 |
|
 |
|
|
 |
02-05-2016 |
Il Libro |
Ik ben volledig op mezelf aangewezen om mijn boodschap van elke dag te schrijven. Het is telkens een zoektocht naar wat niet alleen passend is, maar ook een soort voedsel dat ik aanreik, niet om de dag door te brengen, wel om even te verpozen. Eigenlijk is het een brief die ik aan ieder afzonderlijk richt, waarin ik vermeld hoe ik ben, wie ik ben en waarom ik schrijf; is het een brief, is het een boodschap in alle gemoedelijkheid geschreven. Maar het verloop ervan gaat altijd in een zelfde richting. Het is een relaas van mijn pelgrimstocht doorheen het landschap, en bij mij is het nog al te dikwijls, het ‘landschap van de geest’. Ik kan het niet laten, het is sterker dan mezelf. Maar, zeg me, over wat anders kan er gesproken worden?
Ik zou me kunnen begeven in het domein van het verhaal, dat ik slechts heel sporadisch betreed, ook omdat het me niet ligt, ook omdat ik er weinig heil in zie, ook omdat ‘la vie est déjà assez roman comme ça’, wijze woorden die ik eens, lang geleden, hoorde van een dame die toen de leeftijd had die ik nu heb.
Toch denk ik soms aan een ontmoeting in Cogne een klein bergdorpje in de Valle d’Aosta. We waren er in de namiddag aangekomen, hadden een kamer genomen in een hotel, hadden geavondmaald en mijn vrouw was met de dochters naar de kamer gegaan, en ik was op zoek gegaan naar de ruïnes van een oude abdij. Ruïnes van oude gebouwen hebben een grote aantrekkingskracht op mij, ik loop er graag in rond zoekend naar resten van stenen die ooit door een beeldhouwer waren bewerkt. Het was echter zoals heel dikwijls, verloren moeite, al het waardevolle was al lang opgeraapt of vergaan tot stof. Ik wou terugkeren toen er plots een nog jonge dame in donkere kledij met een kindje op de arm voor mij stond. Ik weet niet vanwaar ze kwam, ik had niets gehoord en ook niets gezien maar ze stond daar ineens, alsof ze uit de grond was opgerezen.
Ze keek me aan en prevelde enkele woorden die ik niet begreep, maar ze stak haar hand uit en ik kon niet anders dan haar wat lires geven, niet genoeg wellicht want ze drong aan en wou me iets duidelijk maken. Ze kwam dichter naar mij toe en nam mijn linkerhand, draaide die om en gleed met haar vinger over de lijnen er in en zegde toen iets dat ik niet onmiddellijk begreep, maar ze drong aan: ‘ en toen hoorde ik van haar dat ik een boek ging schrijven, 'un grande libro’. Een zin die me mijn leven lang - ik was toen hoop en al dertig jaar - is bijgebleven. Ik heb haar nog wat lires gegeven en ze is vertrokken zoals ze gekomen was, ineens, de tijd om mijn portefeuille te sluiten en ze was weg.
Ik heb lang op gewacht op het schrijven van een boek, vandaag is er het manuscript, is de verbetering ervan in goede handen, maar of het ooit ‘un grande libro’ wordt valt nog af te wachten. Laat het ons houden bij een gewoon boek, un libro ordinario basta.
02-05-2016, 07:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-05-2016 |
Het beeld van God |
Het is een feit, een belangrijk deel van de dag wordt ingenomen door mijn blog. Ik heb het al eens gezegd, hier of elders, maar het is mijn brevier die ik niet alleen te lezen heb maar eerst te schrijven. Pas dan kan ik eraan denken mijn dag, op een voor mij normale wijze, verder door te brengen. Krijg ik dan reacties op wat ik schreef, duidelijk afgelijnd of in twijfelachtige termen gesteld, dan houden deze me bezig want ze vragen om een wederwoord.
Wat ik vooraf wou stellen is dat ik onder de gelovigen heel wat vrienden tel die ik zo maar niet wens te kwetsen met mijn woorden, of in de hoek te duwen. Integendeel, ik geloof dat hun leven heel wat moeilijker is dan dit van iemand als ik die schrijven en zeggen kan wat hij wenst en hoe hij het wenst en vooral, die niet elke dag in de verdediging wordt geduwd. Ik denk dan vooral aan de leiders van de Kerk die hun kerken zien leeglopen en dit sinds jaren al en die, geconfronteerd met deze leegloop ook de druk van een barbaars iets als de islam voelen naderen.
Ik denk aan vrienden, jonge mensen nog, wier leven gezegend werd door hun geloof in Jezus Christus en hun hart gericht om hem na te volgen en die, op ogenblikken van twijfel – God zit achter een glazen wand en deze wand is bedampt langs de kant van God – alleen zijn met die God. Ik hoop voor velen onder hen dat de wand zich ooit klaren zal.
Ik ken die vrees niet. Het godsbeeld in mij is een ontzaglijk iets, is een enorme bol, miljarden sterrenstelsels, in realiteit; het leid tot de bouwstenen ervan, niets anders dan een enorme soep van subatomaire deeltjes – van snaren zegt Witten – die ik me tracht voor te stellen als onooglijk kleine substanties die voortdurend tegen elkaar aan botsen, voortdurend en voortdurend. Een kolossaal levend iets, waar de deeltjes aarde in zwemmen, samen geklonterd, een punt ergens in het Universum en ik, ergens in die klonters, nog geen speldekop groot. Maar, en dit is het wonder van de mens, Monod ten spijt, een speldekop die zich een beeld kan vormen over én zijn petieterigheid, én zijn grootheid als mens. En Pessoa wist het duidelijk te zeggen: je hebt niet de grootte van je gestalte, maar wel de grootte van wat je ziet. En ik zie me in gebalsemd in, en deelnemend aan, die bolvormige oceaan van subatomaire deeltjes die alle op de een of andere wijze met elkaar in verbinding staan. Als ik de poort van de garage open met de ‘telecommande’, dring ik totaal onzichtbaar binnen in deze subatomaire massa die de reële realiteit uitmaakt, al denken we er anders over. Het is enkel op dit niveau van het subatomaire kleine dat God zich situeren kan.
Vele van de vrienden van de Kerk die ik ken, houden dit beeld, maar ze zijn er van afgestapt omdat het niet meer voor te stellen is als een Vader, voor hen is nu het absolute, centrale punt Jezus geworden de uitzonderlijke Zoon ervan die hij is voor hen. Het is hij die hun voorbeeld is, het is hij die ze kennen en navolgen kunnen, en het is zijn leer die ze uitdragen. God wordt er meer en meer buiten gehouden.
Wij echter durven hem zien als de totaliteit van de op zich inwerkende massa subatomaire, met energie en kennis geladen deeltjes. Voor hen wijkt dit beeld te ver af van de Vaderfiguur die God altijd geweest is voor hen.
01-05-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-04-2016 |
Bevreemdend |
Het gebeurde dat ik, in een gesprek over de gevaren van de oprukkende Islam, dat ik niet alleen onze kathedralen zag verdwijnen maar ook Bach en, zegde ik, Shostakovich, een naam waarmede ik mezelf verbaasde.
Maar het antwoord kwam heel prompt: ‘Shostakovich, ken je zijn ‘Preludes en Fuga’s’, ik geloof opus 87? Een hoogtepunt in de muziekgeschiedenis, buitengewoon prachtig’.
Ik vroeg hem – maar het was ook aan mij dat ik de vraag stelde - waarom ik nu na Bach, Shostakovich had vernoemd, het lag helemaal niet in mijn bedoeling hem, samen met Bach te vermelden, maar de naam was er uit voor ik het wist.
Maar voor mijn gesprekspartner, een Vlaming, docent aan de Universiteit van Limerick, Ierland, had Bach wel degelijk een binding met Shostakovich, want dezes ‘Preludes en Fuga’s’ zijn gebaseerd op ‘das wohltemperierte Klavier’ van J.S.Bach. En zonder dit te weten, of te vermoeden heeft mijn geest, heeft mijn gedachtenwereld, de binding gemaakt en geput uit de gedachtenwereld van de man voor mij.
Een klein onooglijk gebeuren, schijnbaar althans, uit de gedachtenwereld om ons heen. Het volstond dat mijn partner Bach hoorde noemen opdat niet alleen hij, maar ook ik, onbewust maar dan via hem, denken zou aan Shostakovich en zijn naam zou uitspreken.
Ik kan dit geen toeval noemen, het zijn zaken die zich afspelen in een andere wereld, het Universum van de gedachten waarop ik, in mijn blog van gisteren, alludeerde.
Voor velen is mijn opmerking zonder enige waarde, voor mij is het een belangrijk teken om te bekrachtigen wat ik blijf vertellen over wat te ontdekken valt in de wereld van de New Physics, als in de wereld van de geest en zeker als ik hoor dat er een binding is tussen twee particules 200 Km van elkaar verwijderd.
30-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-04-2016 |
Het andere Universum |
Je bent aangekomen in een fase in je leven waar je je niet meer kunt nestelen in de warmte van een geloof in God en zijn heiligen; dat je niet meer opkijkt naar de Jezus van de liefde onder de mensen; dat je, hem eerder ziet als een filosoof, een oosterling – waar verbleef hij gedurende die dertig jaar van zijn leven? - als de zoon van God zoals we allen zonen en dochters zijn van die God. Je ziet hem wel als een broeder in de geest en hiervoor verwijs je naar het Evangelie van Thomas, die zaken verkondigde, waar de mens van toen – en ook van nu - nog niet rijp voor was en dus niet begrepen werden; zaken doordrongen van een eeuwigheid die deze was van de geest in de mens. Een andere eeuwigheid is er trouwens niet.
Eens je leeftijd toegenomen, ben je op zoek gegaan naar die Jezus van jou, die in de aanvang ook deze van Paulus was. Paulus die aarzelde om te geloven dat de verrijzenis deze van het lichaam was, de verrijzenis van de geest volstond hem niet, want hiervan kon geen beeld worden opgeroepen.
Zo, waar sta je dan nu de eeuwigheid je wacht.
Is het, het Niets waarin je verdwijnen zult of is het, het Alles dat je opnemen zal. Er is geen tussenweg, het is het ene of het andere. Er is in de (nabije) verte een holte waar je doorheen moet en wat je er wacht is een raadsel.
De Bijbel, zoals we hem kennen is heel duidelijk, je bent van stof en tot stof, het Niets dus, keer je terug. Weinig bemoedigend is dit. Een graf met wat gebeente, of een urne met wat as en een naam in een oud register, meer zal er van jou niet overblijven, na de holte te zijn binnengegaan, zelfs de geschriften die je naliet zullen tot stof vergaan. Wat is dan van het eeuwige leven dat ons wenken zou, als alles wijst in de richting van het Niets dat ons wacht, alle beloften ten spijt.
Dit is, beste vriend, waar je aangekomen bent, de stap die je nog te zetten hebt is de holte die je binnen moet. Je kunt je er op instellen, weten dat het, het einde is van alles, maar, je kunt ook gaan, wetende – wat meer is dan hopende – dat het een triomftocht wordt, een binnentreden met klaroengeschal in het Licht dat een ander licht is dan het licht van zon en sterren.
Want, jij, je stelt je de vraag, wie is het die of dat sterft en, eigenlijk, wie ben je, hoe bestaat je? Ben je maar wat stof, wat aders, wat bloed, wat adem, een massa spieren en zenuwen, wat hersenen die alles samen een wezen vormen dat zich vrij verplaatsen kan, dat leefde omdat het zijn opdracht was te leven, omdat het hier op aarde was om zich voort te planten, zoals dieren en planten er voor zorgen het leven door te geven. En in dit ben je geslaagd, je hebt vervuld wat van je werd gevraagd en het leven heeft zich dankzij je lichaam voortgezet en weinig heb je er voor moeten doen, heel, heel weinig, want alles was er aanwezig en je hebt er zelf heel wat genoegen aan beleefd.
Maar, er is meer – is er meer? – je waart meer dan lichaam, je waart ook woord en je hebt de gelegenheid gehad dit woord door te geven.
Je kon spreken, je kon schrijven, je kon denken; je kon je gedachten verspreiden, en wat je niet weet – al heb je er geen zekerheid van – maar alles wijst in die richting, gedachten verspreiden zich, kennen een geheime doorgang naar andere gedachten, ze zijn onafhankelijk en verbroederen of verzusteren onder elkaar, ze leven in een ander Universum, gehuld omheen het Universum waarin het leven heerst, een soort Arcadia, dit van de geest, waar we regelmatig heen gaan om er te wandelen, zoals Dante ons er op wijst in zijn canto IV van de Hel, om er te vertoeven, inspiratie op te doen.
De totaliteit van ons geestelijk bestand is van dit andere Universum, het zijn niet onze herinneringen die misschien ten dele in onze hersenen zitten, het zijn meer dan herinneringen, het zijn gedachten, ce sont des bribes de pensées die andere gedachten opzoeken, die tegen elkaar aan botsen, zich mengen en nieuwe gedachten vormen.
Het is in dit Universum van de geest dat je vertoeft als je schrijft, of schildert, of beeldhouwt, of componeert of simpelweg nadenkt.
En de holte waar we doorheen moeten is de weg naar dit andere Universum, waar, tijdens ons leven, onze gedachten - als we er hadden – zich gemengd hebben met de gedachten er aanwezig. Het is deze wereld die we betreden zullen en geen andere. Zo er is inderdaad, zoals de Ecclesiasticus het wist, niets nieuw onder de zon. Dit alles is de reden waarom je, je leven gewijd hebt aan het woord. Is het, het woord dat je leven was, en waart je genesteld in de warmte van het woord.
29-04-2016, 07:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2016 |
De echte naam |
Een lezer vroeg me wat ik in mijn vorige blog bedoelde met de zin: ‘alsof de groei van de geest in de mens fungeren zou als de groei van de geest in het Universum’.
Ik bedoelde hiermede, dat het Universum zelf niet meer geest had als de Neanderthaler er had, en dat de groei van de geest in de mens dus gelijk liep met de groei van de geest in het Universum. Wat dan betekenen zou – en heel wat denken dit – dat er geen andere geest in het Universum aanwezig is dan de geest van de mens; wat dan op zijn beurt betekent dat het Universum doet aan zelfcreatie, dat het groeit in volume en tezelfdertijd groeit in zelfkennis via de mens.
Maar in feite wou ik met mijn vorige blog en ook andere ervoor, komen tot een totaal ander beeld, namelijk dat het Universum ‘wil’ dat de mens stilaan en steeds beter en beter, ontdekt dat het Universum er ‘is’, wat het is en hoe het er is en ook, waarom het er is; dat het bezig is met aan de mens te schaven opdat deze beter en beter het Universum zou leren kennen. En waarom?
Omdat het Universum wil dat het gezien wordt zoals het is - althans volgens mij - zoals het beeld dat Spinoza er van heeft: één Algeheelheid van Zijn en Worden waarin de mens vervlochten ligt en is opgenomen.
Opdat de mens dit stadium ooit zou kunnen bereiken moet hij, geestelijk worden opgevoerd tot iemand die de totaliteit van wat is en wordt zou kunnen begrijpen. Het Universum leidt ons op, voert er ons naar toe.
Pas dan zullen we de echte naam kennen van het Universum, want iets anders is er niet.
Ik weet dat dit een zeer geladen tekst is. Ik heb hem kort gehouden, zoals ik al mijn blogs zou willen kort houden. Ik wil me specialiseren in dergelijke teksten, omdat het de enige zijn die waard zijn verspreid te worden. Jij als lezer doet er mee wat je wenst, je kunt hem terzijde laten, je kunt er over nadenken, het is maar een steen geworpen in de kikkerpoel. Voor mij was het een vreugde te komen tot wat deze enkele zinnen geworden zijn. Ze zijn de reden van mijn bestaan. Hoger kan ik moeilijk gaan en een beter beeld van datgene waarop ik ben afgestemd, kan ik moeilijk vinden.
Het ga je heel goed, waarde lezer.
28-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-04-2016 |
Filosoferend |
Het is niet omdat iets geschreven staat dat het, het voorrecht heeft behouden te blijven, niets is minder waar, al vergt het soms heel wat moed om te schrappen wat je heel wat moeite heeft gekost. Hier geldt meer dan ooit de regel van het doel dat de middelen wettigt en is het beter zelf in te grijpen dan door derden op, het euvel van langdradigheid te worden gewezen.
Ik heb dan toch begrepen dat te lange uiteenzettingen, en er komen er enkele voor in mijn manuscript, beter ingekort of verwijderd worden. In den beginne worden deze wel gevolgd door de lezer, maar als de tekst te lang aangehouden wordt verzwakt de aandacht en valt de uiteenzetting in het water wat, zeker in een boek, te mijden is. Ik heb dus de moed gehad ettelijke bladzijden weg te nemen en deze onder te brengen in een rubriek ‘Reserves’ op mijn harde schijf. Ook het einde werd grondig aangepast.
Een idee echter wil ik behouden al heb ik er geen notie van of deze gedachte al ooit naar voor geschoven werd, namelijk dat de evolutie van de mens, lopende over zijn Neanderthaler eigenschappen, over de mens die de nood heeft gekend de afdruk van zijn hand na te laten op de wand van de grot waar hij leefde, over de lange weg naar de mens van nu, dat deze grondige evolutie niet te wijten is aan de mens zelf, maar wel aan het karakter eigen aan het Universum.
Een eigenheid die al aanwezig moet geweest zijn op het moment van de Big Bang, en zoals deze Big Bang nog altijd verder ‘bangt’, zonder een fractie van onderbreking, heeft deze evolutieve eigenheid er ook voor gezorgd dat deze zich ook verder heeft gemanifesteerd in de evolutie van de mens en uitzonderlijk, in de evolutie van en in de geest van de mens.
Wij zelf, als mens, hebben er niets aan toegevoegd, de evolutionaire krachten in de kosmos hebben er voor gezorgd dat we voor het ogenblik staan waar we staan, en dan denk ik vooral en uitsluitend aan de mens die zijn eigen evolutie niet heeft geblokkeerd omdat hij te zeer gehecht en gebonden was aan wetten en vooroordelen in het leven geroepen door vermeende zieners.
Bekeken van uit het standpunt van de geest in de mens is het op dit vlak dat de evolutie het meest zichtbaar is. Het houdt verband met de uitdeining van het Universum, waarbij gesteld mag worden dat een uitdeining naar buiten, gecompenseerd is geworden door een uitdeining naar binnen of, een uitdeining enerzijds naar het maximale en anderzijds naar het minimale.
Wat de mens betreft vindt deze uitdeining plaats in zijn geest, ons inzicht in alles wordt verder en verder uitgebouwd, ons beeld van het Universum en vooral wat het Universum in houdt wordt ruimer en ruimer en wijzelf weten beter en beter dat we er een deel van zijn; dat Universum en mens één onscheidbaar geheel vormen alsof de groei van de geest van de mens, zou fungeren als de groei van de geest van het Universum. En in dit verband schijnt me zelfs toe dat de vooruitgang naar meer en beter, een snelheid heeft bereikt die in verhouding tot de beginfase als exponentieel mag gezien worden.
We houden de evolutie van onze geest – de groei in ingewikkeldheid van onze hersenen - niet in eigen handen. Het zijn wij niet die er voor zorgen dat onze kennis van het ons omringende, preciezer en preciezer wordt, of we dit willen of niet, of we er voor open staan of niet, de vooruitgang is er onmiskenbaar maar niet iedereen is er in een zelfde mate op ingesteld, integendeel, er zijn er die eeuwen zijn blijven trappelen ter plaatse en niet zinnens zijn hier iets aan te veranderen, wat niet belet dat de mogelijkheid open blijft voor elk van ons.
27-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-04-2016 |
Tentoonstelling |
Het beeld van een oneindig Universum dat ons wordt aangeboden: enerzijds, miljarden galaxieën, elk met miljarden sterren en, anderzijds, het binnen-universum, ineen gekrompen tot het beeld van het oneindig kleine, het sub-atomische, verlengd tot in de snaar-theorie van Witten en, dit enerzijdse en anderzijdse, zover het is en strekt, geladen met de energie van het oneindige, dit is het enigmatische verhaal dat ons wordt voorgehouden en dat we incalculeren moeten in ons dagelijks bestaan opdat we beseffen zouden waar we staan als mens op deze aarde.
Uiterlijk zin we niet zo heel veel, ware er niet de allesomvattende blik die wij op het Universum werpen kunnen, ware er niet de kennis te weten wat we niet zien kunnen, die het immense teken is van de geest in ons.
Wie of wat heeft dit voor ons voorzien en gewild?
Het is de morgenstond die de geest bevrucht met dit beeld en deze vraag, beide telkens opduikend uit de nevelen van de nacht, beide ons confronterend met de dagelijksheid der dingen waar we los van willen als we schrijven gaan omdat de dagelijksheid geen onderwerp is voor ons, zodat het ook geen onderwerp zijn kan voor de kunst die ons wordt voorgelegd of aangeboden.
Ik begrijp dan ook de ontgoocheling die uitdraait op woede bijna van een goede vriend, poëet en kunstenaar, die geconfronteerd wordt met een tentoostelling van tekeningen en schilderwerken die zelfs, als ik hem volg, noch inhoudelijk, noch in vormgeving, de alledaagsheid der dingen niet bereiken.
Kunst is het werk van het deeltje in ons, dat ons bindt met het hierboven opgehangen beeld van het Universum. We dragen dit beeld bewust of onbewust, maar het is van uit dit beeld dat we vertrekken moeten opdat het creatieve element in ons, zaken zou voortbrengen die boven de alledaagsheid der dingen uitstijgen. Hiervoor is in de eerste plaats de technische vaardigheid vereist die de basis vormt, de ondergrond, waarop het element inhoud en diepte neergezet kan worden. Vruchteloos is elk pogen als deze noodzakelijke basis niet aanwezig is.
Schijnbaar, als ik mijn vriend hoor, was dit, voor de tentoon gestelde schilderijen, evenwel te veel gevraagd. En ware het wenselijker geweest de tentoonstelling te houden op een terrein dat zich beperken zou tot de woonkamer en zijn intiemste vrienden. Aldus, het grote publiek terzijde latend, zal hij of zij de beoordeling krijgen die ze hoopten te krijgen, maar er is grote twijfel of dit hen van enig nut zal zijn.
26-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-04-2016 |
Stenen |
Het was een lange dag geweest. Hij had intens gewerkt aan zijn manuscript. Halfweg houdt hij er een twijfelbeeld aan over, de zekerheid die hij had is een zekerheid met deuken geworden. Maar hij moet verder, hij moet zijn werk blijven zien als een volwaardige poging om de wereld van de literatuur binnen te treden, voor minder heeft hij niet gewerkt, daarom ook heeft hij de lat heel hoog gelegd, te hoog misschien. Het is het risico dat hij genomen heeft, is hij er niet in geslaagd, het weze dan zo, wat hij zal achterlaten is een soort van geloofsbelijdenis, vastgelegd op een bepaald ogenblik in zijn leven; een geloofsbelijdenis die in beweging blijft. Een voorbeeld van de mens in wording die hij is en blijven zal tot het einde van zijn dagen.
En voor hij slapen gaat leest hij bij Ouspenski dat: chaque substance possède en plus de ses propriétés cosmiques, des propriétés psychiques, c’est-à-dire un certain degré d’intelligence.
En dit ook maakt dan deel uit van zijn geloof, dat de stenen die hij raapte op zijn tochten in de bergen, in zich leven dragen; dat ze een uitstraling hebben en hem bekoord hebben. Het zijn gezellen geworden. Hij weet niet wat ermee zal gebeuren als hij er niet meer zal zijn, maar sommige ervan zijn kleine beeldhouwwerken, zijn meer dan kunstwerken omdat ze gebeiteld werden door wind en water en door de eeuwen, en omdat de vorm die ze aldus verworven hebben, kosmische vormen zijn. Ook raapte hij ooit op het strand van bij ons een stuk kei, een silexsteen eigenlijk, duidelijk de kop van een vis waar een oog werd ingekrast en een lijn voor de muil. Hij schonk die steen aan zijn kleinzoon Arnoud, hopende dat hij er de zorg voor dragen zal die de steen verdient.
Want deze eeuwenoude silexsteen die hij jaren geleden opraapte, heeft een geschiedenis, draagt een betekenis. Hij werd inventief bewerkt door een van onze voorvaderen, waaraan hij nu, geïnspireerd door Ouspensky - op zijn beurt geïnspireerd door Gurdjiev - woorden aan wijdt die misschien zullen gelezen worden als zijnde te vergezocht, maar hij herhaalt het, en vooral aan zijn kleinzoon Arnoud, voor hem, zijn grootvader, hebben deze de waarde van een groot gedicht opgerezen uit het landschap van de geest.
En alle andere stenen die hem resten zou hij willen plaatsen in een glazen kast, onder speciale belichting, als bewijsmateriaal van wat kosmische kunst is, grootlevend en onvergankelijk. Hij zou die kast plaatsen naast zijn boekenrek: de werken uit de kosmos naast de immense kracht van het geschrevene dat van de mens in wording is.
25-04-2016, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-04-2016 |
De fractie tijd van een etmaal |
Heb voor het ogenblik drie zaken om handen: Mijn dagelijkse blog, het herzien van mijn manuscript en het bundelen van mijn blogs, om te beginnen deze van 2010. De eerste twee zijn dringend, de bundeling heeft zijn tijd, maar als ik verder wil gaan met de volgende jaren zal ik eerst en vooral mijn Dante er uit moeten halen en afwerken.
Ik heb dus een massa werk, wat heel goed is voor de gezondheid van de geest, hij zal niet de tijd krijgen in slaap te vallen op de sofa, integendeel.
Met deze planning voor ogen, waar zal ik staan, in het meest gunstige geval – en niet denkend aan het meest ongunstige - op het einde van het jaar. Ik heb er geen idee van en ik denk evenmin dat het Boek van Psalm 139 er weet van heeft, maar alles zal gebeuren, steeds voortvloeiend aan wat er, in de dagen ervoor, is aan vooraf gegaan.
Ik weet ook dat het gevaarlijk is op mijn ouderdom nog grote plannen te maken, maar plannen houden jong, geven een grotere waarde aan de dagen en bieden ook soelaas indien het wat moeilijker zou gaan. Maar of ik er nog aan denken zal om een balans op te maken op het einde van het jaar weet ik niet, heb het trouwens zelden gedaan. In feite heb ik geen einddatum te bepalen. Ik weet wat er me te doen staat en ik weet bij ondervinding twee zaken, een, dat haast zelden goed is en twee, dat het nut van het opmaken van een inventaris geen aarde aan de dijk brengt, omdat je steeds maar verder moet, de dagen in of het nu het begin van een nieuw jaar is of het begin van een nieuwe maand, de dag begint altijd met een morgen en eindigt met een avond en een nacht.
Wat ik wel weet is dat ik met beide handen de tijd die zich aanbiedt gebruiken moet, er zijn al te veel dagen in mijn leven voorbij gegaan in ledigheid, wat ik me nu niet meer permitteren kan, ik ben het trouwens niet zinnens het te doen. Wat ik vraag is gespaard te blijven opdat ik vooruitgang zou blijven zien. Ik reken hiervoor niet op mijn dagelijkse blog, ik zie deze maar als mijn morgengebed, als de pagina’s brevier van de professor Jezuïet die ik op en neer zag wandelen op de speeltijd. Wat hij las weet ik niet, heb het nooit gevraagd, evenmin hoe hij het las, misschien was het een even grote inspanning als het schrijven van een blog.
Maar veel gefilosofeer helpt hier niet en ook ik hoef niet vooruitlopen op de dingen die gaan komen, ik moet enkel met beide handen vast zetten wat zich aanbiedt, dit is de opdracht die ik te vervullen heb
Het is het geschrevene dat uiteindelijk zal overblijven van wat mijn dagen waren, zelfs al bedroeg dit maar een fractie tijd van de tijd die van een etmaal is.
24-04-2016, 00:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2016 |
Hoe je soms afdwaalt als je schrijft |
Wat me telkens verrast, is dat ik de maand mei eens te meer zie naderkomen; dat in feite een maand niet zoveel is, evenmin als een week of een dag of een uur. Alles vliedt, alles gaat voorbij, wat nog schijnbaar ver af is staat op een dag voor de deur en is even vlug voorbij geschoven als het gekomen is. Geen ogenblik rust is er gegund aan de tijd, evenmin als aan mij.
Mei is een bijzondere maand, is meer maand dan alle andere, zo zie ik het toch omdat, denk ik, het leven terug in volle zwier is gekomen, niet meer te stuiten is en pas terug stil vallen zal in oktober. Het is duidelijk dat ik volledig ben afgesteld op het leven in de natuur, dat de morgen een nieuwe blog betekent en de dag 500 woorden vraagt die, samen genomen, een boodschap moeten brengen.
Ik kom er keer op keer gelouterd uit tevoorschijn, gelouterd door het woord dat meer dan ooit mijn adem is, mijn doorgang hier in dit leven van elke dag. Dat er de kleur van is, de smaak, de geur, de essentie. Ik laat aldus achter mij, een sliert van woorden aan elkaar geregen, niet tot een bundel zoals ‘las doce novelas ejemplares’ van Cervantes. Maar dan toch geschreven met een zelfde ingesteld-zijn : vooral niet toe te geven aan de kwalen van de ouderdom, en er zijn er vele, zo lichamelijk als geestelijk.
Had hij, Cervantes, destijds de blog-mogelijkheid gekend die ik nu bezit, dan had hij ook - zoals destijds mijn goeroe José Saramago[1] - deze methode gebruikt om er voor te zorgen dat zijn geest de weg van zijn lichaam niet volgen zou. Want zoals het Universum één massale beweging is, is dit ook de grote eigenschap van de geest in ons, die niet gemaakt is om een lethargische toestand aan te nemen.
Zo is elk gebeuren een soort provocatie, een oppeppen van de geest in ons, het ene gebeuren wat sterker dan het andere, het ene meer aandacht vragend dan het andere. En als ik hoor en zie, hoe een bepaalde groep Allah-aanhangers, in de naam van een ‘idée fixe’, want dit is het, omspringen met het leven – dood of verminkt of maanden lang in de spoedafdeling - van onschuldige burgers, dan heb ik twee mogelijkheden, ofwel denken dat dit wel zal overwaaien, zoals vele linkse politiekers wagen te beweren, ofwel me er tegen verzetten met alle krachten waar over ik beschik. Het eerste is onverantwoord, het tweede is een opdracht aan elke medeburger in dit België en dit Europa, mee gegeven en daadwerkelijk uit te voeren.
Ik heb dit herhaaldelijk aan de kaak gesteld. De laatste tijd heb ik erover gezwegen, maar als ik denk aan hen die nog altijd opgenomen zijn in een of andere spoedafdeling van een ziekenhuis, of rondlopen met een been of een arm of een oog in min, dan kookt mijn bloed en dan zeg ik, van die geweldenaars van Allah, spaar ons Heer en a.u.b. houdt ze buiten.
[1] Een vreemd iets het woord ‘Saramago’. Ik typ het correct en achter mijn rug wordt het gewijzigd in ‘Schraag’. Is dit een verborgen fout in mijn laptop of geldt dit voor alle pc’s en laptops? Doe eens de proef.
23-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-04-2016 |
Con el pie ya en el estribo |
Wat vermag ik meer dan een witte roos, teken van zijn eeuwig leven, neer te leggen op de Don Quijote naast mij. Want het is op 22 april - de dag dat je dit geschrift onder ogen krijgt - dat vierhonderd jaar geleden, in 1616, Miguel de Cervantes overleden is op de ouderdom van 69 jaar. Drie dagen ervoor, gezalfd met het laatste heilig oliesel droeg hij zijn ‘Los Trabajos de Persiles y Sigismunda’ op aan zijne Excelencia, el Conde de Lemos, zijn brief beginnende met:
Puesto ya el pie en el estribo, / con las ansias de la muerte, / gran señor, ésta te escribo:
Wat niet aan iedereen gegeven is, gezalfd met het heilig oliesel, ‘met de voet al in de stijgbeugel en met de angsten van de dood’, een boek op te dragen aan, het mag dan nog een graaf zijn.
Op deze wijze stapte een van onze, samen met Dante en Shakespeare, grootste schrijvers van het westen, uit het leven. We staan er even bij stil, het hoofd gebogen, denkend aan de laatste, in angst en grote armoede doorgebrachte dagen van zijn leven, bezorgd om het laatste boek dat hij na het tweede deel van zijn Quijote in grote haast geschreven had. Dit zijn feiten die met zekerheid gekend zijn.
Zijn ‘El ingenioso hidalgo don Quijote de la Mancha’, opgedragen aan el Duque de Béjar, verscheen in Madrid in 1605, het tweede deel, opgedragen aan el Conde de Lemos, ‘El ingenioso caballero don Quijote de la Mancha’, pas tien jaar later in 1615.Hij was er van overtuigd dat hij de eerste was die een roman geschreven had in het Catalaans; al wat er voor hem was gepubliceerd waren romans vertaald uit andere talen. Ondertussen had hij ook, om zich, con ficiones’ te verstrooien van de weemoed van het ouder worden, zijn ‘Doce (12) Novelas ejemplares’ geschreven.
Wat er ook van zij, en nu richt ik me tot mezelf, het volgende boek dat ik herlezen zal, gaat zijn Don Quijote zijn, niet in het Spaans, want deze tekst draagt evenveel voetnota’s als er te vinden zijn én bij de toneelstukken van Shakespeare, én bij Dantes Divina Commedia. Het zal dus mijn Cervantes uit de ‘Penguin Classics’ zijn dat ik hier bij de hand heb. En wat die Don Quijote zelf betreft, J.M.Cohen, een van de vele vertalers naar het Engels, aarzelt niet te schrijven: ‘that it is one of the best adventure stories in the world, and that it contains two of the greatest characters in all fiction.’
22-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-04-2016 |
Misrekening |
Heb me vandaag totaal misrekend. Ik dacht een dag verder te zijn en ben dus begonnen mijn blog van 22 april te schrijven, hoe het komt wordt je morgen duidelijk. Maar ik zit nu voor de dag van nu, morgen 21 april zonder onderwerp om te schrijven.
Ik kan gaan bladeren in mijn dagboeken, of gaan kijken wat ik voor belangrijks geschreven heb in de jaren die voorafgaan. Maar dit is geen oplossing want ik ben begonnen met deze blogs te herzien en te bundelen, tenminste de belangrijkste erin, want ik stel vast dat ik heel wat heb dat ik niet had moeten publiceren; dat ik beter op zij had gehouden of voor goed geschrapt, wat niet altijd zo evident is, je giet geen pasgeboren tekst met het badwater zo maar weg. Je houdt hem nog voor een tijdje hopende dat hij je bij een volgende gelegenheid een ander, waardevoller beeld zal laten ontdekken.
Zo is een schrijver ingesteld. Een vroegere leraar leerde me dat je nooit iets moogt verwijderen dat je geschreven hebt, dat je alles moet bewaren; wat ik op twee tijdstippen in mijn leven, waar onder een korte tijd geleden, niet heb opgevolgd. Ik heb ergens geschreven over dat autodafé van mij, dat me nog altijd zwaar op de maag ligt, ook het eerste omdat ik toen een bundel gedichten heb verbrand of gescheurd die ik graag vandaag zou gelezen hebben om te weten waar ik ooit in mijn jonge jaren, als schrijver van gedichten gestaan heb.
Jeugdzonden noemt men dit, gelukkig heb ik een essay behouden over de ‘Elias’ van Gilliams, wat ik reeds vermeld heb, zeker in één blog. Een lezer herinnerde me eraan, een tijd geleden, hij had graag die tekst ingezien, ik beloofde hem dat ik hem zoeken zou en herwerken, maar ik heb tal van dergelijke werken op het getouw en voorlopig blijft een herwerking achterwege.
Ik denk nu aan Cervantes, waar ik het al over had en aan al wat hij te schrijven had in de laatste dagen van zijn leven, onder meer het tweede deel van zijn Don Quijote, dat een vrijbuiter reeds geschreven en gepubliceerd had, tot grote ontsteltenis van Cervantes. Maar het kwaad was geschied en het gefaket boek had een hoge vlucht genomen in het Spanje van die dagen. Het was ook de fout van Cervantes want na het succes van deel één, heeft hij tien jaar gewacht om het tweede deel te schrijven dat verscheen één jaar voor zijn overlijden. Hij stierf op 22 april.
Zo gaat het dan, teksten genoeg om te herkauwen keer op keer, en als er dan op dagen zoals deze, er een nieuwe tekst moet aan toegevoegd worden, hij mag dan nog slechts 500 woorden lang zijn, dan ken je moeilijkheden. Moeilijkheden die ondertussen zijn opgelost want ik zie dat ik de kaap van 500 aan het naderen ben.
Heb ik nu iets gezegd dat ik in de aanvang gedacht heb te zeggen? Neen, helemaal niets maar de tekst staat er en ik ben gelukkig dat ik hem kan inloggen om je er morgen mee te vergasten, verrassen is een ander woord dat ik niet wens te gebruiken hier.
Hartelijke groeten, beste lezer.
21-04-2016, 07:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-04-2016 |
Op de sterren afgestemd |
Waar haal ik vandaag mijn inspiratie om mijn lezers te vergasten op iets buitengewoons, iets dat ik in de verste verte nog niet geschreven heb, iets waarmede ik mezelf verrassen kan, alsof dit nog zou kunnen. Een verhaal dat geen verhaal is, maar als autobiografisch, zou kunnen gezien worden, lijk andere zaken die ik schreef, die ik haalde van onder het deksel van de tijd, waar ik zo graag vertoef, hoewel ik geen leven heb gekend zoals Cervantes die deel nam aan de slag van Lepante waar hij gekwetst werd, het gebruik van zijn linkerhand verloor en later als gevangene, meegenomen als slaaf naar de boorden van de Middellandse zee in Algerije, waar hij viermaal trachtte te ontsnappen en telkens teruggenomen werd en na vijf jaar mits het betalen van een losgeld als vrije man terug kwam in Spanje.
We kenden dergelijke avonturen die onze geest zouden scherpen niet. Ik kan me ze ook niet inbeelden om ze te beschrijven, wat ik wel kan is je vertellen over bepaalde feiten uit mijn jeugd toen ik, elke dag, rond de middag, met een keteltje eten naar mijn vader ging die met een vriend het klein hout aan het kappen was in het grote bos, het gekapte hout in spinzen bond die gestapeld werden aan de rand van het bos waarin later de vogels hun nesten maakten.
Ik liep dan over de boomgaard voorbij een gammel hekje over de veldwegel, doorheen een eerste bos, terug doorheen de velden naar een volgend, groter bos, alles bos en veld om me heen en ik klein ventje met zijn keteltje en wellicht een flesje bier, verloren in het landschap, opgeslorpt door de luchten er over, de duiven, de kraaien, de eksters, de koekoek ergens, en ik verward in mijn dromen, ik meen dat ik toen al Jules Verne las.
Of denk ik maar dat het zo was, dat het pure verbeelding is wat ik hier neerzet, verbeelding van een oud man die zich tracht te herinneren hoe zijn jeugd is geweest, markante feiten er uit terug gehaald die vroeger heel belangrijk waren, geladen met zin voor verantwoordelijkheid en die nu overkomen als wat bloesems van de kerselaar, uitgestrooid over de tegels in de tuin.
Kleine gebeurtenissen in een onooglijk gehucht van een klein dorp in Oost-Vlaanderen, totaal afgezonderd van het wereldgebeuren, geen dagblad, geen radio, geen televisie, geen telefoon, niets dat een binding was, enkel een binding met de hemel op zomeravonden, neergezeten tegen de gevel van het boerenhof aan de overkant, met vader en de geburen, lettend op het verschuiven van de sterren boven de hooi- en korenmijten waar de mussen en de vinken aan het slapen waren. Een kleine gevatte wereld, een vuist groot, waar alle gebeuren dat van het leven was zich afspeelde. Tot op een dag in mei de oorlog kwam, kanonnen op de boomgaard werden opgesteld en weggenomen terug, door soldaten, bezweet en ongeschoren. De straten leeg, de luchten gesloten, terwijl het koren bloeide en het fruit zich vormde in de bomen. En er in feite dus niets was dat dit gebeuren van koren en bomen stoppen kon, noch het openen van de dagen beletten kon, noch het sluiten ervan op maan en sterren en planeten.
Al dachten we dat alles anders was geworden, wijder, uitgestrekter tot in verre landen, tot in zeeën die voorheen van verre dromen waren, namen slechts omheen Jules Verne, nu dichterbij gekomen.
20-04-2016, 07:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-04-2016 |
Kleuren, niet te schilderen |
Een vriend, schilder van de teerste groenen, stuurde me een serie beelden van de meest exotische vogels in de vele plaatsen van de wereld, met de bemerking dat de kleuren erin niet na te schilderen zijn. Ik heb hem gelijk gegeven, heb hem gezegd dat het ook maar logisch was dat deze kleuren niet konden worden gekopieerd, gezien het de kleuren waren van de God van Spinoza en dat deze kleuren zelf, deze God waren, zoals ook het ganse Universum de kleur is van deze God, dus onnabootsbaar. God zelf de kleur zijnde is het logisch de kleur te zien als goddelijk en hoe wijs het is geweest, van in den beginne te denken dat alles kleur hebben moest.
Ik dank, mijn vriend de schilder, mijn aandacht te hebben gevestigd op deze kleurenrijkdom en hij me aldus een immens aspect in meer heeft bijgebracht van Spinoza’s God.
Wat heb ik hiermede gezegd, eigenlijk heel weinig en toch veel, namelijk dat de Natuur ons elke dag tracht duidelijk te maken dat Hij er is en als we Hem niet zien, als we aan Hem voorbijgaan als onzichtbaar zijnde, het helemaal niet aan Hem ligt, maar aan ons zelf, omdat we niet gericht zijn, niet ingesteld zijn om Hem te zien in de kleuren die niet te schilderen zijn.
Zo zijn er heel wat tekenen die Hij ons voorhoudt en waar we, blind als we (willen) zijn aan voorbijgaan. Vele tekenen, zoals het Higgs deeltje dat zou bestaan, en zelfs indien het niet zou bestaan, gedacht wordt te bestaan omdat we hierbij in het domein komen dat niet meer te overzien valt, niet meer te schetsen tot wiskundige formules, tot menselijke bepalingen of omschrijvingen; omdat we hierbij zijn terecht gekomen zijn in het domein van de metafysica, het domein van de God van Spinoza, waarvan een afdruk zich bevindt in de ingewanden van het atoom en de krachten die hierin vervat liggen en dat, wat de interpretatie ervan, slechts één mogelijkheid open blijft.
Voor de mens op deze planeet blijven twee wegen open, ofwel de ogen te sluiten en de kleuren te nemen voor wat we denken dat ze zijn, ofwel nederig te zeggen, zoals mijn vriend de schilder, neen, die kleuren bezit ik niet, noch in mijn verfdoos, noch in mijn handen. Deze kleuren kan ik enkel schilderen met de kleuren van mijn geest, die een fractie is van het onmetelijk geestelijk veld waarin ik ben ondergedompeld.
19-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-04-2016 |
Spinoza en God |
Voor Spinoza is God rust en beweging. Rust: omdat Hij niet ziet, niet hoort, niet spreekt, of we hem bidden of smeken, Hij niet reageert. Hij ‘is’ en, ‘zijnde’ is Hij beweging.
Thomas wist dit al als hij in zijn Evangelie, [1] schrijft: Jésus a dit, si l’on vous interroge: quel est le signe de votre père qui est en vous? Dites-leur: c’est à la fois un mouvement et un repos.
Hij is het Al wat was en is en komen zal. We trachten dit te begrijpen, we trachten rust en beweging te zien als een geheel van zijn, en het is – zoals ik het begrepen heb na de voordracht van Professor De Deyn – op deze wijze dat de God van Spinoza begrepen moet/kan worden.
Dit voert ons ver weg van de gangbare idee over de liefhebbende God die ons werd aangeleerd. De God van Spinoza is noch liefhebbend, noch haatdragend, noch strijdend; Hij is: ‘Hij-die-is’ – El que soy[2] - de naam die Hij, van uit de brandende braamstruik, doorgaf aan de ontschoeide Mozes. Hij IS, meer niet. Hij hoeft dus niets te doen, het ‘zijnde’ heeft gedaan wat gedaan moest en moet gedaan.
Vertel dit aan de mens, herhaal in een paar woorden de uiteenzetting van een professor die liep over meer dan een uur. Over de betekenis van de Bijbel ook, gezien in het licht van de wetenschap. Op welke wijze beide kunnen behouden blijven zonder gezichtsverlies voor de ene of hoogheidszin voor de andere, en daaraan verbonden hoe het kon dat de idee van Galileo ingeschakeld kon in het verhaal van de Bijbel.
Wat ik hieruit kan afleiden, maar ik verzweeg het tijdens de vragen, is dat de Kerk op het Galileo-ogenblik de kans heeft gemist om de Verlichting – Copernicus en Galileo waren de verre voorlopers ervan - die daarna onvermijdelijk komen zou, voor te bereiden. Het heeft de Kerk aan visie ontbroken en, vast geankerd als ze zit in het oude stramien van haar dogma’s, ontbreekt het haar nog steeds aan visie om de komst van de Kwantum Fysica, die alles onderste boven gooit, inbegrepen onze idee over schepping en evolutie, te gebruiken om geleidelijk aan af te stappen van haar dogma’s die volgens Teilhard de Chardin, fossielen geworden zijn.
De zeggingskracht van de Kerk werd door deze gebeurtenissen sterk ondermijnd, vooral bij de dragers van de levende Kerk: de intellectueel, de denker, die onrustig is geworden, zoals Spinoza het geworden is, om het geloof in en van de Kerk niet alleen te blijven volgen, maar er ook het nodige geestelijk voedsel in te vinden om te leven.
De ‘Kwantum Fysica’ is nu de nieuwe Bijbel, ditmaal geschreven door het ‘Zijnde’ zelf. We hebben meer dan ooit nood aan een totaal nieuwe Paulus om hieruit een nieuwe vorm van Waarheid te ontwikkelen.
[1] L’Evangile selon Thomas., Ed. Métanoia, Montélimar: logion 50. [2] ‘El que soy’ uit de Biblia de Jerusalen.
18-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-04-2016 |
Na het manuscript |
Na het manuscript heb je een rustpauze ingelast, waaruit je vroeg of laat terug zult moeten opstaan. Gerust in de afloop ben je niet, maar slechts twee gevolgtrekkingen blijven open: ofwel een afwachtende houding opnemen ofwel, weergaloos op staan en met nieuw schoeisel de weg op te gaan naar Compostella, een weg die spiritueel even zeer geladen is dan de voettocht naar de Mont Ventoux van Petrarca[1], tenminste zo we het besluit van Petrarca tot ons nemen: zijnde een passage naar de verlichting en de overwinning op ‘les passions qui jaillissent des instincts de la terre’?
Dit is dan wat je te wachten staat in de komende maanden. Een zaak is zeker, je zult niet wachten op het resultaat, je zult trachten je blog te behouden, hoe weet je nog niet – en verder te gaan op de ingeslagen weg die zoals je het vandaag ziet, enigszins naar de toekomst toe, aan het vernauwen is, en dit is geen louter perspectief, dit is ernst.
Er wordt me gewezen op het feit dat wat ik als blog presteerde een waarde heeft - ik vermoed en hoop een literaire waarde – moet ik dit dan laten verloren waaien in de wind van de dagen die nog komen, of moet ik resoluut stellen dat ik glorierijk verrijzen zal en hierop mag inspelen om verder te gaan én met Dante én met het samenstellen van een selectie uit de beste blogs die ik schreef sedert ik ermee begonnen ben in mei 2010?
Het veiligste is het werk niet te ontlopen, de inspiratie van de voorbije vijf jaren niet te laten verloren gaan en me in te graven in het grote werk dat ik op mij zie afkomen.
Jij die me leest moet begrijpen dat dit blog mijn dagboek geworden is en dat je op de eerste lijn staat om wat ik schreef, oprijzend uit mijn gedachten, in te zien. Beoordeel me niet te vlug als ik me herhaal, als ik me, zoals zo-even tracht op te peppen om zonder uitstel aan het grote werk te beginnen.
Jullie gaan hierbij van een grote hulp zijn. Het feit dat ik het herhaaldelijk geschreven heb, gaat me uiteindelijk er toe bewegen het werk aan te vangen en te volbrengen.
[1] Ondertussen vernam ik van een vriend lezer, dat de weg naar de MontVentoux van uit het dorp, Malaucène, vertrekt van de Avenue Petrarca.
17-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-04-2016 |
Manuscript nu het er is |
16 april
1. Voorgerecht dat ik jullie niet wou onthouden:
Het betreft het Eindexamen Filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling Kortrijk (KULAK). Onderwerp: Maak een verhandeling, zo beknopt mogelijk die de drie volgende domeinen raakt: Godsdienst, Seksualiteit en Mysterie.
Eén juffrouw kreeg 20 op 20, haar antwoord:
Mijn God, ik ben zwanger. Maar van wie?
2. Manuscript nu het er is.
Al doe je alsof er niets verkeerd is, maar je bent veel lichaam geworden, het wijst je voortdurend, van bij het opstaan, aan de pijnen verspreid over voet en knie en rug en schouder, maar je leeft er verder mee. Je denkt zo lang mijn geest niet wordt aangetast is het een te aanvaarden kwaal, te wijten aan het ouder worden, wat je een halve troost is. De dokter vertelde je erover, maar je schrijft weg wat je niet horen wilt, alsof het peanuts waren geeft je het geen kans om zich op te dringen om je neer te leggen, zoals je een kussen neerlegt op een stoel of op een sofa, maar duidelijk is het je, het is de geest die je rechthoudt. Hij klaagt niet, integendeel hij kent nog volop zijn gezangen, zoals de merel vóór de zon opkomt, hij kent nog zijn hoge noten en zijn bassen en hij schrijft en blijft maar schrijven alsof er helemaal niets te gebeuren staat, alsof de dagen zich blijven openen zullen met brede banden licht, en wolken geladen met overmoed.
Uitdaging na uitdaging neem je aan, je versplintert ze in woorden om toch maar niet ten onder te gaan. Je hebt zelfs nog vooruitzichten, hoewel heel broos, ze zijn er nog, soms helder nog, soms donker met een pover winterlicht omhuld. Want je haalde, gebundeld in enkele kopieën, je manuscript binnen, je gaf het door aan twee vrienden, een Germanist en een poëet, je gaf het aan je echtgenote.
Het is de globaliteit van wat nog restte van jou, de virgin oil uit jou geperst en nu geproefd gaat worden door enkelen. Daarna is het aan het manuscript zelf dat moet overnemen wil het ooit in deze contreien de wereld verbazen, om te vertellen dat je er nog bent en vooral hoe je er nog bent, met gegrimeerde woorden, als zo iets zou bestaan, in leven gehouden
Je weet van velen dat ze gingen, van velen dat ze wachten om te gaan en jij, aan je klavier, maakt je klaar om hen te vergezellen, het dagboek al dicht geklapt, de pen een laatste maal met inkt gevuld, om mee te nemen, zoals Pessoa die op het allerlaatste ogenblik, zijn bril nog vroeg alvorens heen te gaan.
Dit is van alle wetmatigheden de lichtste uitkomst die er is om, niet opkijkend niet verlangend maar met een serene zekerheid omkranst, verbeidend het nieuwe leven dat je wacht om de hoek.
16-04-2016, 07:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-04-2016 |
Petrarca en de Mont Ventoux |
Maar we waren in Arles – hoe is het mogelijk, bijna tien jaar geleden - ik stond daar op 28 november voor een etalage met boeken, toen mijn oog viel op een dun maar schitterend boekje, een titel waar velen van dromen, ‘L’Ascension du mont Ventoux’, Petrarque[1]. Ik ben de boekenwinkel binnengegaan en heb, een gelukkig man, het boekje gekocht. Het wondere is dat ik het toen heb gekocht om er vandaag voor de tweede maal over te schrijven.
Een droom van een boekje, licht in de hand, met bladen die nog los te snijden waren, en als het open viel, prachtig papier en even prachtige druk. Ik hoefde het nog te lezen om het volledig te bezitten. Maar als boek was het een klein kunstwerk, was het om neer te leggen op een oude linnenkoffer van 1788 en het daar te laten liggen als een model voor het ambacht dat de boekdrukkunst ooit is geweest. Ik heb de bladen ervan – had eigenlijk twee exemplaren moeten kopen, een om onaangeroerd te laten en een om te lezen - met een niet al te scherp mes, met schroom ontdaan van hun maagdelijkheid.
Ben het niet onmiddellijk gaan lezen. Heb er zelfs lange tijd mee gewacht, het was meer dan een juweel dat op mijn tafel lag, maar eens ik het gelezen had werd het een doorzichtig iets, iets dat ik koesterde als zeer waardevol. Het bevat amper 44 pagina’s, 33 ervan zijn beschreven, de onbeschreven overige maken het precies tot wat het is, een juweel van een boek, klein in volume maar groot om het te bezitten. Ik wed dat het ook Umberto Eco niet is ontgaan.
Er is vooreerst de inleiding die ik pas achteraf zal lezen, en dan het relaas van de tocht naar de top van de Ventoux onder de vorm van een brief, op 26 april[2] gericht van uit Malaucène, een dorpje gelegen aan de voet van de Ventoux – ik weet niet of dit nog altijd zo is – door Petrarca gericht aan zijn ‘professeur de theologie, Dionigi da Borgo San Sepolero’:
En het is Petrarca die schrijft: ‘Aujourd’hui mû par le seul désir de voir un lieu réputé par son hauteur, j’ai fait l’ascension d’un mont le plus élevé de la région, nommé non sans raison Ventoux’.
Petraca verbleef sinds zijn jeugd in le Palais des Papes in Avignon en, schrijft hij, elke dag, ‘comme tu le sais par ce destin qui règle la vie des hommes’ – kan het mooier gezegd - werd hij geconfronteerd met het zicht van de Mont Ventoux. De confrontatie met de berg werd zo intens dat hij op een dag besloot de berg te beklimmen, met zijn jongere broer, Gherardo, de enige die hem paste als gezel, samen met twee dienaars.
De beschrijving van de tocht leert ons niet zoveel over de omstandigheden, alleen dat hij, in tegenstelling tot zijn broer, het lange, maar lichter stijgende pad heeft gekozen, terwijl zijn broer de directe weg naar de top heeft gevolgd. Maar het is boven op de top, waar ze samen zijn gaan neerzitten, dat Petrarca een klein boekje, un volume minuscule, dat hij altijd op zich droeg, les Confessions d’Augustin, willekeurig opent, om luidop te lezen voor zijn broer:
Et les hommes vont admirer les cimes des monts, les vagues de la mer, le vaste cours de fleuves, le Circuit de l’Océan et le mouvement des astres et ils s’oublient eux-mêmes.
Waarbij hij plots beseft wat hij al lang had moeten weten, zelfs de heidense filosofen wisten het: qu’il n’est rien d’admirable en dehors de l’âme, qu’il n’est rien de grand en dehors de sa grandeur.
Zijn tocht is een les naar de wijsheid geworden, want: Alors, satisfait jusqu’ à l’ivresse de la vue de cette montagne, je tournais les yeux de l’ âme vers moi-même.
En kwaad op zichzelf voor de bewondering die hij droeg voor de aardse zaken, weigerde hij verder te lezen en verzonk hij in diepe gedachten. De woorden die hij gelezen had waren voor hem geschreven, alleen voor hem. Des te meer omdat hij, precies op het ogenblik dat hij het boekje opende, hij zich de woorden herinnerde die Augustinus had gedacht toen hij het Boek van de Apostel, had geopend en toen had gelezen:
Ne vivez pas dans les festins, dans les débauches, ni dans les voluptés impudiques, ni dans la lutte, ni dans l’envie ; mais revêtez-vous de Notre Seigneur Jésus-Christ, et ne faites pas de vos concupiscences une providence charnelle.
En ook Antonius had een identiek gebeuren meegemaakt, toen hij bij het lezen van de Apostel gevallen was op de woorden: Si tu veux être parfait, va, vends ce que tu possèdes et donne aux pauvres, viens, suis-moi et tu auras un trésor dans le ciel.En Antonius ook las deze woorden alsof ze voor hem geschreven waren en hij won het Rijk der Hemelen, schreef zijn biograaf Athanase.
De tocht naar de top van de Ventoux was dus de grote geestelijke doorbraak voor Petrarca, maar hij zou dit pas zeventien jaar later, in 1353 neerschrijven als een tocht naar de verlichting en de verheffing naar God.
Is voor de vele moedigen die met de fiets de top van de Mont Ventoux bereiken, hun inspanning ook een passage naar de verlichting en de overwinning op ‘les passions qui jaillissent des instincts de la terre’?
[1] Pétrarque: ‘L’Ascension du mont Ventoux, traduit du Latin par Denis Montebello, Préface de Pierre Dubrunquez. Séquences, 1990
.[2] De tocht zou plaatsgevonden hebben in 1336 en de definitieve vorm van de brief pas 17 jaar erna in 1353 geschreven zijn, leert ons het voorwoord van Pierre Dubrunquez. Petrarca was 32 jaar toen hij de beklimming deed.
15-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-04-2016 |
Vassili Grossman |
In de eerst pagina’s van mijn manuscript komt het boek ‘Vie et Destin’ van Vassili Grossman ter sprake, en wel in verband met een bepaalde passage die Michel J. en ik, afzonderlijk, maar bijna gelijktijdig hadden gelezen en bijzonder geapprecieerd.
Ik zocht vandaag die passage op in het boek van meer dan 800 pagina’s. Ik wist nog dat deze voorkwam onderaan de linker bladzijde en ook dat ik ze wellicht met potlood had aangestipt. Na een lange tijd bladeren vond ik wat ik zocht, maar onaangestipt. Ik had wel juist geraden wat de plaats op de pagina betrof maar ik vergistte me wat de plaats in het boek aanging, namelijk in de eerste helft ervan terwijl ik dacht dat het naar het einde toe was. Ik neem die passage hier over:
Il (Victor Strum) marchait dans la rue déserte et mal éclairée. L’idée surgit brutalement. Et aussitôt, sans hésiter, il comprit, il sentit que l’idée était juste. Il vit une explication neuve, extraordinairement neuve, des phénomènes nucléaires qui, jusqu’alors, semblaient inexplicables; soudain, les gouffres s’étaient changés en passerelles. Quelle simplicité, quelle clarté ! Que cette idée était gracieuse et belle ! Il lui semblait que ce n’était pas lui qui l’avait fait naître mais qu’elle était montée à la surface, simple et légère comme une fleur blanche sortie de la profondeur tranquille d’un lac, et il s’exclama de bonheur en la voyant si belle.
De idee van Strum wordt echter niet goed onthaald bij de leiders van het labo. Ze vinden dat wat Strum gevonden heeft, hoe schitterend de idee ook moge zijn, deze de materialistische theorieën over de aard van het atoom niet mag tegenspreken. De reactie van Strum is niet van gevaar ontbloot als hij verklaart dat de fysica zich niet hoeft te bekommeren over het al dan niet overeenstemmen met een theorie, het mag dan nog deze zijn van Engels en Lenin en, dat het echter, de theorieën van Lenin zijn die aangepast moeten worden aan de wetten van de fysica en niet de wetten van de fysica aangepast aan de theorieën van Lenin.
In een totaal andere omgeving, wat leert ons Itzhak Bentov over het plots opduiken van een totaal onverwachte nieuwe idee die, zegt Grossman, ‘opstijgt lijk een witte bloem uit het meer’.
In zijn ‘Stalking the wild Pendulum’[1] heeft Bentov het over de ‘creative insights of artists, scientists and inventors who rely on this chunks of intuitive knowledge for progress in their fields’. Dergelijke momenten komen er aan, zegt hij, nadat een persoon zich heeft opgeladen met allerlei kennis die mogelijks kunnen leiden tot het oplossen van zijn probleem. Then suddenly, in a moment of relaxation, when least expected, it is as if the sky has opened for a second and the solution to the problems comes… It may be the culmination of years of search and it is all imprinted on the mind in the intuitive flash.
Dit is wat gebeurde bij Strum die buiten kwam in de amper verlichte straat, ontspannen zoals hij in lange tijd niet geweest was, en dit door het gesprek over de zin van het leven, dat ze als vrije individuen – die bittere vrijheid noemt hij het - onder elkaar, hadden beleefd. Iets wat zelden gebeurde of kon gebeuren want spreken met om het even wie en zeggen wat je te zeggen had was een gevaarlijk iets in het Rusland ten tijde van Stalin en ten tijde van de slag om Leningrad.
En als die schitterende gedachte zich plots formuleert dan voelt Victor Pavlevitch Strum, dat hij iets mysterieus heeft meegemaakt dat ver het gewone overstijgt. En Bentov, en het is een zin om lang over na te denken: this is Nature’s way of communicating with its favourite creatures, the creative people of all walks of life.
Of zoals ik in een van mijn vorige blogs heb geschreven, dat ‘Nature’s way of communication’, de weg is die de evolutie, eigen aan de Kosmos gebruikt, om de mens te doen evolueren van Neanderthaler naar homo sapiens.
Of zie ik het helemaal verkeerd.
[1] Itzhak Bentov: Stalking the wild Pendulum, on the Mechanics of Consciousness',Fontana/collins,1979, pag.109.
14-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-04-2016 |
De hij-schrijver |
Het is moeilijk voor mij te schrijven in de ik-vorm alsof ik, die optekent, het zou zijn die alles meemaakt en, alsof alles wat gebeurt gebeuren zou. Doe ik het dan toch, omdat er reden toe is, dan laat ik me soms verleiden tot een conversatie met mezelf om dan de je-vorm of de we-vorm te gebruiken.
Even moeilijk is nochtans de hij-vorm, de meest logische voor een schrijver om te gebruiken, dan toch voor mij; want in dit geval zijn er duidelijk twee verschillende groepen of clans, die van de schrijver – slechts eenmaal vernoemd in de naam van de auteur, de ‘hij’ die de maker is - en die van het gebeuren.
Ik heb in mijn geschriften zelden het stadium bereikt van een zuivere ‘hij’, iemand zoals het gebruikelijk is in een roman of een verhaal, die plots te voorschijn komt, zijn leven leidt als hoofdpersoon in het werk, en omgeven is door tal van andere personen die ook hun leven leiden en een band hebben met de hoofdpersoon, een roman die handelt over een gemeenschap van personen.
Mijn boek, in de mate dat het ooit een echt boek wordt, handelt over één persoon, die zelf optreedt als schrijver van wat hij doet en ziet, en hoe hij reageert op de houding van andere personen die optreden in zijn werk. Hij kent alleen zich zelf, hij is het die schrijft en zegt hoe hij schrijft en wat het hem kost om te schrijven. In de mate het overeenstemt met zijn eigen persoon is het autobiografisch, maar eens hij er van afwijkt, eens hij de fictieve toer op gaat wordt de autobiografie fictie, en kan het ganse werk als fictie worden aanzien. Dit is wat ik heb beoogd te doen omdat het de formule was die me het best lag. Ik zou het wellicht anders niet gekund hebben.
Ik ben natuurlijk niet de enige die aldus te werk gaat. Dante is hier heel duidelijk bij. Hij begint te schrijven aan zijn ‘Commedie’ pas nadat hij is teruggekomen van zijn pelgrimstocht door Hel, Vagevuur en Paradijs. Hij vertelt enkel wat hij ziet en hoort en wat hij zegt en voelt. Vergilius zelf geeft nooit openlijk zijn gevoelens bloot, heeft nooit een eigen leven, het is Dante die zijn woorden vermeldt en er soms naar gist.
Voor mij is het de meest logische manier van werken. Je schrijft hoe je schrijft en wat het je kost te schrijven zoals je het doet. Je schrijft dat je de kinderen uitnodigt op een lunch en je zegt waarom en achteraf hoe het verlopen is aangevuld met nog enkele flarden van het gesprek dat je onthouden hebt, maar je kruipt niet in de huid van de kinderen of, bij andere gelegenheden, je kruipt niet in het geheugen en de gedachtegang van de anderen die je ontmoet en waarover je schrijft.
Mijn broer Daniël, die naar ik vermoed toekijkt en graag zou tussen komen van uit zijn eeuwigheid, vond dat een roman ging over het leven van al de personen, individueel, die er in voorkwamen, en niet enkel over dit van één persoon, de schrijver ervan. In zijn opzicht heb ik dus gefaald en is elke blog van mij een tekortkoming, omdat hij enkel spreekt over wat in mij omgaat en niet in het hoofd van de personen die ik erin ontmoet.
Waar ik nu sta ben ik volledig afhankelijk van wat anderen zullen denken over de vorm die ik gebruikte en over hoe ik hem gebruikte. Het is vooral voor mij het ‘hoe’ dat belangrijk is te horen.
Dit alles, waarde lezer, omdat ik vanmorgen vroeg ben opgestaan – Jupiter (?) voor het raam in het zuiden – met de zin in mij: ‘het is moeilijk voor mij te schrijven in de ik-vorm’.
Je ziet maar waar ik, na een dertigtal minuten ben uitgekomen.
13-04-2016, 08:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |