 |
|
 |
|
|
 |
24-04-2016 |
De fractie tijd van een etmaal |
Heb voor het ogenblik drie zaken om handen: Mijn dagelijkse blog, het herzien van mijn manuscript en het bundelen van mijn blogs, om te beginnen deze van 2010. De eerste twee zijn dringend, de bundeling heeft zijn tijd, maar als ik verder wil gaan met de volgende jaren zal ik eerst en vooral mijn Dante er uit moeten halen en afwerken.
Ik heb dus een massa werk, wat heel goed is voor de gezondheid van de geest, hij zal niet de tijd krijgen in slaap te vallen op de sofa, integendeel.
Met deze planning voor ogen, waar zal ik staan, in het meest gunstige geval – en niet denkend aan het meest ongunstige - op het einde van het jaar. Ik heb er geen idee van en ik denk evenmin dat het Boek van Psalm 139 er weet van heeft, maar alles zal gebeuren, steeds voortvloeiend aan wat er, in de dagen ervoor, is aan vooraf gegaan.
Ik weet ook dat het gevaarlijk is op mijn ouderdom nog grote plannen te maken, maar plannen houden jong, geven een grotere waarde aan de dagen en bieden ook soelaas indien het wat moeilijker zou gaan. Maar of ik er nog aan denken zal om een balans op te maken op het einde van het jaar weet ik niet, heb het trouwens zelden gedaan. In feite heb ik geen einddatum te bepalen. Ik weet wat er me te doen staat en ik weet bij ondervinding twee zaken, een, dat haast zelden goed is en twee, dat het nut van het opmaken van een inventaris geen aarde aan de dijk brengt, omdat je steeds maar verder moet, de dagen in of het nu het begin van een nieuw jaar is of het begin van een nieuwe maand, de dag begint altijd met een morgen en eindigt met een avond en een nacht.
Wat ik wel weet is dat ik met beide handen de tijd die zich aanbiedt gebruiken moet, er zijn al te veel dagen in mijn leven voorbij gegaan in ledigheid, wat ik me nu niet meer permitteren kan, ik ben het trouwens niet zinnens het te doen. Wat ik vraag is gespaard te blijven opdat ik vooruitgang zou blijven zien. Ik reken hiervoor niet op mijn dagelijkse blog, ik zie deze maar als mijn morgengebed, als de pagina’s brevier van de professor Jezuïet die ik op en neer zag wandelen op de speeltijd. Wat hij las weet ik niet, heb het nooit gevraagd, evenmin hoe hij het las, misschien was het een even grote inspanning als het schrijven van een blog.
Maar veel gefilosofeer helpt hier niet en ook ik hoef niet vooruitlopen op de dingen die gaan komen, ik moet enkel met beide handen vast zetten wat zich aanbiedt, dit is de opdracht die ik te vervullen heb
Het is het geschrevene dat uiteindelijk zal overblijven van wat mijn dagen waren, zelfs al bedroeg dit maar een fractie tijd van de tijd die van een etmaal is.
24-04-2016, 00:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2016 |
Hoe je soms afdwaalt als je schrijft |
Wat me telkens verrast, is dat ik de maand mei eens te meer zie naderkomen; dat in feite een maand niet zoveel is, evenmin als een week of een dag of een uur. Alles vliedt, alles gaat voorbij, wat nog schijnbaar ver af is staat op een dag voor de deur en is even vlug voorbij geschoven als het gekomen is. Geen ogenblik rust is er gegund aan de tijd, evenmin als aan mij.
Mei is een bijzondere maand, is meer maand dan alle andere, zo zie ik het toch omdat, denk ik, het leven terug in volle zwier is gekomen, niet meer te stuiten is en pas terug stil vallen zal in oktober. Het is duidelijk dat ik volledig ben afgesteld op het leven in de natuur, dat de morgen een nieuwe blog betekent en de dag 500 woorden vraagt die, samen genomen, een boodschap moeten brengen.
Ik kom er keer op keer gelouterd uit tevoorschijn, gelouterd door het woord dat meer dan ooit mijn adem is, mijn doorgang hier in dit leven van elke dag. Dat er de kleur van is, de smaak, de geur, de essentie. Ik laat aldus achter mij, een sliert van woorden aan elkaar geregen, niet tot een bundel zoals ‘las doce novelas ejemplares’ van Cervantes. Maar dan toch geschreven met een zelfde ingesteld-zijn : vooral niet toe te geven aan de kwalen van de ouderdom, en er zijn er vele, zo lichamelijk als geestelijk.
Had hij, Cervantes, destijds de blog-mogelijkheid gekend die ik nu bezit, dan had hij ook - zoals destijds mijn goeroe José Saramago[1] - deze methode gebruikt om er voor te zorgen dat zijn geest de weg van zijn lichaam niet volgen zou. Want zoals het Universum één massale beweging is, is dit ook de grote eigenschap van de geest in ons, die niet gemaakt is om een lethargische toestand aan te nemen.
Zo is elk gebeuren een soort provocatie, een oppeppen van de geest in ons, het ene gebeuren wat sterker dan het andere, het ene meer aandacht vragend dan het andere. En als ik hoor en zie, hoe een bepaalde groep Allah-aanhangers, in de naam van een ‘idée fixe’, want dit is het, omspringen met het leven – dood of verminkt of maanden lang in de spoedafdeling - van onschuldige burgers, dan heb ik twee mogelijkheden, ofwel denken dat dit wel zal overwaaien, zoals vele linkse politiekers wagen te beweren, ofwel me er tegen verzetten met alle krachten waar over ik beschik. Het eerste is onverantwoord, het tweede is een opdracht aan elke medeburger in dit België en dit Europa, mee gegeven en daadwerkelijk uit te voeren.
Ik heb dit herhaaldelijk aan de kaak gesteld. De laatste tijd heb ik erover gezwegen, maar als ik denk aan hen die nog altijd opgenomen zijn in een of andere spoedafdeling van een ziekenhuis, of rondlopen met een been of een arm of een oog in min, dan kookt mijn bloed en dan zeg ik, van die geweldenaars van Allah, spaar ons Heer en a.u.b. houdt ze buiten.
[1] Een vreemd iets het woord ‘Saramago’. Ik typ het correct en achter mijn rug wordt het gewijzigd in ‘Schraag’. Is dit een verborgen fout in mijn laptop of geldt dit voor alle pc’s en laptops? Doe eens de proef.
23-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-04-2016 |
Con el pie ya en el estribo |
Wat vermag ik meer dan een witte roos, teken van zijn eeuwig leven, neer te leggen op de Don Quijote naast mij. Want het is op 22 april - de dag dat je dit geschrift onder ogen krijgt - dat vierhonderd jaar geleden, in 1616, Miguel de Cervantes overleden is op de ouderdom van 69 jaar. Drie dagen ervoor, gezalfd met het laatste heilig oliesel droeg hij zijn ‘Los Trabajos de Persiles y Sigismunda’ op aan zijne Excelencia, el Conde de Lemos, zijn brief beginnende met:
Puesto ya el pie en el estribo, / con las ansias de la muerte, / gran señor, ésta te escribo:
Wat niet aan iedereen gegeven is, gezalfd met het heilig oliesel, ‘met de voet al in de stijgbeugel en met de angsten van de dood’, een boek op te dragen aan, het mag dan nog een graaf zijn.
Op deze wijze stapte een van onze, samen met Dante en Shakespeare, grootste schrijvers van het westen, uit het leven. We staan er even bij stil, het hoofd gebogen, denkend aan de laatste, in angst en grote armoede doorgebrachte dagen van zijn leven, bezorgd om het laatste boek dat hij na het tweede deel van zijn Quijote in grote haast geschreven had. Dit zijn feiten die met zekerheid gekend zijn.
Zijn ‘El ingenioso hidalgo don Quijote de la Mancha’, opgedragen aan el Duque de Béjar, verscheen in Madrid in 1605, het tweede deel, opgedragen aan el Conde de Lemos, ‘El ingenioso caballero don Quijote de la Mancha’, pas tien jaar later in 1615.Hij was er van overtuigd dat hij de eerste was die een roman geschreven had in het Catalaans; al wat er voor hem was gepubliceerd waren romans vertaald uit andere talen. Ondertussen had hij ook, om zich, con ficiones’ te verstrooien van de weemoed van het ouder worden, zijn ‘Doce (12) Novelas ejemplares’ geschreven.
Wat er ook van zij, en nu richt ik me tot mezelf, het volgende boek dat ik herlezen zal, gaat zijn Don Quijote zijn, niet in het Spaans, want deze tekst draagt evenveel voetnota’s als er te vinden zijn én bij de toneelstukken van Shakespeare, én bij Dantes Divina Commedia. Het zal dus mijn Cervantes uit de ‘Penguin Classics’ zijn dat ik hier bij de hand heb. En wat die Don Quijote zelf betreft, J.M.Cohen, een van de vele vertalers naar het Engels, aarzelt niet te schrijven: ‘that it is one of the best adventure stories in the world, and that it contains two of the greatest characters in all fiction.’
22-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-04-2016 |
Misrekening |
Heb me vandaag totaal misrekend. Ik dacht een dag verder te zijn en ben dus begonnen mijn blog van 22 april te schrijven, hoe het komt wordt je morgen duidelijk. Maar ik zit nu voor de dag van nu, morgen 21 april zonder onderwerp om te schrijven.
Ik kan gaan bladeren in mijn dagboeken, of gaan kijken wat ik voor belangrijks geschreven heb in de jaren die voorafgaan. Maar dit is geen oplossing want ik ben begonnen met deze blogs te herzien en te bundelen, tenminste de belangrijkste erin, want ik stel vast dat ik heel wat heb dat ik niet had moeten publiceren; dat ik beter op zij had gehouden of voor goed geschrapt, wat niet altijd zo evident is, je giet geen pasgeboren tekst met het badwater zo maar weg. Je houdt hem nog voor een tijdje hopende dat hij je bij een volgende gelegenheid een ander, waardevoller beeld zal laten ontdekken.
Zo is een schrijver ingesteld. Een vroegere leraar leerde me dat je nooit iets moogt verwijderen dat je geschreven hebt, dat je alles moet bewaren; wat ik op twee tijdstippen in mijn leven, waar onder een korte tijd geleden, niet heb opgevolgd. Ik heb ergens geschreven over dat autodafé van mij, dat me nog altijd zwaar op de maag ligt, ook het eerste omdat ik toen een bundel gedichten heb verbrand of gescheurd die ik graag vandaag zou gelezen hebben om te weten waar ik ooit in mijn jonge jaren, als schrijver van gedichten gestaan heb.
Jeugdzonden noemt men dit, gelukkig heb ik een essay behouden over de ‘Elias’ van Gilliams, wat ik reeds vermeld heb, zeker in één blog. Een lezer herinnerde me eraan, een tijd geleden, hij had graag die tekst ingezien, ik beloofde hem dat ik hem zoeken zou en herwerken, maar ik heb tal van dergelijke werken op het getouw en voorlopig blijft een herwerking achterwege.
Ik denk nu aan Cervantes, waar ik het al over had en aan al wat hij te schrijven had in de laatste dagen van zijn leven, onder meer het tweede deel van zijn Don Quijote, dat een vrijbuiter reeds geschreven en gepubliceerd had, tot grote ontsteltenis van Cervantes. Maar het kwaad was geschied en het gefaket boek had een hoge vlucht genomen in het Spanje van die dagen. Het was ook de fout van Cervantes want na het succes van deel één, heeft hij tien jaar gewacht om het tweede deel te schrijven dat verscheen één jaar voor zijn overlijden. Hij stierf op 22 april.
Zo gaat het dan, teksten genoeg om te herkauwen keer op keer, en als er dan op dagen zoals deze, er een nieuwe tekst moet aan toegevoegd worden, hij mag dan nog slechts 500 woorden lang zijn, dan ken je moeilijkheden. Moeilijkheden die ondertussen zijn opgelost want ik zie dat ik de kaap van 500 aan het naderen ben.
Heb ik nu iets gezegd dat ik in de aanvang gedacht heb te zeggen? Neen, helemaal niets maar de tekst staat er en ik ben gelukkig dat ik hem kan inloggen om je er morgen mee te vergasten, verrassen is een ander woord dat ik niet wens te gebruiken hier.
Hartelijke groeten, beste lezer.
21-04-2016, 07:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-04-2016 |
Op de sterren afgestemd |
Waar haal ik vandaag mijn inspiratie om mijn lezers te vergasten op iets buitengewoons, iets dat ik in de verste verte nog niet geschreven heb, iets waarmede ik mezelf verrassen kan, alsof dit nog zou kunnen. Een verhaal dat geen verhaal is, maar als autobiografisch, zou kunnen gezien worden, lijk andere zaken die ik schreef, die ik haalde van onder het deksel van de tijd, waar ik zo graag vertoef, hoewel ik geen leven heb gekend zoals Cervantes die deel nam aan de slag van Lepante waar hij gekwetst werd, het gebruik van zijn linkerhand verloor en later als gevangene, meegenomen als slaaf naar de boorden van de Middellandse zee in Algerije, waar hij viermaal trachtte te ontsnappen en telkens teruggenomen werd en na vijf jaar mits het betalen van een losgeld als vrije man terug kwam in Spanje.
We kenden dergelijke avonturen die onze geest zouden scherpen niet. Ik kan me ze ook niet inbeelden om ze te beschrijven, wat ik wel kan is je vertellen over bepaalde feiten uit mijn jeugd toen ik, elke dag, rond de middag, met een keteltje eten naar mijn vader ging die met een vriend het klein hout aan het kappen was in het grote bos, het gekapte hout in spinzen bond die gestapeld werden aan de rand van het bos waarin later de vogels hun nesten maakten.
Ik liep dan over de boomgaard voorbij een gammel hekje over de veldwegel, doorheen een eerste bos, terug doorheen de velden naar een volgend, groter bos, alles bos en veld om me heen en ik klein ventje met zijn keteltje en wellicht een flesje bier, verloren in het landschap, opgeslorpt door de luchten er over, de duiven, de kraaien, de eksters, de koekoek ergens, en ik verward in mijn dromen, ik meen dat ik toen al Jules Verne las.
Of denk ik maar dat het zo was, dat het pure verbeelding is wat ik hier neerzet, verbeelding van een oud man die zich tracht te herinneren hoe zijn jeugd is geweest, markante feiten er uit terug gehaald die vroeger heel belangrijk waren, geladen met zin voor verantwoordelijkheid en die nu overkomen als wat bloesems van de kerselaar, uitgestrooid over de tegels in de tuin.
Kleine gebeurtenissen in een onooglijk gehucht van een klein dorp in Oost-Vlaanderen, totaal afgezonderd van het wereldgebeuren, geen dagblad, geen radio, geen televisie, geen telefoon, niets dat een binding was, enkel een binding met de hemel op zomeravonden, neergezeten tegen de gevel van het boerenhof aan de overkant, met vader en de geburen, lettend op het verschuiven van de sterren boven de hooi- en korenmijten waar de mussen en de vinken aan het slapen waren. Een kleine gevatte wereld, een vuist groot, waar alle gebeuren dat van het leven was zich afspeelde. Tot op een dag in mei de oorlog kwam, kanonnen op de boomgaard werden opgesteld en weggenomen terug, door soldaten, bezweet en ongeschoren. De straten leeg, de luchten gesloten, terwijl het koren bloeide en het fruit zich vormde in de bomen. En er in feite dus niets was dat dit gebeuren van koren en bomen stoppen kon, noch het openen van de dagen beletten kon, noch het sluiten ervan op maan en sterren en planeten.
Al dachten we dat alles anders was geworden, wijder, uitgestrekter tot in verre landen, tot in zeeën die voorheen van verre dromen waren, namen slechts omheen Jules Verne, nu dichterbij gekomen.
20-04-2016, 07:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-04-2016 |
Kleuren, niet te schilderen |
Een vriend, schilder van de teerste groenen, stuurde me een serie beelden van de meest exotische vogels in de vele plaatsen van de wereld, met de bemerking dat de kleuren erin niet na te schilderen zijn. Ik heb hem gelijk gegeven, heb hem gezegd dat het ook maar logisch was dat deze kleuren niet konden worden gekopieerd, gezien het de kleuren waren van de God van Spinoza en dat deze kleuren zelf, deze God waren, zoals ook het ganse Universum de kleur is van deze God, dus onnabootsbaar. God zelf de kleur zijnde is het logisch de kleur te zien als goddelijk en hoe wijs het is geweest, van in den beginne te denken dat alles kleur hebben moest.
Ik dank, mijn vriend de schilder, mijn aandacht te hebben gevestigd op deze kleurenrijkdom en hij me aldus een immens aspect in meer heeft bijgebracht van Spinoza’s God.
Wat heb ik hiermede gezegd, eigenlijk heel weinig en toch veel, namelijk dat de Natuur ons elke dag tracht duidelijk te maken dat Hij er is en als we Hem niet zien, als we aan Hem voorbijgaan als onzichtbaar zijnde, het helemaal niet aan Hem ligt, maar aan ons zelf, omdat we niet gericht zijn, niet ingesteld zijn om Hem te zien in de kleuren die niet te schilderen zijn.
Zo zijn er heel wat tekenen die Hij ons voorhoudt en waar we, blind als we (willen) zijn aan voorbijgaan. Vele tekenen, zoals het Higgs deeltje dat zou bestaan, en zelfs indien het niet zou bestaan, gedacht wordt te bestaan omdat we hierbij in het domein komen dat niet meer te overzien valt, niet meer te schetsen tot wiskundige formules, tot menselijke bepalingen of omschrijvingen; omdat we hierbij zijn terecht gekomen zijn in het domein van de metafysica, het domein van de God van Spinoza, waarvan een afdruk zich bevindt in de ingewanden van het atoom en de krachten die hierin vervat liggen en dat, wat de interpretatie ervan, slechts één mogelijkheid open blijft.
Voor de mens op deze planeet blijven twee wegen open, ofwel de ogen te sluiten en de kleuren te nemen voor wat we denken dat ze zijn, ofwel nederig te zeggen, zoals mijn vriend de schilder, neen, die kleuren bezit ik niet, noch in mijn verfdoos, noch in mijn handen. Deze kleuren kan ik enkel schilderen met de kleuren van mijn geest, die een fractie is van het onmetelijk geestelijk veld waarin ik ben ondergedompeld.
19-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-04-2016 |
Spinoza en God |
Voor Spinoza is God rust en beweging. Rust: omdat Hij niet ziet, niet hoort, niet spreekt, of we hem bidden of smeken, Hij niet reageert. Hij ‘is’ en, ‘zijnde’ is Hij beweging.
Thomas wist dit al als hij in zijn Evangelie, [1] schrijft: Jésus a dit, si l’on vous interroge: quel est le signe de votre père qui est en vous? Dites-leur: c’est à la fois un mouvement et un repos.
Hij is het Al wat was en is en komen zal. We trachten dit te begrijpen, we trachten rust en beweging te zien als een geheel van zijn, en het is – zoals ik het begrepen heb na de voordracht van Professor De Deyn – op deze wijze dat de God van Spinoza begrepen moet/kan worden.
Dit voert ons ver weg van de gangbare idee over de liefhebbende God die ons werd aangeleerd. De God van Spinoza is noch liefhebbend, noch haatdragend, noch strijdend; Hij is: ‘Hij-die-is’ – El que soy[2] - de naam die Hij, van uit de brandende braamstruik, doorgaf aan de ontschoeide Mozes. Hij IS, meer niet. Hij hoeft dus niets te doen, het ‘zijnde’ heeft gedaan wat gedaan moest en moet gedaan.
Vertel dit aan de mens, herhaal in een paar woorden de uiteenzetting van een professor die liep over meer dan een uur. Over de betekenis van de Bijbel ook, gezien in het licht van de wetenschap. Op welke wijze beide kunnen behouden blijven zonder gezichtsverlies voor de ene of hoogheidszin voor de andere, en daaraan verbonden hoe het kon dat de idee van Galileo ingeschakeld kon in het verhaal van de Bijbel.
Wat ik hieruit kan afleiden, maar ik verzweeg het tijdens de vragen, is dat de Kerk op het Galileo-ogenblik de kans heeft gemist om de Verlichting – Copernicus en Galileo waren de verre voorlopers ervan - die daarna onvermijdelijk komen zou, voor te bereiden. Het heeft de Kerk aan visie ontbroken en, vast geankerd als ze zit in het oude stramien van haar dogma’s, ontbreekt het haar nog steeds aan visie om de komst van de Kwantum Fysica, die alles onderste boven gooit, inbegrepen onze idee over schepping en evolutie, te gebruiken om geleidelijk aan af te stappen van haar dogma’s die volgens Teilhard de Chardin, fossielen geworden zijn.
De zeggingskracht van de Kerk werd door deze gebeurtenissen sterk ondermijnd, vooral bij de dragers van de levende Kerk: de intellectueel, de denker, die onrustig is geworden, zoals Spinoza het geworden is, om het geloof in en van de Kerk niet alleen te blijven volgen, maar er ook het nodige geestelijk voedsel in te vinden om te leven.
De ‘Kwantum Fysica’ is nu de nieuwe Bijbel, ditmaal geschreven door het ‘Zijnde’ zelf. We hebben meer dan ooit nood aan een totaal nieuwe Paulus om hieruit een nieuwe vorm van Waarheid te ontwikkelen.
[1] L’Evangile selon Thomas., Ed. Métanoia, Montélimar: logion 50. [2] ‘El que soy’ uit de Biblia de Jerusalen.
18-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-04-2016 |
Na het manuscript |
Na het manuscript heb je een rustpauze ingelast, waaruit je vroeg of laat terug zult moeten opstaan. Gerust in de afloop ben je niet, maar slechts twee gevolgtrekkingen blijven open: ofwel een afwachtende houding opnemen ofwel, weergaloos op staan en met nieuw schoeisel de weg op te gaan naar Compostella, een weg die spiritueel even zeer geladen is dan de voettocht naar de Mont Ventoux van Petrarca[1], tenminste zo we het besluit van Petrarca tot ons nemen: zijnde een passage naar de verlichting en de overwinning op ‘les passions qui jaillissent des instincts de la terre’?
Dit is dan wat je te wachten staat in de komende maanden. Een zaak is zeker, je zult niet wachten op het resultaat, je zult trachten je blog te behouden, hoe weet je nog niet – en verder te gaan op de ingeslagen weg die zoals je het vandaag ziet, enigszins naar de toekomst toe, aan het vernauwen is, en dit is geen louter perspectief, dit is ernst.
Er wordt me gewezen op het feit dat wat ik als blog presteerde een waarde heeft - ik vermoed en hoop een literaire waarde – moet ik dit dan laten verloren waaien in de wind van de dagen die nog komen, of moet ik resoluut stellen dat ik glorierijk verrijzen zal en hierop mag inspelen om verder te gaan én met Dante én met het samenstellen van een selectie uit de beste blogs die ik schreef sedert ik ermee begonnen ben in mei 2010?
Het veiligste is het werk niet te ontlopen, de inspiratie van de voorbije vijf jaren niet te laten verloren gaan en me in te graven in het grote werk dat ik op mij zie afkomen.
Jij die me leest moet begrijpen dat dit blog mijn dagboek geworden is en dat je op de eerste lijn staat om wat ik schreef, oprijzend uit mijn gedachten, in te zien. Beoordeel me niet te vlug als ik me herhaal, als ik me, zoals zo-even tracht op te peppen om zonder uitstel aan het grote werk te beginnen.
Jullie gaan hierbij van een grote hulp zijn. Het feit dat ik het herhaaldelijk geschreven heb, gaat me uiteindelijk er toe bewegen het werk aan te vangen en te volbrengen.
[1] Ondertussen vernam ik van een vriend lezer, dat de weg naar de MontVentoux van uit het dorp, Malaucène, vertrekt van de Avenue Petrarca.
17-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-04-2016 |
Manuscript nu het er is |
16 april
1. Voorgerecht dat ik jullie niet wou onthouden:
Het betreft het Eindexamen Filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling Kortrijk (KULAK). Onderwerp: Maak een verhandeling, zo beknopt mogelijk die de drie volgende domeinen raakt: Godsdienst, Seksualiteit en Mysterie.
Eén juffrouw kreeg 20 op 20, haar antwoord:
Mijn God, ik ben zwanger. Maar van wie?
2. Manuscript nu het er is.
Al doe je alsof er niets verkeerd is, maar je bent veel lichaam geworden, het wijst je voortdurend, van bij het opstaan, aan de pijnen verspreid over voet en knie en rug en schouder, maar je leeft er verder mee. Je denkt zo lang mijn geest niet wordt aangetast is het een te aanvaarden kwaal, te wijten aan het ouder worden, wat je een halve troost is. De dokter vertelde je erover, maar je schrijft weg wat je niet horen wilt, alsof het peanuts waren geeft je het geen kans om zich op te dringen om je neer te leggen, zoals je een kussen neerlegt op een stoel of op een sofa, maar duidelijk is het je, het is de geest die je rechthoudt. Hij klaagt niet, integendeel hij kent nog volop zijn gezangen, zoals de merel vóór de zon opkomt, hij kent nog zijn hoge noten en zijn bassen en hij schrijft en blijft maar schrijven alsof er helemaal niets te gebeuren staat, alsof de dagen zich blijven openen zullen met brede banden licht, en wolken geladen met overmoed.
Uitdaging na uitdaging neem je aan, je versplintert ze in woorden om toch maar niet ten onder te gaan. Je hebt zelfs nog vooruitzichten, hoewel heel broos, ze zijn er nog, soms helder nog, soms donker met een pover winterlicht omhuld. Want je haalde, gebundeld in enkele kopieën, je manuscript binnen, je gaf het door aan twee vrienden, een Germanist en een poëet, je gaf het aan je echtgenote.
Het is de globaliteit van wat nog restte van jou, de virgin oil uit jou geperst en nu geproefd gaat worden door enkelen. Daarna is het aan het manuscript zelf dat moet overnemen wil het ooit in deze contreien de wereld verbazen, om te vertellen dat je er nog bent en vooral hoe je er nog bent, met gegrimeerde woorden, als zo iets zou bestaan, in leven gehouden
Je weet van velen dat ze gingen, van velen dat ze wachten om te gaan en jij, aan je klavier, maakt je klaar om hen te vergezellen, het dagboek al dicht geklapt, de pen een laatste maal met inkt gevuld, om mee te nemen, zoals Pessoa die op het allerlaatste ogenblik, zijn bril nog vroeg alvorens heen te gaan.
Dit is van alle wetmatigheden de lichtste uitkomst die er is om, niet opkijkend niet verlangend maar met een serene zekerheid omkranst, verbeidend het nieuwe leven dat je wacht om de hoek.
16-04-2016, 07:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-04-2016 |
Petrarca en de Mont Ventoux |
Maar we waren in Arles – hoe is het mogelijk, bijna tien jaar geleden - ik stond daar op 28 november voor een etalage met boeken, toen mijn oog viel op een dun maar schitterend boekje, een titel waar velen van dromen, ‘L’Ascension du mont Ventoux’, Petrarque[1]. Ik ben de boekenwinkel binnengegaan en heb, een gelukkig man, het boekje gekocht. Het wondere is dat ik het toen heb gekocht om er vandaag voor de tweede maal over te schrijven.
Een droom van een boekje, licht in de hand, met bladen die nog los te snijden waren, en als het open viel, prachtig papier en even prachtige druk. Ik hoefde het nog te lezen om het volledig te bezitten. Maar als boek was het een klein kunstwerk, was het om neer te leggen op een oude linnenkoffer van 1788 en het daar te laten liggen als een model voor het ambacht dat de boekdrukkunst ooit is geweest. Ik heb de bladen ervan – had eigenlijk twee exemplaren moeten kopen, een om onaangeroerd te laten en een om te lezen - met een niet al te scherp mes, met schroom ontdaan van hun maagdelijkheid.
Ben het niet onmiddellijk gaan lezen. Heb er zelfs lange tijd mee gewacht, het was meer dan een juweel dat op mijn tafel lag, maar eens ik het gelezen had werd het een doorzichtig iets, iets dat ik koesterde als zeer waardevol. Het bevat amper 44 pagina’s, 33 ervan zijn beschreven, de onbeschreven overige maken het precies tot wat het is, een juweel van een boek, klein in volume maar groot om het te bezitten. Ik wed dat het ook Umberto Eco niet is ontgaan.
Er is vooreerst de inleiding die ik pas achteraf zal lezen, en dan het relaas van de tocht naar de top van de Ventoux onder de vorm van een brief, op 26 april[2] gericht van uit Malaucène, een dorpje gelegen aan de voet van de Ventoux – ik weet niet of dit nog altijd zo is – door Petrarca gericht aan zijn ‘professeur de theologie, Dionigi da Borgo San Sepolero’:
En het is Petrarca die schrijft: ‘Aujourd’hui mû par le seul désir de voir un lieu réputé par son hauteur, j’ai fait l’ascension d’un mont le plus élevé de la région, nommé non sans raison Ventoux’.
Petraca verbleef sinds zijn jeugd in le Palais des Papes in Avignon en, schrijft hij, elke dag, ‘comme tu le sais par ce destin qui règle la vie des hommes’ – kan het mooier gezegd - werd hij geconfronteerd met het zicht van de Mont Ventoux. De confrontatie met de berg werd zo intens dat hij op een dag besloot de berg te beklimmen, met zijn jongere broer, Gherardo, de enige die hem paste als gezel, samen met twee dienaars.
De beschrijving van de tocht leert ons niet zoveel over de omstandigheden, alleen dat hij, in tegenstelling tot zijn broer, het lange, maar lichter stijgende pad heeft gekozen, terwijl zijn broer de directe weg naar de top heeft gevolgd. Maar het is boven op de top, waar ze samen zijn gaan neerzitten, dat Petrarca een klein boekje, un volume minuscule, dat hij altijd op zich droeg, les Confessions d’Augustin, willekeurig opent, om luidop te lezen voor zijn broer:
Et les hommes vont admirer les cimes des monts, les vagues de la mer, le vaste cours de fleuves, le Circuit de l’Océan et le mouvement des astres et ils s’oublient eux-mêmes.
Waarbij hij plots beseft wat hij al lang had moeten weten, zelfs de heidense filosofen wisten het: qu’il n’est rien d’admirable en dehors de l’âme, qu’il n’est rien de grand en dehors de sa grandeur.
Zijn tocht is een les naar de wijsheid geworden, want: Alors, satisfait jusqu’ à l’ivresse de la vue de cette montagne, je tournais les yeux de l’ âme vers moi-même.
En kwaad op zichzelf voor de bewondering die hij droeg voor de aardse zaken, weigerde hij verder te lezen en verzonk hij in diepe gedachten. De woorden die hij gelezen had waren voor hem geschreven, alleen voor hem. Des te meer omdat hij, precies op het ogenblik dat hij het boekje opende, hij zich de woorden herinnerde die Augustinus had gedacht toen hij het Boek van de Apostel, had geopend en toen had gelezen:
Ne vivez pas dans les festins, dans les débauches, ni dans les voluptés impudiques, ni dans la lutte, ni dans l’envie ; mais revêtez-vous de Notre Seigneur Jésus-Christ, et ne faites pas de vos concupiscences une providence charnelle.
En ook Antonius had een identiek gebeuren meegemaakt, toen hij bij het lezen van de Apostel gevallen was op de woorden: Si tu veux être parfait, va, vends ce que tu possèdes et donne aux pauvres, viens, suis-moi et tu auras un trésor dans le ciel.En Antonius ook las deze woorden alsof ze voor hem geschreven waren en hij won het Rijk der Hemelen, schreef zijn biograaf Athanase.
De tocht naar de top van de Ventoux was dus de grote geestelijke doorbraak voor Petrarca, maar hij zou dit pas zeventien jaar later, in 1353 neerschrijven als een tocht naar de verlichting en de verheffing naar God.
Is voor de vele moedigen die met de fiets de top van de Mont Ventoux bereiken, hun inspanning ook een passage naar de verlichting en de overwinning op ‘les passions qui jaillissent des instincts de la terre’?
[1] Pétrarque: ‘L’Ascension du mont Ventoux, traduit du Latin par Denis Montebello, Préface de Pierre Dubrunquez. Séquences, 1990
.[2] De tocht zou plaatsgevonden hebben in 1336 en de definitieve vorm van de brief pas 17 jaar erna in 1353 geschreven zijn, leert ons het voorwoord van Pierre Dubrunquez. Petrarca was 32 jaar toen hij de beklimming deed.
15-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-04-2016 |
Vassili Grossman |
In de eerst pagina’s van mijn manuscript komt het boek ‘Vie et Destin’ van Vassili Grossman ter sprake, en wel in verband met een bepaalde passage die Michel J. en ik, afzonderlijk, maar bijna gelijktijdig hadden gelezen en bijzonder geapprecieerd.
Ik zocht vandaag die passage op in het boek van meer dan 800 pagina’s. Ik wist nog dat deze voorkwam onderaan de linker bladzijde en ook dat ik ze wellicht met potlood had aangestipt. Na een lange tijd bladeren vond ik wat ik zocht, maar onaangestipt. Ik had wel juist geraden wat de plaats op de pagina betrof maar ik vergistte me wat de plaats in het boek aanging, namelijk in de eerste helft ervan terwijl ik dacht dat het naar het einde toe was. Ik neem die passage hier over:
Il (Victor Strum) marchait dans la rue déserte et mal éclairée. L’idée surgit brutalement. Et aussitôt, sans hésiter, il comprit, il sentit que l’idée était juste. Il vit une explication neuve, extraordinairement neuve, des phénomènes nucléaires qui, jusqu’alors, semblaient inexplicables; soudain, les gouffres s’étaient changés en passerelles. Quelle simplicité, quelle clarté ! Que cette idée était gracieuse et belle ! Il lui semblait que ce n’était pas lui qui l’avait fait naître mais qu’elle était montée à la surface, simple et légère comme une fleur blanche sortie de la profondeur tranquille d’un lac, et il s’exclama de bonheur en la voyant si belle.
De idee van Strum wordt echter niet goed onthaald bij de leiders van het labo. Ze vinden dat wat Strum gevonden heeft, hoe schitterend de idee ook moge zijn, deze de materialistische theorieën over de aard van het atoom niet mag tegenspreken. De reactie van Strum is niet van gevaar ontbloot als hij verklaart dat de fysica zich niet hoeft te bekommeren over het al dan niet overeenstemmen met een theorie, het mag dan nog deze zijn van Engels en Lenin en, dat het echter, de theorieën van Lenin zijn die aangepast moeten worden aan de wetten van de fysica en niet de wetten van de fysica aangepast aan de theorieën van Lenin.
In een totaal andere omgeving, wat leert ons Itzhak Bentov over het plots opduiken van een totaal onverwachte nieuwe idee die, zegt Grossman, ‘opstijgt lijk een witte bloem uit het meer’.
In zijn ‘Stalking the wild Pendulum’[1] heeft Bentov het over de ‘creative insights of artists, scientists and inventors who rely on this chunks of intuitive knowledge for progress in their fields’. Dergelijke momenten komen er aan, zegt hij, nadat een persoon zich heeft opgeladen met allerlei kennis die mogelijks kunnen leiden tot het oplossen van zijn probleem. Then suddenly, in a moment of relaxation, when least expected, it is as if the sky has opened for a second and the solution to the problems comes… It may be the culmination of years of search and it is all imprinted on the mind in the intuitive flash.
Dit is wat gebeurde bij Strum die buiten kwam in de amper verlichte straat, ontspannen zoals hij in lange tijd niet geweest was, en dit door het gesprek over de zin van het leven, dat ze als vrije individuen – die bittere vrijheid noemt hij het - onder elkaar, hadden beleefd. Iets wat zelden gebeurde of kon gebeuren want spreken met om het even wie en zeggen wat je te zeggen had was een gevaarlijk iets in het Rusland ten tijde van Stalin en ten tijde van de slag om Leningrad.
En als die schitterende gedachte zich plots formuleert dan voelt Victor Pavlevitch Strum, dat hij iets mysterieus heeft meegemaakt dat ver het gewone overstijgt. En Bentov, en het is een zin om lang over na te denken: this is Nature’s way of communicating with its favourite creatures, the creative people of all walks of life.
Of zoals ik in een van mijn vorige blogs heb geschreven, dat ‘Nature’s way of communication’, de weg is die de evolutie, eigen aan de Kosmos gebruikt, om de mens te doen evolueren van Neanderthaler naar homo sapiens.
Of zie ik het helemaal verkeerd.
[1] Itzhak Bentov: Stalking the wild Pendulum, on the Mechanics of Consciousness',Fontana/collins,1979, pag.109.
14-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-04-2016 |
De hij-schrijver |
Het is moeilijk voor mij te schrijven in de ik-vorm alsof ik, die optekent, het zou zijn die alles meemaakt en, alsof alles wat gebeurt gebeuren zou. Doe ik het dan toch, omdat er reden toe is, dan laat ik me soms verleiden tot een conversatie met mezelf om dan de je-vorm of de we-vorm te gebruiken.
Even moeilijk is nochtans de hij-vorm, de meest logische voor een schrijver om te gebruiken, dan toch voor mij; want in dit geval zijn er duidelijk twee verschillende groepen of clans, die van de schrijver – slechts eenmaal vernoemd in de naam van de auteur, de ‘hij’ die de maker is - en die van het gebeuren.
Ik heb in mijn geschriften zelden het stadium bereikt van een zuivere ‘hij’, iemand zoals het gebruikelijk is in een roman of een verhaal, die plots te voorschijn komt, zijn leven leidt als hoofdpersoon in het werk, en omgeven is door tal van andere personen die ook hun leven leiden en een band hebben met de hoofdpersoon, een roman die handelt over een gemeenschap van personen.
Mijn boek, in de mate dat het ooit een echt boek wordt, handelt over één persoon, die zelf optreedt als schrijver van wat hij doet en ziet, en hoe hij reageert op de houding van andere personen die optreden in zijn werk. Hij kent alleen zich zelf, hij is het die schrijft en zegt hoe hij schrijft en wat het hem kost om te schrijven. In de mate het overeenstemt met zijn eigen persoon is het autobiografisch, maar eens hij er van afwijkt, eens hij de fictieve toer op gaat wordt de autobiografie fictie, en kan het ganse werk als fictie worden aanzien. Dit is wat ik heb beoogd te doen omdat het de formule was die me het best lag. Ik zou het wellicht anders niet gekund hebben.
Ik ben natuurlijk niet de enige die aldus te werk gaat. Dante is hier heel duidelijk bij. Hij begint te schrijven aan zijn ‘Commedie’ pas nadat hij is teruggekomen van zijn pelgrimstocht door Hel, Vagevuur en Paradijs. Hij vertelt enkel wat hij ziet en hoort en wat hij zegt en voelt. Vergilius zelf geeft nooit openlijk zijn gevoelens bloot, heeft nooit een eigen leven, het is Dante die zijn woorden vermeldt en er soms naar gist.
Voor mij is het de meest logische manier van werken. Je schrijft hoe je schrijft en wat het je kost te schrijven zoals je het doet. Je schrijft dat je de kinderen uitnodigt op een lunch en je zegt waarom en achteraf hoe het verlopen is aangevuld met nog enkele flarden van het gesprek dat je onthouden hebt, maar je kruipt niet in de huid van de kinderen of, bij andere gelegenheden, je kruipt niet in het geheugen en de gedachtegang van de anderen die je ontmoet en waarover je schrijft.
Mijn broer Daniël, die naar ik vermoed toekijkt en graag zou tussen komen van uit zijn eeuwigheid, vond dat een roman ging over het leven van al de personen, individueel, die er in voorkwamen, en niet enkel over dit van één persoon, de schrijver ervan. In zijn opzicht heb ik dus gefaald en is elke blog van mij een tekortkoming, omdat hij enkel spreekt over wat in mij omgaat en niet in het hoofd van de personen die ik erin ontmoet.
Waar ik nu sta ben ik volledig afhankelijk van wat anderen zullen denken over de vorm die ik gebruikte en over hoe ik hem gebruikte. Het is vooral voor mij het ‘hoe’ dat belangrijk is te horen.
Dit alles, waarde lezer, omdat ik vanmorgen vroeg ben opgestaan – Jupiter (?) voor het raam in het zuiden – met de zin in mij: ‘het is moeilijk voor mij te schrijven in de ik-vorm’.
Je ziet maar waar ik, na een dertigtal minuten ben uitgekomen.
13-04-2016, 08:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-04-2016 |
Gedachten versus herinneringen |
Gedachten zijn een kostelijk goed. Ze komen onverwacht en zijn even vlug verdwenen. Je moet ze, zodra ze zich aanbieden, onmiddellijk bij de keel te grijpen, wat soms problemen geeft. Ik zie dan ook hoe schrijvers gewapend zijn met een klein notaboekje om altijd klaar te staan als er iets te noteren valt.
Herinneringen zijn verschillend, de beelden duiken op en blijven hangen. Zo is het beeld uit de Provence van gisteren: het huis tussen de olijfbomen, het licht er over en de geuren van thymus en lavendel, van marjolein en engelenwortel, nog steeds niet weggeëbd en wat meer is, de vrienden die er toen met ons waren, zijn er nu ook aanwezig.
Voor iemand zoals ik die op de loer ligt van bij het ontwaken. Die zich vragen stelt of de droom die hem bezocht in de nacht geen betekenis draagt, uitkijkt of de maan, de ster, de planeet voor het raam geen boodschap heeft, is het van groot belang alle tekenen te verzamelen die me in staat kunnen stellen, me uit te leven in woorden, liefst in de morgen of laat in de avond als de nacht nabij is, omdat ik bij ondervinding weet, dat de uren tussenin onvruchtbaar zijn als het op woorden aankomt.
Dit is dan het lot dat me elke dag beschoren is, het lot dat ik gekozen heb en dat ik mee draag als een zorg maar ook als een vreugde eens het laatste woord geschreven staat.
Vanmorgen was er tussen slapen en wake de tweede beweging van de Pastorale van Beethoven die eindigde met de roep van de koekoek. Een schitterend symfonie die vertedert en verheft. Die je in regionen brengt die je ver af houden van al het nieuws dat er na komen kan, een symfonie die nazindert in jou en die je meedraagt in je dag, zelfs tot aan de vijver waar je in deze nieuwe lente, voor de eerste maal de koekoek hebt gehoord, twee slagen maar, doch hij was er. Hij zal misschien zijn ei gelegd hebben in een of ander nest met later al de gevolgen van dien voor de nesthouder. We wensen het geen vogel maar de natuur is nu eenmaal de natuur en hoe het gekomen is weet niemand, maar een reden zal er geweest zijn.
Dan dacht ik ook, kijkend naar de wind in het water en de moeilijk te volgen dobber van mijn vriend, Johan, de visser voor de gelegenheid, dacht ik ook aan wat ik gisteren geschreven heb over mijn aanwezigheid daar, namelijk dat het voldoende was er te zijn, als de lucht er te zijn, simpelweg, mijn blog ver af en ik, onwetend over wat morgen brengen zal.
12-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-04-2016 |
Omheen de vijver |
Hij was aan de vijver. Hij zat er aan de tafel waar hij de laatste zin van zijn boek geschreven had, op weinig na het spiegelbeeld van het begin ervan, ware er niet de inleiding geweest. Hij zat er aan de tafel met zijn dagboek voor hem. Hij dacht, ik ga hier vandaag grote dingen schrijven. Om te beginnen over mijn blog van gisteren waar ik onvolledig ben geweest. Ook heb ik erin, de naam ‘God’ vervangen door ‘motor’; was Hij de motor van het Universum, een soort heiligschennis die me ooit zal aangerekend worden. Maar toch wou ik vandaag, nog een stap verder gaan en zeggen dat de motor zichzelf tezelfdertijd in het Universum verpulverd heeft en dat er enkel en alleen een ‘motorisch Universum’ is geresteerd, God en Universum één en hetzelfde zijnde en de mens er in opgenomen.
Je denkt het vreemd, dat iemand, gezeten aan de vijver, er deze gedachten heeft. Beter ware het, zich rustig te houden, gissingen allerlei te mijden en simpelweg te zijn tot waar zijn verstand reiken kan. Maar zo eenvoudig is dit niet, eens je begonnen bent, eens je losgekomen bent van al wat zichtbaar is en je je in de diepte van het zijn hebt gestort die ook er van de hoogte is, het nadir en het zenit, dan schijnt het je toe, dat dit de gewoonste zaak van de wereld is. Maar dit is het niet.
Je hebt dit gevoel al eens gekend, het was in Maussane-les-Alpilles. Je waart genodigd in ‘Le Mas des Anges’, het huis van een kunstenaar, gelegen aan de rand van een olijfgaard met stokoude olijfbomen om voor te knielen. Je droomt je er regelmatig heen, vooral als het licht is zoals deze middag. Je droomde er te wonen en te schrijven of te tekenen of te boetseren, of wat ook, je droomde er je leven te leven.
De korte tijd dat je er was, was je als vergroeid met de olijfbomen en het huis, vergroeid met de luchten en met het licht, het uitzonderlijke licht van het zuiden. Mijn God dacht je toen, laat ik hier mogen blijven met mijn boek en mijn pen, wat brood en wat geitenkaas en een glas wijn nu en dan. Daar wist je toen, klaar getekend in jou, dat alles één was, huis en olijfboom, aarde en water, vuur en lucht en jij erin, opgelost in het grote licht, ademend de eeuwigheid.
En nu, waar je zit om te schrijven, kijkend naar het spel van de wind op het water, het spiegelbeeld verdoezelend, alsof hij, de wind, er vreugde aan beleefde, er jagend in de rij Italiaanse populieren, met hoog in een van de kruinen het eksternest, jagend in de vele bomen in een wijde kring omheen de vijver, de botten klaar om open te barsten met een korte knal die niemand horen zal, zoals er zo veel gebeurt in de natuur dat we niet horen zullen, noch zien.
Als een Bernardus zat hij er: Bernardus vergroeid met alles wat van zijn God is, en hij, Ugo, vergroeid met alles wat was van het zichtbare als van het onzichtbare. Stil en rustig nu alsof er niet meer te denken viel en hij er alleen maar hoefde te 'zijn'.
11-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-04-2016 |
Over de 'motor' van het Universum |
Indien het geen begin had gekend ware het Universum een statisch universum geweest en als dusdanig ten dode opgeschreven , zoals een boom zonder leven. Niemand had er ooit iets van af geweten, en misschien zijn er vele dergelijke statische Universa, die nimmer een begin hebben gekend. Wat ons Universum echter bijzonder maakt is het feit dat het een begin heeft gekend, dat er een ‘motor’ is geweest en nog is die, in gang gezet op het ogenblik van de Big Bang, een levend Universum heeft geproduceerd.
Wat die motor is of was hebben we het gissen naar, maar het moet iets, op elk gebied, materieel, intellectueel en spiritueel, kolossaal geweest zijn, want eens in gang gezet, - een atoom in elkaar steken is geen klein werk - is het Universum blijven uitbreiden. Persoonlijk denken we dat die motor een geest kende en dat alles wat voorkwam in het Universum een deeltje bezat, hoe minimaal ook, van deze geest. En het is dit deeltje geest dat alles levend houdt, zelfs de kleinste korrel zand.
Dit deeltje geest in een korrel zand, moet er aanwezig zijn binnen in of er omheen, onder een of andere vorm, maar het IS er, schuilend in de bewegingen van de atomen en alle deeltjes ervan, tot in de golven die deze deeltjes uitzenden.
Dit is het vertrekpunt van alles. De geest in de mens is een lang proces geweest van mutatie in mutatie in mutatie om ooit uit te komen bij de mens van Lascaux, waaruit er een ganse massa verder en verder is geëvolueerd tot homo sapiens, andere zijn niet verder geraakt dan deze van het ras dat zich omgord met springstof om zichzelfmoordend, te doden.
Uiteindelijk is de mens een deel van de geest in de materie die het Universum is, is hij zelfs de geest van het Universum.
In deze context is mijn blog, het zwaard waar Bernardus het over had als hij schrijft: ‘Ceins-toi de ton glaive, de ce glaive de l’esprit qui est le verbe de Dieu.’
Ik ga me niet, als ik schrijf, kleden met het woord dat van God zou zijn, maar toch ook niet schrijven met het woord dat niet zou zijn van de adem van de geest in mij. Als ik dan denk aan het boek dat nu achter mij ligt – voorlopig definitief althans – en, hoe het er ligt, loopt het, het grote risico dat het zal achtergelaten worden, precies omwille van zijn gelinkt zijn aan de levensspreuk van Vesalius, en/of aan ‘Plus est en vous’, deze van Lodewijck van Gruuthuse,[1] die er als hoofdgedachte in verweven liggen, en die – het is de indruk die ik bijhoud - in deze tijden weinig kans maakt om aan bod komen.
Ik troost me dan met het voortzetten van mijn blog, die meer is dan een zwaard, het is een vrije verbinding naar mijn lezer toe, hij brengt het woord dat ik uitgekozen heb, binnen in de gedachtewereld van mijn lezer, wat al heel wat is want mijn blog slorpt aldus een deel op van mijn eenzaamheid als schrijver ervan.
Ik beken dat ik er de laatste tijd niet de nodige aandacht aan besteed heb – een verwijt van mijn dochter - mijn boek vroeg alle aandacht en het is verbazend hoe ongedwongen ik thans voor mijn scherm kom om me tot jou te richten. Ik schijn nu al de tijd van de wereld te hebben om die 500 woorden te schrijven. Ik denk er zelfs aan om te bundelen wat in het verleden als blog verschenen is. Na ernstige schifting is er stof voor drie bundels van 250 à 300 pagina’s Maar prioriteit geef ik nu aan de tekst van de ‘Hel’ van Dante.
Dit zijn gedachten die regelmatig neergeschreven worden. De uitvoering ervan laat echter op zich wachten. Maar ik heb dit ook geschreven over dat fameuze boek van mij, en nu is het er.
[1] Lodewijck van Gruuthuse, 1422-1492. Ik zie deze spreuk als een verre voorloper van de Verlichting, van het denken au-delà het dogmatische.
10-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-04-2016 |
Andreas Vesalius |
Het zal je genoegen doen, schreef een goede vriend me, te vernemen dat, ‘de Geest leeft voort, al het andere is sterfelijk’, de lijfspreuk[1] was van Andries Wytinck van Wezel(e), alias Andreas Vesalius. Ik ben er hem dankbaar voor, ook omdat het niet voor de eerste maal is dat hij me weet te verleiden om verder te bouwen op wat hij me zo gul aanreikt.
Het lichaam is niets zonder de geest, zoals het Universum niets is zonder de geest erin. We weten dit maar we leven er zelden naar. Het schokkende ervan bereikt ons niet, we vrezen de gevolgen ervan en durven niet verder denken, verblind als we zijn door wat we maar menen te zijn, wat stof, veroordeeld om te sterven. Terwijl alles ‘te wide’ is, zegt Ruusbroeck, te groot om het te begrijpen.
En het is nog altijd ‘wijd’, omdat wij nog niet het stadium bereikt hebben om de wijdheid ervan te doorgronden. Maar dit komt wel, de spirit die van het Universum is brengt er ons naar toe als we maar geduldig zijn, de tijd vergeten, het schuiven van de maanden, de jaren, de eeuwen. ‘Mein Geduld hat Ursach’, wist Ernst Jünger in zijn ‘Auf den Marmorklippen’, maar zo ver zijn we nog niet gekomen dat we het nodige geduld zouden bezitten.
Dit ter inleiding op wat ik vanmorgen zeggen wilde, denkend aan de 250 thermometers van Knock die tezelfdertijd worden ingebracht, is er mijn blog die door het wonder dat het Universum is, binnenvalt bij hen die me dagelijks lezen en ik er wonen ga, al was het maar voor enkele ogenblikken, die ik dan weerspiegeld krijg in de levensregel van Vesalius omdat hij weet dat het ook die van jou is, en van ons allen zou moeten zijn.
Het is wat ook, een antwoord op de eerste zin waarmede je ‘het boek dat zich schreef’ begonnen bent. Het bewijs tevens dat je blog voedsel is en je levend houdt, bij de vele vrienden die je telt en dit nog voor een lange tijd zelfs als je er niet meer zijn zult.
Als je omheen vrienden en kennissen ziet verdwijnen geboren voor of na het gezegende jaar 1927 van jou, dan wordt het tijd je te haasten om niet te sterven, zelfs al is dit ook niet zo erg als je de regel van Vesalius indachtig bent.
Zo waar ben je eens te meer, vertrekkende bij je vriend Paul, gezeten onder de notelaar met zicht op het ovenhuisje, terechtgekomen: de wind in de hoge bomen, stuifmeel rijzend over zijn handen en over het zoveelste boek dat hij aan het lezen is, het mag nog het tweede deel zijn van ‘La Chartreuse de Parme’, het mag nog de ‘Goddelijk Commedie’ zijn, het licht van de middag dat even goddelijk is, het wondere teken van de vriendschap, over de pelouse uitgespreid tot ver voorbij de hagen, het land in, tot aan de meander van de Leie met de reiger aan de overkant, soms.
[1] Voor mijn vriend, de latinist: ‘Vivitur Ingenio, Caetera Mortis Erunt’
09-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-04-2016 |
Het boek dat zich schreef |
Ik werkte lange tijd én aan een dagelijkse blog én aan een soort roman, eerder gestructureerd als een dagboek dan als een verhaal. Ik trachtte hierbij steeds te voorkomen dat de twee elkaar zouden overlappen maar het lukte me niet altijd beide gescheiden te houden.
Wat mijn blog betreft zijn het feiten gerelateerd aan mezelf, wat niet het geval is als ik het boek bekijk, wat daarin wordt verteld is nieuw, is ingebeeld en losstaand, zoals het hoort te zijn, amper rakend aan mijn dagelijks bestaan. Hierin ben ik 90 % Ugo d’Oorde en 10% Karel Mortier.
Ik schrijf dit hier omdat ik het ergens kwijt wou en omdat ik vond dat de tijd gekomen was om te zeggen dat ik geen abnormale avonturen beleefd om aan autobiografie te doen, dat mijn leven geen hoogtepunten kende, ook geen laagtes, dat het was zoals er wellicht heel wat levens zijn geweest. Ik liep school tijdens de oorlog en om eerlijk te zijn ik heb er weinig van gemerkt, behoudens de vliegtuigen die hoog in de lucht overvlogen, behalve de ‘gliders’ die overvlogen terwijl we aan het hooien of aan het oogsten waren en geland moeten zijn bij Arnhem en, behoudens een ‘V1’, of ‘V2’ die omkeer maakte en neerviel dicht bij een hoeve in de geburen is er weinig vermeldenswaard geweest.
Dus waarover had ik kunnen schrijven dan over wat ik me inbeelden kan. En dit is het dan, wat ik vertel is over het leven dat ik had kunnen hebben maar niet heb gehad. Niet heb gehad omdat het lot, de Vrouwe Fortuna van Dante, zijnde karakter, herkomst en omstandigheden er anders hebben over beslist.
Men is wie men is, men is zelden wie men worden wou. Maar mits enige inspanning hebben we het vermogen en het inzicht om te schrijven over die laatste droompersoon en zijn droomleven Trouwens dit is, las ik onlangs, wat Richard Rorty ons voorhoudt te doen, nooit schrijven over de dingen die gebeuren in de woonkamer van elke dag.
Dit is wat ik heb aangekleefd in het boek dat geschreven staat en van nu af, een eigen leven leiden gaat. Of het ooit de buitenlucht kennen zal valt af te wachten. Het is van nu af zelf aangewezen op zijn verdediging.
08-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-04-2016 |
Knock, |
Met mijn boek in het achterhoofd dacht ik deze avond tien uur, aan het toneelstuk ‘Knock’ van Jules Romains[1], en in het bijzonder aan een passage naar het einde toe.
Dokter Parpalaid heeft, uit armoede aan patienten in het dorp, zijn officina overgelaten aan een zekere Dr. Knock, een twijfeldokter, die de overname in trimestrialiteiten zal aflossen. Op de voorziene dag staat dokter Parpelaid in zijn dorp terug en vindt hij tot zijn verwondering het hotel volledig bezet door de patienten van Knock, terwijl hij, Parpelaid, er in zijn tijd amper een paar telde.
In scène VI van akte III, lezen we de conversatie tussen Knock en zijn voorganger Parpelaid, en zegt Jules Romains, terwijl het licht ‘prend peu à peu les caractères de la Lumière Médicale qui, comme on le sait, est plus riche en rayons verts et violets que la simple Lumière Terrestre’, ontspint zich tussen de twee een conversatie over de visie van Knock die van oordeel is dat elke individu drager is van ziektekiemen en maakt hij zijn hoog opgelopen statistien bekend aan de vroegere dorpsgeneesheer.
Zegt Knock: Songez que dans quelques instants, il va sonner dix heures, que pour tous mes malades, dix heures c’est la deuxième prise de température rectale et que, dans quelques instants, deux cents cinquante thermomètres vont pénétrer à la fois …
Waar ik wou toe komen is dat ik voor het slapen gaan even ga kijken hoeveel kijkers/lezers ik ontvangen heb op mijn Blog gedurende de dag. Ik ook zou mijn statistieken kunnen opstellen en opvolgen, zoals Knock, maar ik zal het niet doen. Ik ben al tevreden als ik nu en dan een reactie van mijn bezoekers kan opvangen. Ik zie het nummer van de bezoeken wel dagelijks evolueren maar reacties, geschreven of telefonisch zijn eerder zeldzaam. Ik dacht ook aan de verantwoordelijke technieker van Klara die zich elke nacht de vraag moet stellen hoeveel luisteraars er wel in de nacht zijn afgestemd op zijn zender.
Een raad echter wat ‘Knock’ betreft. Het stuk van Jules Romains, moet zich nog bevinden in les fonds de cave van om het even welke bibliotheek. Ga het eens opgraven , het zijn zaken die behoren tot een vorig tijdperk.
[1] Knock ou le Triomphe de la Médecine, comédie en trois actes de Jules Romains. Pièce créée le 15 Décembre 1923 à la Comédie des Champs-Elysées avec Louis Jouvet dans le rôle de Knock. Drukkerij Sanderus, Oudenaarde
07-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-04-2016 |
Brokaat |
Ik ben een gotieker, dacht Ugo vooraleer een woord was neergezet. Zoals de kathedraal haar wortels heeft hoog in de luchten zo wil ik mijn woorden gaan halen, niet alleen op aarde, wat maar normaal zou zijn - de kathedraal ook haalt haar krachten uit de aarde - maar in de brede strook geest van paarlemoer die hoog boven de aarde drijft en beschikbaar is, zoals water het is en vuur. De kamers van het huis zijn er mee behangen alsof het boeken waren met oude teksten die onsterfelijk zijn en tot in de verste hoeken reiken van de tijd.
Het Boek had hem gewekt om vier uur in de morgen en na volbracht te hebben wat hoorde volbracht te worden, was hij gaan liggen op de sofa voor de haard met een deken over hem en had hij gedroomd van vader. Had hij gedroomd dat hij met hem in een sneeuwstorm was – dit was al eens gebeurd toen ze midden in de nacht, een nacht midden in de oorlog, in een sneeuwstorm, een eik waren gaan afzagen in het woud – en nu waren ze, worstelend tegen de wind in, aangekomen aan een gebouw dat een grote poort was, met vele luiken die open en dicht sloegen. Vader riep naar hem, woorden die verloren waaiden, lijk vele woorden van vele dagen, maanden, jaren die verloren gaan, ineengekrompen hij van ouderdom en tijdloosheid.
Of hij nog woorden schrijven zou, of hij niet beter slapen zou de slaap der gelukzaligen die opstaan in de morgen, om weer te gaan slapen als de nacht gekomen is, en niets om zorgen over te maken, te vergeten wat best vergeten wordt en niet méér te zijn dan wat gesproken woorden.
Of hij zo zou kunnen leven denkt hij niet. Nu toch nog niet. Hij heeft nog zo veel te schrijven, zelfs indien hij niets nieuw zou te vertellen hebben, hij zal nog trachten oude gedachten te omkleden met brokaat in plaats van het shantung kleed waarmed ze omhangen zijn.
Zo bestaat hij, en zo wil hij het houden.
06-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-04-2016 |
Fragment bij gebrek aan tijd |
‘Ik heb’, zegde Ugo, ‘nog een ‘Amigne’ in de kelder. Ik denk dat het moment gekomen is om deze fles te openen en te zien wat die wijn ons te vertellen heeft over de bergen en de Rhonevallei, het is vandaag of nooit dat ze moet geopend worden.’ Hij haalde de fles en ontkurkte ze. Het aroma van de wijn oversteeg de geur van de haard, de geur van de boeken, de geur van de vriendschap die zich aan het verinnigen was. Hij schonk de wijn, heel plechtig, in de oude wijnglazen, het enige, zegde hij, dat me nog rest van mijn moeder.
‘Laat ons opstaan’, een Amigne is de Valais, c’est un vin du vieux temps, d’une vendange légèrement flétrie, récoltée en novembre’, laat ons drinken op de Valais’. ‘En op het succes van je boek’ zegde Ann.
‘Ce vin est parfait, zegde ze, il est même légèrement pétillant, ton vin’. Ze hield het glas naar het licht van de namiddag, het licht van het laatste van de winter hing in haar sterk krullend haar, haar hand lang en smal, de nagels licht glanzend.
Hij proefde de wijn, een ietsje over tijd, een lichte nasmaak van Madeira, maar voor hen was hij de Valais, was hij de herinnering, was hij de perfectie. ‘Je wijn is zoals je taal, zegde Ann, lichtjes over tijd maar heerlijk om drinken’.
Hij wist het én van de wijn én van de taal, maar het was nu eenmaal zo. ‘Ik kom uit een andere eeuw, zeker nu de tijd vlugger is gaan vloeien en de eeuwen nu bijna herleid zijn tot decades.
Een ietsje beneveld door de wijn, beneveld door het samenzijn, een dag in februari, de haard helpende, de boeken, de woorden, de Valais, zijn ze weggegaan, hij hen omhelzend als vrienden van jaren. Bij het buitengaanvroeg Raoul; ‘Ga je hier iets over vertellen in je boek?’
‘Ja, zeker, mijn boek loopt over een herfst en een winter en eindigt in de lente. Een honderdtal dagen, Ik teken alles op wat ik beleef als belangrijk: mijn ontmoeting met jou in het bos met al wat er uit voort gevloeid is. Alles wel overwogen is het, mijn beste Raoul, pas na onze ontmoeting, zelfs tijdens onze ontmoeting, dat mijn boek begonnen is. Ik vergeet dus niet onze ontmoeting in het bos, dit geschenk van…, laat ons zeggen, van de God van ons allen. Ik heb nu nog tot begin april, dan moet het boek af zijn, er resten me dus nog hoog uit vijftig dagen.’
‘Dan heb je geen tijd meer te verliezen, man, maar à propos heb je de tekst over de zin van het leven, niet teruggevonden die je aan John ooit stuurde?’ ‘Ik zal er een nieuwe moeten schrijven, ook voor het boek en je een kopie mailen. Wees gerust, hij komt. Maar jij met je Orval, ik wil je daar ook iets over vertellen, iets dat je verbazen zal, jij als uitgeweken Gentenaar krijgt het toegestuurd niet om het te klasseren maar om het te verkondigen.’
05-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |