Ik ben een vreemde man, ik schrijf in vreemde woorden en over vreemde dingen vreemde zaken. Bevreemdend is het wel. Nochtans ik ben zeker niet Jorge Luis Borges, ik ben niet iemand om te zijn wie ik niet ben. Zo ken ik mezelf als ik schrijf in het midden van de nacht, omdat ik schrijven moet om te weten wie ik ben?
Zoals die robot in het atelier die ik bezig zag en niet is, al werkt hij als iemand die is en die, als hij gewekt wordt, doet wat hij doen moet: aan, uit een staaf inox gezagen partjes, met een hoge preciesheid qua vorm en ingewikkeldheid, leven geven als een nieuw bruikbaar, noodzakelijk stuk, zo dat ik er een houden wil als talisman die ik raadplegen kan als de inspiratie zoek is of als iets verkeerd dreigt te gaan.
De vreemde man die ik ben heeft niet die preciesheid, is niet geschoold om alles af te werken zoals het hoort, laat zich verleiden, verschuift de dingen verder de dag in, de nacht die komt aankloppen in. De robot die ik zag is secuur, hij werkt in volle licht als in totale duisternis, onder toezicht en even goed als er geen ziel is mee gemoeid. Ik sukkel maar wat, zoek naar iets waar ik naar zoeken kan en vind niet altijd de weg, en als ik de weg vind dan is het niet altijd een na te volgen en te hergebruiken voorbeeld.
Ik vergelijk me dan niet alleen met de robot maar ook met de man behind the robot. Want de man achter de robot heeft niets gemeen met een robot, hij is geen eigenaar die over een stuk machine spreekt. Neen hij spreekt over zijn vriend, hij is hem dankbaar. Terwijl de baas rond de vijver wandelt, kijkend hoe alles aan het groeien is, zijn vissen toesprekend aan de kant, alsof hij een verhaal aan het vertellen is, werkt de robot, en hij werkt goed, hij werkt perfect of hij nu in zijn omgeving is of niet, hij werkt, hij leeft zijn leven.
Het is om hem te benijden in zijn eenvoud van zijn groot mens zijn, een man van wijde luchten, van hazelaars en rabarberstruiken, van zaden die hij strooide en van nieuwe planten die bloeien zullen mettertijd.
Als een vreemde man in een vreemd lichaam schrijf ik over hem. Ik noem hem niet, wie me leest en hem kent weet over wie het is dat ik schrijf. Ik zie hem als een gelukkig man, hij bezit alles wat hij nodig heeft, van vrouw tot dochter, tot vijvers tot vissen, kippen en tot vrienden, waaronder een robot.
Hij bezit een wereld.
|