Wat hij gisteren schreef is deel van het zinderende leven dat, zo vlug als de dagen zich opvolgen hem blijft doorkruisen. Het is een uitloop van de siddering ontstaan uit het Alfa-punt, die hem voeren zal over de dood, naar het andere leven. Een uitloop die lijk een fuga van klanken, keer op keer doven gaat in de herfst en in de lente lijk een vloedgolf het land overspoelt. Wetende ook dat zijn lichaam, getekend door de niet meer te tellen morgens die hij bewust heeft beleefd of roekeloos heeft ondergaan, ook niet ontsnapt aan het ritme van de natuur.
Hij wilt dit alles omvatten met woorden nu hij, het grafschrift las dat hij vond in een stevig boek over de Romaanse Architectuur en Cultuur in la Provincia de Burgos, dat een vriend hem achterliet:
Soy lo que serás; / lo que eres en el tiempo fui: / ora por mi, te ruego.
Ik ben wat jij zult zijn, jij die bent wat ik was in de tijd: bid voor mij, ik vraag het je.
Echter hij vraagt hem niet te bidden voor hem, al zal hij het zelf wel onvoldoende gedaan hebben, maar zijn geestelijk bestaan is een lang gebed geweest. Een wandeling naar en binnenin wat niet te noemen is. Hij zal evenwel niet zoals Rilke, begraven worden, aan de voet van een Romaanse kerk, zelfs niet met een grafschrift, maar hij vraagt zulks niet, hij wenst enkel dat zijn naam verlengd wordt naar wat hij schrijft op dagen zoals deze.
Hiermede loopt hij vooruit op de tijd, kleeft hij november in oktober en, loopt hij vooral vooruit op de dingen die gaan komen, liefst, niet de eerste weken want hij heeft nog heel wat af te werken. Zoveel nog dat hij het niet in een oogwenk zou kunnen opsommen. In feite niets is af, alles is nog te herdoen, te herlezen en te herdenken, te herschrijven op weinige uitzonderingen na.
Dus wat de final touch betreft staat hij nergens en, zoals hij bezig is, schijnt het hem toe dat hij er nooit zal toe komen als hij niet anders te werk gaat. Wat betekenen zou dat hij zich opsluit in een cel van het klooster en zich totaal vervreemdt van de buitenwereld. Wat geen eenvoudige taak is.
Jij die me leest weet niet wat deze blog me aan tijd heeft gekost. Wel is het zo dat er ook de eerste symfonie van Gustave Mahler was. Een schittering, instrumentaal enorm kleurrijk met in het begin wat hij gebruikte als inleiding tot zijn ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’.
Bij momenten Mahler een god zijnde, een Übermensch als componist als die bestaan zou. Zo ervaarde ik hem op ‘MEZZO live HD’. Dit met de regels van mijn blog in het hoofd, en ik maar kijken en luisteren bleef, geroerd en gevangen door de geest van Mahler verweven in de klanken van zijn symfonie. Ik het niet laten kon te blijven luisteren tot het einde toe.
Zo, als ik geschreven heb wat er te lezen staat, dan is er een deel Mahler bij. Hij verovert je zo maar niet, hij heeft tijd nodig. Het is een lange weg naar hem toe. Hij een rots zijnde die traag te beklimmen is, gestadig, wil je ooit zijn top bereiken.
Soms, wil ik ook zo zijn, wil ik hem evenaren in mijn geschriften.
|