Een vriend van vroeger, die ik in geen jaren noch gezien, noch gehoord had, mailde me een groot aantal van zijn gedichten. Pareltjes uit de natuur geplukt, de weerspiegeling van het landschap in een regendrop, poëtische ontboezemingen in aquarelvorm neergezet. Prachtig om te lezen in de stilte, voor het haardvuur. Poëzie van een vriend die ik uit het oog verloren had en nu terug opduikt zoals ik hem gekend heb, innemend en - wat niet weinig is - kosmisch ingesteld, getekend door de wijsheid en de nederigheid die het leven hem heeft bijgebracht, (humility is the only wisdom we can hope to acquire: T.S.Eliot). Ik wou ze afdrukken om te bewaren, maar een op gewoon papier afgedrukt gedicht is maar een half gedicht, het moet op zacht papier, in fijne donkere letters en gebundeld met inspirerende tederheid.
Ik schrijf het zo maar, getroffen door de rust, die er van uit gaat, door de fragiliteit van het woord, van de kleur- en vormgeving, elementen die aan zijn gedichten de sublimatie geven die ze uitstralen. Ik dacht, bij het lezen ervan, aan de gedichten die ik schreef en schrijf en van een totaal andere aard zijn. In feite, als ik erover nadenk zijn mijn gedichten vooral getekend én door Maurice Gilliams in de eerste plaats en dan denk ik aan zijn 'Elias', én door T.S.Eliot en dezes Four Quartets'. Ik kan er niet omheen vast te stellen, na de gedichten van mijn vriend gelezen te hebben, dat ik een totaal andere poëzie heb willen schrijven en dat ik pas, sedert kort een andere richting ben ingeslagen, om nu, eerder geneigd te zijn over te hellen - in een heel schuchter pogen - naar de gedichten en dichtvorm, én van Paul Auster, én van Stefan Hertmans.
Ik wil er nog iets aan toevoegen, vooral dan wat mijn werk betreft. Enkele maanden voor zijn overlijden heb ik de eer en het groot genoegen gekend - mijn echtgenote speelde hierbij een belangrijke rol Jan Hoet bij mij thuis te ontvangen, in een plaats waar ik een hoop potlood tekeningen en inkaderingen van kleine etsen, aangevuld met stukjes natuur, had opgehangen. Waren er (wellicht beleefd) lovende woorden, er was vooral een woord van Hoet dat me is bijgebleven: dialoog, je moet in dialoog gaan, mijn beste vriend. Dit is het gevoel dat boven drijft de laatste dagen. Kunst, van welke expressie ook, heeft dialoog nodig, vergelijking, discussie, aanpassing, verdieping; kunst moet groeien, niet in een ivoren toren, maar in overleg, in gemeenschap met anderen. Kunst moet een blijvend zoeken zijn precies naar wat niet (nimmer) te bereiken is. Kunst is het principe van het zoeken zelf uitgedrukt in om het even welke vorm. Deze dialoog wat mijn tekeningen en geschriften betreft heb ik weinig of niet gekend. Ik ben te lang blijven opgroeien uit de humus van Gilliams en van vooral Eliot, om finaly naar het proza terug te keren en uit te komen in wat ik nu volwaardig betracht te bereiken, een literaire blog die me verder zet op de weg, niet naar de eeuwigheid, maar dan toch op de weg van het oud worden en oud zijn.
En in dit laatste verband beken ik ootmoedig en het is meer dan een mea culpa - dat ik Koningin Fabiola de laatste jaren heb gezien als iemand die er als zeer oud bij liep en heb niet gedacht aan de geest in haar die heel levendig moet gebleven zijn. Dit tot mijn grote schande en schaamte als ik nu hoor wie ze was en hoe ze was tot in haar rolstoel toe.
Wee mij die een half jaar ouder is dan zij was.
|