Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    16-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Bezoek

     

    Dagen later: hij schrijft, naast hem ligt een boek dat hij in de morgen uit het rek heeft gehaald: ‘T.S.Eliot, The waste Land, a facsimile and transcript of the original drafts’, en dit simpelweg om naast hem, iemand en niet iets  te hebben als hij schrijft. Als hij het opent op de eerste pagina valt hij op een vroege krabbel van zijn jongste dochter Cathy. Hij weet dat zij het is geweest want hij heeft, in plaats van het gekrabbel weg te gommen, haar naam er onder geschreven.

    Eigenlijk heeft hij het boek genomen om nog eens de talrijke wijzigingen te zien die door Ezra Pound aan het manuscript ‘The waste Land’ werden aangebracht. Eliot heeft wel de grondtekst geschreven maar in overleg met Pound, werd deze ingrijpend ontdaan van wat ze dachten overtollig te zijn. Ugo denkt dat het ook zo gebeuren zal met zijn manuscript als het ooit in de handen zou komen van een uitgever. Hij doet er goed aan zich hierop voor te bereiden.

    Hij wil dit op tekenen, als er wordt aangebeld. Wie, denkt hij, wie komt er me storen? Hij opent de deur met nog een halve zin te schrijven in het hoofd, maar het is Cathy, zijn jongste dochter die daar staat in de regen en wind, met een glimlach. Hij verwachtte haar niet, eerder iemand anders.

    ‘Papa’, zegt ze. Hij is verrast, totaal verrast, maar blij haar te zien en neemt haar in zijn armen. ‘Wacht even’, zegt hij, ‘mijn zin’, en hij loopt terug naar zijn tekst om de zin uit te schrijven. ‘Iets dat ik niet kwijt wou’ zegt hij.

    Ze vertelt hem dat ze in de buurt moest zijn en dat ze even langs kwam. ‘Stoor ik je? Vraagt ze.

    ‘Mijn lief kind, hoe kun jij me ooit storen, je bent mijn verademing hier in dit huis, trouwens je bezoek was aangekondigd, ik zag daar juist de eerste handtekening die je geplaatst hebt in een boek, je waart toen vier of vijf jaar oud.’

    ‘Een synchronisme, waar Jung het over heeft?’

    ‘Ja, zo kun je het stellen, een gebeuren dat zich tezelfdertijd op twee plaatsen afspeelt, ik die je krabbel vind en jij die bijna op hetzelfde moment aanbelt aan de deur.’

    Ze komt binnen met hem, een jonge mooie vrouw, met regendroppels over haar gezicht en de haren in de war van de hevige wind buiten. Zegt ze hem terwijl ze haar mantel aflegt en neerzit naast hem: ‘Zo kwam ik dikwijls bij jou zitten als je in de kamer, in je rood dagboek aan het schrijven was. Ik zat daar dan en keek naar je handen en de tekens die je neerzette lijn na lijn, zonder op te zien. Weet je, gisteren was ik de ganse namiddag alleen in het huis, man weg, kinderen weg, helemaal alleen met de poes. Zalig en ik dacht aan die tijd van jou en mij in die grote kamer waar je bezig was. Hoe rustig je toen was en je schreef maar. Ooit heb je me gezegd, terwijl je maar verder schreef, dat je werkte aan een verhaal voor kinderen, een verhaal over een meisje en een koffer die op zolder stond, en ik, ik zat daar maar, stil, beweegloos, te kijken naar jou, me afvragend waarom je zoveel schrijven moest’

    Hij was ontroerd door haar woorden. ‘Life is often a great sadness’, dacht hij, droefheid om het voorbije, droefheid om wat was en nooit meer komen zou, hij en zij als kind nog, samen in de kamer, zoals nu.

    Hij voelde hoe zijn ogen vochtig werden: ‘Ik herinner het me, zelfs dat je eens bij mij bent komen zitten, je waart toen al een jonge vrouw, je vertelde me over je droom. Je wou later een simpel leven in een simpele woning, een klein boerenhofje, zegde je, verlaten in de velden met een ruime keuken en erin een vloer in rode tichels en een kat, je wou een kat maar geen hond. Als ik er nu aan terugdenk en nu je hier voor mij zit, is er een pijn in mij, omdat het veel meer had kunnen zijn. Ik denk er dikwijls aan, het is een verwijt aan mezelf, en als ik blijf schrijven dan is het om die pijn te verdrijven, al helpt het niet veel, maar ik denk dat het helpt.’

    ‘Papa, je bent een eenzaam man. Vorige zondag, toen we hier waren, hebben we allen gezien dat je er moe uitzag, droevig en bezorgd dachten we, maar je eten was lekker en we hebben toch een aangename dag gehad, maar je hoeft dit niet te herhalen. We komen je in het vervolg halen en brengen je terug.’

    ‘Mijn kind, ik voel me goed hier, ik schrijf en lees en ik ben bezig met tal van zaken. Ik was hier onlangs in het bos aan dat kapelletje en heb er kennis gemaakt met een man die op dat erf met een bijzondere naam, waar we zo dikwijls naar toe zijn gewandeld, is komen wonen. Hij hoopte me terug te zien, zegde hij. Een van de komende dagen ga ik er eens langs want ik ben nieuwsgierig om te weten hoe die droomwoning van ons er van binnen uitziet.’

    Hij vertelde dit op het ogenblik dat er telefoon was in de hall. Hij haastte zich om op te nemen. Het was Raoul, de man uit het bos die hem vroeg hoe het stond met zijn boek en of het hem paste eens langs te komen in de loop van de volgende week.

    ‘ik sprak hier juist met mijn dochter over onze ontmoeting en ik hoor je. Natuurlijk kom ik graag even langs, Ik bel je, ik heb je kaartje hier nog voor mij liggen.’

    ‘Goed, maar breng dan eens mee wat je al geschreven hebt, vooral dat in het bos van toen.

    ‘Ik zie wel, ik bel je in het begin van volgende week.’

    Ze had hun gesprek gevolgd. ‘Dat is vreemd’, zegde ze, ‘heel vreemd, dat die heer je belt op het ogenblik dat je hem hier vernoemt.’

    ‘Dit is nu eenmaal het leven, velen noemen het toeval, ik niet, je weet het. Ik wist dat hij me vroeg of laat bellen zou. Het is het lot, dat hierover beslist. Ik wist het al van het ogenblik dat we uit elkaar zijn gegaan, dat we ons, wederkerig, in het oog zouden houden, dat er bij beiden een soort eenzaamheid was die ons naar elkaar toehaalde.’

    ‘Ja maar, het is toch vreemd, vindt je niet. Je spreekt over hem en hij belt je. Je ziet mijn krabbel en ik sta voor je deur. Is er iemand die je in het oog houdt?

    ‘Het kan, mijn lief kind, het kan, het leven is, zoals je zegt, een vreemd iets.’

    Hij voelde een warmte in hem: ‘Het is goed dat je eens op het onverwachts bent langs gekomen, ik wist het niet, maar ik had er nood aan, zoals ik nood had aan de telefoon van die heer van daar straks. Wil je iets eten of drinken?’

    ‘Een tonic, heb je een tonic’?’

    ‘Dat heb ik’. Hij ging naar de keuken en kwam terug met een tonic en twee glazen.

    ‘En jij, wat ga jij drinken?

    ‘Wel, uitzonderlijk, want dit doe ik nooit, maar ik wens a drop of whisky, een vingerling groot. Hij haalde de fles Glenfiddich uit een hoek van de bollenkast en goot zich wat uit, niet veel: ‘juist genoeg om even de geur en de smaak vast te houden’ zegde hij.

    ‘Papa, wat lees je? Voeg ze, wijzend op het boek met blauw couvert naast hem.

    ‘Ik lees het niet, ik blader er maar in, het is een facsimile van de verbeteringen aangebracht in een lang gedicht van T.S.Eliot. Je hebt er ook in geschreven, kijk maar.’ Hij toonde haar de krabbel op de eerste pagina.

    ‘Ben ik dat, papa, heb ik dat gedaan? Stout kind dat ik was.

    ‘Helemaal niet, het is gemakkelijk te verwijderen, maar ik doe het niet, het ontroerde me vanmorgen toen ik het zag. Vele zaken ontroeren me, kleine dingen. Je bezoek bijvoorbeeld, maar dit is een groot ding.’

    Ze keek hem aan en legde haar hand op die van hem: ‘Ik zal trachten wat meer te komen.’

    ‘Doe het, want de maand november is een droeve maand, een akelige maand soms, ik houd er absoluut niet van. Ik vraag me af hoe de mensen in het noorden de wintermaanden doorbrengen, verlangend naar het licht. Maar bij mij is het niet zo zeer het licht, het is het weten dat de tijd voorbijschuift naar het eens onvermijdelijke en november staat hier symbool voor.’

    ‘Waar jij nu aan denkt, papa, schrijf eens een boek, het zal je bezig houden, je kunt het, ik weet het, en of het nu gepubliceerd wordt of niet, het heeft geen belang. Begin er aan, vandaag nog als ik de deur uit ben. Of, ben je er al aan begonnen, was je aan het schrijven toen ik binnen kwam?

    ‘Ja, ik was iets aan het schrijven over je moeder’. Hij had dit niet moeten zeggen. Haar gezicht veranderde, de glans verdween uit haar ogen. ‘Eigenlijk was ik aan het schrijven over de zondag dat je hier allen waart.’

    Er was een ogenblik stilte tussen hen.

    ‘Je schrijft je eenzaamheid weg, is het zo?’

    Ja, zo is het, ik heb besloten het te proberen. Ik denk dan aan Cervantes die na zijn Don Quijote, ziek als hij toen al was, in zijn oude dagen, met de voet in de stijgbeugel – con el pie en el estribo - zoals hij ooit zegde, nog novellen schreef’

    ‘Doe het papa, doe het. Schrijf je boek, is het over ons?

    ‘Het is over jullie en niet over jullie, het is over mij en niet over mij, het is over alles en niet over alles. Je ziet het wel, maar het moet nu gebeuren en vlug. Ik mag er niet mee dralen.

    ‘Oh, papa, je maakt me blij, je maakt me zo blij. Maar jij bent toch niet oud’.

    ‘Meen je dat, mijn lieve dochter, meen je dat?

    ‘Ja, papa, ik ken er heel wat die jonger zijn dan jij, maar er heel wat ouder uitzien.’

    ‘Kom hier, mijn kind, dat ik je omhels.’ 

     

    16-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De lunch

     

    Voor hij slapen ging had hij de tafel vrijgemaakt, verlengd en gedekt met  een wit laken en de mooiste borden, witte servetten, het zilveren bestek, kristallen glazen en in het midden van de tafel een kandelaar met witte kaarsen. Alles zoals het vroeger gebeurde toen zij er nog was. Hij wou er een feest van maken maar als alles, naar hij dacht klaar stond, wist hij, o zo goed dat er iemand ontbreken zou. Al wat nodig was, was er, maar hij wist een donker punt in zijn hart dat lange tijd afwezig was geweest en dacht dat het een moeilijke dag ging worden. Hij ging liggen op de sofa voor de haard, de vlammen die aan het doven waren. Op de radio een sonate voor cello en piano van César Frank, de eerste aanslagen van de piano en dan de cello die inviel, de melodie die hij kende die hem aan greep, die hem neerhaalde. Hij lag er lang. Hij wist dat hij niet denken mocht, noch aan vroeger, noch aan het komende. Nu was nu, er was niets anders dan de vlammen en het nu van het nu en, zijn boeken nog, de enige die wisten. 

    De morgen was van een grote klaarte. Hij had de haard aangestoken en voldoende hout klaargelegd, uit de kelder had dat hij de twee laatste flessen Volnay gehaald die hij naast de haard had gezet, misschien ware een Bordeaux wijn of zelfs een witte wijn beter geweest, maar de Volnay zou het wel doen. Hij vond dat het ontvangen van de kinderen, op een zonnige zondag zoals deze, een gebeuren was dat hij in detail vermelden mocht; dat het een van die ‘petites choses’ was ‘qui donnent la paix’, zoals een collega van ‘le curé de campagne’, sprekend over de kleine dingen van het leven, het wist te formuleren. En in elk geval hij voelde zich licht euforisch, de nacht had hem goed gedaan, en wat ook het hem aan moeite had gekost, hij dit meer zou moeten doen, hij kende nog wel andere schotels die hij gemakkelijk klaar kon maken.

    Hij besloot niet de oven te gebruiken en had, toen het tijd werd,  de kom met stukken gemarineerde kip die klaar stond, op het vuur gezet, had een cd met pianomuziek van John Field opgelegd en hij kon nu, met een gerust hart, wachten op hun komst. Dan stopte de eerste wagen en hoorde hij de stemmen van de kinderen die roepend naar elkaar naar de voordeur liepen en aanbelden. Hij ontving hen met open armen en het was pappie – ze noemden hem allemaal pappie – van hier en van daar.

    Daarna kwamen de andere dochters met hun gezin en van dan af was het huis een weelde van stemmen, voelde hij, en het huis met hem, hoe goed het was nu ze allen samen waren terug. Hij zag het licht als een laag tederheid over hen  en over de gedekte tafel met de brandende kaarsen, en er was een glas champagne en alle dranken voor de kinderen. Hij zag dat er vreugde was en hij voelde zich sterk en hernieuwd tot grote dingen in staat. Ze wilden hem helpen in de keuken, maar hij zegde dat wat hij had klaar gemaakt een verrassing was, die een verrassing blijven moest en hij duldde niet hun tegenwoordigheid in de keuken.

    Hij was alleen toen hij de rijst strooide over de stukken kip, en, toen deed hij iets ongewoons, hij opende een blik ananas, sneed de schijfjes in kleine stukken en voegde die toe aan de kip, vooraleer er de kippenfond over uit te gieten. Dit was iets nieuw, dit was, dacht hij, zijn handteken als kok en als vader.

    De maaltijd was wat ze helemaal niet verwacht hadden. Hij hoorde dat ze er enthousiast over waren, dat ze zich vragen stelden bij wat er wel en wat er niet in de schotel was, maar hij roerde niet, hij liet het bij de vragen en de maaltijd verliep heel gezellig. Al het nieuws dat er was in de familie werd verteld in geuren en in kleuren Er werd afgeruimd en, uitzonderlijk, een iemand werd niet vernoemd, dit tot aan de koffie met taart die een van hen had meegebracht.

    De kleinkinderen hadden al de tafel verlaten en waren aan het spelen in het huis, van kamer tot kamer en plots stonden ze voor hem elk met een kadertje met gedroogde bloemen en stukjes van planten onder glas, kadertjes die zij had gemaakt en verspreid lagen over de tafel in de kamer waar ze regelmatig creatief bezig was met kleine dingen. Natuurlijk mochten ze die hebben, een voor elk en ze mochten kiezen. Maar de sfeer in het huis was omgeslagen, er vielen lange stiltes tussen de gesprekken in, en ongemerkt kwam de avond. Er werd afgeruimd het bestek werd in de vaatwasser gestoken en allen maakten zich klaar om te vertrekken. 

    Daarna, hij lag languit, in een deken gewikkeld, op de sofa voor de haard. Het huis, zijn gezel, bewoog over hem. Hij luisterde naar de wind in de schouw, er was de laatste vlam, het laatste vuur dat stilaan doofde. Er was nog steeds John Field in sourdine. Hij wou opstaan om de muziek te wijzigen, maar bleef half wakker, half slapend liggen. De stemmen hingen nog altijd in de kamer, ook wat er gezegd werd kwam in flarden terug. Het was een lange, vermoeiende dag geweest. Sliep hij? 

    Ze was in de tuin bloemen en bladeren en kleine stukjes ervan, meeldraden, stampers gaan halen en kwam binnen met de bodem van de mand bedekt. Ze zat neer bij de tafel met de delen van de in leder gebonden oude Dictionnaire théologique bij haar. Hij zat voor haar en zag hoe ze een voor een de bloemen nam en plat streek alvorens deze zo goed mogelijk op te sluiten tussen de oude vergeelde bladeren van het boek in haar hand. Hij zag de zorg die ze eraan besteedde, alsof het schatten waren die ze wegborg,

    Er zijn geen bijen meer, had ze gezegd, terwijl de ziekte aan haar knaagde. Vorig jaar gonsde het van bijen en waren er vlinders en libellen, nu zie ik nog enkel wat vliegen en één enkele hommel in de hele tuin. Hij zag hoe de jeugd haar houding verlaten had en hoe stil ze geworden was in het greintje leven dat ze nog hield, een ietsje meer dan het leven in de bloemen die ze drogen wilde.

    ‘Kan ik je helpen?’, vroeg hij,

    ‘ja graag, leg de bloemen en bladeren tussen de bladen zoals ik het heb gedaan, ik ga me wat neer leggen boven, ik kan er mijn gedachten niet bij houden, trouwens wat nut heeft het nog.’

    Het heeft nut wou hij antwoorden en hij dacht aan de talloze kadertjes in de kamers die ze gemaakt had, de gedroogde bloemen en stukjes plant eigenzinnig geschikt en gekleefd op een wit blad papier, en minuscuul haar naam eronder, Diana, meer niet.

    Haar boeken ook. Een boek dat ze elk jaar mee nam naar de Valais. En hij vond haar soms op de bank voor de chalet uitkijkend naar het dorp onder haar, met het boek gesloten in haar handen. Ze opende het op om het even welke bladzijde om het verder te lezen. Ze had hem herhaaldelijk gevraagd het boek te lezen, maar hij was er nooit aan begonnen, Dokter Zhivago van Boris Pasternak dat ze las in Engelse vertaling. Het boek leest zoals de Bijbel had ze hem eens gezegd. Ik mag het openen waar ook, ik weet wat eraan voorafgaat en wat er komen gaat.

    Eén passage ervan trof haar diep, had ze hem verteld, deze waar Zhivago opgebaard lag onder massa’s bloemen en Lara hem een laatste groet bracht. Ze vertelde het alsof het zijn lichaam was, bedolven onder de witte bloemen en zij hem groeten kwam. Zo beleefde hij het toch als ze er over sprak, maar het kon ook precies omgekeerd, dat hij haar bezoeken kwam waar ze opgebaard neerlag. Niet eenmaal, vertelde ze het, maar bijna elk jaar in de vakantie, op die ene plaats die ze haar plaats noemde, in het dorp waar ze begraven wilde worden. Weinig scheelde het of haar wens was werkelijkheid geworden.

     

    15-01-2017, 07:29 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    14-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.November

     

    Hij heeft het kerkhof bezocht. Heeft gezien dat de sierspar voor de grafzerk hoog is opgegroeid en nu haar naam bedekt, de wortels zullen dieper en dieper doorgeschoven zijn en moeten haar thans raken in wat nog rest van haar gebeente. Hij zal de sierspar moeten verwijderen en vervangen.

    November is een pijn en een verlatenheid, het is de maand dat alle leven stopt, de maand des doods. Maar niet alleen in de natuur, ook in hem is er de stilte, is er de verzadiging, Hij schrijft heel weinig nog, amper een paar korte zinnen die hij later zal uitwerken. Maar later komt en er gebeurt niets, de furie die hij gekend heeft, is totaal wegge-ebt.

    De telefoon zwijgt, de kinderen hoort hij niet, de wereld heeft zich gesloten op zijn eenzaamheid. Ook de luchten blijven grijs en effen. Als hij buiten komt ligt de binnenplaats vol afgevallen bladeren, de eerste vorst heeft ze verzilverd en als hij zich waagt tot het ovenhuisje, waar nu een deel van zijn reserve water en andere dranken staat, mengt het schuiven van zijn stappen zich met het geruis van de wind in de bomen, en de dofheid blijft.

    Op een nacht herneemt hij zich. Het kan niet dat hij lamlendig blijft rondlopen. In de namiddag neemt hij spade en hakmes, en rijdt hij naar het kerkhof. Met heel wat moeite slaagt hij erin de spar om te hakken en te verwijderen, een deel van de wortels laat hij over in de aarde boven haar. Dit, dacht hij, zal mij niet overkomen. Ik wens geen graf over mij, ik wens dat mijn as uitgestrooid wordt op een of andere plaats, in het bos bijvoorbeeld, op de plaats waar ik zat te schrijven of, omheen het ovenhuisje, het volstaat dat er een plaats overblijft die getekend wordt met de rest van mijn ingewanden, hopelijk echter heb ik nog wat tijd om hierover te beslissen.

    En na wat van de dood was kwam het leven terug, in de wagen op weg naar huis terug, het adagio uit het pianoconcerto van Ravel. Hij herinnerde zich dat hij het eens gehoord had toen hij zijn vriend, Jan V. had weggebracht naar het station, en dat deze maar bleef verder spreken over de Bank. Hij had toen verbaasd geweest dat Jan zelfs de muziek niet  opmerkte en maar bleef babbelen over de Bank.

    En terug thuis belde hij, in een golf van leven in hem, naar de kinderen om hen de komende zondagmiddag uit te nodigen op een lunch. En hij mocht hen allen verwachten. Hij wist wat hij bereiden zou, ‘kip op zijn Spaans’, een schotel die ze kenden van vroeger, hij moest dit aan kunnen. En hij kwam los, hij hoefde nog niet te schrijven, hoefde nog niet na te denken over wat hij in meer vertellen kon. Hij had enkel te denken aan de lunch die hij klaar te maken had en het was een opluchting voor hem, het was eens iets totaal anders. In de winkel van het dorp had hij twee kippen besteld, en gehoord van de dame die hem met veel woorden bediende dat het scharrelkippen waren van, en ze noemde het hof waar de kippen gekweekt werden.

    Hij begon met de voorbereiding in de late namiddag – hoe vroeg het licht dooft in deze dagen – hij had de kippen in kleine stukken gesneden met zout en peper erover en opgebakken in de boter tot de stukken mooi bruin waren. Hij had twee grote uien versnipperd, thymus en laurier uit de tuin gehaald en twee blaadjes salie, hoewel hij niet wist of dit nodig was. Had er een paar blikken stukjes tomaat aan toegevoegd samen met een, na de zaadjes te hebben verwijderd, fijn gesneden rode peper en ruim voldoende groene, ontpitte olijven en daarna nog gedroogde pilipili met mostaardzaadjes en gelyofiliseerde rode besjes, geplet in een vijzel. Had alles over de stukken aangebakken kip gelegd en overgoten met een fles witte wijn. Dit was zijn voorbereiding, morgen zou hij dit laten gaar worden, misschien in de oven of op een matig vuur en er, een kwartier voor het opdienen de kippenfond en de rijst aan toevoegen. en terwijl hij bezig was ontdekte hij plots hoe verschillend dit werk was als hij het vergeleek met het schrijven. Hoe gemakkelijk en hoe licht zijn handelingen waren, terwijl het schrijven een zoeken was een tasten naar woorden. Wat nu de evidentie zelf was, was niet de evidentie van het schrijven.

    .../...

     

    14-01-2017, 07:51 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.November

    14 januari

    Hij heeft het kerkhof bezocht. Heeft gezien dat de kleine sierspar voor de grafzerk gegroeid is en nu haar naam bedekt, dat de spar zijn wortels dieper en dieper heeft doorgeschoven en haar thans raken moet in wat nog rest van haar gebeente. Hij zal de sierspar moeten verwijderen en vervangen.

    November is een pijn en een verlatenheid, het is de maand dat alle leven stopt, de maand des doods. Maar niet alleen in de natuur, ook in hem is er de stilte, de verzadiging, komen de woorden niet meer. Er zijn dagen die zo voorbijschuiven en andere die zich rekken alsof de uren niet dezelfde zouden zijn. Hij schrijft heel weinig nog, amper een paar korte zinnen die hij later zal uitwerken. Maar later komt en er gebeurt niets, de furie die hij gekend heeft, is totaal wegge-ebt.

    De telefoon zwijgt, de kinderen hoort hij niet, de wereld heeft zich gesloten op zijn eenzaamheid. Ook de luchten blijven grijs en effen. Als hij buitenkomt ligt de binnenplaats vol afgevallen bladeren, de eerste vorst heeft ze vertind en als hij zich waagt tot het ovenhuisje, waar nu een deel van zijn reserve water en andere dranken staat, mengt het geluid van zijn stappen zich met het geruis van de wind in de bomen, en de dofheid blijft.

    In de nacht herneemt hij zich. Het kan niet dat hij lamlendig blijft rondlopen. In de namiddag neemt hij spade en hakmes, en rijdt hij naar het kerkhof. Met heel wat moeite slaagt hij erin de spar om te hakken en te verwijderen, een deel van de wortels laat hij over in de aarde boven haar. Dit dacht hij, zal mij niet overkomen. Ik wens geen graf over mij, ik wens dat mijn as uitgestrooid wordt op een of andere plaats, in het bos bijvoorbeeld, op de plaats waar ik zat te schrijven of, omheen het ovenhuisje, het volstaat dat er plaats overblijft die getekend wordt met de rest van mijn ingewanden. Maar hopelijk heb ik nog wat tijd om hierover te beslissen.

    En met de dood kwam ook, het leven terug, hij voelde het, op de radio in de wagen het adagio uit het pianoconcerto van Ravel. Hij herinnerde zich dat hij het eens gehoord had in de wagen toen hij zijn vriend, Jan V. had weggebracht naar het station, en dat deze maar bleef verder spreken over de Bank en wat er gebeuren moest. Hij had toen verbaasd geweest dat Jan zelfs de muziek niet  opmerkte en maar bleef babbelen over de Bank.

    En, toen hij terug was, belde hij naar de kinderen om hen de komende zondagmiddag uit te nodigen op een lunch. Allen hadden beloofd te komen. Hij wist wat hij bereiden zou, ‘kip op zijn Spaans’, een schotel die ze kenden van vroeger, hij moest dit aan kunnen. En hij kwam los, hij leefde terug, hij hoefde niet te schrijven, hoefde niet na te denken over wat hij nog vertellen kon. Hij had enkel te denken aan de lunch die hij klaar te maken had.

    In de winkel van het dorp had hij twee kippen besteld, en gehoord van de dame die hem met veel woorden bediende dat het goede, degelijke scharrelkippen waren van, en ze noemde het hof waar de kippen gekweekt werden. In de late namiddag – hoe vroeg het licht dooft in deze dagen – had hij de kippen in kleine stukken gesneden en met  zout en peper erover, opgebakken in de boter tot de stukken mooi bruin waren. Hij had twee grote uien versnipperd, thymus en laurier uit de tuin gehaald en twee blaadjes salie, hoewel hij niet wist of dit nodig was. Had er een paar blikken stukjes tomaat aan toegevoegd samen met een, na de zaadjes te hebben verwijderd, fijn gesneden rode peper en ruim voldoende groene, ontpitte olijven en daarna nog gedroogde pilipili met mostaardzaadjes en gelyofiliseerde rode besjes, geplet in een vijzel. Had alles over de stukken aangebakken kip gelegd en overgoten met een fles witte wijn.

    Dit was zijn voorbereiding, morgen zou hij dit laten gaar worden, misschien in de oven of op een matig vuur en er, een kwartier voor het opdienen de kippenfond en de rijst aan toevoegen. en terwijl hij bezig was ontdekte hij plots hoe verschillend dit werk was als hij het vergeleek met het schrijven. Hoe gemakkelijk en hoe licht zijn handelingen waren, terwijl het schrijven een zoeken was een tasten naar woorden. Wat nu de evidentie zelf was, was niet de evidentie van het schrijven.

    .../...

     

     

    14-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    13-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het stukje hologram dat hij is.

     

    Hij heeft herlezen wat hij in een eerste fase al heeft vastgelegd. Hij heeft het gedaan zoals hij dacht dat het hoorde. Zijn conversatie met Raoul had hij misschien wat ronder kunnen afwerken, maar hij kende hem slechts heel vaag en er was nooit met hem een samenhorigheid geweest zoals er wel een was met J.P. Korbee, die hij zag als een vriend. De woorden die gesproken werden en die hij – enkele aarzelingen uitgezonderd - bijna letterlijk had overgenomen, beantwoordden aan de omstandigheden: Raoul geconfronteerd met iemand die hij wist te hebben ontmoet in Gent en Deinze en er aandacht had aan geschonken, en Ugo die amper kennis had van zijn bestaan, wel van de blonde dame, die in Gent een boekenwinkel openhield waar hij regelmatig kwam.

    Alles in blok genomen weet hij echter dat wat hij bracht, integraal deel is van het hologram dat het Universum is en dat het, als minuscuul deel ervan, toereikend is om - en dat leerde hem Ithzak Bentov - het hologram in zijn geheel te benaderen. Hij is de graankorrel die heel wat weet over het korenveld en leeuwerik en luchten erboven, en zijn betrachten is, zoals het altijd is geweest, het stukje hologram dat hij is, om te zetten in klanken en woorden, in beelden. Aldus wordt wat hij schrijft de ouverture van een symfonische opera die zich geleidelijk voltooien zal. Hierbij worden thema’s aangekondigd, hernomen, verwerkt en uitgediept, en worden klemtonen gelegd.

    Naar de waarschuwing van de Ecclesiasticus: ‘Zoek niet wat te moeilijk is voor u en vors niet na wat uw krachten te boven gaat. Tob u niet af met dingen die niet tot uw taak behoren want er is u toch al meer getoond dan mensen begrijpen kunnen.’ luistert hij dus helemaal niet. Want er is ons inderdaad al heel wat getoond van het oneindig kleine tot het oneindig grote, maar nog niet, wat er binnenin, als essentie, als stootkracht, aanwezig is. En het is dit dat hij zoeken wil en bloot leggen in al zijn schakeringen; het labyrint in Chartres, Amiens, Saint-Quentin en in zovele andere plaatsen, en de betekenis ervan staat er symbool voor. Hij weet dus dat hij zich begeeft op vreemde paden als hij leest, dat sommige geleerden van oordeel zijn dat niet meer verder gezocht moet worden omdat al wat nog kan gevonden worden niet meer wetenschappelijk is maar zich situeren zal in het domein van de metafysica. Ugo daarentegen denkt dat het precies daar is dat moet gezocht worden.

    Aldus, in plaats te luisteren naar de Ecclesiasticus, is het wenselijker de evangelist Lucas te volgen die leert dat: ‘er niets verborgen is, dat niet openbaar mag gemaakt worden, niets geheim dat niet aan het licht zal komen’. Een zin die hij ooit eens ingekaderd zag in de ‘kunstenaars’-woning van Yves Rhayez, overleden, een groot mens, een van de vele, nu miskende – en om welke reden? - kunstenaars van bij ons.

    Trouwens wat men denkt stabiel te zijn, waarheid te zijn, is een anachronisme. Er is immers, altijd een schildpad in meer die op een andere rust, zoals Fred Hoyle ooit vertelde over die oude dame die het wist voor een publiek van wetenschappers. 

    PS.

    Er worden regelmatig namen vernoemd en zinnen aangehaald die vragen kunnen oproepen. De bedoeling is – vandaag toch – deze onder vorm van nota, gerelateerd aan de pagina, te verzamelen in een bijlage op het einde van het manuscript. Tenminste zo het ooit tot een einde komt.

     

    13-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    12-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het labyrint

     

    En het gebeurt dan, zoals zovele zaken gebeuren, dat hij uitgenodigd wordt door een groep vrienden uit Ieper - waar hij een paar jaren verbleef - die een clubverjaardag te vieren hebben, en op een mistige morgen, begin november, reist hij mee in een ruime bus om de champagnekelders van Reims te bezoeken hoewel hij eerder denkt aan de kathedraal en de blauwe glasramen van Chagall. Als de bus stopt in het centrum van Saint-Quentin volgt hij een ingeving en in plaats van met de groep koffie te gaan drinken in een café, loopt hij de mist in van de wandelstraat, om op het einde ervan de donkere massa te ontmoeten van de Collegiale, onverwacht tot hem gekomen.

    Een bedelaar aan de ingang steekt zijn hand uit en hij is terug in de middeleeuwen. Hij komt binnen in de sombere, trillende, hem opzuigende ruimte en er is een gebed in hem dat geen gebed is maar een rust en een aanwezigheid. Hij wist een labyrint in Chartres en in Amiens en hier wordt hij onmiddellijk geconfronteerd met de tegel-tekening van een labyrint in de vloer van de middenbeuk. Hij loopt er over en hij denkt, waarom dit labyrint? Hij gaat staan in het centrum ervan en heeft het gevoel dat hij staat in het centrale punt in zijn leven: de dagen die nog komen even talrijk als de dagen die voorbij zijn, niet in aantal, maar wel in intensiteit. Daarna is hij buiten, zijn hand neemt een muntstuk, de waarde van een glas wijn, en legt het in de hand van de man aan de deur. Weer is de mist over hem en keert hij naar de vrienden in het café.

    Maar de vraag neemt hij mee: waarom dit labyrint? Hij is in de bus en spreekt erover met een vriend uit het gezelschap, die zoals hij zegde, ook de kerk was binnengegaan, maar het labyrint niet had opgemerkt en nochtans was de middenbeuk stoelenvrij. En de vraag blijft.

    Later pas, jaren later zal hij op een dag, dankzij Ouspensky de binding maken met het labyrint. Hij heeft dan al heel wat gelezen over Vézelay, over Suger en de eerste gotiek van Saint-Denis; heel wat gelezen over de eerste gotische kathedralen en dan vooral deze begonnen en gebouwd vóór de dood van de Grootmeester van de Tempeliers op de brandstapel, voor die gelegenheid met groen hout gestookt.

    Hij wil nog verder schrijven over dit labyrint, maar andere gedachten  staan te drummen om opgetekend te worden, alsof al wat hij ooit gelezen heeft of gedacht, en al wat hij ooit geweest is of droomde te zijn, in blok opduikt zodat er een spanning groeit die niet meer te houden is. Hij denkt, wie is het die me belaagt om verder te gaan of wie is het die ik betoveren wil met woorden, is het een andere persoon in mij die me er toe aanzet of zijn het, zoals hij schreef over Elihoe, de woorden zelf die willen genomen worden en neergezet in een vaste vorm? 

     

    12-01-2017, 07:17 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    11-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dante het koppelteken

     

    Zelfs, indien Raoul – nu als de vriend van een vriend – ondanks de belofte gedaan aan John, niets meer van hem zou laten horen, dan nog zou hij hem blijven zien als een nieuwe, dringende gezant die hem waarschuwde dat zijn tijd om te beginnen gekomen was. Zo iets als in het verhaal over de dood - al zag hij niet onmiddellijk het verband er mee – die de tuinman dan toch ontmoette daar waar hij hem ontmoeten moest, in Isfahan.

    En als hij eraan terugdacht, had hij spijt niet langer gesproken te hebben met Raoul. Hij rechtstaande, de pen in de hand en de pijn in de lenden en een rechter voet die voor een deel gevoelloos geworden was, en de man voor hem, nonchalant, glimlachend, zelfverzekerd, zijn stok op de tafel naast zijn dagboek, hem vragen stellend in het geruis van de bomen. Bomen en nog eens bomen die mee luisterden, mee spraken met hen: Dante er tussenin. Dante waarover Raoul precies beginnen moest opdat hij hem treffen zou en hen, in een klap, dichter tot elkaar zou brengen, of Dante als koppelteken tussen Raoul en Ugo. En dit, om op te tekenen, een dag in oktober, voor de eeuwigheid dacht hij en hij deed het. 

    Hij zal echter aan Raoul wellicht nimmer vertellen welke herinneringen er voor hem verbonden waren aan het erf met het aanpalende park dat eerder een stuk bos was dan een park, dat hij altijd heeft aanzien als een plaats om van te dromen. Als hij er vandaag aan terugdenkt, is hij de knaap van tien, twaalf, veertien jaar. Hij heeft geen globaal beeld meer van die knaap van toen, maar hij weet wel dat het uitzicht van het landgoed totaal verwilderd was, de gracht er omheen dichtgegroeid met els en struikgewas, met varens en mossen, met waterplanten en salomonszegel en bosjes uitgebloeide druifhyacint, terwijl verdorde takken en omgewaaide bomen het nog verder in de tijd duwden. Er hing toen een sfeer van geheimzinnigheid over erf en bos en het leek alsof het geheel gestold lag als een eiland in de omringende velden en weiden en de geest van de geslachten die er geleefd hadden nog tussen de bomen hing.

    Als knaap werd hij er als het ware naar toe gezogen en op een namiddag was de roep ervan zo groot dat hij het gewaagd had, over de uitgedroogde gracht die rook naar modder en rottende bladeren, die rook naar de kamperfoelie aan zijn mond, het park binnen te dringen tot de witgekalkte muren van een prieeltje, achteraan in het park. Hij had binnengekeken door het raam om een fractie lang te staren in de wijd open ogen van een halfnaakte vrouw met donkere haren in slierten over haar bezweet gezicht, en over haar gebogen de rug van een man.

    Wat hij nog wist, dat hij toen hals over kop was weggerend, de handen voor zich uit, zijn adem schreeuwend in zijn borst en dat hij was blijven lopen tot de eerste huizen van het dorp, om dan in een brede zwaai, langs een veldweg terug te keren over de boomgaard naar het ouderhuis. Moeder dacht dat hij gevochten had toen ze de klonter bloed zag op zijn wang, maar hij vertelde dat het van de bramen was. Van het koppel repte hij met geen woord en zeker niet wie hij gemeend had te herkennen.

    Nu vraagt hij zich af of dit voorval geen inbeelding is geweest, of tal van feiten die hij zich herinnert uit zijn jeugd wel werkelijk hebben plaatsgevonden; of het wel zo is geweest dat er, toen ze op een avond aan het spelen waren op de weide, een man voorbijkwam op de fiets, die hen toeriep dat drie mannen verdronken waren in een waterput die ze wilden reinigen; of het wel echt was dat hij op een dag aan de rand van het bos een vuursalamander had gedood - er werd verteld dat een beet ervan giftig was - en dat hij daarna de moed had gehad zijn vinger te plaatsen op het roerloze, koude, geel gevlekte, zwarte vel.

    Maar werkelijkheid of niet, deze beelden of waren het dromen, en vele andere blijven hem bezoeken, krijgen een nieuwe omkleding, een lossere inhoud en vervagen en van de vrouw en de man die de liefde bedreven in het prieel gaat nu geen verwarring meer uit zoals dit voorheen, heel lang het geval was geweest. Want, ook hij heeft liefgehad op vele plaatsen: in het rijpend koren, waar hij ooit Jules Verne las en Knut Hamsun; tussen de bloeiende brem die woekerde rond dolmen en menhirs en, op zovele andere plaatsen, getuigen van het leven dat opspringt, onhoudbaar; herdacht en herschreven wellicht, in zijn dagboeken.

    Alles verstrengeld in alles, of de knaap en de man die hij geweest was, een ogenblik samengebald in die ene, zich steeds hernieuwende herinneringen, nu eens deze, nu eens die andere. En als hij een beeld aanraakt daagt een ander beeld op, wordt het een snoer van herinneringen die elk hun beurt willen krijgen. Echter hoe komt het dat er gebeurtenissen zijn die zich dieper in hem hebben vastgehecht en andere die vervaagden en zich oplosten.

    Is het een kwestie van wat Ouspensky noemt bij het stellen van een handeling, weten dat jij het bent die de handeling stelt en niet die machine in jou?

     

    11-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    10-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het omen

     

    Hij had het bijhouden van zijn dagboek steeds gezien als een lange voorbereiding op de dag dat hij effectief zou beginnen aan het grote werk dat hij ooit ‘eens’ volbrengen zou. Dit ‘grote werk’ - nu zijn manuscript - was zijn droom geweest. Er over bewoog de realiteit van elke dag: zijn werk in de Bank dat hem totaal opslorpte en geen openingen liet naar een of ander doorlopend schrijfwerk. Aldus wist hij hoe groot het reële leven vat had op hem, hoe hij wegzonk in het dagelijkse van opstaan, Bank, familie en slapengaan, maar geestelijk was er de leegte, enkel opgevuld met wat hij las en wat hij neerschreef tijdens de twintig à vijfentwintig minuten die hij nodig had om zijn dagboek bij te houden.

    Dit was lange tijd zijn leven geweest, tot de kinderen een na een huwden en het huis verlieten, zijn echtgenote onverwacht sterven zou en hij zich, eens de Bank weg uit zijn leven, had teruggetrokken in die oude woning met die wijd open haard, het enige, samen met het ovenhuisje, merkwaardige dat er was aan het huis met stalling en boomgaard.

    Hij had een sterke band met het huis. Hij sprak er mee, het deelde zijn eenzaamheid. Maar soms was het, naar de avond toe tot in zijn slaap, een holte om hem. Hij vroeg zich af in welke mate hij nog aanwezig kon zijn in de gedachtewereld van vrienden of kennissen, in hun gesprekken, in hun dromen zelfs? En, als hij in hen nog aanwezig was, of het levend of latent was, of zijn aanwezigheid nog gevoed werd of op sterven na dood was?

    Hoeveel levens we aldus leiden is ons vreemd, zo denkt hij nog regelmatig aan die dame, die zeemansvrouw, die er een blog op nahield waarin ze haar echtgenoot volgde die de hoge zeeën bevoer tot haar blogrecital ineens werd afgebroken en ze, zonder enig spoor na te laten, verdwenen was en dit terwijl ze vroeger sporadisch, via e-mail contact hadden met elkaar. Denkt zij nog terug aan die tijd van toen - veel was het wel niet - met hem?

    Vanmorgen, het is ver oktober al, zijn geest is ruim en levend: een telefoon, en uit de nevelen van de tijd, een stem die opduikt, die hij eerst raden moet maar die dan, in zijn rijzige gestalte hem plots voor de geest komt: John Storms, een vriend, met wie hij, jaar na jaar in de maand augustus, tochten had gemaakt in de bergen van de Valais. Hij belde, zegde John, met de groeten van Raoul, die een jeugdvriend was van hem, bij wie hij regelmatig aan huis kwam en nu, zoals hij hoorde, in het zelfde dorp van hem woonde. Raoul had hem verteld dat hij, toevallig, in het bos een interessant iemand had ontmoet die er zat te schrijven, en toen hij me je naam zegde, viel ik omver. Maar ik ken die man, heb ik hem gezegd, ik ken die Ugo d’Oorde. Ik weet van zijn schrijven in zijn rood dagboek, ik ken dat boek en ik ken hem nog beter. Man, je had indruk gemaakt op Raoul en, nu hij hoorde dat wij ook vrienden waren, wilde hij ons samen bij hem uitnodigen. Verwacht je er dus aan.

    Hij was gelukkig geweest John te horen, Ze hadden heerlijke bergtochten gedaan en diepgaande gesprekken gehad, samen met een andere vriend uit de bergen, Jacques Deck, een Parijzenaar. Aldus, hij hoefde zich geen zorgen te maken, hij leefde ook in de wereld van anderen, zijn eenzaamheid was geen verlatenheid, integendeel, ze werd gevoed door anderen met hun leven en hij voelde er zich in die morgen zeer goed bij.

    Zijn aanzet, en nu geculmineerd in de telefoon van John, zag hij, onvermijdelijk als elementen voor zijn manuscript, het omen dat hij verder schrijven moest, dat hij geen dag, geen uur meer te verliezen had; dat in feite, de man die zich Raoul noemde, zich had aangemeld als gezonden voor mensen die met grote regelmaat schrijven of veel schrijven zoals hij.

     

    10-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    09-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat hij schreef in het bos

     

    Hij zit neer in de woonkamer met naast hem, als een aanwezigheid, de zware Luikse bollenkast en de rekken boeken tegen de muur. Hij heeft de haard aangestoken en met de hoog oplaaiende vlammen voor zich en de warmte ervan op zijn handen, wil hij de essentie van wat hij op de middag geschreven heeft overnemen in zijn manuscript, dat nog niet veel meer is dan een bijna begin. Het is echter hier, en nergens anders, in deze oude woning, waar vele geslachten hun leven zijn begonnen en het hebben zien uitdoven dat hij, Ugo d’Oorde, veel verder dan halverwege, een geschrift wil nalaten van de mens die hij was, wilde en hoopte te zijn onder de mensen. En het is uit de vortex van vele gedachten dat deze morgen, laat september, de grote drang is ontstaan toen in een droom, vader woorden sprak tot hem die verloren waaiden, hoewel hij duidelijk wist wat hij zeggen wilde.

    Die drang in hem is er geweest van toen hij voor het eerst het licht zag en hij erin opgenomen werd. Dat het pas nu is dat hij weet dat hij deze drang beantwoorden moet is te wijten aan de omstandigheden: deze van vandaag, deze van gisteren, als deze van alle vorige omstandigheden in zijn leven, alle hebben ze bijgedragen opdat het, op dagen zoals deze, gebeuren zou.

    Hij neemt zich voor hierbij een holle weg te nemen, de bermen ervan begroeid met gebeurtenissen uit zijn leven, die alle, hoe groot of hoe klein ook, hun impact hebben gehad en zullen blijven hebben tot in het punt waar hij ooit aankomen zal, een laatste punt dat zich, gelukkig, duidelijker aan het aftekenen is in zijn lichaam dan in zijn geest.

    Alles op de keper beschouwd, zijn het gedachten en gevoelens geweest die al heel lang zelfs, leefden in hem. En nu klaar en duidelijk getekend staan in de kruinen van de bomen, onder het paarlemoer van de luchten; hij kan deze nu, overmoedig, uitdragen als het basiselement van zijn passage op aarde.

    En, als lezer van de Bijbel en van het Boek van Job voelt hij zich nu als Elihoe die vindt dat hij al te lang heeft gewacht met spreken. Wel, ook hij, Ugo, is overvol met woorden en argumenten, ook hij wordt opgehitst door wat hem beroert en dat gistend is als jonge wijn die nieuwe zakken dreigt te scheuren.

    Het zijn deze woorden, aanwezig lijk het watermerk in het wit Schoellerblad, die hij aan de oppervlakte brengen wil, gevoed door de geheime krachten van hemel en aarde, van bossen en velden, zeeën en stranden, bergen en stromen; krachten die de adem van zijn dagen zijn, geconvergeerd in één enkele hoofdzin, dat de materie is ontstaan uit de geest die in den beginne was. 

    Het is het verhaal, van wat zich, uit de roerselen van het voorbije naar de oppervlakte wrikt, waarin tijd, oorzaak en gevolg, geen bepalende factor kunnen zijn. Het is zijn ultieme mogelijkheid geworden, om in de laatste heldere momenten van zijn dagen, de totaliteit van wie hij was en is, wou zijn en niet werd, te verlengen, over de dood heen, naar de eeuwigheid toe.

    Zo heeft hij altijd, met een grote zekerheid geweten dat hij ooit eens ontwaken zou uit wat hij noemen wilt, zijn al te lang durende geestelijke inertie; weet hij dat het nu is dat hij de persoon, die hij was en niet was, maar die hij had kunnen zijn, zal aankleden met woorden. Met voor zich het beeld van de grote Ovidius die hem, regelmatig bezoekt. Ovidius die, dankzij zijn Metamorfosen, overtuigd was van zijn onsterfelijkheid, want wat er ook gebeuren mocht, zij zouden voor eeuwig zijn naam meenemen in de tijd. Waarvan hier akte.

    Wat in een zekere mate de middag heeft losgehaakt wordt krachtiger dan ooit voorheen, gedragen door de woorden van Dante – hij gaat deze opzoeken - ‘dat het, noch neergezeten op het dons, noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de lucht en schuim op het water’.

    Zo is het ook ‘zijn’ wil, meer te zijn dan rook in de lucht en schuim op het water en zal van nu af, al het creatieve dat in hem aanwezig is, gericht zijn op het nalaten van een blijvende getuigenis die van hem is, en alleen van hem ‘kan’ zijn, de tijd in, tot die uiteindelijk, maar hopelijk ver erna, vergaan zal, zoals alles vergaat, tot de letters van een naam in een overgebleven register. Het is vandaag denkt hij, mijn huwelijk met de geest in mij, de eenzame die ik ben, bezeten door het schrijven, zoals Hokusaï bezeten was door het tekenen.

     

    09-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat hij schreef in het bos

     

    Hij zit neer in de woonkamer met naast hem, als een aanwezigheid, de zware Luikse bollenkast en de rekken boeken tegen de muur. Hij heeft de haard aangestoken en met de hoog oplaaiende vlammen voor zich en de warmte ervan op zijn handen, wil hij de essentie van wat hij op de middag geschreven heeft overnemen in zijn manuscript, dat nog niet veel meer is dan een bijna begin. Het is echter hier, en nergens anders, in deze oude woning, waar vele geslachten hun leven zijn begonnen en het hebben zien uitdoven dat hij, Ugo d’Oorde, veel verder dan halverwege, een geschrift wil nalaten van de mens die hij was, wilde en hoopte te zijn onder de mensen. En het is uit de vortex van vele gedachten dat deze morgen, laat september, de grote drang is ontstaan toen in een droom, vader woorden sprak tot hem die verloren waaiden, hoewel hij duidelijk wist wat hij zeggen wilde.

    Die drang in hem is er geweest van toen hij voor het eerst het licht zag en hij erin opgenomen werd. Dat het pas nu is dat hij weet dat hij deze drang beantwoorden moet is te wijten aan de omstandigheden: deze van vandaag, deze van gisteren, als deze van alle vorige omstandigheden in zijn leven, alle hebben ze bijgedragen opdat het, op dagen zoals deze, gebeuren zou.

    Hij neemt zich voor hierbij een holle weg te nemen, de bermen ervan begroeid met gebeurtenissen uit zijn leven, die alle, hoe groot of hoe klein ook, hun impact hebben gehad en zullen blijven hebben tot in het punt waar hij ooit aankomen zal, een laatste punt dat zich, gelukkig, duidelijker aan het aftekenen is in zijn lichaam dan in zijn geest.

    Alles op de keper beschouwd, zijn het gedachten en gevoelens geweest die al heel lang zelfs, leefden in hem. En nu klaar en duidelijk getekend staan in de kruinen van de bomen, onder het paarlemoer van de luchten; hij kan deze nu, overmoedig, uitdragen als het basiselement van zijn passage op aarde.

    En, als lezer van de Bijbel en van het Boek van Job voelt hij zich nu als Elihoe die vindt dat hij al te lang heeft gewacht met spreken. Wel, ook hij, Ugo, is overvol met woorden en argumenten, ook hij wordt opgehitst door wat hem beroert en dat gistend is als jonge wijn die nieuwe zakken dreigt te scheuren.

    Het zijn deze woorden, aanwezig lijk het watermerk in het wit Schoellerblad, die hij aan de oppervlakte brengen wil, gevoed door de geheime krachten van hemel en aarde, van bossen en velden, zeeën en stranden, bergen en stromen; krachten die de adem van zijn dagen zijn, geconvergeerd in één enkele hoofdzin, dat de materie is ontstaan uit de geest die in den beginne was. 

    Het is het verhaal, van wat zich, uit de roerselen van het voorbije naar de oppervlakte wrikt, waarin tijd, oorzaak en gevolg, geen bepalende factor kunnen zijn. Het is zijn ultieme mogelijkheid geworden, om in de laatste heldere momenten van zijn dagen, de totaliteit van wie hij was en is, wou zijn en niet werd, te verlengen, over de dood heen, naar de eeuwigheid toe.

    Zo heeft hij altijd, met een grote zekerheid geweten dat hij ooit eens ontwaken zou uit wat hij noemen wilt, zijn al te lang durende geestelijke inertie; weet hij dat het nu is dat hij de persoon, die hij was en niet was, maar die hij had kunnen zijn, zal aankleden met woorden. Met voor zich het beeld van de grote Ovidius die hem, regelmatig bezoekt. Ovidius die, dankzij zijn Metamorfosen, overtuigd was van zijn onsterfelijkheid, want wat er ook gebeuren mocht, zij zouden voor eeuwig zijn naam meenemen in de tijd. Waarvan hier akte.

    Wat in een zekere mate de middag heeft losgehaakt wordt krachtiger dan ooit voorheen, gedragen door de woorden van Dante – hij gaat deze opzoeken - ‘dat het, noch neergezeten op het dons, noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de lucht en schuim op het water’.

    Zo is het ook ‘zijn’ wil, meer te zijn dan rook in de lucht en schuim op het water en zal van nu af, al het creatieve dat in hem aanwezig is, gericht zijn op het nalaten van een blijvende getuigenis die van hem is, en alleen van hem ‘kan’ zijn, de tijd in, tot die uiteindelijk, maar hopelijk ver erna, vergaan zal, zoals alles vergaat, tot de letters van een naam in een overgebleven register. Het is vandaag denkt hij, mijn huwelijk met de geest in mij, de eenzame die ik ben, bezeten door het schrijven, zoals Hokusaï bezeten was door het tekenen.

     

    09-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    08-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ontmoeting (2)

     

    Raoul K. was dichterbij gekomen: ‘In dit geval en met deze vooruitzichten houden we best op elkaar te vousvoyeren, ik ben hier nieuw in het dorp en woon op het erf van wat rest van een vroeger kasteel dat hier stond.’

    Ugo schrok even: ‘Wel, een verrassing voor mij, aangenaam, zeer aangenaam, op deze plaats kennis te maken met de nieuwe eigenaar van dat erf, Ik ben die Ugo d’Oorde die je kent en heb meegemaakt hoe die oude hoeve, waarvan ik de vorige eigenaars heb gekend, terug tot leven is gekomen: de grachten uitgediept, de omheining verstevigd. Weet dat ik die plaats van in mijn verre jeugd, altijd gezien heb als een gedroomde plaats om er te wonen.’

    ‘Heerlijk’ zegde de man, ‘je moet me eens komen opzoeken in die droomwoning die we met veel respect voor het oude, binnenin verbouwd hebben en opgekuist maar, mag ik weten waarover je schrijft?’

    Ugo ging hem zeker niet vertellen wat hij dacht over de materie ontstaan uit de geest: ‘Om eerlijk te zijn, ik heb wel een idee waar ik heen wil met mijn geschrijf maar, ik laat me voorlopig leiden door mijn gedachten. Tot vandaag schreef ik elke dag een pagina en het was keer op keer over iets anders, er zat geen structuur in. Ik wil het nu anders, ik wil een doorlopende tekst, maar zo ver heb ik het nog niet gebracht en vandaag had ik drie dagen in mijn dagboek in te lopen en heb ik geschreven wat de vallende bladeren en de bomen en vooral het bos me vertelde.’

    ‘Je bent ook nog poëet, ik heb dus een belangrijk moment in je wereld als schrijver meegemaakt?

    ‘Eigenlijk wel, want het was een vervolg op wat ik een paar dagen terug begonnen was, een soort incipit van wat ik zag als een boek in wording.’

    ‘Een groot moment dus in een mensenleven, een Van Eyck die aan zijn Lam Gods begint, of een Dante die de eerste zin, die we allen kennen, schrijft van zijn Commedia: Nel mezzo del cammin di nostra vita mi ritrovai per una selva oscura… ’

    ‘Je kent die zin, het verbaast me. Eerder Dante dan, maar dan ook niet zoals Dante in een donker woud, en zeker niet in het midden van mijn leven – ons leven zegt Dante - als ik het had moeten doen. Maar ik ga je bekennen aan wie ik dacht vanmorgen, aan Mondriaan, aan een boek zoals een schilderij van Mondriaan, maar dan met alle kleurvlakken opgevuld met woorden en niet alleen de voorzijde van het doek, maar ook de achterzijde ervan, al naar gelang de kleuren tot de achterzijde door het doek zijn gedrongen.’

    ‘Je bent dus werkelijk de poëet die ik meende te zien.’

    ‘Het kan, maar je moet me excuseren, ik had graag dit gesprek verder gezet, vooral over Dante, maar nu ik hier in de schaduw sta valt de kilte op mijn schouders en rug en als er bij mij iets is dat ik vermijden moet dan is het de kilte op die plaatsen, ik heb een heel gevoelige linkerlong.’

    ‘Ugo’, Ik mag je toch zo noemen niet? Hier is mijn kaartje, houd me op de hoogte hoe je boek het doet. Ik ben gelukkig je ontmoet te hebben. Misschien, misschien was deze ontmoeting dan toch een rendez-vous.’

    ‘Wie weet, het wordt gezegd dat alles, dus ook alle rendez-vous, al opgetekend staat of staan in het Boek.’

    ‘Waar opgetekend, In het boek waaraan jij werken wilt?’

    Neen, in het Boek waarover psalm, ik denk 139, het heeft. Maar Ik ga nu en ik zal je bellen als het de moeite loont om je voor te lezen wat ik hier geschreven heb.’

    Ze gaven elkaar de hand bij het afscheid nemen. De wind was opgestoken, de bomen een zee van geluiden die hem dronken voerde van een vreemd verwachten.

     

    08-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    07-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ontmoeting (1)

     

    Het was toen dat hij het bemerkte, iemand keek toe. Hij zag de man staan verbaasd starend, op enkele meters van hem. Zo intens was hij bezig geweest dat hij hem niet had horen naderen. Hij zag zijn lippen bewegen, maar de woorden bereikten hem niet. Hij klapte zijn dagboek dicht en stond recht met de pen in de hand.

    ‘Mijn beste heer’ zegde de man, ‘zo vlug en zo lang heb ik zelden iemand zien schrijven, je zat vast gegroeid in uw boek. Ik sta hier al minuten toe te zien en u bleef maar schrijven. Maar ik vergis me niet, ik ken u, ik ken u van de bijeenkomsten in de crypte van de Sint-Pietersabdij; eens discussieerde u met J.P. Korbee, de consul van Nederland in Gent, weet u het nog, het was over de notie tijd, Korbee hield spreekbeurten over de tijd, Herinnert u zich niet, ik stond er bij.’

    Ugo herinnerde zich die discussies. Eigenlijk waren het uiteenzettingen over wat de tijd was, het geliefkoosd onderwerp van Korbee, hij had er zelfs, vóór zijn overlijden, in eigen beheer, een interessant boekje over uitgegeven, hij bezat het thuis.

    ‘Ja’ zegde hij, ‘ik herinner me Korbee heel goed, wat hij erover vertelde minder, maar nu u over hem spreekt herinner ik me vooral de manier waarop hij zijn sigaret vastzette in zijn sigarettenkoker of hoe noemt men zo iets.’

    Hij keek naar de man voor hem, een man van zijn leeftijd, die daar stond, steunend op een wandelstok, gelaarsd, en sportief gekleed met een witte sjaal los om de hals, enkel de monocle ontbrak, en hij meende hem te herkennen.

    De man kwam naar hem toe en stak zijn hand uit: ‘Ik ben Raoul’, zegde hij ‘Raoul K.’ en u bent Ugo d’Oorde van de Bank, we hebben elkaar enkele malen ontmoet op diverse manifestaties en een laatste maal op een receptie bij Filliers in Deinze, ik was er met een blonde dame die u zeker moet hebben opgemerkt want ze kende u, ze had een boekenwinkel in een hoogst eigenaardig gebouw in Gent maar, u hier aan te treffen is meer dan een verrassing en dan nog als schrijver. Is het een boek dat u schrijft?’

    Ugo dacht te antwoorden dat zijn schrijven een ziekte was, maar hij bedacht zich.

    ‘Ja, die dame herinner ik me en dit schrijven hier, wel, het zou kunnen dat ik hier het prille begin van een boek aan het schrijven was, maar vandaag weet ik het nog niet, en ook morgen niet, er is nog te veel te denken voor ik het weten zal.’

    ‘Zekerheid over wat de toekomst brengt heeft u nooit, maar u kunt er naar leven. Ik dacht het maar zoals u bezig was. Ik zie dat u in ‘a page a Day’ dagboek schrijft van de Economist. De wereld van de Economist is een grote wereld, er zijn er hier echter niet veel in het dorp die dit soort dagboek hebben of kennen. Ik heb er ook een, maar het is geen ‘page a day’. Komt u hier veel om te schrijven?’

    ‘Ik kom hier nu en dan maar het is de eerste maal dat ik hier ben om te schrijven, een idee dat spontaan is ontstaan bij het ontwaken. Misschien was het’, voegde hij er glimlachend aan toe, ‘opdat we elkaar hier zouden ontmoeten.’

    ‘U zegt me daar wat, dan ben ook ik hier gekomen om u te ontmoeten en dit is, wat mij betreft, de enige reden die ik ken waarom ik hier op dit ogenblik sta. Een zuiver toeval dus.’

    ‘Geachte heer Raoul K., ik geloof niet in het toeval, laat het ons houden bij wat een Franse dichter of schrijver, zijn naam ontgaat me nu, een rendez-vous noemt. Het is het lot dat alles regelt dat ons heeft samengebracht.’

    ‘Als het lot er mee gemoeid is, dan zal onze ontmoeting een gevolg kennen, denkt je dit ook?’

    ‘Het kan, misschien was het noodzakelijk voor mij, al was het maar, en nu zeg ik wat ik niet zou moeten zeggen, opdat ik zou beginnen denken dat ik een boek aan het schrijven ben en weten ineens hoe beginnen.’

    .../...

     

     

    07-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    06-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bos

     

    Als hij voor het bos staat, voor de beuken, de eiken en de berken, de struiken sleedoorn langs de grachten, denkt hij, dit is werkelijk een Walhalla, dan niet van de dode helden maar van de groot levenden, dit is het bos van mijn verre jeugd en nu van mijn latere jaren. Hij voelt de magie van de bomen en hij aarzelt om binnen te gaan. Hij denkt aan wat hij nu altijd denkt als hij hier komt, dat de ruimte onder de bomen is als de wijding die uitgaat van een gotische kathedraal; dat het een plaats is om te knielen en te zeggen, ik ben hier, ik, kleine boom die het aandurft je grond te betreden. Hij legt als groet zijn hand op de gladde afpellende schors van de berk naast hem, respectvol: een hand op een boom is als een gebed, denkt hij.

    Hij gaat het bos in, langs de kleine vijver begroeid met lisdodden en kamperfoelie, met wat rest van de irissen; In de zomer staat die volledig leeg, hij bouwde er ooit met Robert, zijn jeugdvriend, een hut om er in te wonen, ooit, ooit, ver in de tijd die toen nog geen tijd was. Vele van de wegels die hij kende zijn dichtgegroeid nu, er zijn geen kinderen, geen wandelaars meer om ze open te houden, hier hangen vele herinneringen. Hij weet nog de plaats waar hij met Julie was, een zomernamiddag; de plaats waar hij een paar de liefde had zien bedrijven en toen de man hem zag, deze was recht gesprongen met zijn broek in de hand en hij, Ugo, het op een lopen had gezet; de plaats waar ze in de jonge kastanjelaren kropen en met de kruin ervan, vastgehouden met beide handen, naar beneden sprongen om de kastanjes te plukken, veel te vroeg en totaal nutteloos, maar het was van zijn jeugd, en het zal altijd zo blijven, een boek vol herinneringen was het bos.

    Hij wandelt tot een klaarte met de stenen tafel en de bank, voor het vervallen kapelletje, nog altijd met de naam, ‘O. L. Vrouw van Vlaanderen’. Het was de plaats waar hij met moeder kwam, naar zijn verbonden zijn met haar en de jaren. Wat betekent het te gaan neerzitten op de plaats waar je als kind hebt rondgelopen, wellicht, terwijl moeder aan het bidden was. Ze moet veel zorgen hebben gekend want telkens stak ze er een kaars aan en zat ze heel stil, geknield, soms met tranen als ze rechtstond.

    Hij zit er lang en roerloos een vochtig vlies over de ogen. Het stille ruisen van de bladeren. Hij hoort ze loskomen en als van zilver, traag wentelend vallen om hem heen, tot op de tafel vallen ze. Hij herinnert zich het gedicht van een Chinese poëet die in slaap was gevallen, het hoofd op de tafel, en toen hij ontwaakte lagen de bloesems van de kerselaar naast hem en over zijn boek. Hij ook wou nu zijn hoofd neer leggen op zijn dagboek, wou ook de ogen sluiten op de stilte en wachten, gedachteloos wachten, en de bladeren laten dwarrelen over hem en over de tafel tot ze hem bedekken zouden, want hier voelt hij zich geborgen, kan er hem niets overkomen.

    En hij vond, terwijl hij zijn dagboek uit de tas haalde met pen en inktpot, dat het een vreemde voorstelling was, te verwachten dat de woorden hier beter en vlugger zouden komen; dat ze neerdalen zouden met de bladeren uit de zucht van de bomen over hem, even rijk en talrijk zoals het een paar dagen vroeger was gebeurd.

    En dan een fazanthaan die opdook uit de struiken en als hij hem zag zitten, opvloog met een schreeuw, en de Muze kwam, ze kwam zonder aan te kloppen. De eerste zin overviel hem, lijk een hand op zijn schouder. De woorden kwamen vlug, de ene zin na de andere, lijk water vloeiend uit de bron en hij schreef breed en wijd, gedachten zaaiend, in één lange haal van de hand. Woorden die, lijk bloesems over de Chinese dichter, neervielen op zijn blad en hij wist al schrijvende dat het goed was, dat zijn zinnen spraken over het licht binnen in hem. En ze bleven maar komen, altijd meer en meer, bladzijden vol tot een laatste zin die een gedachte hield die de ganse inbreng waardevol maakte.

    Hier stopte hij, de vingers van zijn rechterhand enigszins verkrampt; hij opgenomen terug in het suizen van de bomen, hij die nu de pijn van het lang stil zitten voelde in zijn lenden.

     

    06-01-2017, 07:12 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    05-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schrijven dat een zich smijten is.

     

    Hij dacht toen hij in de velden was op weg naar het bos, ik ga me ‘smijten’ - het woord van Christine Hemmerechts aan haar ‘would be-schrijvers’ - ik ga me laten gaan. Ik ga binnen treden in het leven dat ik gekend heb en tezelfdertijd in een leven eraan palend, dat ik ver in de tijd ga laten ontstaan. En wat meer is, als beschikker over het woord, voel ik me, almachtig, zoals Tzinacàn, de magiër uit het verhaal van Jorge Luis Borges, die, almachtig is geworden na het ontcijferen van de woorden, door de god verborgen in de tekeningen op de pels van de jaguar. Voel ik me todopoderoso om woorden te produceren, hierbij de raad volgend van de Profeet van Khalil Gibran, eerst een huis te bouwen in de woestijn alvorens een huis in de stad. Wat voor mij hierop neer komt, dat al wat geschreven wordt, even goed vervorming, als correcte weergave kan zijn van realiteiten die zich hebben voorgedaan of zich hadden kunnen voordoen. Hierbij is de oude woning, die mijn schelp is, het centrale punt in het proces van mijn gedachten en zijn, zoals de jaarringen in de stam, hierin de klonters herinneringen verweven die mijn jeugd zijn geweest en al het vele dat was van de jaren erna. Wel wetende, en dit is een belangrijke factor, dat ik bij dit alles afstand zal moeten doen - en lichtzinnig kan ik me hierover niet uit spreken - van het houvast dat vele jaren God is geweest.

    Ik weet me, dacht hij nog, nu het grote avontuur begonnen is, een Kelt en een Gotieker, al kan ik dit niet omschrijven, maar ik zie me zo. Zoals de kathedraal haar wortels hoog in de luchten heeft zo wil ik mijn woorden gaan halen, niet alleen op deze aarde, wat maar normaal is, ook de kathedraal haalt haar krachten uit de grondstromen in de aarde, maar ik wil ze ook gaan halen uit de brede band geest die hoog boven de aarde drijft en zijn binding heeft met elke vorm van geest in plant, dier en mens hier op aarde. Brokaat is het kleed ervan en het uitzicht als lichtgevend paarlemoer over doorzichtige boeken, in onuitwisbare inkt, door allen die ons zijn voorafgegaan geschreven, en reikend tot in de verste uithoeken van de tijd.

    En er was die dag uitzonderlijk, iets jeugdigs over hem, een overmoedigheid die hij in lang niet meer gekend had. Hij dacht aan ‘De Stille Man’, een boek van Albert Van Hoogenbemt over zijn jeugdjaren, dat begon met de zin, ‘de eerste dagen van september doen me pijn’. Maar hij kende die pijn niet, nu toch niet, en ook het was al laat september, het was oktober bijna, en het licht was van een grote puurheid, was een balsem in zijn gezicht en op zijn handen. Het land, de velden lagen open voor hem met de donkere lijn van het bos dat hem opwachtte, een soort Walhalla. Hij wist nog niet wat hij schrijven ging eens op de plaats bij de kapel en of hij wel iets schrijven zou. Iets zou toevoegen aan wat de velden hem gebracht hadden. Zouden de bomen in het bos ook iets te vertellen hebben?

    Nota:

    Ik weet niet of ik verder ga in de 'ik-vorm' of in de 'hij-vorm; anderzijds heb ik elke dag minstens 1000 woorden te schrijven, wat te lang is als blog. Zo je moet dit zien als een poging mijn blog te gebruiken als een fragment van een roman 'in wording'. We zien beiden hoe het verlopen zal, jij zowel als ik.

     

    05-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    04-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eerste dag

     

    Dit is de toonaard dan die ik, in de mate van het bereikbare, volhouden wil, al weet ik niet – hoef het niet te weten ook - waar dit me brengen zal. Maar ik ben zo ingesteld, en ik ben niet zinnens er van af te wijken. Ik wil vertrekken van uit dit punt: een sneeuwstorm als droom en de woorden van vader, om er totaal nieuw uit op te staan. Ik zal hiervoor nieuwe paden betreden, een holle weg in slaan, in mijn herinnering het wegje dat grootmoeder nam om naar haar kapelletje te gaan in de velden, de bermen ervan begroeid met klaproos  en stinkende gouwe, vergeet-mij-nietjes en maagdenpalm, met salie en thymus, met engelwortel en paardenbloem, die alle de geuren van mijn jeugd dragen.

    Ik zal het huis bewonen waarvan ik ooit droomde: een stevige woning met een wijde open haard, donkere oude kamers met oude ramen en witte, met bloemen en planten doorweven gordijnen, die licht bewegen zullen als ik de grote woonkamer betreden zal, als ik de haard zal aansteken in de morgen – septembermorgens zijn al koel – en ik zal ze openschuiven om te zien, als ik aan de ontbijttafel zit, hoe het licht ontstaat dag na dag en hoe het zich verweeft tussen de bomen.

    Beelden die ik in mij draag, die ik niet hoef te zien om te weten hoe het licht kan zijn; het licht dat me voedt elke dag, de morgen is mijn opening, mon ouverture, mijn incipit, terwijl de tijd verloopt lijk korrels zand door de spleet van mijn dichtgehouden hand. De tijd die mijn broeder is, die me niet verlaat, die zich genesteld heeft in mijn lichaam dat een begin van aftakeling kent. Niet zoals de notelaar aan de achterdeur die, naarmate hij ouder wordt meer statigheid verwerft, meer notelaar wordt, niet zoals het ovenhuisje, witte muren, het rode dak en de donkergroene deur, terwijl ik de neiging heb, gebogen te gaan wat zou wijzen op een verkleuming van mijn bestaan.

    Dit alles, mijn eerste zin zijnde, ik nog niets heb gezegd. Ik enkel getracht heb het meest intieme van mijn bestaan te tekenen in het bewegen van de gordijnen en de kruidengeuren langs het holle wegje.

    De Muze van Dante, ooit een trouwe gezellin van hem, weze me genadig op mijn pelgrimstocht. Want het is een tocht die ik afleggen moet, voorlopig nog in het onbekende, zelfs het ongerijmde, want er zijn zovele plaatsen waar ik heen kan gaan, de pelgrimsstaf die mijn pen is, in de hand. Zo wil ik, straks als de zon haar hoogste punt zal bereikt hebben, wil ik beproeven hoe het bos zal reageren op mijn bezoek; wil ik om deze inleiding te bekrachtigen, naar die plaats gaan bij het kapelletje hier niet ver vandaan en zien wat de bomen me zullen weten te vertellen over wie ik was en wie ik geworden ben en ook, en vooral, wie ik worden wou, om te zijn de man waarover geschreven wordt.

    Ik heb alles al klaar gelegd: mijn rood dagboek - ‘a page a day diary’ van de Economist - en mijn pen, mijn Schaefferpen van jaren her, met het potje inkt, lie de thé van Herbin depuis 1870. Men wordt gebonden aan het oude, het vertrouwde om te schrijven. Ik denk soms dat de woorden in de inkt zitten en dat de inkt precies die pen nodig heeft om de woorden uit te laten en de pen het blad dat licht korrelig is om ze op te nemen. Dat het anders niet zou gaan, dat er anders geen lijn zou liggen in wat opkomt in mij en wat geschreven wordt. Het magische van het schrijven, de hand die bewogen - ja door wat? - over het blad loopt in kabbalistische tekenen, wat dan toch de kinderen moeten gedacht hebben die om me heen stonden een verre dag in Ibb, in Kawkaban in Noord-Yemen

    Zo, ik bereid me voor om te schrijven, op deze eerste dag van mijn nieuw bestaan, over waar het lot me brengen zal, zoals het gebeurt in het leven waar het, voor een belangrijk deel, de omstandigheden zijn die richting geven aan onze levensweg.

     

    04-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    03-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe een roman beginnen?

     

    Hij had aarzelend geslapen, het boek waaraan hij al enkele dagen dacht hield hem bezig: een eerste zin die hij zocht, die kwam en ging, die zich in zijn slaap versplinterde in sprokkelwoorden en moe gedacht hij plots wist hoe het kon. Hij was opgestaan in de kilte van de morgen. De as in de haard smeulde nog, hij had geluk. Hij legde er wat klein hout op en wakkerde het vuur aan tot de vlam erin schoot. Het vuur is leven dacht hij en vulde de vlammen aan met enkele blokken eikenhout. Hij hield nog altijd de zin die hij schrijven wou, maar hij vond nu dat de zin te mager was, niet paste als een zin om een boek mee te beginnen en ook, zijn ogen hadden te weinig slaap gehad om verder te gaan, en in een deken gewikkeld was hij gaan liggen op de sofa voor de haard.

    Hij droomde de droom, waaruit hij terug wakker werd bij het eerste grijze van het licht, hij was met vader in een sneeuwstorm en worstelend tegen de wind in, waren ze gekomen aan een gebouw, waarvan de voorgevel een grote poort was, met tal van kleine luiken die open en dicht sloegen. Vader riep naar hem woorden die verloren waaiden, lijk deze van vele dagen die verloren gingen, lijk deze van een jeugd die door de jaren werden meegenomen.

    En nu hij koffie zet, nu hij neerzit aan de morgentafel, de woorden van vader zoals hij meende ze gehoord te hebben: dat het duidelijker dan ooit was dat het niet de materie kon zijn die de geest had gebaard maar dat de materie, zo van de poort en haar vele luiken, zo van alles wat is, ontstaan was uit de geest. En het is dit dat hij schrijven zal.

    Hij zit er lang, geborgen in die ene gedachte die weergalmt in hem, die zwellen gaat met het licht in de kamer. De boeken in hun rek, zwijgend, kijkend naar hem, alsof die ene zin, die ene belangrijke zin de bron kon zijn voor een boek en de klank van de woorden ervan gedragen werd door de zucht van de wind in de haard, van de wind om het huis.

    Hij stond op en ging met de zin in hem, naar het raam. De zon een rode gloed in het oosten tussen de bomen. De zon die geest is, die onze moeder is, onze voedster. Hij dacht, er zou geen geest geweest zijn in de mens ware de zon er niet geweest. Dit is een grote waarheid, dit is iets dat niet meer verzwegen mag worden. Hij begreep nu ineens, waarom Akhnaton zijn eigen God had bedacht, misschien op een morgen zoals deze, dat hij was opgestaan uit een droom, die geen droom was, maar een ingeving: de zon die hij zag opkomen en de plotse gedachte, het licht dat Aton is, dat God is. Misschien was het wel zo gebeurd, of misschien ook niet. Het had geen belang meer, noch voor Akhnaton, noch voor hem. Alles was ontstaan uit het licht, het licht dat geest is, en geest het licht.

    Het wonder, dacht hij, van het licht in de morgen. Het stille van de stilte om de dingen heen. Eerst onzichtbaar, dan teer oprijzend, dan speels en dan glorievol. Het grote licht. Ik ook noem het Aton, dacht Ugo. Ik noem het de God van Akhnaton,

    Ugo dacht nog, als ik dit ooit moest schrijven, is er dan iemand die me dit kwalijk kan nemen?

     

    03-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    02-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ugo

     

    Ik word regelmatig geconfronteerd, vooral nu terug deze morgen, met die man in mij die een boek wil schrijven, een man die ik maar niet kwijt geraak; die altijd opduikt en ik er aldus uit te voorschijn kom als iemand met een gespleten persoonlijkheid. Hij is het die schrijft. Ik heb hem zelfs een naam gegeven, heb hem Ugo gedoopt en ik houd me meestal op de achtergrond als hij de pen overneemt. Ik zit er dus bij als een toeschouwer en laat hem maar begaan, denkende dat dit het geval moet zijn bij elk van ons als je aan het werk bent om iets te maken of iets te schrijven of te componeren.

    Het is dus geen vreemde bedoening als ik het zo stel. Het betekent dat ik uit mezelf moet treden en de persoon die aldus is ontstaan, moet volgen om iets te doen – een verhaal of tekst schrijven - wat normaal niet hoeft gedaan te worden om te leven en te blijven leven, maar het is nu eenmaal zo, het is hij die de drang in zich draagt om als schrijver te bestaan en als schrijver gezien te worden.

    Ik, mijn arme ‘ik’, laat hem begaan. Elke morgen jaagt hij me uit het bed, vóór het licht op komt zit hij al neer om te schrijven. Ik zelf weet niet meer wat het is eens lang in bed te blijven, vooral nu het wintert; eens zijn uur gekomen moet ik naar beneden en ik kan niet anders dan hem volgen.

    Vandaag heeft zich dit eens te meer voorgedaan. Ik heb het hierover al ettelijke malen gehad maar het blijft me achtervolgen en het heeft – hij, Ugo heeft – een groot impact op mijn leven, op mijn doen en laten. Bijvoorbeeld lees ik geen boeken meer omdat ik er de tijd niet meer toe heb, het is schrijven dat ik moet, en als ik niet schrijf, zelfs dan bezig zijn met wat ik in meer zou kunnen schrijven. Schrijven is een obsessie, lezen is bijzaak, wat niet belet dat ik in de dag met een boek rondloop en er ook ga mee slapen. Laatst een boek dat een vriend me schonk dat ik nu regelmatig bij mij heb, het is een boek van François Cheng, de l ’Académie Française met de toch wel vreemde titel: ‘De l’Âme’[1], over de ziel. Hij is een man van ongeveer mijn ouderdom, een filosoof die me al verraste met een ander boek van hem, waarover ik in vroegere blogs geschreven heb: ‘Cinq Méditations sur la Mort, autrement dit sur la Vie’.

    Ik bladerde al in zijn nieuw boek maar heb nog niet begrepen waar Cheng me brengen wil en of hij mijn idee hierover, me bijgebracht door een professor Godsdienst uit mijn jeugd, in de war zal brengen. Deze leerde me dat de ziel de ‘rekker’ is – zijn woord -  naar God toe, wat ik enigszins begrijpen wil als de band die we hebben met het kosmische, een binding die boven alles staat, boven het gevoel, boven het intellect. Ik heb tot hier toe bij Cheng het woord Kosmos nog niet vermeld gezien, maar heb nog maar een twintigtal pagina’s gelezen, het kan nog komen dus.

    Ik geloof echter dat hij er enkel zal kunnen in slagen mijn idee te bevestigen, niet me ervan af te brengen. 



     [1] François Cheng: ‘De l’Âme’, édition Albin Michel, 2016

    02-01-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De foto
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Ik zou kunnen denken dat op een dag zoals deze, het licht zich op een gans andere wijze manifesteren zou, maar niets daarvan; er is trouwens niets in de natuur dat zich anders zal voordoen. Ook, als ik neerzit voor mijn scherm, is er absoluut niets dat anders is, behoudens de woorden die ik schrijf en die de spiegel zijn van de gedachten die ik al een tijdje meedraag en zich deze morgen hebben verwoord omdat de noodzaak er was het te doen. Er is en was dus enkel de overgang van nacht naar morgen, zoals het elke dag gebeurt en zoals ik het elke dag beleef en uitdraag, gezegend soms als ik tastend de passende woorden vind, hoe het moge gebeuren ook.

    Deze toch wel bijzondere morgen echter wachtte me een verrassing. Dominique, de dochter van een goede vriend, die nu toeziet van uit zijn ‘geborgen-zijn’, stuurde me via facebook, een foto van schrijver dezes met op de achtergrond Stonehenge, genomen door mijn vriend in een vorige eeuw, op onze terugkeer van een reis naar de Highlands. Een foto waarmede hij de sfeer capteerde die symbool stond voor deze reis die ons op een glorieuze dag had gebracht, van het eiland Mull tot het heilige eiland van de Schotten, Iona, een soort pelgrimstocht.

    De foto meer dan de persoon erop – waarin ik me amper nog herken - is qua conceptie, het werk van een groot kunstenaar, Jef Vaes, die vergeten werd en nochtans een belangrijke etser en aquarellist is geweest, een beeldhouwer en ceramist, maar voor het ogenblik, de tijd en de dood een hand toestekend, totaal miskend wordt zoals er zovele kunstenaars zijn die te vroeg verzwegen worden.

    Ik denk dat ik toen al droomde van ooit, in zijn spoor, te gaan werken aan iets dat al het gekende zou overstijgen. Een droom die me is blijven achtervolgen die maakte dat ik alle, voor mij mogelijke wegen, heb bewandeld, maar dat het enige merkbare teken dat er uit is ontstaan de blogs-teksten zijn die zich opvolgen sinds een vijftal jaren nu. Maar weinig is er anders om fier over te zijn omdat het maar wat losse schetsen zijn die zich opvolgen zonder enige binding met elkaar wat de inhoud ervan betreft.

    Vandaag klamp ik me dus vast aan die foto van Stonehenge. Dominique vertelt me dat haar vader deze zelf ontwikkeld heeft in zijn obscure kamer en er de grijze toon heeft aan gegeven die hij wenste er aan te geven, zodat over het geheel een mystieke sfeer hangt, ook omdat hij wist dat ik toen al sprak als een soort mystieker.

    Er was tussen ons een broederband, die niet onder woorden te brengen was. Hij had me geleerd hoe ik een ets kon maken door een tekening aan te brengen op een met lak bestreken koperen plaat, en de eerste ets die ik tot een goed einde bracht heb ik afgedrukt op zijn pers; een moment in mijn leven dat ik niet zo licht vergeten zal. Zoals ik ook de foto van Stonehenge niet meer vergeten zal, genomen in de verlofdagen dat we rondzwierven in de Highlands of neerzaten aan de oevers van de river Dee, vissend op forel zonder veel succes, Francis, zijn zoon die ons vergezelde uitgezonderd. Hij ving een prachtige zalm die hij de avond van de vangst zou neerleggen op een steen naast de deur, bij het binnenkomen in het hotel, zoals het daar gebruikelijk was.

    Dit, lieve Dominique waren van de grote momenten die ik heb doorgebracht in Schotland en het zuiden van Engeland met je vader en je broer Francis, waaraan de foto die je me stuurde me herinnerde en die herinnering een meerwaarde geeft aan de eerste blog van het jaar.

    Er gebeurde dan toch iets heel bijzonders, iets dat ik helemaal niet had verwacht.

    01-01-2017, 07:36 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    31-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Richard Strauss: Letzte vier Lieder.

     

    Merkwaardig is dat Mozart, gedurende de tijd dat hij geleefd heeft, er in geslaagd is voldoende muziek te componeren om, enkele herhalingen ter zijde gelaten, zes dagen Klara te vullen. Ik denk dat er weinig componisten zijn die dit fenomeen aankunnen. Komt daarbij nog dat zijn muziek sprankelend is en blijvend, zonder verveling, gehoord kan worden.

    Dit wordt dus de laatste dag, én van het jaar, én van Mozart, én van waar ik nu aan denk: die ‘Vier letzte Lieder’ van Richard Strauss: Frühling, September, Beim Schlafengehen, en Im Abendrot. Dit laatste lees ik op de tekst van Eichendorffs gedicht ‘Im Abendrot’. Hij vond de daarin geuite gevoelens heel passend; een oud echtpaar dat naar de zonsondergang kijkt aan het eind van een leven en dat zich afvraagt: “Kan dat de dood zijn?’

    Deze Lieder waren Strauss’ zwanenzang. Zie ik er een symbool voor het komende in als ik hier even over uitweid? Is het iets om me zorgen over te maken of heeft dit enkel te maken met het driemaal, neerschrijven van ‘laatste’ dag en ‘letzte’ Lieder?

    Hoe gevoelig men soms is voor woorden die op het meest gepaste ogenblik je overvallen, alsof dit de laatste blogs zouden zijn die ik schrijven ga. Geloof het niet, geloof het niet.

    Mijn alleenspraak wil verder gaan, 31 december wordt geen orgelpunt, ook geen zwanenzang, dit is wat ik wil vooropstellen om mezelf moed in te spreken. Het product van mijn alleen spraak zal neergeschreven worden. De oude man die ik ben zal creatief blijven zoals hij in het voorbije bezig was, tenminste, ‘indien voor die tijd, de genade (la grazia di Dio) hem niet tot zich roept’[1]. En in deze sfeer wil ik vandaag het jaar afsluiten.

    Wist Richard Strausz dat hij zijn ‘Vier letzte Lieder’ aan het schrijven was, op het ogenblik van het componeren ervan, ik geloof het niet - de titel werd er pas later aan toegevoegd – hij wist wel dat de dood nakend was maar hij componeerde verder, was het niet met noten op hun balk gezet, het was met noten in gedachten.

    Ook ik weet niet en zal het niet weten of wat ik schrijf ‘meine letzte Wörter’ zullen zijn. Ik weet alleen dat ze ooit geschreven zullen worden maar, dat het de laatste zijn, hoop ik liefst niet te weten.

    Ik zal dus, vrij en ongedwongen, verder gaan met deze wijze van optreden als een toneelspeler die de woorden die hij kent uit spreekt alsof hij ze niet kende en aldus de indruk laat dat ze pas op het ogenblik van het spreken uit hem ontstonden. Ik zal wel weten echter dat hoe verder ik kom, hoe dichter ik komen zal tot wat zal gezien worden als mijn laatste woorden.

    Ik ben dus, vandaag, zoals Richard Strauss toen hij zijn ‘letzte vier Lieder’ componeerde. Ik kan niet anders dan er gelukkig mee zijn. 



    [1] Alighieri Dante, Inferno XXXI, 129: ‘se innanzi tempo, grazia a sé nol chiama.’

     

     

     

    31-12-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    30-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het precieze grijs

     

    Ik hoor al dagen lang, en het deert me absoluut niet, Mozart op Klara. Mozart en nog Mozart, zodat er onvermijdelijk stukken van melodieën komen die ik al de vorige dagen heb gehoord. Dit geldt onvermijdelijk ook voor wat ik schrijf. Ik ook moet, nu en dan, zinnen, paragrafen, teksten van vorige jaren opdissen. Ik weet het en eigenlijk, het stoort me niet, evenmin als de wijze van componeren van Mozart me storen zou.

    Lees nu toch niet dat ik me een Mozart voel als ik schrijf, maar wel weet ik, dat mijn woorden soms even spontaan ontstaan als de noten muziek bij Mozart, maar dit is dan ook alles wat ik ooit met hem zou kunnen gemeen hebben en zeker niet dat ik twee honderd en meer jaren verder nog zou gelezen worden.

    Aldus gebeurt het ook dat ik me de vraag stel, wat vang ik aan met deze teksten, die in het bijna-voorbije jaar verschenen onder de vorm van Blogs. Is er iemand die opstaat om me te vragen deze niet te laten liggen in het onderste van een lade, maar uit te kijken naar een materiële bundeling ervan, dan toch van deze die waard zijn bewaard te worden? Iemand die wenst me te herlezen op rustigere momenten alsof wat ik schreef, allemaal gedichten waren en dan nog gedichten druipend van poëzie: la Poésie qui… etc., etc. ?

    Dit iemand moet dan weten dat de totaliteit ervan, bruto meer dan 600 pagina’s beslaat, meer dan, leert mijn laptop me, 227.000 woorden. Hij moet dus ook weten dat ik wat tijd nodig heb om te schrappen wat ik schrappen wil en te herzien wat ik herzien wil, alvorens de definitieve vorm te laten kopiëren in A5 formaat.

    Mijn professor van Nederlands – God hebbe zijn arme(!) ziel - leerde me dat we nooit iets mochten vernietigen van wat we geschreven hadden, hoewel ik het al gedaan heb en dit tot mijn spijt. Wellicht zal ik dus houden wat ik heb, al was het maar, tot nader orde, en op memostick, en op harde schijf.

    Dit, waarde vriend lezer, zijn gedachten die me, met Mozart op Klara als voorbeeld, bezig houden op deze voorlaatste dag van het jaar. Is het te begrijpen of is het beter erover te zwijgen? Ondertussen, terwijl ik schrijf, het licht dat stilaan in grijze tonen terug aan het komen is.

    Een vriend van mij, wordt geroerd door de verschillende tonen van grijs, hij tracht die te sprokkelen op zijn manier, hij kleurt die in met zijn gevoelens en hij zet die kleuren neer op een doek. Hij creëert, zoals de wintermorgen vandaag de kleuren creëert, en creërend is hij een gotieker omdat wat hij doet – hoe eenvoudig het ook moge gebeuren – een kosmische aangelegenheid is. Hij hoeft het niet te doen, hij kan gewoon verder gaan zonder het te doen, maar, en hier begint het, zijn leven situeert zich op het vlak van het ‘doen’, hij kan niet anders. De tinten grijs zijn een uitdaging voor hem om het te doen en, zoals het licht, te zoeken naar het meest precieze grijs dat er is.

    Ik zoekend naar het precieze woord, hij zoekend naar het precieze grijs. We zijn broeders in de geest van hen die zoekend zijn.

     

    30-12-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs