Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    13-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Begijnhof O.L.Vrouw ter Hoye in Gent



    Het begijnhof
    waar de eeuwen verstild
    waren uitgestrooid,
    vroege vlokken sneeuw
    in rug en leden
    verkild.

    Niet beter
    hoe het was er binnen 
    waar op oude schilderijen
    begijn te zijn,
    het leven in te gaan,
    door engelen beschermd
    en door gebeden,
    toevluchtsoord de hemel
    die er toen nog was.

    En wij, zo vluchtig
    er gekomen,
    on-ingewijd begijn te zijn,
    denkend
    al te weten wat er te weten kan.

    De kerk die we betreden
    geen zegen meer,
    geen gebed gezegd,
    zelfs Hij die er was,
    niet gegroet:
    het sacrale
    is er uitgegroeid, mijn vriend,
    mettertijd,
    uitgedoofd wat ons geleerd,
    zo vlak het leven.

    Toen het donkerde ineens,
    opgekeken,
    op het laken van de lucht
    geen Orion, geen Sirius,
    dan maar gezocht
    langsheen de gevels
    het teken dat het anders kon
    maar niets gevonden.

    Wat helpen kon
    zich opgelost,
    Mea culpa, Heer.

    13-12-2014, 05:19 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    12-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 139


     

    Ik werd ooit getroffen door een passage in het boek van Pierre-Alain Bergher[1] over ‘La Chartreuse de Parme’ van Stendhal. In die passage maakte hij me toen attent op de inhoud van Psalm 139, vers 16. Hij verraste me hiermee omdat hij voor dit vers, verwees naar de King James’ versie van de Bijbel van 1611[2]:

    Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them.

    Bergher legde vooral de nadruk op het laatste deel van vers 16: een zin die hij vertaalde als:

    ‘Et sur ton livre étaient inscrits tous les jours qui m’étaient réservés, avant qu’un seul de ces jours existât’.

    Is het zo dat alles wat mij betreft reeds opgetekend staat, wellicht niet in een boek maar getekend in mijn levensomstandigheden van ogenblik tot ogenblik, zich telkens wijzigend. Ik zou het deel van vers 16 dan ook als volgt willen lezen:

    Heer, ingeschakeld in de mazen van het immense web van tijd en ruimte, van materie en geest, waarvan de eerste draden geweven werden op het moment van de Big Bang, en dat zich thans uitstrekt tot het eindeloze, niet in te beelden einde van het Universum, ben ik geworden wie ik ben, hoe ik ben en waar ik ben.
    H
    et is hieruit dat voort zal vloeien al wat nog komen zal, en reeds in potentie opgetekend staat in het web van je Boek.
    De schrijver van deze woorden, zal er niet aan ontkomen; hij weet dat het de omstandigheden zullen zijn waarin hij verkeert - het punt in het web waar alle draden zich kruisen - dat bepalend zal zijn voor de handelingen die hij stellen zal of niet zal stellen. Hoe hij ook reageren moge, hij zal het web niet kunnen verlaten want zelfs indien hij zou kunnen reageren dan ook is het een reactie, die zonder twijfel bepaald zal zijn door de draden van het web.

    De mazen van dit web, zijnde de gebeurtenissen waarmee hij bewust of onbewust zal geconfronteerd worden zullen onvermijdelijk het verloop van zijn dagen bepalen. Zijn vrije wil is de wil die hem wordt ingegeven door het impact van alle omstandigheden waarin hij gewikkeld was en gewikkeld is, ogenblik na ogenblik, na ogenblik.
    Potentieel is het een feit dat de tentakels van wat voor mij in de toekomst nog komen zal reeds verweven liggen in de draden van het web van nu. Met dit voor ogen, is het juist dat alles in detail opgetekend staat tot de allerlaatste seconde van mijn bestaan.
    De verwevenheid in het web dat het leven is wordt duidelijk als we ons plaatsen als een verzameling van atomen en elektronen badend in een kosmische oceaan van atomen, energieën, splinters van atomen, Higgs deeltjes van atomen, een innigere verbondenheid die de realiteit is, kan niet.
    Wie is dan die ‘hij’, die schrijft wat hij schrijft?
    Het is om er duizelig bij te worden. Er valt niets te wijzigen aan je Boek van Psalm 139, we hoeven enkel te herhalen, te herkleuren en te herschikken in andere verbanden, in andere omstandigheden.

    Dit staat allemaal, wat mij betreft, geschreven in het Boek, en ook, dat dit mijn leven is en het woord mijn adem is.


    [1] Pierre Alain Bergher: ‘Les Mystères de la Chartreuse de Parme’, Editions Gallimard, 2010, pag.41.
    [2] Ik kende deze Bijbel omdat het de Bijbel was waar John Steinbeck naar verwijst in zijn ‘East of Eden’om de zin van het Hebreeuwe woord ‘Timshel’te verklaren.

    12-12-2014, 07:06 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    11-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het 'in principio'.(2)



    Als hij zich de vraag stelt wat er was vóór de Big Bang dan is er maar een antwoord dat hij bedenken kan, dat er van in den beginne een Universum in potentie was, zijnde de ‘blauwdruk’ van Elohim. Hierbij voelt hij zich gesteund door Ilya Prigogine die in een interview verklaarde ’que la transition entre le pré-univers et l’univers est avant tout un problème de passage du vide, qui contient déjà des particules en puissance à des particules réelles’.
    De overgang tussen het pre-Universum en het Universum van nu, is voor alles het probleem van de overgang van die leegte, bestaande uit ‘potentiële’ deeltjes – zijn het deeltjes van geest? - naar ‘reële’ deeltjes. Of, voegt hij, Ugo, er aan toe: zoals ook nu, in potentie, aanwezig zijn, de gebeurtenissen die zijn leven en zijn werk zullen bepalen in de dagen – hopelijk jaren maar hij heeft hier geen vat op – die nog komen.
    Er zou dus, als hij Prigogine volgt, geen schepping hebben plaatsgehad, enkel een overgang van een Universum in potentie - Prigogine noemt dit le vide potentiel - naar het Universum van nu.
    Hij kan hieruit opmaken dat een fractie van tijd vóór de Big Bang (die nog geen tijd was), onwrikbaar reeds, alle verwevenheden, alle evolutieprocessen, alle fysische en spirituele wetten, onveranderbaar, in de (goddelijke) blauwdruk aanwezig waren en dat het Universum voor eens en voor altijd ontstaan moet zijn op het ogenblik van de bevruchting - of was het een zelf-bevruchting! – het punt waaropj het Woord, zich voor het eerst en tevens voor het laatst, openlijk gemanifesteerd heeft met een Big Bang.

    Nu is het wel zo dat de Bijbel niet werd geschreven voor de mens van nu. Die Bijbel was maar een beginfaze, een binnen stappen in het onbekende dat de Kosmos was. Voor de mens van nu, of men het aanvaardt of niet, is er de Bijbel van de New Physics die zich situeert op de grens van de metafysica.
    Dit weet trouwens Christian de Duve die ons duidelijk aantoont que la nouvelle physique nous dit qu’il faut dématérialiser la matière, dat de nieuwe fysica ons leert dat de materie van zijn stoffelijkheid moet worden ontdaan, vergeestelijkt dus.
    Dit betekent dat de idee als zouden we van stof zijn, een beeld is uit onze zichtbare wereld dat verschrompeld wordt door de onzichtbare wereld van elektron en andere, niet te bepalen, niet te beschrijven, - het Higgs deeltje - meer dan minimale deeltjes. En meer nog, als we thans weten, dat de om haar ‘as’ roterende aarde met een onvoorstelbare snelheid in haar ellipsbaan om de zon, de zon gegrepen tussen de miljarden zonnen van een wentelend melkwegstelsel, en dit wegschietend tussen miljarden andere melkwegstelsels; dat dit imago te overrompelend is opdat we de aarde nog kunnen aanvaarden als ‘het’ centrale punt, met, zoals ons geleerd werd - en nog zijn er die dit aankleven - een aandachtig toeziende God erboven.

    Als hij aanving met het boek van Fabre d’Olivet dan weet hij, en het is zijn vaste overtuiging, dat het boek van Fabre, het boek dat hem opwachtte in een etalage van de hoofdstad en hem toen geroepen heeft, hem werd toegespeeld opdat het hier, als inleiding, als zijn ‘in principio’ zou fungeren.
    Het is ook de binding van het metafysische in de woorden van Genesis naar de moderne fysica toe, het bewijs dat Genesis niet lichtzinnig geschreven werd maar dat het voor zijn tijd en omgeving meer was dan een meesterwerk, althans wat de tien eerste hoofdstukken betreft, zijnde de Kosmogonie van Mozes.
    Het is niet dat er zovele boeken in zijn hoofd zitten - als hij zijn boekenkennis vergelijkt met deze van George Steiner of van Stefan Hertmans van bij ons, dan is hij een ongeletterde - maar toch bezit hij er enkele die toereikend zijn om hem te helpen bij wat geschreven moet. ‘La Langue hébraïque restituée’ is in elk geval van groot belang geweest voor zijn geestelijke vorming.

    En nu, Ugo, kan dit een soort Credo zijn, de toonaard waarin je je boek, als het er ooit komt, wilt situeren?

    11-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    10-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het 'in principio'.



    Er zijn boeken en boeken, er zijn boeken over boeken en boeken die over boeken gaan die over boeken geschreven zijn, dit tot in het oneindige en het gebeurde op een dag, langgeleden, dat hij, staande voor de etalage van een boekenwinkel in de hoofdstad, een boek zag liggen, gekleed in een zwart glanzend couvert met witte letters : ‘La Langue Hébraïque restituée’ en de vreemde naam van de auteur, Fabre d’Olivet [1].
    Het lag er als een uitdaging. Hij wist onmiddellijk dat hij het kopen moest en ging binnen. Toen hij betaalde vertelde de blonde dame met de rood gelakte nagels, dat ze het boek, pas enkele ogenblikken geleden in de etalage had gelegd, heel duidelijk voor hem, voegde ze er met een glimlach aan toe.
    En hij wist dat er een waarheid in stak want het was de eerste maal dat hij langs deze boekenwinkel kwam - hij had lang naar een parking gezocht – en zo ging hij buiten met het gevoel dat, nu hij volop met de Bijbel begaan was omwille van Velikovsky, het dit boek was dat hij ontmoeten moest.
    Zo is het dat Fabre d’Olivet, je verrukt met de vertaling van de eerste drie woorden, ‘bereshit bara elohim’ - het ‘in den beginne schiep God’ - van de eerste tien hoofdstukken van Genesis. Een vertaling die totaal nieuw en verrassend is - ook de vertaling van Sint-Augustinus – en duidelijk stelt dat het scheppen in de beginne, slechts een scheppen in potentie was, wat een uiterst intrigerende vaststelling is.
    Wat hem het meest verwonderde was het feit dat hij, in deze vertaling uit de XIXde eeuw, elementen vond die dicht aansloten bij de Big Bang-theorie en hem daarenboven steunde in zijn geloof dat we wel van stof zijn maar dat het de geest is die van belang is.
    Eigenlijk was het niet de vertaling als dusdanig die hem interesseerde maar hij werd hier geconfronteerd met een antwoord op de vraag die altijd gesteld werd en wordt, wat was er vóór de Big Bang, wat was er vóór het ontstaan van het Universum?
    Fabre-d’Olivet heeft geen nood aan een antwoord op deze vraag, maar merkwaardig is het wel dat we in zijn vertaling lezen dat het scheppingswerk zich in allereerste instantie situeerde in de geest van Elohim, waarbij deze begint met het opmaken van een soort blauwdruk van wat hij denkt te doen om dan, de ‘zevende dag’ en niet vroeger, uit te voeren wat hij gepland had. Want, lezen we niet in de Willibrordus-bijbel, Genesis 2, 2: ‘op de zevende dag bracht God het werk dat hij verricht(!) had tot voltooiing ().

    Volgens Fabre d’Olivet – en later zou hij de bevestiging hiervan lezen bij Paul Nothomb - heeft Elohim ‘zes dagen’ lang over alles nagedacht en heeft hij de schepping pas de ‘zevende dag’ in gang gezet.
    Gezien - maar dit voegt hij, Ugo, eraan toe - de schepping van het Universum nog steeds aan gang is, loopt deze zevende dag nog altijd door. Met dien verstande dat Elohim zich heeft teruggetrokken omdat, eens het startsein gegeven, elke tussenkomst van Hem, elke bijsturing van Hem, overbodig werd, het Alfa-punt van het Universum doorlopend in een lang gerekte evolutie naar het Omega-punt toe dat door Hem, in potentie, reeds bereikt is.

    Hij, de Ugo in mij, stopte hier even om, Hemingway indachtig, morgen verder te gaan. Misschien, dacht hij, wordt dit het begin, het ‘in principio’ van hét boek dat hij in zich draagt.



    [1] Fabre- d'Olivet: ‘La langue Hébraïque restituée’, Delphica. L’Age d’homme, (fac simile van de uitgave van 1828)

    10-12-2014, 03:52 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    09-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichten van een vriend



    Een vriend van vroeger, die ik in geen jaren noch gezien, noch gehoord had, mailde me een groot aantal van zijn gedichten.
    Pareltjes uit de natuur geplukt, de weerspiegeling van het landschap in een regendrop, poëtische ontboezemingen in aquarelvorm neergezet.
    Prachtig om te lezen in de stilte, voor het haardvuur. Poëzie van een vriend die ik uit het oog verloren had en nu terug opduikt zoals ik hem gekend heb, innemend en - wat niet weinig is - kosmisch ingesteld, getekend door de wijsheid en de nederigheid die het leven hem heeft bijgebracht, (humility is the only wisdom we can hope to acquire: T.S.Eliot).
    Ik wou ze afdrukken om te bewaren, maar een op gewoon papier afgedrukt gedicht is maar een half gedicht, het moet op zacht papier, in fijne donkere letters en gebundeld met inspirerende tederheid.

    Ik schrijf het zo maar, getroffen door de rust, die er van uit gaat, door de fragiliteit van het woord, van de kleur- en vormgeving, elementen die aan zijn gedichten de sublimatie geven die ze uitstralen.
    Ik dacht, bij het lezen ervan, aan de gedichten die ik schreef en schrijf en van een totaal andere aard zijn. In feite, als ik erover nadenk zijn mijn gedichten vooral getekend én door Maurice Gilliams in de eerste plaats en dan denk ik aan zijn 'Elias', én door T.S.Eliot en dezes ‘Four Quartets'.
    Ik kan er niet omheen vast te stellen, na de gedichten van mijn vriend gelezen te hebben, dat ik een totaal andere poëzie heb willen schrijven en dat ik pas, sedert kort een andere richting ben ingeslagen, om nu, eerder geneigd te zijn over te hellen - in een heel schuchter pogen - naar de gedichten en dichtvorm, én van Paul Auster, én van Stefan Hertmans.

    Ik wil er nog iets aan toevoegen, vooral dan wat mijn werk betreft. Enkele maanden voor zijn overlijden heb ik de eer en het groot genoegen gekend - mijn echtgenote speelde hierbij een belangrijke rol – Jan Hoet bij mij thuis te ontvangen, in een plaats waar ik een hoop potlood tekeningen en inkaderingen van kleine etsen, aangevuld met stukjes natuur, had opgehangen.
    Waren er (wellicht beleefd) lovende woorden, er was vooral een woord van Hoet dat me is bijgebleven: dialoog, ‘je moet in dialoog gaan, mijn beste vriend’.
    Dit is het gevoel dat boven drijft de laatste dagen. Kunst, van welke expressie ook, heeft dialoog nodig, vergelijking, discussie, aanpassing, verdieping; kunst moet groeien, niet in een ivoren toren, maar in overleg, in gemeenschap met anderen. Kunst moet een blijvend zoeken zijn precies naar wat niet (nimmer) te bereiken is. Kunst is het principe van het zoeken zelf uitgedrukt in om het even welke vorm.
    Deze dialoog wat mijn tekeningen en geschriften betreft heb ik weinig of niet gekend. Ik ben te lang blijven opgroeien uit de humus van Gilliams en van vooral Eliot, om finaly naar het proza terug te keren en uit te komen in wat ik nu volwaardig betracht te bereiken, een literaire blog die me verder zet op de weg, niet naar de eeuwigheid, maar dan toch op de weg van het oud worden en oud zijn.

    En in dit laatste verband beken ik ootmoedig – en het is meer dan een mea culpa - dat ik Koningin Fabiola de laatste jaren heb gezien als iemand die er als zeer oud bij liep en heb niet gedacht aan de geest in haar die heel levendig moet gebleven zijn. Dit tot mijn grote schande en schaamte als ik nu hoor wie ze was en hoe ze was tot in haar rolstoel toe.

    Wee mij die een half jaar ouder is dan zij was.

    09-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    08-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Inferno, einde.of toch niet

     

    Na al die dagen en er zijn er vele en na het herhaaldelijk herlezen en herwerken ben ik, zo denk ik toch aan het einde gekomen van je Inferno, Alighieri Dante. Maar al ben ik amper een derde ver van wat ik altijd heb gehoopt te bereiken, er tegenover staat dat ik dieper gegraven heb dan ik ooit gedacht had te zullen doen. Echter weet ik dat, zoals het geruis van de bomen over de oude woning nimmer stilvalt, Dante ook  niet zal stilvallen in mij. Nog tweemaal drieëndertig canti, deze van Purgatorio en deze van Paradiso, wachten op mij. Ik zal deze lezen, maar, of ik deze verzen uitwerken zal zoals ik je Inferno heb uitgewerkt weet ik pas later en ook en vooral, ‘se innanzi tempo, grazia a sé nol chiama’ [1].

    Ik herlees een laatste maal mijn woorden, mijn wankele woorden.  Sirius in het zuid-oosten een zalving, een belofte voor de dag die begint, een aanmoediging voor de geest en de geest een aanmoediging om te schrijven en te blijven schrijven de oneindigheid in.
    Niet te denken aan de vrucht ervan, niet te denken aan de echo die mijn schrijven krijgen kan, maar gezeten in het droomlicht van mijn leven, met Dante naast mij, als in mij, als over mij, nogmaals in gedachten de Hel binnen, kring na kring afdalend tot het helse middelpunt. En daar, me omkerend, met Vergilius en Dante in een lange tocht op te klimmen om terug het licht van de sterren te zien.

    Dit alles op enkele dagen van het winter-solstium van het jaar van Dante 2014. Het zoveelste solstitium dat op het punt staat me te overvallen, binnen te dringen in mij, het keerpunt van de zon, Dante als een keerpunt in mijn leven.

    ‘Was nun kleiner Mann’?



    [1] Indien voor die tijd de genade me niet tot zich roept.(canto XXXI: 129).

    08-12-2014, 05:16 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    07-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jorge Luis Borges



    En jij, Jorge Luis Borges, en die Dante van jou, die ‘berouwvolle of medelijdende beul’[1] van jou, die Francesca en Paolo in de hel duwt en daarna medelijden heeft met hen, het is maar een droom, het is niet Dante, noch de filosoferende, noch de schrijvende, het is niet de Allerhoogste, die hen in de hel duwt, maar de dromende Dante die weet heeft van wat gebeurde of niet gebeurde, die hen ontmoet, of niet ontmoet. Hoe ze zijn, gekleed of naakt heeft geen belang, hij ontmoet ze in zijn droomwerkelijkheid en denkend aan Béatrice weet hij dat hij schrijven zal: ‘Amor, che a nullo amato amor perdona’[2].

    Hij creëert in verzen zijn lettergrepen tellend. Hij waagt het zelfs te schrijven dat het de Maagd Maria is, die bemerkt hoe hij, komende uit het donkere woud van de zonde, er verloren staat. Maria die Lucia verwittigt die er op haar beurt, Beatrice attent op maakt wat er aan het gebeuren is, en Beatrice, vol liefde voor Dante, die Vergilius opzoekt en hem vraagt Dante te redden uit de netelige, zondige toestand waarin hij zich bevindt: een luciede droom, lezer, van het genie dat Dante is.

    Ik heb al die tijd dat ik Dantes Hel aan het lezen was, bijwijlen kritisch gestaan tegenover het beeld dat hij opriep, een beeld dat ik mezelf nooit had kunnen voorstellen, of course kon ik niet, Dante alleen kon het, eraan werkende dag na dag, een wereld oproepend die hem niet meer verliet, die hem volgde doorheen de realiteit van elke dag en, zijn Muzen helpende, neergeschreven werd, gestold in droom, zoals deze van Ovidius, van Homerus, van Vergilius.

                                                                                                               *

    Na al die dagen en er zijn er vele en na het herhaaldelijk herlezen en herwerken ben ik, zo denk ik toch aan het einde gekomen van je Inferno, Dante. Maar al ben ik amper een derde ver van wat ik hoopte te bereiken, er tegenover staat dat ik dieper gegraven heb dan ik ooit gedacht had te zullen doen. Echter weet ik dat, zoals het geruis van de bomen over de oude woning nimmer stilvalt, ook jij niet zult stilvallen in mij.
    Nog tweemaal drieëndertig canti, deze van Purgatorio en deze van Paradiso, wachten op mij. Of ik tot de laatste versregel geraken zal weet ik pas ‘se innanzi tempo, grazia a sé nol chiama’ [3].

                                                                                                             *

    Ik herlees nogmaals mijn woorden, een laatste maal mijn wankele woorden. Het morgenlicht een zalving, een belofte voor de dag die begint, een aanmoediging voor de geest en de geest een aanmoediging om te schrijven en te blijven schrijven de oneindigheid in.
    Niet te denken aan de vrucht ervan, niet te denken aan de echo die mijn schrijven krijgen kan, maar gezeten in het droomlicht van mijn leven, met Dante naast mij, als in mij, als over mij, mijn woorden herlezend, nogmaals de Hel binnen, in gedachten kring na kring afdalend tot het helse middelpunt. En daar, me omkerend, met Vergilius en Dante in een lange tocht op te klimmen om terug het licht van de sterren te zien.
    Dit alles op enkele dagen van het winter-solstium van het jaar van Dante 2014. Het zoveelste solstitium dat op het punt staat me te overvallen, binnen te dringen in mij, het keerpunt van de zon, Dante als een keerpunt in mijn leven.

    ‘Was nun kleiner Mann’?



    [1] 'El verdugo piadoso': Nueve ensayos dantescos, pag 113.
    [2] Liefde die aan geen enkele beminde de liefde vergeeft.
    [3] Indien voor die tijd de genade hem niet tot zich roept.(canto XXXI: 129).

    07-12-2014, 04:56 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    06-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dantes verbeelding



    Een droom die me bijgebleven is omdat ik hem regelmatig herhaal in mijn geschriften: Ik kwam met vader uit een bos, het waaide en het sneeuwde en we liepen tegen de wind in, maar ik voelde geen kou. We kwamen aan een donker huis waarvan de voorgevel één grote deur was, met tal van kleine deurjes erin die open en dicht sloegen. We wilden binnen om te schuilen maar vonden geen opening. Hoe het verder ging heeft geen belang, het was slechts een droom, een ongebreidelde dans van beelden en gevoelens die van ver kwamen, misschien, wie weet, uit het reële leven van iemand die het beleefde of beleefd had. Want hoe gaat het met dromen, hoe kwam Dante erbij te gaan dromen over de Hel? Was hij er geweest of was er iemand geweest voor hem die terug gekomen was?
    Wat ook, hij had alles rechten om die persoon te zijn die terugkwam uit de Hel en erover te schrijven, zoals ik het recht heb mijn droom van jaren terug, vandaag te herhalen.

    En dichterbij, een paar dagen geleden, een andere droom. Ik was met de fiets in het dorp om brood te halen en de juffrouw die ik bij deze regelmatig ‘s morgens ontmoette - ik dacht achteraf dat ze een lerares was in de dorpsschool - liep voor me uit. Ze hoorde me komen en toen ze zich omkeerde, haar lippen rood, hield ze een zwaar zwart boek, a family bible, in haar handen. Ik vroeg haar of ik haar helpen kon en ze antwoordde niet maar legde het boek op het stoeltje van mijn fiets en we wandelden naar haar school of woning toe. Ik kende haar eeuwen al, zoals ik Dante al eeuwen kende. Ze was als een deel van mij, was als een verlenging van mij. Ineens stond ik bij haar binnen en kuste ik haar zacht, heel zacht op de mond, ik voelde duidelijk haar mond die zich licht opende en mijn handen zochten haar lichaam, maar er was geen lichaam, enkel een mond, enkel fluisterlippen en toch was ik ergens met haar in woorden.
    Het was een droom die me de ganse voormiddag bezig hield, zoekend naar de betekenis ervan die er niet was

    Wie kan me ooit beletten deze dromen op te tekenen, wie kan er ook maar de minste bemerking maken hierover, zeggen dat het niet kan, dat ik geen fiets heb met een stoeltje, dat er zo geen dikke bijbels bestaan of geen huis waarvan de voorgevel een grote poort is met tal van kleine poortjes erin.
    Ik weet het, het is een andere realiteit maar wie zegt me dat er naast dat wat er is, geen irrealiteit bestaat die we nu en dan, in droom, betreden kunnen/mogen. Een fragment van een gebeuren dat zou geweest zijn indien we, in het verleden, weg A hadden genomen – weg die voorzien was – in plaats van weg B, die niet voor ons voorzien was?

    06-12-2014, 04:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    05-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Canto Vierendertig (3)



    De gids en ik gingen de ondergrondse gang binnen om door te gaan tot de wereld van het licht, en zonder rust te nemen klommen we, hij de eerste en ik de tweede, tot ik door een opening de hemel kon zien. Daar stapten we buiten en zagen we terug de sterren.[1]

    Vertrekkende van uit het centrum van de aarde klimmen ze, zonder rust te nemen, Vergilius voorop en Dante hem volgend, tot ze door een opening terug de sterren zien, de morgen van Paaszondag van het jaar 1300.

    *

    De woorden die ik tot vandaag geschreven heb over het Inferno van Dante liggen vast op de harde schijf van mijn PC. Ik kan er dus alle wegen mee uit, maar na dit laatste vers, wat zal er gebeuren met de woorden die ik schreef?

    *

    Een kritische geest vindt uiteraard tal van problemen bij het verhaal van Dante en meer nog, hoe kan het dat iemand zoals Dante ons een dergelijk iets wil vertellen. Hij moet toch weten, dat geen enkele mens kan geloven, al was het maar, dat het centrale punt van de aarde de plaats zou zijn waar Lucifer/Dis, na uit de hemel te zijn gevallen, zou terechtgekomen zijn. Of wist hij het helemaal niet omdat het geloof (?) in wat de Kerk voorhield zo immens was in Dantes tijd dat niemand het waagde dit tegen te spreken.

    Maar er gebeurt wat gebeuren moet. Na dit geschreven te hebben tot laat in de nacht heb ik, vooraleer naar bed te gaan een boek genomen uit mijn boekenrek, zo maar een boek dat niet ik, maar mijn hand nam, het boek van Max Wildiers. Ik opende het, niet ik opende het, maar Dante, en ik las om het hier te hernemen, hopende dat Wildiers het me vergeven zal:

    Waarom bevond zich het onwaardigste op de ereplaats? Eigenlijk was de moeilijkheid nog veel groter dan op het eerste gezicht leek. Wat bevond zich immers in het centrum van de aarde? De hel! Wat vinden we in het midden van de hel? De troon van Lucifer! Het leek wel een godslastering: de wereld was naar het woord van Lovejoy, een ‘diabolocentrische’ wereld geworden… Niet God maar de duivel bekleedde de ereplaats in het universum.
    Van deze tegenstrijdigheid in het middeleeuwse wereldbeeld vinden we de sporen in Dante’s Divina Commedia. Wanneer de dichter afgedaald is tot in het diepste van de hellecirkels, wordt hem door zijn leidsman Virgilius moed ingesproken: ‘Ziedaar nu Dis (de hellekoning), ziedaar zijn woning, waar ge u omgorden moet met kracht en sterkte’.[2]

    En dan in de morgen voor de dageraad - Dante die me verrukt - ben ik opgestaan met eureka op de lippen. Geloof me of niet maar mijn hart, mon pauvre coeur bonsde in mijn keel. Ik had het, ik wist het en ik schreef ik in mijn dagboek:

    Natuurlijk, je schrijft wat je verbeelding je dicteert, het is een film die zich afspeelt voor jou en die je de realiteit inschuift; lang uitgerokken droombeelden die je kwijt moet, die je ontroeren zelfs, je beangstigen, en je meevoeren in een ongekend, ongeëvenaard landschap dat nog niet bestond, zelfs nog niet in gedachten, maar dat scène na scène werd uitgedacht en opgevoerd door jou Dante, de geniale, creërende Dante.

    Dus, lezer, waarom zou ik ook maar de minste bemerking maken over de verbeelding van Dante. En hij, zijn verbeelding volgend, die zijn droom uitschrijft, getrouw, woord na woord en beeld na beeld. De Hel zijnde zoals hij ze zag, een diepte in de aarde met negen cirkelgangen waarvan de cirkels, naarmate ze de diepte ingingen, kleiner en kleiner werden. Hij wist zelfs de voorlaatse, tweeëntwintig mijl lang en de laatste nog elf mijl lang. Wat kan ik of jij er tegen hebben. Een droom is een droom, een bewuste droom is een creatie.



    [1] Lo duca ed io per quel cammino ascoso / entrammo a ritornar nel chiaro mondo; / e sanza cura aver d’alcun riposo,/ salimmo su, ei primo ed io secondo, / tanto ch’io vidi delle cose belle / che porta il ciel, per un pertugio tondo; / e quindi uscimmo a riveder le stelle. (XXXIV: 133-139)
    [2] Max Wildiers: ’Wereldbeeld & Teologie van de middeleeuwen tot nu’, pag 159

    05-12-2014, 07:11 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    04-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vierendertig (2)

     

    Het heeft licht gevroren deze nacht, herfst ligt uitgestrooid over de binnenkoer. Een ogenblik is de twijfelzon als verpulverde edelstenen in de bomen. Dante moet in zijn leven - en zeker Félix Timmermans - dergelijke ogenblikken beleefd hebben en dan ook, naar de avond toe, de weerspiegeling van de ondergaande zon in de ramen hebben gekend. Soms heel bewust beleefd, soms niet, zoals het bij mij gebeurt als ik rond loop met muizenissen in het hoofd.

                                                                                                       

    Zoals Vergilius het hem vraagt slaat Dante beide armen om de hals van Vergilius en, als de vleugels uitgeslagen zijn, grijpt deze zich vast aan de pels van Lucifer en daalt hij voorzichtig de flanken af.

    Van bosje haar tot bosje haar daalde hij af langs de stukken harde pels en de bevroren korsten, en aangekomen waar de dij uitstulpt in de heupen, keerde mijn gids met moeite en angst zich om zo dat zijn hoofd op de plaats van zijn benen kwam en hield hij zich vast aan de haren als iemand die klimt, zo dat ik dacht terug te keren in de Hel.[1]

    Hou je goed vast, zei mijn vermoeide meester, want langs deze ladder moeten we de plaats van alle verderf verlaten.

    Dan wrong hij zich doorheen een spleet in de rotsen en zette hij me neer op de rand, om daarna vlug bij mij te komen. Toen ik opkeek meende ik Lucifer te zien maar ik zag hem met zijn benen ondersteboven hangen:

    En of ik toen ontdaan was, denk eens, dat de onwetenden nagaan welk punt het was dat ik toen voorbij gegaan ben.[2]

    Het punt was het middelpunt van de aarde (zijnde het midden van Lucifer) en via dit punt kwam Dante met Vergilius in het zuidelijke halfrond. Ik denk niet dat hier veel moet over gezegd worden. Het middelpunt is wat het is en zich vastklampend aan het lijf van Lucifer volstond het Vergilius, eens het midden bereikt, om zijn hoofd te brengen op de plaats van zijn benen en terug naar boven te klimmen. Ze bevinden zich - het is Paaszondag, vijf uur ’s morgens, leert Dorothy L. Sayers me - in een natuurlijke grotzaal, hobbelig en amper verlicht, en Dante heeft nood aan uitleg, zoals ik ook nood aan uitleg heb.

    ‘Mijn meester, voor ik me vrijmaak van deze afgrond’, zegde ik me oprichtend, ‘opdat ik me niet vergissen zou zeg me eens, waar is het ijs en waar is hij daar ondersteboven, en hoe kan het dat in zo weinig tijd de zon van avond naar ochtend is gegaan?’ [3]

    En Vergilius legt uit dat hij, Dante, nog steeds denkt dat hij zich aan de andere kant van het middelpunt bevindt, daar waar hij zich vasthield aan de haren van Lucifer die de wereld doorboort.

    Daar waren we, zo lang we aan het dalen waren, echter, eens omgedraaid passeerden we het punt waar al wat weegt naartoe getrokken wordt. En nu ben je aangekomen onder het halfrond dat tegengesteld is aan het halfrond dat het drooggekomene overkoepelt, namelijk het halfrond onder wier zenith de mens is gestorven die geboren is en zonder zonde leefde. ( L’uom che nacque e visse senza pecca). Je staat nu op een kant van de kleine bol die de andere zijde van de Judecca is. Hier is het morgen als het ginds avond is.



    [1] Di vello in vello giù discese poscia, / tra il folto pelo e le gelate croste./ Quando noi fummo là dove la coscia / si volge appunto in sui grosso dell’anche,/ lo duca, con fatica e con angoscia, / volse la testa ov’egli avea le zanche, / e aggrappossi al pel come uom che sale,/ si che in Inferno io credea tornar anche. ( Canto XXXIV: 74-81)
    [2] E s’io divenni allora travagliato / la gente grossa il pensi, che non vede / qual è quel punto, ch’io avea passato. (XXXIV: 88-90)
    [3] ‘Prima ch’io dell’abisso mi divella,/ maestro mio’ diss’io quandio fui dritto, / ‘a trarmi d’erro un poco mi favella./ Ov’é la ghiacca? E questi, com’é fitto/ s sottosopra? E come in sí poc’ora, / da sera a mane ha fatto il sol tragitto. (XXXIV: 100-105)

    04-12-2014, 20:31 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    03-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La Condition humaine

     

    La condition humaine (André Malraux)

    Hoe gebeurde het dat, voortkomende uit de Big Bang, na een miljardenjarenlange evolutie, uit de prehistorie plots, alsof het gisteren was, de mens-in-wording is opgestaan in de duisternis van zijn grot, om te doen wat in feite niet utilitair, maar een zuiver uitgroeisel was van de geest in hem; van de wordende mens die, bij het licht van een fakkel, een bison heeft getekend op de wanden van de grot waar hij verbleef en deze prestatie heeft bekrachtigd met zijn handpalm om aan te tonen dat hij het was en niet iemand anders die dit had neergezet.
    Het was een stap oneindig verder, dan wat hij vooraf had bereikt – de aap gebruikte reeds een steen om een harde noot te kraken – bij het bewerken van een silex tot mes, tot bijl tot hamer.

    Deze stap, in de ruimte van de geest, waardevoller dan de eerste stap op de maan, brengt ons nu nog in verwarring, omdat het de dageraad was van de homo-meer-dan-sapiens oprijzende uit de donkere, afgebakende holte van het zijn.
    Het was het losbreken van de creativiteit uit de loomheid van de geest, het binnen dringen in een totaal andere, dimensie, zich manifesterend als een eigenheid van het mens-zijn en ons leiden zou tot de mens die we nu zijn, tenminste deze die is opgegroeid in de sporen van die kunstenaars van Lascaux of Altamira of van welke grot- of rotswand ook.

    Het is de grotmens, onze voorvader, die we beoordelen op basis van de middelen waarover hij beschikte en de omstandigheden waarin hij leefde; hij was de oorsprong van la condition humaine, het teken van ons mens-zijn, gericht op een steeds maar groeiende en vernieuwende creativiteit, in zijn handelingen, gedachten en producten, tot in – wat vandaag duidelijk zichtbaar is - onze gebruiksvoorwerpen toe. Het is hij die ons de correcte weg heeft aangeduid en die we thans moeten volgen met alle middelen ter onzer beschikking die sedertdien exponentieel zijn toegenomen.
    Be mindful, leef bewust, zij creatief, denk aan de jump die onze voorvader heeft gemaakt toen de gedachte is opgekomen in hem en hij de eerste lijn heeft neergezet. En deze ingesteldheid kan enkel positief zijn, kan enkel ‘in meer’ zijn. Elke ander handeling is trappelen ter plaatse of een terugkeer naar de lege grot- of rotswand. Het is in elk geval, wat mij betreft de basis voor elke uiting van kunst.

    En precies terwijl ik dit schreef, stuurde een vriend me een gedicht van Félix Timmermans (1886-1947). Ik herneem het hier omdat het de ideale illustratie is van ‘la condition humaine.

    De herfst blaast op den horen
    en ’t wierookt in het hout
    de vruchten gloren
    de stilten weven gobelijnen
    van gouddraad over ’t woud
    met reeën die verbaasd verschijnen
    uit varens en frambozenhout
    en sierlijk weer verdwijnen.

    De schoonheid droomt van boom tot boom,
    doch alle schoonheid zal verdwijnen,
    want alle schoonheid is slechts droom
    maar Gij zijt d’Eeuwigheid.
    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
    en zegen ook zijn vruchten.

    Een ganzendriehoek in de luchten
    nu komt de wintertijd.
    Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten
    ik ben bereid.

    Een groot dichter van zijn tijd was Félix Timmermans. Ik zie hem dit schrijven, op een morgen, getroffen door de kleuren van de herfst en de klank van het licht, denkend, zoals Quasimodo aan de dood.

    Tot morgen.

    03-12-2014, 05:45 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    02-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vierendertig (1)



    (Vooraf dient gezegd dat de blogs Canto Tweeëntwintig (3) en (4) gelezen moeten worden als Canto Drieëntwintig (1) en (2). Ik kan nu beginnen met het allerlaatste canto van Dantes Hel)


    Na dit verhaal lees ik de laatste verzen van zijn ijskoud canto XXXIII, om nog iets te zeggen over de zondaars die, in plaats van met hun hoofd uit het ijs te steken, er op hun rug in vastliggen. Deze kunnen zelfs niet wenen zodat de smart naar binnen slaat en hun leed nog verhevigd wordt. Wenen ze toch dan vult de oogholte zich met ijs. En we ontmoeten hier nogmaals een weinig hulpvaardigde Dante als een van hen vraagt:

    ‘Maar strek nu je handen uit om mijn ogen te openen’. Ik opende ze niet, hoffelijkheid was hier grof zijn
    .[1]

    En zo komen we aan in het laatste canto van de Hel dat begint met:
    Vexilla regis prodeunt inferni. De vaandels van de vorst van de hel komen nader.

    Deze vorst is Lucifer, het hoofd van de gevallen engelen. ‘Kijk dus goed uit’, zegt Vergilius, en Dante ziet een gedaante opdoemen uit de mist en duikt weg achter de rug van Vergilius. Hier zitten de schimmen in diverse houdingen helemaal ingesloten in het ijs.
    En dan toont Vergilius het wezen dat eens het schoonste van alle schepselen was. Degene die je daar te zien krijgt is Dis en van nu af zul je je moeten wapenen met moed. Dante verkilt bij het zicht ervan en kan geen woord meer uitbrengen.

    Ik stierf niet maar bleef ook niet leven en tracht je nu eens voor te stellen in welke toestand je je bevindt als het ene en het andere je wordt ontnomen.[2]

    Io non mori’ e non rimasso vivo, Dante noch dood noch levend, een blok ijs gelijk, een ogenblik als onbestaande en toch bestaande tot hij zich realiseert waar hij is en wat hij ziet. Er volgt een lange beschrijving van Lucifer die met zijn borst half boven het ijs uitsteekt en wat zijn massa betreft, kwam ikzelf, zegt Dante,

    meer overeen met een reus dan reuzen overeenkomen met mijn armen, maar dit is niet alles, aan zijn hoofd zaten drie gezichten, een vooraan dat rood was en de twee andere zaten vast boven elke schouder en kwamen samen achteraan. Het rechtse gezicht was wit en geel en het linkse had de kleur van de mensen uit het land waar de Nijl afdaalt naar de vlakte.

    Onder elk gezicht zaten enorme vleugels zonder pluimen maar glad als bij een vledermuis en met die vleugels bewoog hij zo dat er drie ijzige winden ontstonden die de waters van de Cocytus (canto XIV) bevroren.

    Hij weende uit zes ogen en zijn tranen waren met bloed vermengd en vloeiden langs zijn drie kinnen omlaag.

    En met zijn tanden verbrijzelde hij drie zondaars tegelijk. Vergilius weet hem te vertellen dat de ziel die het meest gepijnigd wordt deze is van Judas Iskariot die met zijn hoofd naar binnen steekt en met zijn benen naar buiten en in de twee andere gezichten die met hun hoofd naar buiten komen is de ene, in de zwarte muil, Brutus en in de andere steekt Cassius.
    Maar ze moeten verder zegt Vergilius: de nacht komt er aan en we moeten gaan want we hebben alles gezien.[3]



    [1] “Ma distendi oggimai in qua la mano;/ apprimi gli occhi”. Ed io non glieli apersi, e cortesia fu lui esse villano. (XXXIII: 148-150).[2] Io non mori’, e non rimasi vivo;/ penso oggimai per te, s’hai fior d’ingegno,qual io divenni, d’uno e d’altro privo. (XXXIV: 25-27).[3] Ma la notte risurge; ed oramai / é da partir, che tutto avem veduto (Canto XXXIV: 68-69)

    02-12-2014, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hathsepsut en het Land van Punt


     

    Ik weet dat ik in mijn dagboeken, evenmin als in mijn blogs, niet moet gaan zoeken naar wat ik op een bepaalde dag in het verleden heb gedaan, wel zal ik vinden welke boeken ik las of met welke gedachten ik rondliep.
    Zo dacht ik vandaag aan het kort gesprek dat ik had met een vriend in verband met de ligging van het fameuze land van Punt, waar koningin Hatsepsut heen reisde en deze reis zo belangrijk vond - een hoogtepunt in haar regeren - dat ze een tempel oprichten liet die zo werd geconcipieerd met een lange allee die er naar toe leidde, dat het verhaal van deze reis uitgebeiteld kon worden in het voorste gedeelte ervan.
    Ik beloofde hem hierover een blog te schrijven omdat ik wist dat ik het verhaal vinden kon in ‘Ages in Chaos’[1] van Immanuel Velikovsky. Een boek dat na heel wat verwikkelingen gepubliceerd werd in 1953, en in 1977 aan zijn 10de herdruk toe was, het exemplaar dat ik bezit.
    In dit werk komt Velikovsky met een theorie voor de dag die stelt dat er een ‘gap’ is van vijf à zes eeuwen in de Egyptische Chronologie. Weinig zijn zij die deze stellingname toetreden[2]. Maar ik persoonlijk vind dat er een grote graad van waarheid in schuilt.
    Nu men moet het boek gelezen hebben om hem het nodige credit te geven. Want luisteren naar zij die Velikovsky afbreken, voortgaande op wat anderen erover zeggen of schrijven, is maar al te gemakkelijk.

    Velikovsky’s theorie steunt op één verifieerbaar element. Hij beweert dat de tempel van Solomon die, volgens de Bijbel leeg gehaald werd door Shishak, de Egyptische Farao, traditioneel vereenzelvigd met Sheshonk I, in feite geplunderd werd door Tutmoses III, de opvolger van Hatsepsut, want zegt hij – en dit is het enige maar dan ook, indien juist, onweerlegbare bewijs - de buit die afgebeeld staat op de muren van de Tempel van Tutmoses III, komt uit het Paleis en de Tempel van Solomon.
    Hij stelt dit voorop aan de hand van de op de muur van de tempel afgebeelde gebruiksvoorwerpen van deze buit, o.m. vazen, altaren, tafels, die Tutmoses III, na zijn verovering van Palestina liet beitelen op de muur van zijn Tempel in Karnak. Velikovsky komt tot de uiterst vreemde bevinding dat deze tekeningen een exacte weergave zijn van de voorwerpen die voorkomen in de boeken van de Bijbel, I Koningen en II Chronyken.
    Hij besluit hieruit dat het Tutmoses III is geweest die de tempel en het paleis van Solomon heeft geplunderd.
    In zijn ‘Ages in Chaos’ schrijft Velikovsky hier uitgebreid over en publiceert hij ook een foto van de muur samen met een tekening ervan. Wat volgens hem betekent, dat de Shishak van de Bijbel niet Sheshonk I was maar Tutmoses III en dat deze laatste niet leefde in de 15de eeuw maar, zoals Solomon, in de 10de eeuw voor Chr. Dit met alle gevolgen wat de Egyptische traditionele chronologie betreft.

    Ik zocht destijds in mijn ‘Baedecker’s Egypt’ van 1929 én naar de beschrijving van de tempel van Tutmoses III én van deze van Sheshonk I, maar nergens vond ik, in deze zeer gedetailleerde reisgids van Baedecker, ook maar enige beschrijving van een dergelijke muur.
    Ik zal me wel niet meer verplaatsen naar Karnak, die gelegenheid heb ik gehad maar toen ik er was, jaren geleden, beweerde de gidse wel die muur te kennen maar vond het onnodig er langs te gaan, wat me ontgoochelde.
    Conclusie voor mij: ik heb vertrouwen in Velikovsky wat de tekeningen op de muur van de tempel betreffen. Maar of het de muur van de tempel van Toutmoses III is heb ik niet kunnen achterhalen. Er blijft dus een (lichte) twijfel hangen.

    Uiteindelijk blijft het een probleem dat mij en vele anderen bezig houdt. Want als Tutmoses III de tempel van Solomon heeft geplunderd dan was het Hathsepsut, die als de Koningin van Saba vermeld staat in de Bijbel, die een bezoek bracht aan koning Solomon en dan was het land van Punt dat door Hathsepsut werd bezocht, Palestina.

    En dan ook niet, want een zekere Kamal Salibi, , beweert in zijn boek, ‘La Bible est née en Arabie’, en ik heb heel wat redenen om hem te geloven, dat de geschiedenis van Israël, zoals verhaald in Genesis en Exodus zich heeft afgespeeld in Arabië. Trouwens het is Abraham die met zijn zoon Ishmaël – volgens Arabische overlevering – de Ka’aba zou gebouwd hebben.
    Daarenboven is er ook het feit dat er in Jerusalem geen archeologische resten gevonden werden, noch van het paleis van David, noch van het paleis van Solomon, noch van de tempel van Solomon[3], wat koren op de molen is van Salibi, want hij situeert de ganse geschiedenis van Israël, zowel tempels en paleizen, als de veldtochten van Tutmoses III en van Sheshonk I, in Arabië en niet in Palestina.
    Wat dan met zich brengt dat de tempel van Solomon, en dus ook het land van Punt, zich niet bevonden in Palestina, maar in Saudi Arabië.

    Uiteindelijk, komen we uit bij een schilderij van Dali, een eiland in de lucht, een mogelijkheid die is en toch niet is of nog niet is.

    Zoeken dus, zij die gaan wandelen in het zand van de Tempel van Tutmoses III in Karnak, naar die fameuze muur; Kijken of deze wel degelijk van Tutmosis III is en of de afbeelding erop overeenstemt met de afbeelding in ‘Ages in Chaos’ en daarna de Bijbel gaan opzoeken of de voorwerpen op de muur, erin beschreven staan. Meer is het niet, maar het moet voldoende zijn.

    Maar dan komt Akhnaton in de VIIIste eeuw in plaats van in de XIIIde eeuw, wat terug andere traditionele waarheden in de war brengt.



    [1]Immanuel Velikovsky ‘Ages in Chaos, a reconstruction of ancient history from the Exodus to king Akhnaton’, Sidgwick & Jackson, London 1977.
    [2] Een onder hen is Robert de Telder, zie dezes webblog.
    [3] Zelfs de National Geographic van December 2010, durft dit verkondigen. En er zijn er heel wat in Israël die dit weten, behalve zij die het moeten weten, de fundamentalisten die zelfs Kyriat Arba hebben gesitueerd in de stad Hebron of daar dan toch dichtbij. Maar om dit te weerleggen moet ‘La Bible est née en Arabie’ gelezen worden. Ik neem me voor, bij gelegenheid, ook eens iets te schrijven over die Kamal Salibi en zijn diverse boeken over the Bible People. Salibi, een groot kenner van het Hebreeuws en het Arabisch, van de Bijbel en zijn geschiedenis, Salibi die doodgezwegen wordt.

    01-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voor de zon opkomt



    Wellicht komt er een dag dat ik niet meer weten zal wat te schrijven, dat ik teruggrijpen moet naar wat ik vroeger schreef, zoals ik ook regelmatig terugga naar boeken of zinnen uit boeken die ik jaren terug gelezen heb. Alles beweegt in mij, zoals alles beweegt om me heen tot het beeld van Sirius en het sterrenbeeld van Orion dat opschuift naar het westen toe om later te verdwijnen.
    Zo zie ik ook elke morgen, hoe de zon, door de beweging van de aarde, dichter en dichter komt tot haar punt in het zuidoosten, om dan opnieuw, schijnbaar, terug te keren tot haar verste punt in het noordoosten.
    Wat een kolossaal iets, dit bewegen van wat zich afspeelt aan het firmament mee te maken en uit te kijken hoe dag aan dag, en avond aan avond het licht opkomt en onder gaat, denkend aan die ene zin van Louis Pauwels, ‘qui rate les aubes, rate sa vie’.
    Ik begin mijn dag dan wel niet zoals hij – toen hij nog leefde - met een duik in het zwembad, ook in de herfst en winter, dat schreef hij toch, ik acht me heel tevreden met het schilderij van de opkomende zon elke morgen, in een enorm palet van kleuren, elke dag verschillend, maar een blijvende inspiratiebron om opnieuw, komende uit de slaap, mijn leven te beginnen. Als er iets is in het leven dat geen verveling is dan is het, het morgenuur als de hemel kleurt.
    duidelijk dat het me tijd en inspanning kost en zal blijven kosten om dit blog van mij bij te houden met de regelmaat en de preciesheid van de aarde in haar baan omheen de zon. Ik moet hiervoor diep in mij duiken, zoals de wortels van de bomen zijn doorgegroeid tot onder de woning zo moet ik gaan kijken tot in de onderste lagen van mijn herinneren, tot in het diepste van mijn jeugd, tot de dag dat ik om een of andere reden niet naar school wilde en mijn moeder, ik zal dan vijf of zes geweeest zijn, me opsloot in het donkerste dat er was, het lege varkenshok.
    Dit is het beeld dat me is bijgebleven, zoals het beeld van de mensen die opgeroepen door de kerkklokken, uit hun huizen kwamen op zondag, en in lange rijen, te voet, komende van einde en ver, sommigen zoals ik, met de missel onder de arm, om naar de mis te gaan, hetzij naar de vroegmis, die een gelezen mis was, hetzij naar de hoogmis die een gezongen mis was.
    Ik kan er aan toevoegen dat ik er ook heen ging, wetende dat ik na de mis een ‘Vlaams filmke’ zou kunnen kopen of een ‘Ivanovke’, waarvan ik me uitzonderlijk, nog steeds een titel herinner, ‘Pater Damiaan De Veuster’ en ‘Een kleine Pickpocket’. Boekjes van een twintigtal pagina’s die niet meer kostten dan 0,25 frank, of vergis ik me, maar het zal wel niet.
    Jaren later zal ik van de Hoofdschoolmeester, de Heer Van Oudenhove, die ik eeuwig dankbaar ben, de volledige Jules Verne lezen, ik was toen twaalf. Mijn God wat een tijd het was, van Michaël Strogoff tot Twintig duizend mijlen onder zee, tot Vijf weken in een luchtballon. Mijn God wat een jeugd het was.

    En om terug te vallen op de zondag, hoe heerlijk het was, na het middageten, in de zomer te gaan neerliggen onder de appelaar of de kerselaar, languit in het gras, met de armen onder het hoofd en weg te dromen met Jules Verne, de oneindigheid van de droomwereld binnen. Ik zie me nog liggen, ik voel nog de kilte en de zachtheid van het gars onder mij, vreemd dat me dit is bijgebleven, de zondagnamiddag in het gars gelegen als knaap, als puber, als jonge man.
    Vreemd dat me is bijgebleven dat ik, het was laat in de herfst, nog een appel heb zien hangen in de appelaar, een 'Jacques le Bel", en ik toen in de boom ben gekropen, de appel heb geplukt en me nu nog herinner het kleine geluid dat het gaf toen ik de koude, al kleverige appel van de tak trok.

    Maar wellicht komt er een dag dat ik dit allemaal niet meer schrijven zal, noch op zondagmorgen, noch op een andere morgen, dit vóór de zon opkomt.

    30-11-2014, 05:23 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (2)

    29-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat houd ik over



    Wat houd ik over van wat ik schreef van 2010 tot 2013, ongeveer een half miljoen woorden. Wat doe ik er mee, en wat met de 172.779 die ik nu al, in 2014, heb geschreven.
    Het is alsof ik nimmer stilvallen zal. Alhoewel Ik vandaag gewrongen zit met het laatste Canto van Dantes Hel. Ik schuif het voor mij uit maar weet dat ik er eens zal moeten aan beginnen om het Inferno af te sluiten, dat evenwel achteraf nog een staart kan krijgen omdat er nog diverse punten zijn waarover ik, zoals Borges, negen Essays zou kunnen schrijven, en zijn het er geen negen, dan toch vijf of zes. Dus ik zal er blijven mee gaan slapen en er mee op staan tot zolang het niet geschreven zal staan. En dan nog zal ik niets gezegd hebben noch over zijn Purgatorio, noch over zijn Paradiso, noch over de andere werken die hij schreef.
    En ik zou dan nog willen boeken lezen, antwoorden op de vele reacties op facebook, zou dan nog kleine kunstwerkjes willen maken met de etsen die ik vroeger heb gemaakt en nu in meer een aanvullende waarde zou wensen te geven door ze in te kleuren of aan te kleden met stukjes wortel, steentjes, schelpjes, wieren.

    Gekheid is het. Mijn hoofd is bijwijlen een tol, mijn gedachten slaan op hol als ik er aan denk en daarom, daarom is het een verlossing me even niet in de hand te houden. Te gaan neerliggen op de sofa, voor de brandende haard en te lusiteren naar het knetteren van het eikenhout, met wat Mahler op de achtergrond, of wat Pergolesi, of Beethoven, of Satie. Ik zeg zo maar iets en dan te zien hoe de zon wegschuift tussen de bomen en hoe het licht wankelen gaat in de kamer.
    En de komst van de nacht te voelen in mijn leden, lang uitgestrekt onder mijn deken, de ogen gesloten en denken aan Salvatore Quasimodo en zijn ‘Antico Inverno’, denken aan die ene zin die me, om tal van redenen, zoals Dante, volgen blijft, waar ik ook ga of wat ik ook doe:

    Desiderio delle tue mani chiare
    nella penombra della fiamma
    sapevano di rovere e di rose,
    di morte...[1]

                                                                                                       *

    Ik weet niet waar ik, uiteindelijk uitkomen zal, weet niet hoe dit allemaal eindigen zal, of het gebeuren zal in de nacht of in het eerste licht, vroeg in de morgen, met de hemel in vuur, zoals ik het de laatste dagen heb meegemaakt. Ik weet alleen dat ik er naar toe schrijf, dat ik er naar toe leef en dat de draad dunner en dunner wordt.
    Ik kan, zoals ik nu bezig ben, tot dan, blijven brieven schrijven gericht aan mezelf, van Ugo naar Karel en van Karel naar Ugo, alsof er nog een derde was die alles registreert. Die alles, keer op keer hertekent, die geen nood heeft aan mooischrijverij maar de zaken weergeeft voor wat ze zijn en niet zijn. Poolshoogte nemend om te weten wat niet te weten is, hoe het verder moet als het dan toch verder moet.
    Maar vandaag en morgen, bespaar me Dante en ook volgende week. Maar dan ook verlos me ervan. Ooit. Eens.
    Alsof dit nog mogelijk zou zijn.



    [1] Verlangen van je klare handen in de schaduw van de vlammen, ruikend naar eikenhout, naar rozen, naar de dood…

    29-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toen het nog zomer was.




    Je wist het
    toen het nog zomer was
    en stuifmeel in het koren
    met gedachten je bestoof,
    die je houden kon, flinterdun
    en neergezet,
    op niets hopende,
    àl had je gehad wat je krijgen kon,
    méér was er niet.

    Je wist het,
    toen het nog zomer was,
    over haar gebogen
    hoe het leven wisselen kon,
    het teerste groen en vlinderlicht
    dat Dante oosters wist te kleuren
    om allen te bekoren,
    in ovalen neergezet
    honderdvoudig
    tot de avond viel
    in slierten onder de bomen
    het geluk gekend.

    Je hoopte
    toen het nog zomer was
    laat de tijd nu verder gaan,
    laat komen wat nog komen moet
    versterving is ons niet vreemd
    maar evenmin begoocheling
    hoewel de nachten dichter komen,
    het licht wat langer wacht.

    Je hoopte
    toen het nog zomer was,
    de stilte ingebed je hart geroerd,
    je bloed dat zwijgen bleef
    alsof onbestaande wat van vroeger was
    en je nog grijpen kon
    in een spiegelbeeld,
    beneveld.

    Dit toen het nog zomer was.

    28-11-2014, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (4)



    ‘Poscia, più che il dolor poté il digiuno’
    Meer dan de pijn vermocht de honger.

    Ik zou deze zin genomen hebben voor wat er stond en me wellicht gehouden hebben aan de voetnoot van Lodovico Magugliani: ‘lo strazio ed il dolore non mi ucciser ancora, mi fini il digiuno.’(De spanning en de smarten volstonden niet om te sterven, de honger betekende mijn einde.)
    Ik dacht zelfs, wat ook een oplossing inhield, dat Dante een rijmwoord nodig had voor ciascuno, en digiuno - vasten of de honger – het meest passende was. Al kon het ook omgekeerd geweest zijn en zocht hij voor vers 73 een rijm op digiuno.
    Dat Ugolino stierf, meer van de honger dan van de smart, was een zin die het verhaal van Graaf Ugolino afsluiten moest en beter dan ‘Poscia, più che il dolor, poté il digiuno’ kon hij moeilijk vinden. Nochtans was dit de versregel die heel wat beroering heeft teweeg gebracht.

    Jorge Luis Borges in zijn ’Nueve ensayos dantescos’[1] heeft er zelfs een essay aan gewijd met als titel: ‘El falso problema de Ugolino’.
    En wel, omdat er Dante-liefhebbers zijn opgestaan die dit vers (75 van Canto XXXII) lezen met een bittere nasmaak, omdat ze menen te lezen dat in dit vers Dante ons vertellen wil dat Ugolino aan kannibalisme zou gedaan hebben en van de lijken van de kinderen zou gegeten hebben om zijn honger te stillen. Wat ik zeker aarzel te aanvaarden. En nog liever de voorkeur geef aan mijn visie wat het rijm betreft.
    Borges ziet dit als een ‘inutile controversia’:
    ‘Het historisch probleem te weten of Ugolino della Gherardesca, begin februari 1289, van de lijken van zijn kinderen zou gegeten hebben is natuurlijk niet op te lossen. Het literaire of esthetisch probleem is evenwel anders gesitueerd. Men kan aldus de vraag stellen: Heeft Dante gewild dat we zouden gedacht hebben dat Ugolino (deze van zijn Hel, niet het historisch personage) het vlees van zijn kinderen zou hebben gegeten?
    En, zegt Borges, ik waag me aan het volgende antwoord: Dante heeft niet gewild dat we het zouden gedacht hebben, maar dat we het zouden vermoed hebben. De onzekerheid maakt deel uit van zijn bedoeling’.

    In elk geval, als Dante zichzelf die vraag heeft gesteld dan heeft hij de probleemstelling op een schitterende wijze opgelost door ons volledig in het ongewisse te laten. En hij zou ons kunnen verklaren (nog Borges) dat al wat hij zich over Ugolino heeft ingebeeld in deze omstreden terzines opgetekend staat.[2]

    Borges heeft evenwel meer zorgen met het voorstel van de kinderen die hun lichaam zouden aangeboden hebben aan hun vader, verzen die hij onwaardig acht voor Dante: ‘voor mij – Borges - is het een van de zeer weinige passages in de Commedia die vals overkomen.[3]

    De geschiedenis leert ons niet wat zich precies in de kerker heeft afgespeeld. Ze leert ons wel dat de aartsbisschop wellicht alle mogelijke latere wraakacties voorkomen wou door alle mannelijke nakomelingen van de graaf uit te schakelen. Het is een beeld dat we weerhouden van de toestanden in het Italië van de XIIIde eeuw. Heden ten dage zijn er nog die leven in die zelfde eeuw.
    Ik denk niet dat ik, zonder Borges, verder zou gedacht hebben dan Magugliani. Maar nu blijft er ook bij mij een twijfel wat de interpretatie van Ugolino’s doodstrijd betreft. Er is onzekerheid en Dante heeft deze onzekerheid gelaten. Hij zegt het ons op zijn manier, ik, Dante, ik weet het niet en ik wens het niet te weten.

    Alhoewel, anderzijds, het knagen van Ugolino aan de nek van Ruggiero een hint zou kunnen zijn en het misschien ook is.



    [1] Jorge Luis Borges: ‘Nueve ensayos dantescos’, Collección Austral, Espasa Calpe, Madrid, 1998.
    [2] Dante, a la inversa, diría que cuanto imaginó de Ugolino est en los debatidos tercetos.
    [3] ‘yo tengo para mí que se trata de una de la muy pocas falsedades que admite la Comedia’.

    27-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (3)



    Dit is het vervolg van de meest dramatische geschiedenis die Dante beleeft in de Hel.

    'Toen ik vòòr het ochtendgloren ontwaakte hoorde ik mijn zonen die met mij waren, in hun slaap om brood vragen. Je moet wel hard zijn als er geen smart in jou opkomt, als je maar denkt aan wat je hart te wachten staat! En als je dan niet weent, waarvoor zou je dan wel kunnen wenen?'

    En dan werden de kinderen wakker en naderde het uur waarop ons gewoonlijk voedsel werd gebracht, echter, gezien de droom, was er grote twijfel

    En ik hoorde beneden de deur sluiten van de vreselijke toren en keek zonder woorden mijn zonen aan.[1]

    Ik weende niet maar ik versteende, zij weenden wel en mijn Anselmuccio zegde me: ‘Vader, je kijkt zo, is er wat?’. Maar ik weende niet en antwoordde niet en zo bleef ik de ganse dag en de nacht daarop tot een andere zon zich opende op de wereld.

    Een straaltje licht was binnengekomen in de droevige kerker, ik zag me weerspiegeld in de vier gelaten en van smart beet ik me in beide handen.[2]

    Waarop de kinderen, vermoedend dat ik dit deed omwille van de honger, opsprongen

    en zegden: vader, we zullen minder pijn hebben als je ons eet, je hebt ons gekleed met dit miserabel vlees, neem het nu terug.[3]

    Toen kalmeerde ik me om hen nog niet meer bedroefd te maken. Die dag en de volgende dagen bleven we zwijgzaam:
    Oh wrede aarde waarom heb je je toen niet geopend? De vierde dag wierp Goddo zich uitgestrekt voor mijn voeten neer, zeggende: “Vader, vader, help me toch”, en hij stierf ter plaatse. En zoals jij me ziet zag ik toen, de vijfde en zesde dag, de drie overige sterven, en

    blind geworden en elk van hen betastend bleef ik twee dagen lang hun naam roepen, daarna, meer dan de smart, vermocht de honger. [4]

    'Meer dan de smart vermocht de honger', welk drama verbergt deze versregel 75 van canto XXXII?



    [1] Ed io senti’ chiavar l’uscito di sotto / all’orribile torre; ond’io guardai / nel viso a’ miei figliuoi sanza far motto. (Canto XXXIII: 46-48)
    [2] Com’un poco di raggio si fu messo / nel dolorose carcere, ed io scorsi / per quattro visi il mio aspetto stesso / ambo le man per lo dollor mi morsi (XXXIII: 55-58)
    [3] E disser : “Padre, assai ci fia men doglia / si tu mangi di noi: tu ne vestisti / queste misere carni, e tu le spoglia! (XXXIII: 61-63)
    [4] Già cieco, a brancolar sopra ciascuno/ e due d li chiamai, poi che fur morti : poscia, più che il dolor, poté il digiuno. (XXXIII: 73-75)

    26-11-2014, 06:06 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (2)

     

    Ik ben in de tuin met pijn in de rug en knip de dorre bloemen weg uit de geraniums die ik in het voorjaar geplant heb in een voederbak, een ruw uitgehouwen arduinen bak die, zoals Dante, de eeuwen trotseerde.
    Ugolino en dezes geschiedenis hangt in mijn handen als ik, ondanks de pijn wat onkruid wied, als ik een borstel neem om de bladeren op de binnenkoer op een hoop te vagen en die met mijn blote handen opraap en in de kruiwagen leg.
    Ik wil binnen gaan naar graaf Ugolino, maar ik stel het maar uit, één enkele zin uit het betoog van de graaf  is blijven hangen, zoals hij is blijven hangen bij Borges en bij vele anderen..

    Vreemd is het wel dat een gebeuren uit de XIIIde eeuw, aangehaald door Dante en zo maar niet terloops, maar wel bewust hier in zijn canto XXXII, in mij leven blijft. En dat de echo van zijn gedachten van toen, gematerialiseerd in Italiaanse verzen, doorgedrongen is tot hier in deze oude woning, gelegen aan de rand van een bos dat, zoals ik reeds zegde en ook dikwijls denk, te vergelijken is met het woud waaruit Dante te voorschijn is gekomen.

    Er was gisterenavond ook nog een telefoon van een radeloze moeder wier zoon, gehuwd en vader, vreemd was gegaan na elf jaar huwelijk en bleef vreemd gaan en heel ver wou gaan. Wat doe je eraan, als je hem belt, wat zeg je tegen hem als je hoort dat er slijtage is op wat vroeger verliefd zijn was en zijn bloed opnieuw werd opgewekt en hij als opengereten terechtkwam in een nieuwe versie van beminnen. Te weten dat het niet mag maar wel dat het kan en dat het is zoals het nimmer was, een rijpe man met een door hem gemakkelijk te versieren jonge vrouw en dat het heel ver kan gaan zoals het ging met Francesca en Paolo, eens de grens van het toegelatene overschreden is.
    Wat zeg je dan dat zin zou hebben, dat ook deze verliefdheid zal overgaan, zal wegdeemsteren en een gewone affaire worden? De moeder ook moet ik nog terugbellen, terwijl wat ik schrijven zal over Ugolino en zijn kinderen, in mij geschreven wordt.
    En het is al middag nu maar het is te fris geworden om buiten te blijven. Ik voer de bladeren weg en ga binnen om neer te zitten aan de tafel voor de haard die ik klaar had gelegd om aangestoken te worden, want de verwarming geeft me zorgen.
    En graaf Ugolino spreekt tot Dante:

    ‘Je wilt dus dat ik de radeloze smart opnieuw beleef die mijn hart breekt alleen al door eraan te denken alvorens erover te spreken.’ [1]

    Echter, als mijn woorden het zaad kunnen zijn van de schande van hem waaraan ik knaag, dan zul je me zien spreken en wenen terzelfder tijd.

    Ik weet niet wie je bent en op welke wijze je hier beneden kwam maar als ik je hoor schijnt het me toe dat je Florentijn bent.[2]

    ‘Wel ik was graaf Ugolino en deze hier aartsbisschop Ruggieri en ik zal je zeggen waarom ik hier een dergelijke gebuur heb: dat ik, hem vertrouwend, werd gevangen gezet en ter dood veroordeeld dat hoef ik je niet te zeggen, maar wat je niet kunt gehoord hebben is hoe wreed mijn dood wel was, je zult het horen nu en weten in welke mate hij me tekort heeft gedaan’.

    Ugolino doet zijn verhaal, eerst over de droom die hij had, toen hij al enkele dagen opgesloten zat met zijn twee zoons en twee kleinzoons, en dat in die droom,, de gebeurtenissen werden verhaald die tot zijn gevangenschap hadden geleid en ook de sluier had opgelicht van wat hem nog te wachten stond.



    [1] Poi comminci: «Tu vuoi ch’io rinovelli / disperato dolor che il cor mi preme già pur pensando pria ch’io ne favelli. (XXXIII: 4-6)[2] Io non so chi tu se’ né per che modo / venuto se’ quaggiù; ma Fiorentino / mi sembri veramente quand’io t’odo. (Canto XXXIII 10-12)

    25-11-2014, 00:19 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (1)

     

    Vergilius maakt van zichzelf en Dante één bundel, die door de reus Antaeus heel zacht op de bodem van de put wordt neergezet. Aldus zijn Dante en Vergilius uit de tiende gracht van de achtste cirkel aangekomen in de negende cirkel die voor Dante het centrum van de aarde is. Hier begint canto XXXII. Het is niet zonder vrees, zegt Dante dat hij begint aan zijn verslag:

    Want het is geen klein bier de bodem van het ganse universum te beschrijven met een taal van mamma en pappa.[1]

    Maar hij hoopt bijgestaan te worden door de vrouwen die Amphion hielpen bij de bouw van de muur omheen Thebe en om zich heen kijkend hoort hij een stem die hem zegt uit te kijken waar hij loopt en er voor te zorgen dat hij niet op het hoofd trapt van zij die eens waren wat hij nog is.
    Dante bemerkt dat hij op een meer staat dat door de koude op glas gelijkt en niet op water en vastgevroren in het ijs tot aan hun gelaat, dat blauw was van de kou, zag hij de zondaars zitten, klappertandend als ooievaars.
    Nieuwsgierig als altijd wil Dante weten wie hier vastzit in het ijs. En een hoofd zonder oren begint hem te vertellen over wie er daar allemaal ingevroren zit. Er zijn er duizenden en voortstappend, rillend van de kou stoot hij iemand tegen het hoofd die roept en ruzie maakt. Dante vraagt zijn naam maar het hoofd wil niets zeggen zodat Dante zijn haarbos vastgrijpt en de andere nog erger begint te schelden. Via een derde verneemt Dante de naam van zijn slachtoffer, wat voor ons zonder belang is, trouwens alle figuren die Dante hier vermeldt, waren belangrijk misschien op het ogenblik dat Dante aan het schrijven was, maar allen hebben sedertdien alleen nog waarde voor zij die werken aan hun stamboom.

    Wat het meest opvalt zijn de twee verdoemden die, in een en hetzelfde gat vastgevroren zitten het ene hoofd als een hoed boven het andere, met het bovenste hoofd dat maar blijft bijten in het onderste op de plaats waar de hersenpan overgaat in de nekwervel. Dante is eens te meer geschrokken en wil de bijter kennen:

    ‘Jij daar die op zo een dierlijke wijze je haat uitdrukt tegenover deze die je eet, zeg me waarom’, vroeg ik, ‘en laat ons overeenkomen dat indien je je met recht beklaagt over hem, ik aan de wereld dit vermelden zal tenminste zo deze waarmee ik spreek niet is uitgedroogd.[2]

    En Dantes tong was niet verdord en hij herhaalt het verhaal van graaf Ugolino die in de schedel bijt en blijft bijten van aartsbisschop Ruggieri, op een wijze die de eeuwen trotseerde want nog wordt er geschreven, gepraat, gediscussieerd en gebeeldhouwd[3] over dit ongewone voorval. Ongewoon omwille van de feiten en nog meer omwille van de vraag die in de geest van de lezer zou kunnen blijven hangen. Trouwens een van de negen ensayos van Borges handelt over deze geschiedenis, een verhaal dat ik zoveel mogelijk met de woorden van Dante vertellen wil.
    De vraag aanhorend die Dante hem stelt stopt de zondaar zijn vreselijke maaltijd en veegt hij zijn mond af aan de haren van zijn slachtoffer.



    [1] Ché non è impresa da pigliare a gabbo / descriver fondo a tutto l’universo, né da lingua che chiami mamma e babbo.(XXXII: 7-9)
    [2] “O, tu che mostri per si bestial segno / odio sopra colui che tu ti mangi, / dimmi il perché”, diss’io” per tal convegno, / che se tu a ragion di lui ti piangi,/ sappiendo chi voi siete e la sua pecca,/ nel mondo suso ancora lo te ne cangi,/ se quella con ch’io parlo non si secca.(XXXII: 133-139)
    [3] In het Museum voor Schone Kunsten te Gent is er een brons te zien van Jef Lambeaux (1852-1908): ‘Ugolino en zijn zonen’ dat refereert naar het verhaal van Dante. Lambeaux vertolkt dit in een kluwen van lichamen waarin de graaf geconfronteerd wordt met de doodstrijd van de vier kinderen. Lambeaux plaatst de graaf met de rug tegen een boomstronk. Ook de Franse beeldhouwer Jean-Baptiste Carpeaux werd door dit gebeuren geïnspireerd en maakte tussen 1857 en 1867 er een beeld van.

    24-11-2014, 08:03 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs