beweging kenden, gelijktijdig uiterst rechts naar gelijktijdig uiterst links. Hij wees dit toe aan de trillingen veroorzaakt door de slinger die zich via de wand van klok naar klok voortplanten.
Een zelfde fenomeen trad op, maar hier veroorzaakt door akoestische energie in het geval van twee gelijk gestemde violen, naast elkaar: ‘the air waves generated by the first violin impinged on the second violin’, het aanraken van een snaar van de eerste viool veroorzaakte luchtgolven die zelfde snaar van de tweede viool deden zingen.
Ik ga verder en leid er uit af dat, in een conversatie handelend over een bepaald onderwerp, allen er aanwezig afgestemd blijven op het onderwerp en dat de gedachten die bij elk van hen opwellen, onuitgesproken nog, zich mengen met elkaar en hieruit, nog altijd onuitgesproken, een nieuwere, mooiere gedachte oprijzen zal, die ineens geuit zal worden door een onder hen en als waardevol door alle deelnemers zal worden erkend en gezien als ‘le choc des idées d’où jaillit la lumière’.
Gedachten dus die nog onuitgesproken zich verplaatsen als trillingen, worden opgevangen en zich kristalliseren in een soort telepathische besluitvorming die opduikt als uit het niet.
Bentov in zijn boek is echter niet zo ver gegaan. Al kan het dat hij de mogelijkheid ervan overwogen heeft. Ik zelf heb er geen moeite mee. Ik zie het als een mogelijkheid als ik lees van Bentov:
‘That our physical bodies and all matter is made up of interacting electromagnetic fields vibrating at tremendous frequencies.'
Waarom zou dit dan ook niet gelden voor de gedachten die we hebben?
Wat dan werkelijk iets zou zijn om heel verwonderd over te zijn. Verwondering dat het leven is en dit op alle domeinen ook deze van de geest.
[1] Itzhak Bentov: ‘Stalking the wild pendulum’, 1977, ISBN 0 745 0332 8
05-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-10-2019 |
Bach naast d'Ormesson. |
Je dag beginnen met de eerste tonen van Bachs Weihnachtsoratorium geeft je een impuls die je niet verwachtte toen de nacht nog liep en Johan Sebastian je verraste en je wenkte om op te staan. Want zijn muziek was meer dan een eerste zin die je overvalt, omdat je ineens een wereld betreedt die je projecteert ver in de tijd, en dit terwijl je nog een flard hield van die laatste zin van d’Ormesson : ‘la seule réalité est Dieu’ uit zijn boekje over de ‘verdwaalden’ die we zijn.
Een korte, geladen zin die we beamen kunnen al weten we niet of de God van d’Ormesson deze niet is van Abraham. Het in elk geval een zin is als een klok, en zeker passend bij het Weihnachtsoratorium, want wat Bach, hierin oproept, is een hulde zoals zo dikwijls bij hem, een hulde aan het Leven, een hulde aan het ‘Ewig Dasein’.
Waarover ook jij betogen wilt in dit geschrift van jou waarmede je je dag binnen gaat, deze bijzondere morgen, bijzonder om diverse redenen, ook om het bezoek dat je verwacht en dat je nu ziet in het licht van ‘God is de enige realiteit’, waarvoor je d’Ormesson danken wilt.
Een zin waarin jij het equivalent van God op het oog hebt en dus ook schrijven kunt: ‘het Universum is de enige realiteit’, wat weliswaar een andere klank draagt, maar uiteindelijk ook niet, als ik luister naar de klanken massa van Bach die nog altijd in mijn hoofd hangt terwijl ik deze woorden opteken.
Geef je, je er zelf rekenschap van wat het betekent Bach te horen en d’Ormesson te lezen, een man van jouw leeftijd, die wat hij ook moge denken over God, een broeder in de geest is, zoals onvermijdelijk Bach er een is en zovele anderen met hem, ook zij van wie je het bezoek verwacht vandaag.
Maar hoe vreemd het allemaal gaat: Bach te beluisteren vroeg in de morgen, eigenlijk het laatste uur van de nacht en, eens je neerzit, eens je schrijven gaat - al had je helemaal niets te schrijven toen je de ogen opende - uit te wijden over de laatste zin van d’Ormesson, die klonk zoals de eerste tonen in de opening van Bach.
Natuurlijk een vondst van jou. Maar, als je de lijst ziet van de massa werken van d’Ormesson, en de inhoud ervan vermoed, dan kun je hem zien als een soort Johan Sebastian - wat minder wellicht - weet je dat je met hen niet alleen in een wereld van de geest terecht bent, maar ook met hen in iets kosmisch bent verzeild. Iets dat je weet dat er is, maar waarvoor jij, noch Bach, noch d’Ormesson een nauw passend woord hebben.
Je tekent, je denkt, je schrijft maar, steeds met dat Iets op de achtergrond in een laag die onzichtbaar is, zoals het ondergronds weefsel van zwam en paddenstoel die in overvloed vandaag in de weiden uit de grond schieten zo, om er meer dan verwonderd over te zijn.
Zoals ik verwonderd ben over de woorden die hier staan, terwijl ik helemaal niet wist hoe te beginnen, gelukkig was er Johan Sebastian om me te helpen.
04-10-2019, 06:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-10-2019 |
Momenten |
Deze morgen - van alle morgens uitverkoren - Martha Argerich en het Andante uit het pianoconcerto van Maurice Ravel.
Alles krimpt samen in mij, alle woorden, alle zinnen gaan zwijgen, alle tekens van ver en dichtbij. Ik, ademend de momenten die van Ravel waren en nu breed open gespreid worden in klanken zoals ik er voor het ogenblik geen andere ken en geen nood heb er andere te kennen, waar ook en in welke vorm ook: ik er vol van ben.
Ik er door gevoed wordt, opgeheven, opgenomen in een volume van ‘zijn’, wat ik telkens ervaar als het Andante opduikt, hier of daar, tussen twee geschreven paragrafen in, en er, zoals nu, de regen is tegen het raam en de wind in de bomen. Maar ook, zoals het ooit was, onverwacht, in de wagen in het verkeer, of het liefst, in de wijdheid van de velden, de droom van Ravels Andante, zingend in je hoofd en er lang blijvend.
Of, als een surprise-punt in om het even welke tijd, ook die nog komen moet als deze die al lang voorbij is. Je het kent als een lang woordeloos gedicht dat je meeneemt naar waar je al eens waart, en keer op keer, er terug keert om er te zijn als de klanken zich wentelen in jou en omheen jou. Jij, meegenomen in een stroom van zilver en goud en van smaragden en robijnen verpulverd voor jou uitgestrooid.
Hoe je haar handen bewegen ziet, hoe je de toetsen voelt aan haar vingertoppen, hoe parels van klanken - glazen knikkers op rode vloeren uitbollend - hoe je opsluit in je hart, het grote moment in het leven van Ravel, zijn Andante. Unieke momenten van het grote zijn, echoënd in Martha Argerich, de Argentijnse pianiste,, met haar losse grijzende haren, hoe lichtend haar handen, speels over het klavier, dansend.
En al dit is gekheid voor een deel van de wereld, maar een hoge hoogmis voor jou en voor vele anderen met jou. Je kent heel wat passages in sonates en concerto’s, in symfonieën, maar Ravels Andante is er een die er boven uitsteekt. Het is een deel van jou, een deel dat je opzoekt, een deel dat hunkert naar jou, zoals jij er naar hunkert op morgens zoals deze als er de roep is van de herfst in de schuivende wolken.
Zo deze morgen in oktober: enkele momenten van de vele momenten in het leven, uitverkoren en opgetekend om er te staan, liefst voor een lange tijd. Om terug te nemen, later, als er nog een later komt en misschien, maar zeker is het niet, als je, je afvragen zult wat je bezielde toen je dit schreef. Zoals ik me afvroeg wat me bezig hield, en hoe het was, toen ik even ben terug gegaan naar wat ik schreef, de eerste dagen van vorig 2018, na het heen gaan van Hubert, een vriend die me thans regelmatig nog bezoekt, en ik hem.
Wie zal het zeggen hoe het allemaal gaat?
Zo bestaan we dus, zo-even de betovering van Ravel en Martha Argerich, zo-even ‘het’ ogenblik van een jaar en negen maanden terug. Of hoe dichtbij het allemaal ligt, het leven een opeenvolging van momenten zijnde. Ondertussen is er al de tweede symfonie van Gustave Mahler, zijn ‘Auferstehung’, een monument.
Hoe intens je leven kunt dezer dagen!
03-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-10-2019 |
Zijn we verdwaald? |
Ik geef me er onvoldoende rekenschap van, dat er onder de genodigden op mijn blog, ook lezers zijn die zich strikt houden aan het lezen van hun dagblad elke dag, maar ook eens zijn gaan kijken naar mijn geschriften die ze ontdekt hebben. Mijn buurman, Stefan, een jonge man van goed in de dertig denk ik, verraste me gisteren ermee. Hij las me, zegde hij, soms begrijp ik het niet allemaal, maar ik weet nu toch waar je elke morgen, heel vroeg, mee bezig bent.
Ik volg hem als hij zegt dat ik hem soms overtref met wat ik te berde breng. Ik ben dus te onbesuisd, te elitair, ik schrijf dus te veel voor mezelf en plaats al mijn lezers op mijn eigenwijs niveau. Is dit wel nodig, kan het niet wat eenvoudiger, de eenvoud en toegankelijkheid die ik vroeger moet gekend hebben?
Er zijn voorzeker nog andere Stefans onder mijn lezers, en niet de minste, die me zeggen dat ik het soms aandurf heel hoog te stijgen - lijk een leeuwerik, zegde me onlangs iemand - is het niet meer dan wenselijk dat ik ook met hen rekening houd als ik bezig ben? Een aanvulling zijn van wat er in het dagblad staat, van wat de TV als nieuws brengt en wat minder gefilosofeer of, is het juist mijn gefilosofeer dat aantrekt?
Of het nu begrepen wordt of niet, er zal dan toch altijd iets ervan hangen blijven, en des te meer als het een wereld is, een landschap van de geest is dat ze niet kennen en ik aldus totaal nieuw ben in hun leven. Wat een pluspunt is want ik schud hen wakker, ik wijs hen op een ander aspect van het leven, de grijze zone waar ze weinig benul van hebben misschien.
Ik hoef dus niets te wijzigen aan wat ik schrijf. Het is niet aan mij om me aan te passen, het is aan hen om zich aan te passen aan wat ik hen vertellen wil, zelfs over mijn visie op God en zijn Universum, want dit Universum is Hij en niemand anders.
En kom ik terug op d’Ormesson: waar ik hem absoluut niet meer volg is als hij spreekt over God alsof het een persoon zou zijn verscholen in de wolken. En ook als hij zegt, p. 67:
‘Nous ignorons d’où nous venons, nous ignorons où nous allons, nous sommes tous des égarés’.
Het is zeker dat we ‘verdwaalden’ zijn als het beeld van God dat we hebben zich niet heeft gewijzigd en we hem verwijten blijven toesturen om het onheil hier op aarde; als we niet begrijpen dat de mens in de eerste plaats een stuk Universum is, stof van de sterren is, en als dusdanig de weg volgt door het Universum ingeslagen, waar we min of meer een beeld van hebben.
Evenwel, ‘nous sommes tous des égarés’, we zijn allen verdwaalden, als we niet beseffen dat wat het Universum/God op het oog heeft, enkel de geest in de mens is, en al de rest bijzaak is, menselijk is, voorbijgaand is.
02-10-2019, 06:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-10-2019 |
Zwaarmoedigheid. |
Ik heb d’Ormesson hard behandeld met mijn laatste blog, ik heb hem niet het minste respijt gegeven, heb amper de eerste 50 pagina’s van zijn boek gelezen en ik waag het hem tegen te spreken, hem te contesteren wat geest en materie betreft en hij die zich niet meer verdedigen kan. Het is oneerlijk vanwege mij, maar ik kon niet nalaten het te doen, ik kon niet aanvaarden - kan het nog steeds niet - dat de geest zou ontstaan zijn uit de stof, want dan teken ik mijn eigen doodsvonnis, want dan is de dood niets meer dan een holte, een leegte, wat ik niet nemen kan.
Dit is wat ik deze morgen, en het is nog heel vroeg, verklaren wil. Het is geen kleinigheid, het is niet iets om zo maar aan voorbij te gaan, het is iets om op te tillen, om te bekijken van uit elke invalshoek omdat het doorslaggevend is. In elk geval, het zit me in de genen, het is mijn Leidmotief, mijn anker. Het is het enige dat me nog rest als geestelijke waarde en het is wat me rechthoudt in tijden zoals deze van nu.
Zo ben ik dan met de jaren geworden. Ben ik aangekomen wat mijn geestelijke evolutie betreft, heel dicht bij de top van de berg die ik mijn leven lang aan het beklimmen ben geweest. Heb nu nog enkele stappen te doen om de top te bereiken, waarna ik kan afdalen om te verdwijnen uit elk gezichtsveld, maar dan toch, na vervulling van de opdracht die ik als mens, meen meegekregen te hebben.
Ik stel vast de laatste dagen, de laatste weken, dat ik meer en meer zwaarmoedig word in mijn geschriften. Schrijven is geen lichtheid meer, ik kom er niet meer toe los en rij te zijn. Ik blijf symbolisch dralen op een van die verlaten kerkhoven, zoals ik er zoveel heb gezien in Yorkshire, Wales en Schotland, waar we ooit waren. De namen lezend, met lichen bedekt. Hoe uitgesproken licht ik me toen voelde tussen die graven, met een wereld nog ver voor mij uit die nog te ontdekken was, bloot te leggen was in elke levensader ervan en dronken van verwachting, dit te doen om dat te bereiken, om daarna, getooid met een laurierkrans op het hoofd, verder te gaan.
Maar, vandaag, waar zwerf ik uit, hoe eindig ik deze beschouwing die me eens te meer te ver heeft gebracht, te ver is doorgedrongen tot het diepste, het meest geheime van mijn gedachten?
Er is bij mij, onmiskenbaar, een zwaarmoedigheid opgetreden, een zwaarte die ik niet mijden kan en die zich manifesteert vanmorgen, meer dan op andere dagen; waarin ik verga, vanmorgen. Een kreet die ik slagen wil, de kreet van Edvard Munch die nazindert tot diep in mij en trillen blijft, zoals de snaren van een viool trillen blijven nadat de strijkstok is opgeborgen. En er is geen enkel teken in het vooruitzicht dat wijst op beterschap, het onmogelijke zal zich niet voordoen, ik blijf gevangen in wolken van onzekerheid.
Het is de eigenheid van oktober, van de herfst, die toeslaat.
01-10-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-09-2019 |
Beschouwingen over de geest. |
Hij schrijft ook Jean d’Ormesson, pagina 46 :
Les êtres humains pensent avec leur cerveau. C’est notre corps qui pense. La pensée sort de la matière comme l’histoire sort du big bang. Elle est soumise au temps puis qu’elle surgit de la matière. Elle est changeante, passagère et mortelle comme les hommes et leur histoire.
Zoals hij het stelt, het is ons lichaam dat denkt, zal hij wel gelijk hebben als hij schrijft; ‘la matière produit de l’esprit, personne ne le contestera.
Ik heb hier meer dan moeite mee, et je le conteste, want ik geloof niet dat de materie de geest heeft gebaard. De materie bezit niet het inzicht om geest te produceren, wel het omgekeerde kan, de geest die een materiële vorm kan produceren, die een materiële vorm kan aannemen. De materie, de stof bestaat niet zoals we denken dat de stof er is, totaal levenloos, beweegloos, een dorheid. Materie is atoom, is elektron, is neutron en proton, zijn nameloze, minimale deeltjes, waarmee alles begonnen is. En alle deeltjes wisten hoe te ‘progresseren’, hoe ze zich verder dienden te gedragen opdat een Universum tot stand zou komen die de denkende mens, de toekijkende mens zou voortbrengen.
‘Wisten’ ze en deze kennis kon enkel geest zijn en deze was er van bij de aanvang: kennis en wetmatigheid. Een soort perfecte, meer dan perfecte Computer die alles geregeld heeft, zó dat hieruit kon voortkomen: het boek van d’Ormesson, mijn reactie op dit boek, ook het feit dat jullie me lezen zullen en nadenken over wat ik schrijf, ook een Donald Trump als president van de VS. Al deze mogelijkheden zaten verweven in het uiterst, uiterst vreemde moment, precies vóór de Big Bang.
De naam ‘God’ geconfisqueerd zijnde in het westen door de Bijbel en door Rome hebben we het moeilijk een naam te vinden voor deze Computer. Ik geloof echter niet dat er een andere naam voorhanden is. Of, noemen we hem ‘het Woord’ of, noemen we hem ‘Tao’?
Ik weet dat wat ik hier gisteren en vandaag geschreven heb, ver dragend is voor de mens en zijn rol hier op aarde, niet zo zeer de rol van de mens als dusdanig, maar de rol van de geest in de mens. Het is deze die centraal staat in het Universum. Echter, we zijn nog niet zo ver opdat we precies weten zouden wat dit inhouden kan.
Evenwel, de ingecalculeerde evolutie reikt ons de helpende hand.
30-09-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-09-2019 |
Jean d'Ormesson et l' histoire de la pensée |
Jean d'Ormesson: ‘Le guide des égarés’, p. 43 :
‘Le lent mûrissement de la pensée chez un nombre restreint de primates qui ont tiré le gros lot, et qui, de génération en génération deviendront peu à peu le fameux genre humain est le phénomène le plus stupéfiant de la longue histoire de l’univers. Presque aussi sidérant, oui, aussi sidérant que l’expansion primordiale.'
We volgen hem hierin heel graag. Het tot stand komen van een zelfbewustzijn, van een denkend vermogen in de mens, is het effect van een tweede Big Bang. D’Ormesson voegt er aan toe, en hij heeft voorzeker zijn woorden goed overwogen:
‘Quel sens auraient pris les formes, les couleurs, la lumière, le temps, si la pensée n’était pas apparue? Aucun. Il est permis de soutenir que seule la pensée donne au monde son existence.’
Dit is een uiterst belangrijke vaststelling die d’Ormesson hier maakt. Ik leid hier uit af - wat ik herhaaldelijk al heb geschreven - het Universum, ‘le monde de d’Ormesson’ had nood aan de mens om er te ‘zijn’, zonder de denkende mens, was het er, zonder er te zijn, want er was niemand, totaal niemand, om er over te getuigen.
Ik herhaal me en blijf me herhalen, het Universum had nood aan de mens, en deze nood was er van in den beginne, is niet later gekomen, toevallig of ineens gewild; hij was van in den beginne een noodzakelijkheid, hij zat verweven in alle wetmatigheden, hij was een belangrijke factor, hij was DE factor in de blauwdruk van het Universum, want een blauwdruk was er.
Of, hou je vast. Het Universum is er omdat de mens er moest zijn, de mens was het doel van het Universum, neem die weg en er is nada, er is niets dat IS en zich openbaart.
Dit is de belangrijkste zin die ik ooit geschreven heb of ooit schrijven zal. De meest compromitterende, de bron, het vertrekpunt van ons aller beschouwingen over het bestaan van een Geest, die we in het westen niet God durven noemen, omdat de Kerk die naam heeft geconfisqueerd, en omdat de Kerk zichzelf hiermee uit onze gedachten heeft verbannen, de naam ‘God’ incluis.
D’Ormesson, met zijn: ‘Il est permis de soutenir que seule la pensée donne au monde son existence’, is halfweg uit zijn redenering gestapt, hij had een stap verder moeten zetten; hij had er moeten aan toe voegen, ‘sans la pensée, le monde n’avait aucun sens d’exister’
Ik weet en ik besef ten volle de draagwijdte van mijn woorden, haak ze vast in je geest, zuig ze op en denkt erover na in je beschouwingen over het leven en vooral over de dood. Ik heb deze niet zonder een lang overleg met mezelf neergepend - letterlijk te nemen want ik heb een klad geschreven wat heden nog zelden voorkomt bij mij - ik ben er dus verantwoordelijk voor. Ik weet zeker dat ik niet de enige ben die zulks heeft gedacht, dat het algemeen geweten is in de wereld, maar dat geaarzeld wordt om het uitbundig te verkondigen, wat ik wel heb gedaan.
Maar denkt nu niet dat ik gedaan heb met d’Ormesson’s boek, zeker niet over wat hij meent te weten over la matière et l’esprit.
Ik vertel het je later wel, later, si l’Univers-Dieu me prête vie.
29-09-2019, 06:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |