Ingaan op wat van de aarde is,
kommerloos
als het nog kan.
er te verblijven, er te wonen,
niet wanhopen, hoewel grond
voor erger maar weinig
om te voorkomen:
op te staan en weg te gaan
en niet meer er te keren.
Zwaarvoetig uit je droom,
jij opgestaan
teergevoeligheid wordt niet gedoogd
want niets meer er wordt verwacht.
Wat woorden die er waren al,
maar niet gelezen
hoe ze er gekomen zijn,
een tuil gedroogde bloemen
in een schotel neergezet,
ademend. Zo de herfst.
Wat het was en hoe het kwam
heeft niemand ooit geweten,
dan maar stil gehouden,
gestold in roerloosheid
en toch bewegend nog,
binnenin
voor een lange tijd.
Het niet van gisteren was,
het was opgedoken uit de tijdloosheid
van het zijn.
Zo dachten we
het opgetekend moet,
bewaard voor later
als voor nu.
Roemrijk,
ons verleden: dovemans woorden
op een hoop gekeerd
voor als we er nog komen,
ooit.
|