Waar haal ik vandaag mijn inspiratie om mijn lezers te vergasten op iets buitengewoons, iets dat ik in de verste verte nog niet geschreven heb, iets waarmede ik mezelf verrassen kan, alsof dit nog zou kunnen. Een verhaal dat geen verhaal is, maar als autobiografisch, zou kunnen gezien worden, lijk andere zaken die ik schreef, die ik haalde van onder het deksel van de tijd, waar ik zo graag vertoef, hoewel ik geen leven heb gekend zoals Cervantes die deel nam aan de slag van Lepante waar hij gekwetst werd, het gebruik van zijn linkerhand verloor en later als gevangene, meegenomen als slaaf naar de boorden van de Middellandse zee in Algerije, waar hij viermaal trachtte te ontsnappen en telkens teruggenomen werd en na vijf jaar mits het betalen van een losgeld als vrije man terug kwam in Spanje.
We kenden dergelijke avonturen die onze geest zouden scherpen niet. Ik kan me ze ook niet inbeelden om ze te beschrijven, wat ik wel kan is je vertellen over bepaalde feiten uit mijn jeugd toen ik, elke dag, rond de middag, met een keteltje eten naar mijn vader ging die met een vriend het klein hout aan het kappen was in het grote bos, het gekapte hout in spinzen bond die gestapeld werden aan de rand van het bos waarin later de vogels hun nesten maakten.
Ik liep dan over de boomgaard voorbij een gammel hekje over de veldwegel, doorheen een eerste bos, terug doorheen de velden naar een volgend, groter bos, alles bos en veld om me heen en ik klein ventje met zijn keteltje en wellicht een flesje bier, verloren in het landschap, opgeslorpt door de luchten er over, de duiven, de kraaien, de eksters, de koekoek ergens, en ik verward in mijn dromen, ik meen dat ik toen al Jules Verne las.
Of denk ik maar dat het zo was, dat het pure verbeelding is wat ik hier neerzet, verbeelding van een oud man die zich tracht te herinneren hoe zijn jeugd is geweest, markante feiten er uit terug gehaald die vroeger heel belangrijk waren, geladen met zin voor verantwoordelijkheid en die nu overkomen als wat bloesems van de kerselaar, uitgestrooid over de tegels in de tuin.
Kleine gebeurtenissen in een onooglijk gehucht van een klein dorp in Oost-Vlaanderen, totaal afgezonderd van het wereldgebeuren, geen dagblad, geen radio, geen televisie, geen telefoon, niets dat een binding was, enkel een binding met de hemel op zomeravonden, neergezeten tegen de gevel van het boerenhof aan de overkant, met vader en de geburen, lettend op het verschuiven van de sterren boven de hooi- en korenmijten waar de mussen en de vinken aan het slapen waren. Een kleine gevatte wereld, een vuist groot, waar alle gebeuren dat van het leven was zich afspeelde. Tot op een dag in mei de oorlog kwam, kanonnen op de boomgaard werden opgesteld en weggenomen terug, door soldaten, bezweet en ongeschoren. De straten leeg, de luchten gesloten, terwijl het koren bloeide en het fruit zich vormde in de bomen. En er in feite dus niets was dat dit gebeuren van koren en bomen stoppen kon, noch het openen van de dagen beletten kon, noch het sluiten ervan op maan en sterren en planeten.
Al dachten we dat alles anders was geworden, wijder, uitgestrekter tot in verre landen, tot in zeeën die voorheen van verre dromen waren, namen slechts omheen Jules Verne, nu dichterbij gekomen.
|