Je dag beginnen met de eerste tonen van Bachs Weihnachtsoratorium geeft je een impuls die je niet verwachtte toen de nacht nog liep en Johan Sebastian je verraste en je wenkte om op te staan. Want zijn muziek was meer dan een eerste zin die je overvalt, omdat je ineens een wereld betreedt die je projecteert ver in de tijd, en dit terwijl je nog een flard hield van die laatste zin van d’Ormesson : ‘la seule réalité est Dieu’ uit zijn boekje over de ‘verdwaalden’ die we zijn.
Een korte, geladen zin die we beamen kunnen al weten we niet of de God van d’Ormesson deze niet is van Abraham. Het in elk geval een zin is als een klok, en zeker passend bij het Weihnachtsoratorium, want wat Bach, hierin oproept, is een hulde zoals zo dikwijls bij hem, een hulde aan het Leven, een hulde aan het ‘Ewig Dasein’.
Waarover ook jij betogen wilt in dit geschrift van jou waarmede je je dag binnen gaat, deze bijzondere morgen, bijzonder om diverse redenen, ook om het bezoek dat je verwacht en dat je nu ziet in het licht van ‘God is de enige realiteit’, waarvoor je d’Ormesson danken wilt.
Een zin waarin jij het equivalent van God op het oog hebt en dus ook schrijven kunt: ‘het Universum is de enige realiteit’, wat weliswaar een andere klank draagt, maar uiteindelijk ook niet, als ik luister naar de klanken massa van Bach die nog altijd in mijn hoofd hangt terwijl ik deze woorden opteken.
Geef je, je er zelf rekenschap van wat het betekent Bach te horen en d’Ormesson te lezen, een man van jouw leeftijd, die wat hij ook moge denken over God, een broeder in de geest is, zoals onvermijdelijk Bach er een is en zovele anderen met hem, ook zij van wie je het bezoek verwacht vandaag.
Maar hoe vreemd het allemaal gaat: Bach te beluisteren vroeg in de morgen, eigenlijk het laatste uur van de nacht en, eens je neerzit, eens je schrijven gaat - al had je helemaal niets te schrijven toen je de ogen opende - uit te wijden over de laatste zin van d’Ormesson, die klonk zoals de eerste tonen in de opening van Bach.
Natuurlijk een vondst van jou. Maar, als je de lijst ziet van de massa werken van d’Ormesson, en de inhoud ervan vermoed, dan kun je hem zien als een soort Johan Sebastian - wat minder wellicht - weet je dat je met hen niet alleen in een wereld van de geest terecht bent, maar ook met hen in iets kosmisch bent verzeild. Iets dat je weet dat er is, maar waarvoor jij, noch Bach, noch d’Ormesson een nauw passend woord hebben.
Je tekent, je denkt, je schrijft maar, steeds met dat Iets op de achtergrond in een laag die onzichtbaar is, zoals het ondergronds weefsel van zwam en paddenstoel die in overvloed vandaag in de weiden uit de grond schieten zo, om er meer dan verwonderd over te zijn.
Zoals ik verwonderd ben over de woorden die hier staan, terwijl ik helemaal niet wist hoe te beginnen, gelukkig was er Johan Sebastian om me te helpen.
|