Nog altijd Mars in de morgen. Een teer lichtpunt tussen de wolken, schijnbaar op dezelfde plaats waar Mars de vorige dagen stond. Ik weet dat de planeet de inhoud van mijn blog een bepaalde wending zal geven die er niet zou geweest zijn ware ik met een ander beeld of andere zin begonnen. Een andere wending is ook een andere uitkomst.
Dit terzijde. Wat niet wegneemt dat elke blog me heel wat kost aan inspanning en concentratie. Ik sta echter niet alleen, Philip Roth - dit vertelt Stefan Hertmans die de Constantijn Huygensprijs kreeg voor zijn volledige oeuvre - beweert dat elke pagina een struggle is, en zo ondervind ik het ook. Het is me elke morgen/dag duidelijk, niets is verworven goed, echter veel is te bereiken maar enkel na inspanning. Het is telkens een opstap in het ongerijmde, een ongekend landschap dat je betreden gaat.
Ik heb een vriend-poëet die elke maand een gedicht schrijft en het verspreid via mail. Ik wed dat het hem elke maand een hoop zorgen vergt om het begin ervan te vinden, elke maand een aftasten van woorden, tot de gewenste ineens opduiken en hij zijn verbeelding kan laten gaan. Hij weet ook, zoals ik het weet, dat elk gedicht geen hoogvogel kan zijn, dat er goede gedichten zijn en minder goede, al naar gelang de omstandigheden. Maar dat de betere een compensatie zijn voor de mindere.
Zo is het ook wat het afleveren van mijn blogs betreft. Ze gaan niet in stijgende lijn, integendeel, ze zijn erop gericht een eender niveau te halen, wat mijn vriend ook beoogt en waar hij, evenmin als ik, in slaagt.
Het schrijven blijft aldus, zoals ik reeds vroeger heb gezegd, een vreemde bedoening, dan toch wat betreft het schrijven van een gedicht of een blog. Het is keer op keer een nieuw beginnen, waarbij je vertrekt van uit een bepaald punt om soms verder, aan te komen op een plaats waar je al eens waart, verbaasd dat je die plaats bereikte langs een totaal nieuwe weg. Dit is dan het verrassingselement dat je bijwijlen vreugde bezorgt en je een beetje meer zekerheid geeft over wat je vooropstelt.
Wat niet belet dat je je nog steeds blijft afvragen vanwaar de woorden op jou afkomen en via je handen en je vingers neergezet worden. Komen ze van de heuvels, van de dalen, van de bergen of de zeeën? We weten het eenvoudigweg niet. Ikzelf echter heb niet de indruk dat ze van uit mijn arm, leeglopend hoofd zouden komen. Het is en blijft me een raadsel en ik wens het zo te houden.
Ik verschil hierin met een oude bekende, Jean d’Ormesson. Voor hem komen ze uit onze hersenen. Hij denkt dat de geest uit onze hersenen komt - geest voortkomende uit de materie - wat ik altijd bezworen heb.
We schrijven niet wat we denken, we schrijven beredeneerd. Er gebeurt een triage van wat binnenkomt, dan toch in de meeste gevallen, al gebeurt het wel, in de poëzie bijvoorbeeld dat de triage over het hoofd wordt gezien en dat het poëtische precies tot stand komt in de onlogische opeenvolging van woorden en beelden. Er zijn er heel wat die dit aankleven, Paul Auster is er in zijn ‘Selected Poems’ een groot voorstander van.
Hij heeft het, misschien, bij het rechte eind.
|