De gids en ik gingen de ondergrondse gang binnen om door te gaan tot de wereld van het licht, en zonder rust te nemen klommen we, hij de eerste en ik de tweede, tot ik door een opening de hemel kon zien. Daar stapten we buiten en zagen we terug de sterren.[1]
Vertrekkende van uit het centrum van de aarde klimmen ze, zonder rust te nemen, Vergilius voorop en Dante hem volgend, tot ze door een opening terug de sterren zien, de morgen van Paaszondag van het jaar 1300.
*
De woorden die ik tot vandaag geschreven heb over het Inferno van Dante liggen vast op de harde schijf van mijn PC. Ik kan er dus alle wegen mee uit, maar na dit laatste vers, wat zal er gebeuren met de woorden die ik schreef?
*
Een kritische geest vindt uiteraard tal van problemen bij het verhaal van Dante en meer nog, hoe kan het dat iemand zoals Dante ons een dergelijk iets wil vertellen. Hij moet toch weten, dat geen enkele mens kan geloven, al was het maar, dat het centrale punt van de aarde de plaats zou zijn waar Lucifer/Dis, na uit de hemel te zijn gevallen, zou terechtgekomen zijn. Of wist hij het helemaal niet omdat het geloof (?) in wat de Kerk voorhield zo immens was in Dantes tijd dat niemand het waagde dit tegen te spreken.
Maar er gebeurt wat gebeuren moet. Na dit geschreven te hebben tot laat in de nacht heb ik, vooraleer naar bed te gaan een boek genomen uit mijn boekenrek, zo maar een boek dat niet ik, maar mijn hand nam, het boek van Max Wildiers. Ik opende het, niet ik opende het, maar Dante, en ik las om het hier te hernemen, hopende dat Wildiers het me vergeven zal:
Waarom bevond zich het onwaardigste op de ereplaats? Eigenlijk was de moeilijkheid nog veel groter dan op het eerste gezicht leek. Wat bevond zich immers in het centrum van de aarde? De hel! Wat vinden we in het midden van de hel? De troon van Lucifer! Het leek wel een godslastering: de wereld was naar het woord van Lovejoy, een diabolocentrische wereld geworden
Niet God maar de duivel bekleedde de ereplaats in het universum. Van deze tegenstrijdigheid in het middeleeuwse wereldbeeld vinden we de sporen in Dantes Divina Commedia. Wanneer de dichter afgedaald is tot in het diepste van de hellecirkels, wordt hem door zijn leidsman Virgilius moed ingesproken: Ziedaar nu Dis (de hellekoning), ziedaar zijn woning, waar ge u omgorden moet met kracht en sterkte.[2]
En dan in de morgen voor de dageraad - Dante die me verrukt - ben ik opgestaan met eureka op de lippen. Geloof me of niet maar mijn hart, mon pauvre coeur bonsde in mijn keel. Ik had het, ik wist het en ik schreef ik in mijn dagboek:
Natuurlijk, je schrijft wat je verbeelding je dicteert, het is een film die zich afspeelt voor jou en die je de realiteit inschuift; lang uitgerokken droombeelden die je kwijt moet, die je ontroeren zelfs, je beangstigen, en je meevoeren in een ongekend, ongeëvenaard landschap dat nog niet bestond, zelfs nog niet in gedachten, maar dat scène na scène werd uitgedacht en opgevoerd door jou Dante, de geniale, creërende Dante.
Dus, lezer, waarom zou ik ook maar de minste bemerking maken over de verbeelding van Dante. En hij, zijn verbeelding volgend, die zijn droom uitschrijft, getrouw, woord na woord en beeld na beeld. De Hel zijnde zoals hij ze zag, een diepte in de aarde met negen cirkelgangen waarvan de cirkels, naarmate ze de diepte ingingen, kleiner en kleiner werden. Hij wist zelfs de voorlaatse, tweeëntwintig mijl lang en de laatste nog elf mijl lang. Wat kan ik of jij er tegen hebben. Een droom is een droom, een bewuste droom is een creatie.
[1] Lo duca ed io per quel cammino ascoso / entrammo a ritornar nel chiaro mondo; / e sanza cura aver dalcun riposo,/ salimmo su, ei primo ed io secondo, / tanto chio vidi delle cose belle / che porta il ciel, per un pertugio tondo; / e quindi uscimmo a riveder le stelle. (XXXIV: 133-139) [2] Max Wildiers: Wereldbeeld & Teologie van de middeleeuwen tot nu, pag 159
|