Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    11-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vierentwintig (2) en wat er uit volgt

     

    Over het puin van de zesde ringgracht bereiken ze de brug naar de zevende gracht van cirkel acht. De beklimming van de brug waarbij ze van rotsblok tot rotsblok moeten is lang en moeilijk en vergt heel wat inspanning zodat Dante, boven gekomen, buiten adem is en erbij gaat neerzitten. Maar dit neerzitten strookt niet met wat Vergilius wil:

    ‘Je moet voortaan alle luiheid van jou afschudden’, zegde de meester, ‘want het is niet in het dons noch onder het deken dat je roem verwerft. Hij die aldus zijn leven doorbrengt laat evenveel sporen na als rook in de lucht en schuim op het water.” [1]

    Daarom sta op, en overwin je vermoeidheid met de geest die elk gevecht wint.[2]

    Het is Dante die zichzelf oppept om verder te schrijven, verder te werken aan zijn Commedia die enkele dagen, enkele weken, maanden misschien is blijven liggen, hem ondertussen in gedachten bezighoudend, zoals Dante mij bezighoudt en zoals ik me voortdurend aanmoedigen moet om verder te gaan met mijn lectuur en mijn schrijven.
    Ik ook weet dat het niet in de warmte van het morgenbed is dat mijn werk zal groeien, ik ook weet dat, wil ik iets hebben nagelaten hier op deze wereld, wil ik dat mijn leven niet was qual fummo in aere ed in acqua la schiuma, ik ontwaken moet uit mijn o zo gemakkelijke letargie en werken moet dag na dag. Weet dat me geen enkel Dante-loze dag gelaten wordt, zelfs al vrees ik dat niemand van mijn vrienden me begrijpen zal.
    Het is de inhoud van deze enkele verzen die me er nogmaals hebben toe aangezet deze morgen, voor het kraaien van de haan, op het ogenblik van de muezzin ergens in de wereld waar de Koran, vὸὸr het eerste licht, zijn soerats over de wereld uitstrooit, op te staan en neer te zitten voor her scherm van mijn pc, denkend aan die zin van Dante en meer nog aan de zin die erop volgde, en die ik herhaaldelijk had gehoord uit de mond van Chaplin in een heruitzending van zijn Limelight: l’animo che vince ogni battaglia of de geest, de geest van de mens die elk gevecht overwint.
    Wat rest er me van twee uren slaap in meer, als ik daar tegenover, een bladzijde schrijven kan – laat staan de 500 woorden die Hugo Claus meende elke dag te moeten schrijven - al is het maar onder vorm van een blog die later opgeslorpt zal worden door de tijd.

    De woorden van Dante, in de mond van Vergilius, zijn zowel tegen hem zelf gericht als tegen mij, als tegen elke lezer van deze verzen. Het is een zin die ik hier dubbel onderstrepen wil, die ik hier, vanuit mijn minaret, deze morgen, lijk de muezzin over de bomen van het donkere bos van Dante, over de rozenvelden, over de daken van de huizen van het dorp wil uitschreeuwen, opdat ze weergalmen zouden en aanbotsen tegen de eerste lichtende randen van de opkomende zon.
    En meer dan ooit, al weet ik dat ik enkele moeilijke passages voorbij moet, meer dan ooit wil ik verder met zijn Commedia. En ik weet dat de dagen voorbijschieten, zoals een vliegtuig dat de geluidsmuur doorbreekt, en dat deze die me resten geteld zijn. Al weet ik hoegenaamd niet, waarheen deze pogingen me voeren zullen.
    Dit ook heb ik te aanvaarden, indachtig zijnde de leer van de Bhagavat Gita die T.S. Eliot in zijn Four Quartets heeft omgezet als 'For us there is only the trying, the rest is not our business'.
    Het is dan ook deze zin die me recht houdt om te schrijven en te blijven schrijven al is het maar in de hoop dat ik, zij die me lezen, enkele ogenblikken gevangen zal houden met mijn gedachten, ook zoals deze in mijn blog van gisteren, over de eeuwigheid en het meest van al nog, wie die God wel zou kunnen zijn en onder welke vorm hij onder ons aanwezig is.
    Want uiteindelijk, als ik schrijf, zelfs over Dante, blijft dit mijn Leitmotiv, blijft dit de richtlijn die ik me opleg of die iemand me heeft opgelegd te volgen.

    En later deze voormiddag, als ik bladerde in het belangrijk werk van William Anderson, denkend aan het mysterie God, ik volgende zin onder ogen kreeg: To the mystics, God, in a definition known to Dante and going back to the twelfth century, is a sphere whose center is everywhere and whose circumference nowhere.[3]
    En van Ernst Mach las ik ooit dat het ganse Universum aanwezig is op elk ogenblik en op elke plaats. En ik voeg eraan toe, God het Universum zijnde is Hij aanwezig op elke plaats en op elk ogenblik.
    Dus ook hier, dit ogenblik, dat ik deze tekens neerzet.


    [1] «Omai convien che tu cos ti spoltre”,/ disse il maestro,«che, seggendo in piuma,/ in fama non si vien, né sotto coltre:/ sanza la qual chi sua vita consuma,/ cotal vestigio in terra di sé lascia / qual fummo in aere ed in acqua la schiuma”. (XXIV:46-51)
    [2] “ E però, leva su! Vinci l’ambascia / con l’animo che vince ogni battaglia…” (canto XXIV: 52-53)
    [3] William Anderson, Dante the Maker, pag. 274

    11-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    10-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Vriend, God en de Eeuwigheid


     

    Ik ben opgestaan om vier uur deze morgen, het uur dat Amélie Nothomb begint te schrijven, zo las ik eens van haar, heb een deken om de rug geslagen en ben naar beneden gegaan. De kamer ‘rook naar eikenhout en rozen, naar de dood[1]’ zoals Quasimodo het wist in zijn ‘Antico Inverno’. Het vuur in de haard smeulde nog, maar de kilte verraste me. Ik werkte aan mijn Dante, aan zijn Canto XXIV, lang, heel lang zonder de minste notie van de tijd, tot ik uiteindelijk een leegte voelde komen en  even verpoosde. Toen ik opkeek van mijn scherm zag ik het vale herfstlicht in het raam, zie ik hoe de dingen om me heen, plots tot leven komen: de tafel, de boeken, de sofa, de zware eiken bollenkast, zoals ook ik terug kom tot de realiteit van mijn bestaan met een verkrampte rug en bijtende ogen.
    Zo intens heb ik gewerkt, woorden selecterend die opdoken uit de grote stilte van de kamer. En nu, in de vroege morgen, hoor ik de wind in de bomen en het slaan van de regen tegen het raam en ben ik klaar gekomen – uit het niet van het niet - met enkele pagina’s tekst, genoeg om een blog te vullen.

    Mijn dag is begonnen, zoals een dag beginnen moet. Ik kan nu met een gerust gemoed terug gaan naar bed, om in de voormiddag alles te herzien en verder te gaan met Dante die even zijn verhaal over de Hel heeft verlaten om, als een goede herder, uit te kijken naar buiten waar alles berijmd is, en weet dat het nu geen tijd is om met zijn kudde het veld in te gaan. Hij zit zonder voer - vindt wellicht niet meer de woorden om te weten welke straf hij nu uit te denken heeft – en er is een ogenblik van aarzeling, zoals ik er zovele ken.
    Tot de zon opkomt, de rijm verdwijnt, de kudde buiten kan, en hij weet hoe het verder moet.

    In mijn dagelijks bestaan liggen tal van zaken verweven en dit zal wel ook zo geweest zijn bij Dante, een zaak zullen we gemeen hebben gehad, hij de progressie van zijn helleverhaal, ik het klaar komen met mijn blog – voor het ogenblik toegespits op het Inferno - finaal komt het er op neer dat we beiden gericht zijn op het aftasten van de geest, om een resem woorden bij elkaar te brengen die een verhaal dragen.
    Maar vandaag echter ondervind ik ook dat iets plannen uit den boze is en dat, zoals je nimmer weet waar een eerste zin je heenvoeren zal, je evenmin kunt voorzien hoe je dag verlopen zal. Want vroeg in de voormiddag klopt een vriend aan, een specialist in elektrische aangelegenheden om, zoals afgesproken – maar ik was het vergeten - diverse schakelaars en stopkontakten te vervangen. Maar zijn komst was geen hinder, integendeel,terwijl hij doende was hield ik hem gezelschap, kijkend hoe handig en secuur hij tewerk ging.

    Welk woord was er gevallen opdat we plots aan het spreken waren over kosmos en eeuwigheid en over wat er was na de dood – misschien had ik iets gezegd over de oude man in de kerk? – maar achteraf, als ik in de avondschemering terug neerzat voor mijn scherm, realiseerde ik me dat ik zelden ooit met iemand zo lang gesproken had over de mens en over God en over de reden van ons bestaan hier op aarde.
    Hij verraste me telkens met zijn antwoorden en zijn nieuwe vragen. Hij was geen gedoopte, geen gelovige, had nimmer de Bijbel in zijn handen gehad, in zijn jeugd nimmer een kerk bezocht, maar hij had nagedacht en hij wist voor zich zelf twee belangrijke zaken: én dat er een God moest zijn, én dat de dood een herbeginnen was.
    Hij had niemand, zegde hij, om hierover te spreken, ik trouwens ook niet, en hij vond dat de wereld verging in het materiële de materie die de geest verdrong, al wist hij ook, en ik trad hem volmondig bij, dat wetenschap en religie aan het versmelten waren, dat het ene niet meer kon zonder het andere.

    We hadden samen, aan de tafel bij de haard, gemiddagmaald. Iets Chinees, kip in zuur-zoete saus met rijst, hadden een glas wijn gedronken, maar ons gesprek liep verder, dieper en dieper gravend naar de zin van ons bestaan. Ik sprak hem - natuurlijk - over Dante die leefde op het einde van de dertiende, begin veertiende eeuw en wat hij, de grote poëet, dacht over de reden van ons bestaan als mens.
    De mens die, volgens Béatrice die ook Dante was, noodzakelijk was opdat God zich zien zou met de ogen van de mens, weten zou in welke mate of hoe diep hij gegroeid was in de mens en dat het zijn doel was, de mens volledig te vullen met het beeld en de eigenheid van Hem. Pas dan zou het Omega bereikt zijn

    Ik zelf had er nimmer zo over gedacht, maar in het vuur van de discussie en hij maar luisterend, kwamen de gedachten als losgelaten duiven op mij afgestormd.
    Ik zegde hem, mijn laatste zin herhalend, dat het leven zo wonderbaar was, dat de structuur van het atoom zo ongelooflijk was en de samenhang van alle dingen en alle gebeuren zo innig, dat er een tijd komen zou dat we er door zouden dooreen geschokt worden en dat we de werkelijkheid zouden over het hoofd zien om enkel nog de innerlijkheid van de dingen te zien, een innerlijkheid die niet anders kon zijn dan het teken van God, of hoe je Hem ook noemen wilt.

    Urenlang, in over en weer gepraat, hebben we onze gedachten laten gaan, telkens terugkerend op hetzelfde, dat de dood een totaal nieuw beginnen was, een intrede in een totaal ander leven, in het enige echte leven dat ons te wachten stond, en dat we in de mate dat we hierover ons een beeld hadden gevormd, we in die mate het eeuwige van het daar-zijn beleven zouden.
    We waren een flard van het Woord dat in den beginne was, het Woord, waaruit alles was ontstaan en naar waar alles keren zou.
    Ik zegde hem nog dat we beiden afgestemd waren op een identieke golflengte, en dat we, alles bij elkaar genomen, een identiek gedacht hadden over de dingen en hun binding met de Geest; dat we elkaar meer dan aanvulden, en dat het wel duidelijk was dat ‘du choc des idées jaillissait la lumière’. Of het ‘het’ Licht was, was er nog twijfel (gelukkig), maar het was in elk geval toch ‘een lichtpunt’ waar we naar opkeken dat ons leerde te zijn wie we waren.



    [1] ‘sapevano di rovere e di rose, di morte’.

    10-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    09-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vierentwintig (1)



    Canto Vierentwintig begint op een schitterende wijze. Dante, de schrijvende Dante heeft in gedachten zijn Hel verlaten en roept de herinnering op aan een lentedag uit zijn jeugd:

    In deze periode van het jonge jaar waarin de zon verschijnt in het teken van de Waterman en de nachten krimpen tot de duur van de dag, als de rijm op de grond het beeld penseelt van het kleed van zijn witte zuster (de sneeuw), zij het maar kortstondig, staat de arme dorpeling op aan wie het ontbreekt aan voeder en als hij kijkt ziet hij de velden gans wit en slaat hij op zijn dij.[1]

    De arme dorpeling zal hier wel Dante zijn die niet meer weet hoe het verder moet, die geen voer meer heeft voor zijn gedachten en buitenkomend de pracht ziet van de tekening van de rijm op de velden en hij slaat zich op de borst denkende aan het beeld van de Hel waarin hij verzeild is geraakt en de tegenstelling tussen het morgenlicht en wat hij te schrijven heeft is zo groot dat:

    hij gekweld weer naar binnen gaat en zucht als een ongelukkige die niet meer weet wat aan te vangen en dan gaat hij buiten terug en zijn hart vult zich met hoop als hij ziet dat in weinige uren de wereld veranderde en hij neemt zijn stok en laat zijn kudde uit om te laten grazen.[2]

    Hoe dikwijls overkomt me dit niet dat ik weg moet van Dante en zijn gesofistikeerd geschrijf, dat ik de moeite die ik doen moet om de Italiaanse tekst zo dicht mogelijk te benaderen ontvlucht en me tracht te storten in andere bezigheden of zelfs de moed verlies en het gevoel te hebben dat ik nergens ga uitkomen, dat ik maar aan het schrijven ben in het ijle zonder vaste grond onder mijn voeten.
    En hoe dikwijls zal Dante de moed verloren hebben als ik rekening houd met de jaren die hij nodig heeft gehad om versregel na versregel, alle eindigend op het goede rijm, te vinden. En dit als banneling die als Florentijn de gewoonte had ongezouten brood te eten, en ‘come sa di sale lo pane altrui’, hoe het is de smaak van zout van het brood van anderen. (Paradiso: Canto XVII: 58-59).

    Dit is het geval Dante, een voortdurende pijniging, een stil vallen en wakker schieten om de prachtigste dingen te schrijven.
    Wat mij betreft, zeker is het dat het niet zo vlug gaat als ik nu wens dat het zou gaan. Dante was amper halfweg, nel mezzo del cammin di nostra vita, zegt hij. Wat wel geldig is voor hem en voor vele anderen, echter niet voor mij. Ik zit in de laatste dagen, maanden, misschien, hopelijjk jaren van mijn leven, maar het zijn de laatste die ik heb.
    Maar, en dit is, alles samengenomen, mijn kracht, wat ik er ook over zeg of schrijf, ik heb de vreugde te werken aan iets, ik heb de vreugde vast te stellen hoe mijn blad zich vult, hoe mijn paginering opschuift naar het getal toe dat ik in gedachten had toen ik begon. En wat meer is, ik denk, maar wie ben ik om dit te denken, ik denk dat ik hier en daar zinnen heb neergezet die inhoud hebben en die zeker even ver reiken als wat ik lees omheen mij. Zinnen die ik heb ingebracht, of dan toch de ‘ik’ die over mijn schouder heen toezag – het kan ook Dante zijn - op wat ik schreef. Dit gevoel alleen geeft inhoud aan wat ik doe en hoop te blijven doen.
    Zo ken ik de pijn van het schrijven, van het ongeschreven boek dat in mijn gedachten woont. Hoe schreef Dante het weer in de aanvang van zijn Vita nova:

    ‘In het boek van mijn memorie, waar er voorheen heel weinig te lezen stond, bevindt er zich toch een rubriek die zegt: Incipit vita nova. En hierin staan woorden te lezen die ik nu zo goed mogelijk ga overschrijven in dit boekje en zijn het niet alle woorden dan toch de essentie ervan” [3].

    Het is duidelijk dat dit ook mijn bedoeling is, te putten uit die geborgen ‘rubriek’ in mij, waar alles opgetekend ligt en die ik nu slechts (!) heb over te schrijven.



    [1] In quella parte del giovinetto anno / che il sole i crin sotto l’Aquario tempra / é già le notti al mezzo d sen vanno;/ quando la brina in su la terra assempra / l’imagine di sua sorella bianca, / ma poca dura alla sua penna tempra: / lo villanello la roba manca/ si leva, e guarda, e vede la campagna / biancheggiar tutta, ondei si batte l’anca; (canto XXIV:1-9)
    [2] Ritorna in casa e qua e là si lagna,/ come il tapin che non sa che si faccia;/ poi riede, e la speranza ringavagna,/ veggendo il mondo aver cangiata faccia / in poco d’ora, e prende suo vincastro/e fuor le pecorelle a pascer caccia;(canto: XXIV:10-15)
    [3] In quelle parte del libro de la mia memoria dinanzi a la quale poco si potrebbe leggere, si trova una rubrica la quale dice: incipit vita nova; sotto la quale rubrica io trovo scritte le parole le quali è mio intendimento d’asemplare in questo libello; e, se non tutte, almeno la lore sentenzia.

    09-10-2014, 05:59 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    08-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Uitvaart

     

    Het was toen, op het einde van de uitvaartliturgie, dat een man oprees uit de familie vooraan. Het was een oude man, hij liep met strakke gang, licht gebogen naar het koor toe, waar hij zich opstelde, even opkeek naar de aanwezigen en dan, schijnbaar heel kalm, enkele vellen papier uit zijn zak haalde die hij glad streek en schikte op het tafeltje voor hem, hij zette zijn bril op en wachtte nog even als bedacht hij zich hoe hij beginnen zou.
    Alle ogen waren op hem gericht maar nog draalde hij, een fractie langer dan eigenlijk nodig was, maar als zijn stem kwam was zijn woord klaar en duidelijk.

    ‘De rechtvaardigen leven tot in eeuwigheid, zij vinden hun loon bij de Heer en de allerhoogste draagt zorg voor hen. Daarom zullen zij de heerlijke kroon en de schone diadeem uit de hand van de Heer ontvangen’.

    Hij keek even over de rijen mensen die er zaten, het licht als een aureool over de woorden die hij sprak, woorden uit het boek Wijsheid – ik dacht aan Kahlil Gibran, aan het woord van afscheid van de profeet tot de mensen van Orphalese – terug wachtte nog wachtte hij , zijn bril schikkend.

    Mijn grote vriend van vele dagen, vele jaren.
    Nu je ons ontglipt, nu je wegglijdt uit het land, tot voorbij de einder van oneindigheid. Nu je onherroepelijk de eeuwigheid binnen zweeft, spreek ik uit, de pijn. Spreek ik uit, het verlies na je heengaan.
    Je waart, mijn vriend, een heerlijk man, je waart rechtvaardigheid, zoals Marnix Gijsen het zegde, je waart bescherming, je waart filosoof en levensgenieter en ook, een Vlaming in hart en nieren – er lag inderdaad een Vlaamse leeuwenvlag over de kist waarin zijn dood lichaam lag.

    En hij ging maar verder, sprekend over zijn vriend, een man om naar te luisteren. Ze waren regelmatig samen aan zee, in San Juan, ergens dichtbij Alicante, waar ze, op de hoogste rots gezeten, filosofeerden met elkaar, in de koelte van de winden, zegde hij, begeesterd door het glinster licht van de zee in de zon en de witte lijn van de branding, diep onder hen.

    Ik zag een ogenblik het beeld voor mij, de rots waar ze zaten, de grote helderheid van de zee, de meeuwen, de boten op de horizont en zij sprekend, zoals hij zegde, over god en het leven, over de wereld en over Vlaanderen, twee oude mannen, de haren in de wind, gebeeldhouwd naast elkaar.

    Hij sprak traag, zelfverzekerd, woorden die beelden waren, beelden die gedachten verborgen, gedachten, getekend door het immense van de kosmos waarin ze zich bewogen. Hij sprak over de mis op zondag in de kathedraal van Alicante, weggedoken naast elkaar luisterend naar de Gregoriaanse gezangen en hoe goed ze zich voelden de sfeer van de mis uit hun jeugd terug te vinden en voegde hij er aan toe, het woord van de Heer in de taal van Spanje die ze soms spraken onder elkaar.

    Hij aarzelde, toen kwamen de woorden als een vlucht duiven naar hun hok toe:
    Van morgen, toen ik werkte aan deze tekst, ben ik in gedachten gekeerd naar de plaats waar we altijd zaten. Heb ik me afgevraagd hoe het kwam dat ik er was en jij er weggebleven. Maar ik vergiste me, je waart er wel. Terwijl ik schreef hebben we ons gesprek verder gezet. De wind, de grote wind van alle zeeën en van alle tijden, namen onze woorden mee, wolken woorden, wolken van een innig beleven en een warm gedenken, wolken lijk de klankenmassa in de fuga’s van Johan Sebastian Bach.

    Dit waren maar de uiterlijke tekenen van wat hij vertelde, zijn betoog was zo gecondenseerd poëtisch dat het onmogelijk was hem te volgen in beelden. Ik luisterde meer naar het timbre van zijn stem dan naar de betekenis van wat hij zegde in de intense stilte, die zijn stem omkranste. Waarom weet ik niet, maar hij eindigde met het woord van de stervende Hamlet: ‘de rest is stilte’.
    Tweemaal stokte zijn stem, toen hij vertelde dat hij op het venster klopte, als hij voorbij zijn deur ging, wel wetende dat hij er niet was en helemaal op het laatste toen hij zijn tekst verlaten had en kijkend naar de kist met de vlag er over gespreid er nog iets aan toevoegde dat me ontroerde.
    Als hij terugkeren zou naar die plaats van hen, zou hij een Spaans boek meenemen, al wist hij dat hij er niet zou zijn om hem te helpen, maar zegde hij, en ik vond dit een groot moment, als ik luisteren zal naar het geluid van de golven dan weet ik dat ik je stem zal horen die me roepen zal, ‘Karel, man, ik leef, ik leef’.

    Een vreemde gebeuren, een oude man die op een zaterdag middag, onder de hoge eeuwenoude gewelven de misgangers, die gewoon zijn aan een droge opsomming van wie de overledene was en wat zijn leven was geweest, totaal verrast, geconfronteerd werden met namen als Vergilius en Dante, en Hamlet en Bach en dit in de meest poëtische bewoordingen.
    En toen hij ophield met spreken, terwijl ik dacht dat hij nog heel wat zou gezegd hebben, toen hij ophield, vouwde hij zijn bladen samen en kwam hij, aarzelend in zijn gang, langs de kist met het dode lichaam en de leeuwenvlag, terug naar de stoel waar hij recht bleef staan om te luisteren, rijzig en statig, naar dat prachtige, hemelse ‘In Paradisum’.

    Hij stond onder de mensen na de mis, met een dame naast zich, wellicht zijn echtgenote. Ik zag hoe verschillende dames en heren naar hem kwamen wellicht om hem te zeggen hoe goed zijn tekst wel was.
    Toen hij een ogenblik alleen was, ben ik op hem afgegaan, heb ik hem gezegd dat hij heerlijke woorden had gesproken, en dat hij me ontroerd had met zijn sterk poëtische gedachten, en, zegde ik, ik houd een blog bij en ik had graag iets meer overgehouden van uw woorden om er een blog over te schrijven.
    Hij keek me aan, zijn ogen vochtig, hij nam de bladen tekst uit zijn zak en gaf ze mij. Hier heb je mijn tekst, neem er uit wat je belangrijk vindt en voeg er aan toe wat ik heb verzwegen. Een man die elke dag een blog schrijft moet dit kunnen.
    Toen nam de dame naast hem zijn arm, zegde iets tot hem en hij verdween, een oude man die iets had willen vertellen over zijn overleden vriend, zijn broeder in de geest, hij een zendeling van de poëzie van het Woord.

    08-10-2014, 07:23 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    07-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Drieëntwintig (2)

     

    En zo bereiken ze de zesde gracht, bij de huichelaars en de hypocrieten en hij moet iets gehad hebben tegen Cluny en zijn bewoners want zijn slachtoffers lopen hier gehuld in pijen van het type van Cluny.

    Ze droegen pijen waarvan de kappen tot voor de ogen hingen, gemaakt zoals deze voor monniken van Cluny. Van buiten waren ze verguld maar binnenin helemaal van lood en zo zwaar dat in vergelijking, deze van Frederik (die keizer Frederik II gebruikte om majesteitsschennis te straffen) van stro waren.[1]

    Hiermee is de toon gezet. De huilende zondaars verplaatsten zich heel traag en met moeite, wat begrijpelijk is. Even begrijpelijk is dat Dante en Vergilius alle slenteraars gemakkelijk voorbijliepen zo dat ze bij iedere stap in ander gezelschap waren. De nieuwsgierige Dante wil natuurlijk weten wie ze zijn en spreekt erover met zijn gids. Zijn taal wordt door een paar boetelingen herkend als zijnde Toscaans en iemand vraagt Dante wie hij is. Dante antwoordt dat hij geboren en getogen is in de grote stad aan de bekoorlijke Arno gelegen, en son col corpo ch’i ho sempre avuto. (ik ben hier met het lichaam dat ik altijd heb gehad).
    Hij verneemt dat de twee boetelingen uit Bologna komen, dat ze Catalano en Loderingo heten[2] en dat ze ijverden voor het behoud van de vrede tussen de families onderling en vooral tussen de Welfen, de aanhangers van de Paus en de Ghibelijnen, aanhangers van de keizer.
    Achter het uiterlijke van hun pijen verborgen ze een leven van gemakzucht en verdorvenheid en deze hypocrisie kostte hen hun verblijf hier. Dante wil over hen nog meer te weten komen als hij plots geconfronteerd wordt met iemand die dwars over de weg, met drie spiezen aan de grond gekruisigd ligt.

    Hij (Catalano) zegt:‘die vastgenagelde die je bekijkt gaf aan de Farizeërs de raad dat het beter paste een man als martelaar te hebben dan een volk.’ [3]
    ‘Zoals je ziet ligt hij naakt dwars over de weg en hij moet van allen die er langs komen voelen hoeveel ze wegen. Ook zijn schoonvader (Caïphas) lijdt hier in deze gracht en de andere leden van de Raad.

    Catalano toont hen nog de weg langswaar ze verder kunnen afdalen waarbij ze vaststellen dat de duivels hen hadden willen misleiden want ze hadden een gans andere weg opgegeven.



    [1] Elli avean cappe, con cappucci bassi / dinanzi agli occhi, fatte della taglia / che in Clugni per li monaci fassi. / Di fuor dorate son si ch’egli abbaglia;/ ma dentro tutte plombo, e gravi tanto,/ che Federigo le mettea di paglia. (canto XXIII: 61-66)
    [2] het zijn de stichters in Bologna in 1261,van de Ridders van de Glorierijke Maagd Maria, gekend als Frati godenti, Broeders van plezier).
    [3] Mi disse:”Quel confitto che tu miri / consigli i Farisei che convena / porre un uom per lo popolo a’ martri. (canto XXIII: 115-117)

    07-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    06-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Drieëntwintig



    Je leest canto na canto, maar je bent absoluut niet gelukkig met wat je leest. Dante straft én de geestelijken én de leken die het vertrouwen dat in hen werd gesteld hebben misbruikt. Hij is met hen ongemeen hard. Is het misschien omdat hijzelf van een dergelijk misgrijp werd verdacht of beschuldigd toen hij uit Firenze werd verbannen en hij hier aantonen wil dat hij absoluut niet met degenen die hij hier ontmoet te vergelijken is?

    Wat ook, ik ben tevreden dat ik er mag over zwijgen - en ook zwijgen over mijn gevoelens ten overstaan van Dante zelf –en wat ik er uitgehaald heb is maar een deel van wat er staat maar het is, als ik het herlees, meer dan voldoende ik beleefde er niet de minste vreugde aan, integendeel.
    Dit ook is dan Dante, zijn beschrijving van de afgelegde weg is reeds een moeilijkheid op zichzelf, het optreden van de tien duivels elk met een onmogelijke naam (even onmogelijk om te vertalen) met als hoofdfiguur Malacoda, zoiets als Slechtstaart en met de lichamen/zielen ondergedompeld in een poel van kokend pek, is er iets afschuwelijker, en dan nog van de zondaars te vernemen dat ze het pek verkiezen boven het gestoken worden met de gaffels. Ja, dit alles is weinig belovend voor zij die bij de Allerhoogste in ongenade zijn gevallen.
    Of is dit voor Dante maar een spel, een gejongleer met woorden en beelden, heeft hij het geschreven op een ‘verkeerde dag’, op een dag dat niets hem raakte en het dus ons ook nu niet moet raken?
    De ruzie onder de duivels in canto XXII bracht bij Dante de herinnering aan de fabel van Aesopus, over de kikker en de muis. De muis die wou overzwemmen en de kikker die de muis vastbond aan zijn poot met de gedachte de muis te laten verdrinken. Maar het bekwam de kikker slecht toen de muis gegrepen werd door een roofvogel, een wouw.

    Deze passage doet me denken aan wijlen een vriend van mij, Frans Sierens – vandaag, zoals tot gisteren Ward Ruyslinck, dood gezwegen - een specialist in en schrijver van detectieveverhalen waaronder zijn: ‘Een sterke geur van terpentijn’, en in het woordje dat hij voor mij had geschreven in zijn boek, het verhaal van een kikker die een schorpioen naar de andere oever bracht. De handgeschreven aantekening van Frans Sierens is gedateerd 2 mei 1978. Hij overleed aan dé ziekte korte tijd erna:
    The frog felt an atrocious piercing pain. The scorpion had stung it. As it sank below the surface, taking the scorpion with it, it cried out with its dying breath: ‘Is that logical?’ ‘No’ said the scorpion ’it’s not. But what would you? I can’t help it. It’s my nature.’ (Orson Welles).[1]

    Na dit verhaal over kikker en muis, zijnde de inleiding tot canto XXIII vervolgen de twee dichters hun tocht van gracht tot gracht, de ene overgang is gemakkelijker dan de andere, maar na het voorval met de duivels is Dante niet meer op zijn gemak, hij vreest dat ze hen verder achtervolgen zullen, hij meent zelf, zegt hij tot Vergilius, dat hij ze al horen kan.

    En dan komt terug de ware Dante tevoorschijn, de man waarvan ik houd.

    En hij : ‘als ik van gelood glas (een spiegel) ware geweest zou het beeld van je uiterlijke niet vlugger tot mij zijn gekomen dan het beeld van je binnenste.’ [2]

    Je gedachten strookten met die van mij en waren zo identiek aan elkaar dat beide één besluit vormden.[3]

    En Vergilius heeft zijn plan nog niet verteld of daar komen de duivels met gespreide vleugels toegesneld met de intentie hen te grijpen.

    En onmiddellijk greep de gids me vast zoals een moeder, die door het lawaai ontwaakt en dicht bij haar de vlammen ziet, haar zoon opneemt en wegvlucht en niet stopt,[4]

    Aldus nam mijn gids mij in zijn armen en liet hij zich, vlugger dan het vlugste water, op zijn rug naar beneden glijden, me aan zijn borst drukkend, alsof ik zijn zoon was en niet zijn reisgezel. Pas dan hoorden ze de duivels boven hen, maar zorgen hoefden ze zich niet meer te maken, want de goddelijke voorzienigheid die de demonen had aangesteld over de vijfde ringgracht, had hen ook de mogelijkheid ontnomen deze te verlaten.



    [1] Nieuw is dit niet meer, ook nu gebeurt het dat iemand met rugzak of zonder, in een bus stapt en het niet kunnende helpen, het zijn aard zijnde, de bus laat ontploffen om erna, met de splinters die nog resten van hem, zijn wel bepaald aantal maagden te kunnen ontmaagden.
    [2] E quei : S’io fossi di plombato vetro / l’imagine di fuor tua non trarrei più tosto a me, che quella d’entro impetro.( XXIII: 25-27)
    [3] Pur mo veneno i tuo’ pensier tra’ miei / con simile atto e con simile faccia, / si che d’entrambi un sol consiglio fei. (canto XXIII: 28-30)
    [4] Lo duca mio di sùbito mi prese, / come la madre, ch’ai romore è desta / e vede presso a sé le fiamme accese,/ che prende il figlio e fugge e non s’arresta.( XXIII: 37-40)

    06-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    05-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëntwintig (1)



    Ed egli avea del cul fatto trombetta (XXI: 139):

    Schijnbaar is dit het instrument (!), gebruikt door de leider van de duivels die Vergilius en Dante vergezellen en Dante heeft de inspiratie om dit ludieke instrument te vergelijken met het trompetgeschal, het klokkengelui, de trommels van de optrekkende legers.
    En met het geluid van dit instrument in hun oren en de vreemde klachten van de gestrafte zondaars, volgen ze de tien duivels die hen begeleiden. Ondertussen houdt Dante elke verandering in het oog die zou kunnen optreden in het kokende pek van de gracht waarin de zondaars ondergedompeld liggen. Eigenlijk moet je Dante zijn om een dergelijk beeld tot leven te brengen.

    Eigenlijk moet je weten dat opduikende dolfijnen door de zeelui gezien werden als de nakende komst van een storm en dat ze dan hun schip zo vlug mogelijk in de haven moesten binnenbrengen.
    En zegt Dante, zo gebeurde het ook dat van tijd tot tijd een zondaar zijn rug boven het pek uitstak om zijn pijnen te verzachten om daarna, zoals kikkers, terug onder te duiken met nog juist de snuit boven water.

    Soms was er een die eens boven, te lang bleef treuzelen en als een van de duivels dit zag, sloeg hij zijn haak in dezes haren terwijl de negen andere duivels samen hem toeriepen:

    Doe maar Rubicante sla je klauwen in hem en scheur zijn vel eraf.[1]

    Dante wil vernemen wie die ongelukkige is en vraagt Vergilius de vraag te stellen. Zo verneemt hij dat de sukkelaar in kwestie uit het koninkrijk Navarra komt, dat hij in dienst was van koning Thibaud, dat hij daar begon met het verkopen van gunsten voor eigen rekening, de reden waarom hij thans hier ligt. De voetnota leert ons heel wat meer over deze man die zich ophing in zijn woning. Maar hij had nu echter te lang gesproken want een van de duivels greep hem vast met zijn slagtanden.

    Ik houd hem”, zegt hij tegen Vergilius, “als je nog meer wil vernemen haast je anders wordt hij nog verscheurd.

    En Vergilius vraagt de zondaar of hij er kent die uit Italië komen. Ja, zegt deze, nu opgehangen aan de slagtanden van de duivel, er is nog pater Gomita uit Gallura, een man die alle bedrog in zich droeg. Hij nam geld aan van de vijanden van zijn heer en liet hen vrij uit de gevangenis en als verkrachter van de rechtspraak was hij een voorbeeld. Hij gaat hier veel om met een andere uit Sardinië. En hun tongen worden het nimmer moe om het te hebben over Sardinië.
    En, voegt hij er nog aan toe, als je mensen wilt zien uit Toscanië of Lombardije dan moeten de duivels achteruit en dan fluit ik hen, want iedereen is hier zo bang dat niemand zich durft tonen. Maar ik laat er hier op mijn fluitsignaal zeven andere komen.

    Jij lezer, gaat nu een nieuwe list vernemen, allen keerden hun ogen naar de andere kant en de eerste die het deed was hij (die pater Gomita vasthield).[2]

    De pater profiteerde ervan om te ontsnappen en terug in het pek onder te duiken. Bij deze onverwachte ommekeer sloegen de duivels aan het ruzieën en raakten ze slaags, hierbij vielen er twee in de kokende pekbrij en werden ze door de anderen met hun gaffels er uitgehaald. Hiervan maakten de twee dichters gebruik om alleen hun weg te vervolgen.



    [1] “O Rubicante, fa che tu gli metti / gli unghioni addosso, si che tu lo scuoi!” (Canto XXII: 40-41)
    [2] O tu che leggi, udirai nuovo ludo ! / Ciascun dall’altra costa gli occhie voise;/quel prima ch’a ciò fare era più crudo. (canto XXII: 118-120)

    05-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    04-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik (2)



    Vervolg van 03 oktober

    Vergeef me deze woorden lezer, ze komen uit uit de cellen, de atomen, de elektronen van mijn bloed, ze komen van omheen mij, uit de minimale deeltjes die lijk schichten mijn lichaam en omgeving doorflitsen, want vanwaar anders zouden mijn woorden wel kunnen komen. Schrijven is een luisteren naar de stem die je toespreekt, is overnemen woord na woord wat je ingefluisterd wordt. En je weet niet wie hier de leiding neemt, maar zeker is het dat er vele ogenblikken zijn dat jij het niet bent.

    Sommige passages vertaal ik letterlijk, vooral dan als ik het waag de (gesluierde) versie van Dante over te nemen, en ik zijn woorden zo dicht mogelijk wil benaderen.
    Heb, tussen haakjes, ook problemen met zijn voortdurend tutoyeren van alles en allen. Op andere plaatsen sla ik lange passages over, niet omdat ze niet belangrijk zouden zijn, maar ik wil toch nog iets overlaten aan degenen die geneigd zouden zijn (de moed zouden hebben) Dantes Commedia te gaan lezen.

    Ik herhaal me voorzeker met deze zinnen maar het is voor mij ook een bewust gebeuren. Weten waar ik mee bezig ben, weten tot hoever ik wil gaan, weten wat ik er wil aan toevoegen of het nu past bij Dante of niet. Maar ik ben een gecompliceerd iemand, eerder gericht naar dingen van de geest dan naar de omringende natuur, al zag ik deze morgen in mijn Economist-diary dat ik de dag van de Late Summer Holiday had bereikt.
    Dus ik weet dat de herfst het bos overvalt, ik voel hem reeds sedert dagen in mijn leden, nog niet in mijn geest. Zeker deze morgen niet toen ik schrijvende was, de gedachten optekenend zoals ze kwamen en nu nog altijd verder schrijvend, al weet ik dat ik stoppen moet om een middagmaal te gaan bereiden. Wat, weet ik nog niet, wat spek gebakken denk ik met een aardappel terwijl Shostakowitch even binnenkomt, het Andante uit zijn pianoconcerto, om er toch even bij stil te staan. De ganse morgen stond de radio aan en pas nu dringt de muziek door tot mij, verloren als ik was in mijn ontboezemende-mijmeringen.

    Mijmeringen, waardeloos in deze tijden.

    04-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    03-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terugblik (1)

     

    Intens levend in de biotoop Dante, verwaarloos ik tal van andere zaken ondermeer, het lezen van dagbladen en boeken, alles wordt opzij geschoven eens zijn Inferno me bestormt en ik binnenduik in zijn gedachten en in zijn immense verbeelding.
    Voortdurend zoek ik hem op en zie ik hem, schrijvend, verbeterend, zoekend naar het gepaste woord. Alhoewel hij ook, onophoudelijk geconfronteerd moet geweest zijn met dag-dagelijkse bezigheden en hij wachten moet op ogenblikken van totale afzondering, om verder te gaan met zijn Commedia die hij, zoals Ovidius zijn Metamorphosen, onsterfelijk wou.
    En jij, denk ik erbij, wil jij de onsterfelijkheid ingaan met wat je nu aan het schrijven bent, wil je ook nog gelezen worden binnen zevenhonderd jaar, vergeeld, doorzeefd, de inkt weggekwijnd en de woorden uitgehold door de tijd; is het dit dat je wenst nu je zo druk bezig bent, de natuur om je heen vergetend, vergetend te eten, slapen te gaan, niet luisterend naar de muziek van Klara die in sourdine de kamer bemeubelt?

    Wat is er van de mens die denkt en hoopt met zijn geschriften de eeuwigheid te zullen ingaan?

    Ik wil er nog een duw aangeven. Wil bekennen dat ik Dante binnenschuif in mijn leven op een wijze die aan het abnormale grenst, dan toch voor buitenstaanders. Weinigen zijn er die begrijpen dat ik niet de tijd neem voor andere boeken of zaken. Ze weten natuurlijk niet dat schrijven over Dante mijn leven is geworden, dat ik deze oude inspirerende woning met een innigheid aan boeken, open haard, sofa en schrijftafel, op deze ogenblikken van mijn leven, verkies boven al het andere, dat ik moe gereisd ben en dat ik de dagen die ik denk me nog te resten, een diepere bestemming heb willen geven.
    Het is, al kan ik het moeilijk anders verwoorden, dan te herhalen dat mijn biotoop Dante is. Hoe zal dit eindigen vraag ik me nu af, want naarmate ik vorder, naarmate ik me meer en meer verlies in Dante, glijdt al het andere weg in een waas van gebeurtenissen die me amper nog raken.
    En uiteindelijk, nu ik hem heb binnen gebracht in mijn ‘Bloggen-parade’ neemt de stapel pagina’s toe. Vandaag 397 reeds en er zullen er meer dan 500 zijn eens het jaar voltooid; Daarna wat doe ik ermee?
    Ik kan er enkel mee gaan slapen.

    03-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    02-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Eenentwintig (2)



    Als Vergilius de andere zijde van de brug bereikt, komen de duivels, zoals een meute honden die zich storten op de arme die onverwacht ergens aanklopt, luid schreeuwend van onder de brug op Vergilius af, terwijl ze hem met hun gaffels bedreigen. En Vergilius:

    ‘raak me niet aan, dat er een van jullie naar voor komt  voor je me aan uw gaffels rijgt, om naar mij te luisteren’.

    Allen roepen ze dat Malacoda moet komen luisteren en de duivel Malacoda biedt zich aan, zich afvragend waartoe dit wel kan dienen.
    Zoals altijd zegt Vergilius aan Malacoda dat hij zeker hier niet zou gekomen zijn ware het niet dat de hemel wil dat hij iemand anders op deze verwilderde weg vergezelt. Waarop Malacoda zo verbaasd is dat hij zijn gaffel vallen laat en de anderen verwittigt dat ze hen geen kwaad mogen doen. En Vergilius wenkt Dante, die met de schrik in het hart zich vertoont en dicht bij Vergilius komt staan.

    Dit is maar een van de gebeurtenissen die zich daar op de weg naar de zesde gracht afspelen, de andere zijn niet minder afschuwwekkend als ik, aan de hand van Dantes verzen, in mijn verbeelden de plaats tracht op te roepen. Maar voor de twee schijnt verder gaan onmogelijk.

    want de weg is volledig ingestort en dit gebeurde gisteren vijf uur later dan het uur van nu, twaalfhonderd zesenzestig jaar geleden[1]

    Je moet hier deze weg volgen, zegt Malacoda en dan bereikt je een rij andere boogbruggen waar je overheen kunt. Ik was juist zinnens enkele helpers naar ginder te sturen om te zien of er niemand is die het waagt zijn hoofd op te richten om lucht te happen. Volg hen ze zullen je geen kwaad doen.

    Dante is er absoluut niet gerust in en wil liefst alleen verder met Vergilius die hier al eens was en de weg moet kennen. Maar Vergilius gaat er niet op in. Heb geen vrees zegt hij tegen Dante en ze volgen de duivels,

    nadat allen eerst tussen de tanden hun tong hadden uitgestoken als teken naar hun leider en deze met zijn ‘gat’ trompetje had gespeeld.[2]

    Zeg niet dat Dante geen zin voor humor had. Ook Joyce had dit laatste vers in zijn geheugen opgeslagen :

    Orchestral Satan, weeping many a rood[3]
    Tears such as angels weep.
    Ed egli avea del cul fatto trombetta.[4]



    [1] Ier, più oltre cinqu’ore che quest’otta / mille dugento con sessanta sei/ anni compié che la via fu rotta.(canto XXI: 112-114). (het bezoek van Christus aan de Hel op Goede Vrijdag, 1266 + 33 jaar geleden. Dante zou dus deze woorden in 1299 geschreven hebben).
    [2] Ma prima avea ciascun la lingua stretta / coi denti verso lor duca per cenno;/ed egli avea del cul fatto trombetta. (canto XXI: 137-139)
    [3] A rood: a unit of area equal to one quarter of an acre (0,10117 hectares). Een roede grond!
    [4] Ulysses, pag 184

    02-10-2014, 00:19 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Eenentwintig (1)


    Gisteren in mijn woorden, in mijn geest, een ogenblik van zwakte, een ogenblik van ongeduld en verwarring. Vandaag, ondanks wat ik zegde of schreef, Dante die zich opricht .

                                                                                                           *

    Aldus, gaande van de ene brug naar de andere, sprekend over dingen waar mijn Commedia geen reden heeft om over te zingen, blijven we staan om naar de andere kloof te kijken.[1]

    En van op het hoogste punt van de boogbrug kijken ze neer op de vijfde gracht (van nog steeds de achtste cirkel) waar alles duister is en waaruit een groot gejammer opstijgt.
    Het is een poel van kokend pek, kokend niet door het vuur maar door de goddelijke krachten. Hier, in deze poel liggen de zondaars te sudderen. Dante kijkt verbaasd op die kokende massa pek en als Vergilius hem toeroept op te passen ziet hij een angstaanjagende duivel met gespreide vlerken op hem afkomen. Op zijn schouders ligt een zondaar die hij bij de enkels vasthoudt en als hij op de brug aankomt, roept hij naar zijn makkers beneden :

    hier heb je een van de magistraten van de heilige Zita, gooi hem maar in het kokend pek [2].

    Het is hier een ‘duivelse’ aangelegenheid. De zondaars, het zijn allen oplichters of zij die het recht hebben ontkracht, liggen er ondergedompeld in het pek en als ze het aandurven het hoofd maar even op te steken worden ze bewerkt met gaffels, zo erg zelfs dat stukken vlees worden afgerukt. Dante vergelijkt dit met het werk van de helpers in de keuken:

    Niet anders dan de koks die de vlottende stukken vlees in de ketel, door hun helpers met vorken, laten onderduwen.

    Als ik me kritisch opstel vind ik eens te meer dat Dante het Laatste Oordeel is voorafgegaan. Afgaande op zijn beschrijving hebben de lichamen de zielen al vervoegd, het is de volledige mens die hier te koken ligt. De mens die wel een tweede dood zou willen sterven maar niet kan of niet zal, gedoemd als hij is.
    Je verhaal, Dante is aldus bij momenten verwarrend en even verrassend. Wat meer is in de korte tijd dat je er verblijft leer je de duivels te onderscheiden en bij naam te noemen, gaande van Malacoda, Scarmiglione, Alichino, Libicocco (onnodig te vertalen) en nog zes andere namen in meer. Er moeten er dus dikke en magere, grote en kleine tussen zitten opdat je deze zou herkennen. En zoals ik je hier lees wil ik zo vlug mogelijk uit deze omgeving weg alsof het beeld dat je ophangt me afschrikken zou.

    ‘Maak dat je hier niet wordt opgemerkt’, zegt de goede meester, ‘verberg je achter een rots waar je veilig zult zijn. Ik ga nu, en wat men mij ook aandoet, heb geen vrees want ik heb al die dingen al meegemaakt toen ik hier de vorige keer was’.



    [1] Cos, di ponte in ponte, altro parlando / che la mia Commeda cantar non cura, / venimmo e tenevamo il colmo quando / restammo per veder l’altra fessura (canto XXI: 1-4).
    Dante spreekt hier over zijn Commedia, het is dus niet hij die ze divina, goddelijk heeft gewild.
    [2] Santa Zita: wordt aanbeden waar ze leefde als een nederige en deugdelijke dienstmeid. Ze stierf in 1272 (Pézard, page.1013).

    01-10-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik schrijf maar.



    Ik schrijf zonder om te zien, zonder te kijken wie me volgt op mijn weg, mijn weg naar Compostella, solo en met blaren op de voeten en meer nog, op de geest. Ik ignoreer de stem in mij die ik hoor als ik neerzit om verder te gaan. De stem die me herhaalt:
    ‘Stop er mee man, het is genoeg geweest, je verveelt de wereld met wat je schrijft, je wiegt er de mensen mee in slaap. Je bedriegt jezelf met te denken dat, de Dante waar je zo plichtsgetrouw mee begaan bent, voortgezet moet worden tot je er bijvalt, ergens halfweg in de omgeving van Saragùn, waar er op deze dag heel wat pelgrims lopen, hun lichaam  pijnigend  omdat hun geest sterker is dan wie of wat ook. Je denkt één van hen te zijn, terwijl je aan het wegkwijnen bent, tot in je woorden.

    Dit is de morgen van 30 september, je ruikt het zure van de bladeren die zich opmaken, je ruikt het zilte van de luchten die zwaar op je neerkomen, je telt je dagen tot je volgende verjaardag die je eens te meer bespringen zal, om je eens te meer achter te laten met je zucht naar woorden om, zoals je jezelf voorhoudt, niet te vergaan in ledigheid.
    De hoop, de vooruitzichten die je eens bezielden zijn aan het verwateren, hebben geen vaste grond meer, je schrijft op het drijfzand van de uren.

    Op een dag val je stil, sprakeloos, woordenloos, alle gedachten weggezogen, uiteengerafeld en verdord tot wat gebeente in ‘a waste land’ dat je opslorpen zal, je verpulveren zal, zodat je verpulverd achterblijven zult, eens je ophouden zult te zijn wat je nu nog bent.

    Laat je het gebeuren?'

    30-09-2014, 05:40 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    29-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tiresias en OEidipus

     

    Van de Tiresias van Ovidius, de Thebaanse waarzegger die als man tot vrouw veranderde, weet Dante dat hij daarna – na zeven jaren volgens Ovidius - terug zijn ‘mannelijke pluimage’ heeft aangetrokken
    nadat hij met de roede[1] twee in elkaar verstrengelde slangen geslagen had, wat een beeld geeft dat meer dan spectaculair te noemen is.
    Maar vanmorgen, voor het licht opkwam, keerde deze passage terug en herkende ik in de figuur van Tiresias, de blinde Tiresias van Sophocles.
    Dante heeft, schijnbaar althans, Sophocles niet gelezen, hoewel Vergilius, hem wel kon gekend hebben[2], of dan toch Antigone - en wellicht kende Dante Homerus slechts via Vergilius en dezes Aeneïs - maar van de Tiresias van Sophocles zal Dante niets geweten hebben.
    Deze echter, was een belangrijke sleutelfiguur in de Œidipus van Sophocles. Hij was het, die de echte geschiedenis van Œidipus kende en wat hij erover vertelde aan Creon was de waarheid, maar dan ook de waarheid die Œidipus tot wanhoop dreef.
    En ik neem even de vertaling van ‘Œidipe’ uit mijn boekenkast, ze dateert met haar ‘visa de censure 1410’, van 25 augustus 1941 en is van Gabriel Boissy, en ik herlees de passage waar de blinde Tiresias ondervraagd door Œidipus, aarzelt om hem te zeggen wat hij weet over zijn verleden. Om dan uiteindelijk, na het vele aandringen aan Œidipus te zeggen:

    Qu’il est de ses enfants et le père et le frère
    De la femme dont il naquit et le fils et l’époux
    Et de la même femme tour à tour fécondée,
    De son père le meurtrier.
    Voilà. Maintenant rentre et médite.

    Een simpel mens wil ik zijn en blijven, maar als er een geschiedenis is die me treft en blijft treffen dan is het wel deze van Œidipus en van Antigone.
    Ik kan dus niet voorbij die uiterst sympathieke Tiresias die door Dante zo maar in de hel wordt geduwd en er achteruit rondloopt, het gelaat omgekeerd op zijn schouders.
    George Steiner, in zijn ‘Antigones’ zegt de diepere oorsprong niet te kennen van het verhaal van Œidipus en Antigone, maar hij ‘vermoedt’ dat een echt gebeuren aan de basis ervan liggen moet.
    Ik heb het hem niet geschreven en deze blog ook zal hij niet lezen, maar ik denk dat hij er goed zou aan doen Velikovsky’s ‘Œidipus and Akhnaton’ te lezen opdat bij hem een deel van de sluier over de (mogelijke) geschiedkundige bron van Sophocles zou opgelicht worden.
    Het feit dat hier twee namen, Œidipus en Akhnaton, bij elkaar worden gebracht toont aan in welke richting Velikovsky heeft gezocht en zijn boek, dat een soort detectieveverhaal is uit de Oudheid, heeft veel kans de ware geschiedenis én van Creon, én van Œidipus, én van Antigone - die lieve, bekoorlijke, ontroerende, sterke Antigone – heel dicht te benaderen.
    Maar dit betekent een duik in de geschiedenis en een overrompeling van de nog steeds hoog geprezen chronologie van de Egyptische farao’s.
    Geloof me, ik kom hierop terug, maar dan moet ik nogmaals Dante verlaten en iets gaan vertellen over Hathsepsut, wat ik graag zal doen, si Dieu me prête vie.

    Dit beeld wat de Tiresias van Sophocles betreft, en of hij de Hel verdiende, denk ik niet, eerder een Arcadia.



    [1] La verga, ook il pene, de penis
    [2] George Steiner schrijft in ‘les Antigones’, (pag 199):il semblerait que ce soit par l’intermédiaire de l’adaptation que Lucius Acius fit de Sophocle, au IIe siècle avant Jésus-Christ, que Virgile connaissait Antigone.

    29-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Twintig (2)

     

    En, zegt Vergilius, degene die je daar ziet lopen met zijn buik gekeerd naar de rug van Tiresias is Aruns[1], hij verbleef, in het witte marmer van Carrara in een spelonk, waar hij ongehinderd naar de sterren en de zee kon kijken;
    En deze daar die haar borsten, die je niet kunt zien, bedekt met haar losse haren en aldus al haar behaarde delen langs een kant heeft [2] is Manto, de dochter van Tiresias die, na de dood van haar vader, de stad van Bacchus, Thebe, ontvluchtte; die in heel wat landen van woonplaats tot woonplaats trok, om uiteindelijk zich te vestigen op een welbepaalde plaats en de stichteres[3] te worden van mijn geboortestad, Mantua.
     
    En om deze reden, heb ik graag dat je even naar mij luistert:
    Hoog in het mooie Italië ligt aan de voet van de Alpen een meer dat bij Tirol de grens vormt met La Magna en de naam Benaco (Gardameer) draagt [4].
    En Vergilius (!) gaat verder met zijn beschrijving in verzen 64 tot 96, en let op de wijze waarop Vergilius-Dante zijn woorden uitkiest:

    Langs wel duizend beekjes, geloof ik en meer nog, vloeit het water tussen Garda, Val Camonica en Appennino in het meer waar het rusten blijft. In het centrum ervan is een plaats (wellicht het eilandje Lechi) waar drie bisschoppen deze van Trente, van Brescia en ook van Verona zouden kunnen zegenen als ze er heen zouden gaan.Daar ligt aan de oever die het laagst gelegen is, Peschiera, een mooie en sterke vesting, om te weerstaan aan de aanvallen van Brescia en Bergamo. Daar valt al het water neer, dat in de schoot van Benaco niet blijven kan, en wordt het een rivier die tussen de groene weiden vloeit.
    Waar het water herbegint te stromen heet dit niet meer Benaco maar Mincio en dit tot Governolo waar de rivier uitmondt in de Po en, na niet zo ver gestroomd te hebben vindt hij een vlakte waar het water moeras wordt en waar het in de zomer dikwijls heel ongezond is.
    Er voorbijkomend zag die wilde maagd er een onbebouwde grond midden een moeras waar niemand woonde. Om elke menselijke relatie te vluchten, ging ze er wonen om er haar kunsten te beoefenen met haar helpers, daar leefde ze en liet ze haar stoffelijk overblijfsel achter.Na haar dood besloten de mensen van hier en daar uit de omgeving, zich op die plaats te vestigen, versterkt door het moeras eromheen. De stad ontstond boven haar dood gebeente en omwille van haar die het eerst deze plaats uitkoos, werd deze zonder meer Mantoua genoemd.

    Als je ooit de oorsprong van mijn geboortegrond op een andere wijze hoort vertellen, laat dan de waarheid van mijn verhaal niet besmeuren door de leugen.[5]
    En Dante:
    Meester, je verklaringen zijn zekerheid voor mij en dringen binnen in mij zo dat al het andere dat zou gezegd worden, voor mij uitgedoofde kolen zijn. Maar zeg me of je onder diegenen die aankomen iemand kent die waardig is vernoemd te worden want het is hiermee dat mijn geest bezig is.[6]

    En Vergilius herkent in de massa geesten, een man waarvan de baard tot op zijn schouders hangt. Het is Eurypylus uit mijn Aeneïs, zegt hij, je weet wel wie ik bedoel, want je kent mijn werk helemaal van buiten. En hij ziet er ook Michaël Scott[7], Guido Bonatti[8] en de schoenmaker Asdente die beter bij zijn leest gebleven was en dan nog, al die vrouwen die waarzegsters geworden zijn en hekserij bedreven.



    [1] Aruns, een bekende Etruskische waarzegger die ten tijde van de oorlog tussen Caesar en Pompeus, de overwinning van Caesar voorspelde.
    [2] E quella che ricopre le mammelle / che tu non vedi, con le trecce sciolte,/ e ha di là ogni pilosa pelle,(canto XX:52-54).
    [3] Vergilius, in boek X van zijn Aeneïs, zegt dat het Ocnus, was de zoon van Manto die de stad ommuurde.
    [4] Suso in Italia bella giace un laco, / a piè dell’Alpe che serra La Magna,/ sovra Tiralli, ch’ha nome Benaco.(Canto XX:61-63).
    [5]
    “Peró t’assenno che se tu mai odi / originar la mia terra altrimenti / la verità nulla menzogna frodi. (canto XX: 97-99).
    [6] Ed io:”Maestro, i tuoi ragionamenti / mi son certi, e prendon s mia fede,/ che gli altri mi saren carboni spenti./ Ma dimi, delle gente che procede, / se tu ne vede alcun degno di nota;/ ché solo a ci la mia mente rifiede.(Canto XX: 100-105).
    [7] Filosoof en astroloog, raadgever van keizer Frederik II.
    [8] Guido Bonatti de Forli, astronoom en prins van de astrologen die overleed op het einde van de XIIIe eeuw.

    28-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Twintig (1)

     

    Terug naar Dante: Canto Twintig

    Er is heel wat moed nodig om niet te verzaken aan de kwellingen van Dante. Het is een bekentenis die ik doe aan jou, trouwe lezer, aan Dante zeg ik dit natuurlijk niet.
    Een paar dagen zijn voorbijgegaan dat ik hem niet zag. Wellicht had hij, zoals ik, een verpozing nodig. Hij met een wandeling doorheen het Paradijs, of misschien neergelegen aan de voeten van Beatrice, ik met het verwerken van een paar moeilijke momenten met als tegengewicht, de dag erna, mijn wegdromen in de herinneringen aan vroeger - zo iets dat Ernst Jünger schrijft in de aanhef van zijn ‘Auf den Marmorklippen’ - maar vanmorgen, toen ik in de woonkamer kwam, was Dante terug en zat hij met een boek in de hand, gekleed in zijn lange zwarte toga, in de zetel naast de haard.
    Ik vroeg hem hoe hij het stelde. ‘Goed, antwoordde hij met omfloerste stem, ‘tamelijk goed’.
    Tamelijk?
    ‘Ja’, zegde hij, ‘tamelijk na wat ik las’.
    Zo, ik vroeg hem wat hij aan het lezen was.
    ‘Alessandro Baricco’ zegde hij me, ‘Baricco, gekweld door de barbaren. Ik heb het allemaal niet zo goed begrepen, maar ik weet nu toch dat ik nog amper kans maak gelezen te worden in je contreien, trouwens, mijn beste Karel, waarom jij het volhoudt is me een raadsel’.
    ‘Eenzaamheid in geschriften: ik houd het vol omdat jij het bent die ik lees, de grote Dante, zoals T.S.Eliot en Borges je noemen. Trouwens, Alighieri, ik heb je aanwezigheid broodnodig, je houdt me gezelschap en je boeit en verrukt me op heel wat plaatsen, alhoewel je Hel nu precies geen aangename plaatsen kent, behalve één misschien, je Arcadia met zijn lichten en groene weiden’.
    ‘Mijn Arcadia? Begrijp me, ik kon toch al die ongedoopte dichters en filosofen niet in het vuur of het ijs duwen, zelfs al verdienden ze, naar Christelijke maatstaven noch het Vagevuur, noch de Hemel, ze verdienden ook niet de Hel. Maar zeg me eens, waar zijn we aangekomen met mijn verhaal vandaag?’
    ‘Wel we hebben de Bonifacius-sen met de benen in de lucht, verlaten, en we zijn verder afgedaald in de vierde gracht van de achtste cirkel en ik lees hier in de eerste terzine van je Canto ventesimo

    Di nova pena mi convien far versi
    e dar matera al ventesimo canto
    della prima canzon, ch’è de’ sommersi.[1]

    ‘Ik heb Dante, dit Canto een tijdje geleden al gelezen en heb het gevoel dat het begin van je canto twintig er een is, gevuld met wolfijzers en schietgeweren, een metafoor die vandaag aan het wegkwijnen is. Het is alsof je met grote omzichtigheid te werk wilt gaan, alsof de materie die je nu te behandelen hebt delicaat is en met zorg moet worden verwoord. En dit gevoel van mij zegt me, dat het je heel wat problemen moet gegeven hebben steeds nieuwe straffen en pijnen te bedenken om je verzen op te vullen en hier, namen en zinnen hebt moeten filteren om dingen te omsluieren die slechts door enkelen zullen ontbloot worden.
    Je staat op het hoogste punt van de boogbrug en je kijkt neer op de wenende massa die traag en in stilte voortschuift alsof het bedevaarders waren die litanieën aan het citeren zijn, maar, je zult je herinneren, allen hebben ze het aangezicht omgekeerd zodat ze achterwaarts lopen want, ze hebben het gelaat in de richting waar de nieren zijn en kunnen niet voor zich uit zien.’

    Hij kijkt me aan: ‘Ik zie ze nog voor mij voorbijgaan, ja het was een pijnlijk zicht’.

    ‘Maar ik moet je vooraf een bekentenis doen, Alighieri, beste vriend, Je hield me wakker vorige nacht. Ik ben opgestaan en op de rand van het bed ben ik begonnen met je te lezen, of beter je te ontcijferen. Je geeft je er geen rekenschap van, maar je bezit me, Dante, je woont in mij, ik verga omdat ook ik je bezitten wil en ik je ontoegankelijkheid keer op keer ontmoet in je woorden die ik dan soms sibillijns durf noemen’.
    Terwijl ik sprak vloog een kleine vogel, een meesje wellicht, tegen het raam en zag ik dat hij schrok, maar ik ging verder:
    ‘Wat me nu verraste is het feit dat je tranen in de ogen kreeg toen je van dichtbij zag hoe de mens hier zo verwrongen rondliep’.
    ‘Wel je zult het lezen, het zijn zij die te ver in de toekomst wilden zien en die nu achter zich moeten kijken en dus achterstevoren lopen. Maar het is juist, ik was zo onder de indruk dat ik weende en steun moest zoeken tegen de rotswand en het ergste was nog dat Vergilius me berispte toen hij zag dat ik medelijden had bij het aanschouwen van Gods gerechtigheid’.
    ‘Mag ik je zeggen, Dante dat dit een zeer opmerkelijke passage is, berispt worden omdat je medelijden hebt. Dacht je misschien aan je gids, Vergilius en is het omdat het kon dat ook Vergilius, die op aarde gezien werd als een ziener - van hem werd gezegd dat hij de komst van Christus zou voorspeld hebben - ook een van hen had kunnen zijn?’
    ‘Ik heb er aan gedacht, toen ik het schreef, maar Vergilius verbleef in het voorgeborchte, het Arcadia, bij Homerus en Plato en al die andere groten.
    In elk geval, Vergilius was mijn berisping vlug vergeten toen hij me zegde:
    Kijk hier naar deze man die voor de ogen van de Thebanen door de aarde werd verzwolgen en naar allen die tot hem riepen:‘Waar haast je je heen, waarom ontloopt je de oorlog, Anfiaro [2]? En zijn val in de diepte eindigde pas, nadat hij voor Minos stond.
    Let nu eens op hoe zijn rug zijn borst geworden is, omdat hij te ver in de toekomst wou zien, kijkt hij nu achter zich en loopt hij achterstevoren [3].
    ‘Wanneer’, vroeg ik hem nog, ‘is bij jou de idee opgekomen om de zondaars, hier de magiërs en waarzeggers, te straffen zo dat ze verplicht zijn, omdat hun gezicht omgekeerd op hun schouders staat, achteruit te lopen. Je had natuurlijk tal van straffen te bedenken, de ene wat origineler dan de andere. Het verrassende is, dat jezelf onder de indruk komt en medelijden toont voor de straf die je bedacht?

    Maar toen ik opkeek naar hem was hij ineens verdwenen, de zetel bij de haard was leeg, alleen zijn Baricco had hij achtergelaten.



    [1] Over nieuwe pijn moet ik verzen maken voor de stof van dit twintigste canto van mijn eerste Lied (Inferno) over zij die er zijn ondergedompeld. (canto XX: 1-3).
    [2] Anfiarao, waarzegger en een van de zeven koningen die Thebe belegerden. Op een dag, in volle oorlog, opende zich plotseling de aarde en werd hij verzwolgen.
    [3] Drizza la testa, drizza, e vedi a cui / s’aperse agli occhi de’ Teban la terra;/ perch’ei gridavan tutti: - Dove rui Anfiarao? Perché lasci la guerra? -/ E non rest di ruinare a valle / fino a Mins che sciascheduno afferra / Mira ch’ha fatto petto delle spalle: / perché vollo veder troppo davante,/ diretro guarda e fa retroso calle (canto XX: 31-39)

    27-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iona, een poëtische evocatie

     


    Na ‘mi sepultura’ van gisteren, Iona, een poëtische evocatie[1]

    Zo die morgen de tocht, de oude pelgrimsweg volgend, over het eiland Mull naar het dorpje Fionnphort toe: een spreken en een zwijgen onder de bijna-regenlucht. Zo is het bruine land van Mull een tocht langs meren en heuvels en dalen, met hier en daar witte vlekken van huizen, kleine tekens van leven in een niet te noemen verlatenheid.
    En houden ze even de wagen stil voor het simpele langs de weg, terwijl de aarde zich door het Universum slingert, en beroeren ze het woekerende bekermos, het tere haarmos met de huif, glimmend van vocht en licht, trillend in de wind en denkt hij er omheen de onzichtbare korrels sporen die neervallen op zijn handen en over de aarde.
    Hij denkt: ik ben rust en ontvankelijkheid, ik ben ruimte en herinnering, ik ben verleden en heden - een sperwer schiet naar de grond toe en er hangt een schreeuw – ik ben landschap en oneindigheid.
    En van de dichter Macdiarmid las hij:

    The Rose of all the world is not for me
    I want for my part
    only the little white rose of Scotland
    that smells sharp and sweet – and breaks the heart.

    En uit een draai van de weg tot hen gekomen, Iona, en wat zo lang reeds wemelde in hun verbeelden, ligt voor hen, zo heel dichtbij dat ze het bijna raken kunnen over de smalle strook water heen. Het is een wereld van groen en heuvels geworden. Het is een geblokte donkere kathedraal naast een handvol huizen. Het is een roerloze baken, een toevlucht.
    De kleine ferry glijdt over het helderste water, spiegelkleuren van geelgroen tot blauwgroen. Zijn hand in het water voelt hij de koelte ervan in zijn vingertoppen. En als de boot aanlegt onder een immense koepel van luchten, betreden ze een wereld van eeuwen her, van monniken en nonnen, van druïden en Kelten van Vikingers en Schotten, van vele geslachten die er waren, lang voor hen.
    Het is de herinnering aan wat nog kleeft aan de steiger waar ze aanleggen, aan de grond waar ze hun voeten zetten, aan de smalle huizen, aan de afgebrokkelde muren van wat eens de ‘nunnery’ was.
    Ze staan bij het eeuwenoude, hoge Keltisch kruis dat het symbool, de geest van Christus geborgen houdt. Ze lopen over de resten van het oude kerkhof waar eens de Schotse koningen werden begraven. Ze wandelen binnen in de schemerige maar o zo sobere kathedraal en:

    Instead of monks’ voices
    the lowing of cattle shall be heard.

    Als ze terug buitenkomen, een trage regen valt over de aarde. In een roerloze boom, een roerloze tortel en een vers komt terug:

    Mon cheval arrêté sous l’arbre qui roucoule, Je siffle un sifflement plus pur… Et paix à ceux, s’ils vont mourir, qui n’ont point vu ce jour. Mais de mon frère le poète on a eu des nouvelles. Il a écrit encore une chose très douce. Et quelques-uns en eurent connaissance.

    Hoe groot is thans de vriendschap in hen en hoe arm hij die dit alles verwoorden wil. Want weinig talrijk zijn zij die dit lezen zullen, doch deze weinigen zullen broeders zijn met hem en met Saint-John Perse die deze verzen schreef[2].
    Het is dan dat het mirakel van het licht zich voltrekt. De wolken zijn opengeschoven en de zon springt lijk een waterval over de wereld. Alles is nu kleur en verrukking: de ruïnes van het klooster, de lage muren langs de weg, de trosjes dwergvarens gevat en levend tussen de oude stenen, de gouden fuchsiahagen en de schittering van de zee ver beneden hen.
    Ze kopen wat spijs en drank in de souvenirshop en wandelen langs de kustlijn het eiland in, de heuvel op en stijgen, als hadden ze vleugels, over rotsen en weiden tot de hoogste top, jong, overmoedig en vrijer dan ooit.
    Boven de wereld van eilanden en water breken ze het brood. De zon brandt hun handen en wintergelaten en de wind joelt in hun haar, in hun gedachten, in hun woorden.
    Dit ook is reeds herinneren als ze afdalen terug naar het vlekje wit strand, naar het turkooisgroen van het water, terwijl boven hen een leeuwerik zingend ten hemel stijgt.

    Op het hagelwitte strand van Iona spoelen kleine takjes wieren aan, donkerrood, karmozijnrood, levend in de palm van zijn hand. Hij ziet hoe teer ze zijn, hoe wonderlijk van vorm en hoe de kleur als van robijnen is naar de uiteinden toe. Ondoordringbare wereld van het intense, roekeloze leven waarover zijn adem is en zijn verwachten.
    Op het hagelwitte strand spoelen takjes wieren aan, tussen schelpen, rottende resten van planten en beenderen van vogels, overspoeld, weggeduwd en terug gezogen en van de oceaan is de zang erover en het licht is het licht van de eeuwigheid.
    Het is maar een onooglijk strookje strand, een inham tussen de rotsen en het beginpunt van de glooiing naar de top van het eiland toe. Omheen het eiland is de breeklijn van de branding, de glanzende oceaan uit deinend tot in de grijze oneindigheid van vele eilanden, ongenaakbaar, onveranderlijk van in het begin der tijden tot het einde ervan.

    Terwijl hij, onachtzaam, de kleine blaadjes wieren gladstrijkt over zijn handpalm, terwijl meeuwen wegschieten over het water en over het land. Terwijl het licht de tijdloosheid doorkruist en zij deel ervan, barrevoets in het water.



    [1] Iona, Holy Isle, birthplace of Celtic Christianity and ancient burial ground of Scottish Kings. Poëtische Evocatie van heel wat tijd geleden en eens als blog gebruikt in het jaar ?…
    [2] Saint-John Perse: Œuvre poétique I: Anabase: page 162, Gallimard 1960

    26-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mi Sepultura


     

    Wie ben ik of wie is hier de schrijver, is de vraag die ik me maar al te dikwijls stel. Vandaag is het alsof het Karel is die schrijft over zijn ontmoeting met Dante en Ugo die Dante laat liggen en spreekt over T.S.Eliot. Maar volledig afgelijnd is dit niet. Het is eerder zoals in het gedicht van Garcia Lorca:

    Y yo que estaba caminando
    con la tierra por la cintura
    vi dos aguilas de nieve
    y una muchacha desnuda.
    La una era la otra
    y la muchacha era ninguna

    Of, ik wandelend met de aarde aan mijn zijde zag twee sneeuwarenden en een naakt meisje, de ene was de andere en het meisje was niemand. En Lorca herhaalt zich:

    Por las ramas del laurel
    vi dos palomas desnudas
    la una era la otra
    y las dos eran ninguna.

    In de takken van de laurier zag ik twee naakte duiven, de ene was de andere en de twee waren niemand.

    Zo gaat het ook met mij, de ene is de andere en uiteindelijk ben ik niemand. Ben ik niets of niemand. Ik loop hier maar wat rond, maak een infiemer-dan-infiem deel uit van het gebeuren in de wereld maar, of ik er ben of niet, het wereldgebeuren zal verder gaan. Het is niet, wat ik hoorde, dat een vlinder in China een storm kan verwekken in Amerika, neen, de vlinder en zijn storm zijn misschien een realiteit, maar ik en mijn literatuur son ninguna.
    Het gekke hierbij is mijn halsstarrigheid op morgens met gesloten luchten zoals deze, omhangen met al het gebeuren  boven de horizont waar ik doorheen moet. Een slecht moment dus, een dag om te vergeten en niet vergeten zal worden nu hij uitgetekend werd. En vandaag is er geen vluchtroute, geen Four Quartets, vandaag zijn er enkele versregels van Lorca met er boven uitstekend:

    ‘Aguilitas’, les dije,
    ‘¿Dónde està mi sepultura?’
    ‘En mi cola’ dijo el sol
    ‘En mi garganta’ dijo la luna.

    ‘Arendjes’, zeg ik hen
    ‘Waar is mijn graf gelegen?’
    ‘In mijn hals’ zegt de zon
    ‘In mijn keel’ zegt de maan.

    25-09-2014, 04:58 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.T.S.Eliot



    Thomas Stearns Eliot (1888-1965

    Alles overwogen, is het een (dunne) dichtbundel van de grote T.S. Eliot, de‘Four Quartets’, geweest die in grote mate de wijze heeft bepaald waaraan ik me houden moest om poëzie te bedrijven.
    Ik ontdekte die bundel, een halve eeuw geleden, bij Smith & Sons op de Adolphe Maxlaan in de hoofdstad. Ik stond er voor de stand ‘Poetry’ en had een dun boekje uit het rek genomen en toen ik het opensloeg en las, was ik verloren voor de rest van mijn dagen:

    Time present and time past
    Are both perhaps present in time future,
    And time future contained in time past.

    Wie schreef er ooit zoiets?
    Ik was totaal in de ban van die drie versregels, een levenswaarheid in enkele woorden: Time future contained in time past. Misschien zegt Eliot nog, hoewel zijn ‘perhaps’ maar noodzakelijk is voor de soepele lezing van het vers.
    Dit is het dan: een poëet, wandelend doorheen zijn gedachten, die woorden en zinnen met beelden mengt, die rondgedragen worden, de eeuwigheid binnen.
    En ik, vandaag, Dante vergetend, schrijvend naar Eliot toe, hem dankend voor het enorme dat hij mij bezorgde en het impact dat hij had op de persoon die ik zou worden.
    Grote poëzie, een rijkdom aan gedachten, woorden en beelden, klank en kleur, inwerkend op elkaar, om een bijwijlen verrassende levenswijsheid uit te dragen, maar – en ik keer even terug naar Bariocco’s idee van de barbaar – op basis van wat nu hoog geprezen wordt, alle belangstelling heeft ingeboet. Ik hoef me maar los te laten op de poëzie van vandaag, te verwijzen naar de gedichten van
    Paul Auster om vast te stellen in welke mate de visie over wat poëzie is, zich gewijzigd heeft.
    Een feit is zeker evenwel, T.S. Eliot heeft mijn schrijven en dan vooral mijn gedichten in een grote mate beïnvloed. Blijkt dit niet uit mijn woorden dan is het omdat ik niet bij machte was dit te laten blijken. Maar als ik schrijf zoals ik schrijf en het blijf doen dan is het met in mijn achterhoofd:

    Trying to learn the use of words, and every attempt
    Is a wholly new start, and a different kind of failure

    Of, ik kan andere passages gaan opzoeken, Eliot’s verzen zijn endless, zijn een rijkdom aan gedachten, meer dan aan beelden, of:

    The only wisdom we can hope to acquire
    is the wisdom of humility,humility is endless

    Wie schrijft er nog poëzie zoals Eliot schreef, wie leest zijn gedichten nog. Hij spreekt tot mij bijna elke dag. Elk laat uur, voor mijn inslapen, liggen zijn quartets binnen bereik, niet altijd om debundel, te openen, maar zijn woorden liggen er, ze begrijpen, na al die jaren, weten hoe zijn gedachten zijn ontstaan en vooral hoe ze liggen ingebed is me niet immer gegeven. Hij zegt dingen waar ik machteloos bij sta.
     
    Al weet ik waaraan ik me verwachten moet nadat ik van Paul Claes de vertaling en de verklaring bij The Waste Land[1] heb gelezen.
    Hij verbergt de wereldliteratuur in zijn werk en Paul Claes heeft dat verborgen gedeelte bloot gelegd. Heeft woord na woord in zijn preciese context geplaatst. Ik besef dat zijn Four Quartets op een zelfde basis zijn gestructureerd. Heb, lang geleden, ettelijke werken erover gelezen, Peter Ackroyd, George Williamson, D.E.S.Maxwell, dus niet het enorme aantal dat Paul Claes opsomt in zijn bibliografie bij zijn vertaling.
    Maar als ik een van mijn boeken opensla vind ik de passages terug die ik met potlood heb onderlijnd, waaronder deze passage alsof die speciaal voor mij ‘old man’, geschreven werd en die ik interpreteer als een dieper binnen dringen in het omringende, in het mysterieuze van geboorte en sterven om te komen tot een grotere levensintensiteit - mijn schrijven van elke dag – en een grotere verbondenheid:

    Old men ought to be explorers
    Here and there does not matter
    We must be still and still moving
    Into another intensity
    For a further union a deeper communion

                                                                                               *

    Heb wel enige zorg met het overnemen van deze versregels.
    Ben ik niet schuldig aan een inbreuk op het auteursrecht (uitgave van Faber & Faber, London), is een vraag die ik me telkens stel als ik teksten uit boeken overneem. Kan iemand me hierop een sluitend antwoord geven. Noteer evenwel hierbij dat wat ik hier citeerde in mij als in de bundel genoteerd staat.


    [1] T.S.Eliot: ‘Het barre Land’ (The waste Land) Vertaling Paul Claes. De bezige Bij, Amsterdam, 2007

    24-09-2014, 05:46 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Negentien (2)



    En de zondaar met de benen in de lucht, die dacht dat Dante Paus Bonifacius VIII was, gaat verder met zijn betoog:

    En na hem zal er een herder komen met nog vuilere bezigheden die geen enkele wet respecteert en mij en die andere bedekken zal. Hij zal de nieuwe Jason, waarover te lezen staat in het boek der Maccabeeërs, weer tot leven roepen en zoals dezes koning inschikkelijk was tegenover hem, zo zal ook hij die regeert in Frankrijk het zijn.

    Een stuk geschiedenis waar Dante ons hier aan herinnert waarin hij, én Clement V én Philips de Schone, (die de Tempeliers gevangen zette in 1307) vergelijkt met Jason, de hogepriester van de Israëlieten die voor vijfhonderdnegentig talenten de gunst van koning Antiochus Epiphanes wist af te kopen.
    De reactie van Dante is merkwaardig:
    Ik weet niet of ik toen niet te ver ben gegaan, zegt Dante en hij aarzelt zelfs niet Jezus er bij te betrekken: ‘Hoeveel geld denk je dat Christus gevraagd heeft aan Petrus in ruil voor de sleutels? Hij vroeg hem ongetwijfeld enkel hem te volgen’.

    En door Petrus en de andere apostelen werd aan Mattias geen goud of zilver gevraagd toen hem door het lot de plaats werd toegewezen die de verdoemde ziel (Judas) verloor[1].

    Blijf dus waar je bent, je straf is verdiend en draag zorg voor het geld dat je onterecht verwierf en dat maakte dat je optrad tegen Carlo[2]. En ware het niet dat de eerbied voor de heilige sleutels het me verbiedt dan zou ik nog hardere woorden spreken want je gierigheid die de goede verdelgt en de slechte verheft bedroeft de wereld.

    Het is aan herders zoals jij dat de Evangelist dacht als zij die op de wateren gezeten hem aangewezen werd als zich prostituerend met de koningen. Zij die geboren werd met de zeven hoofden en aan de tien horens haar kracht ontleende zo lang de deugd haar echtgenoot behaagde.[3]

    Jullie God is goud en zilver geworden, wat jullie onderscheidt van de afgodendienaars is niets anders dan dat zij er één aanbidden en jullie honderd. ”Ah, Constantijn, hoeveel ellende ontstond er niet, ik zeg niet uit je bekering, maar wel uit wat de eerste rijke paus (Silvester I) van jou ontving.[4]

    Vergilius vindt hier groot genoegen in de woorden die Dante spreekt. Hij tilt hem met beide armen van de grond, drukt hem tegen zijn borst en draagt hem omhoog via hetzelfde pad waarlangs ze zijn afgedaald tot het hoogste punt van de boogbrug. Daar zet hij hem neer op een plaats die zo oneffen is dat zelfs berggeiten er met moeite zouden op gelopen hebben.



    [1] Né Pier, né gli altri tolsero a Mattia / oro od argento, quando fu sortito / al luogo que perde l’anima ria. (Canto XIX: 94-96)
    [2] Het is Carlo I d’Angió leert me de noot van Magugliano . De paus ontnam hem de titel van senator in Rome en van keizerlijke vicario in Toscanië.
    [3] Een verwijzing naar de Openbaring van Johannes XVII: 1-18. Met de prostituee bedoelde Johannes de stad Rome, terwijl Dante het hier heeft over de verlopen Kerk. De zeven koppen zijn voor Dante de zeven deugden, de tien horens zijn de tien geboden.
    [4] Fatto v’avete Dio d’oro e d’argento/ e che altro è da voi all’idolatre,/ se non ch’elli uno, e voi n’orate cento./ ” Ahi, Constantin, di quanto mai fu matre,/ non la tua conversion, ma quella dote / che da te prese il primo ricco patre!” (canto XIX:112-117)

    23-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Negentien (1)



    Met het beeld voor ogen van Taide, la puttana, hebben ze genoeg gezien. Nu kunnen ze verder om via een hobbelige boogbrug, aan te komen in Canto Negentien:

    O Simon, magiër van Samara, o armtierige volgelingen die de goddelijke zaken geschraagd door goedheid, in uw hebzucht verwisselt voor goud en geld, nu schalt voor jullie de trompet en wordt deze derde gracht je verblijf.

    Dante gaat de magiër Simon halen uit de Handelingen der Apostelen om hem hier te laten boeten voor zijn poging om de geheime krachten af te kopen waarover Petrus en Johannes, door handoplegging beschikten, en ook met hem, allen die de ‘afschuwelijke’ zonde van simonie, zijnde het verkopen en verhandelen van geestelijke waarden, bedreven hebben. En deze worden gestraft op een wijze die elke verbeelding overstijgt.
    Dante is hierover zelf verbaasd en schrijft:

    O hoogste Wijsheid welke is niet de kunst die je toont in de hemel, op de aarde en in het rijk van het kwade, en hoe juist je inzicht wordt ingedeeld.[1]

    Want hij ziet dat de bodem van de gracht vol holten steekt, niet groter en ook niet kleiner dan de gaten in de doopvont van zijn mooie San Giovanni-kerk – hij heeft er zelf een van gebroken toen hij er iemand had gered van de verdrinking(!) - en uit die gaten staken de voeten en de benen uit van de zondaars en bleef de rest van hun lichaam onzichtbaar. Maar dit was niet voldoende voor Dante, want daarenboven stonden de zolen van de voet, van de hiel tot de tenen in brand.
    Bij een van hen zijn de vlammen roder dan bij de anderen en Dante stelt de vraag aan Vergilius. Deze antwoordt dat het een vraag is die hij hen zelf moet gaan stellen.
    En wat gebeurt er, ze dalen af, en de weg te moeilijk zijnde, Dante op de rug van Vergilius, om de onderliggende vierde ringgracht te bereiken om te kunnen spreken met het hoofd van de man met de brandende voeten.

    Rampzalige zegt Dante tegen hem, jij die hier met je hoofd geplant staat, vertel me eens iets als je kunt?

    De aangesprokene neemt Dante voor paus Bonifacius VIII en roept hem toe : “Ben je daar al, Bonifacius, ben je daar al, heeft wat geschreven stond me een paar jaren voorgelogen, en heb je nu al genoeg van de rijkdommen voor dewelke je niet geaarzeld hebt je de schone bruid (de Kerk) toe te eigenen om haar nu al te laten vallen?”

    Hierop blijft Dante sprakeloos maar Vergilius zegt hem vlug te antwoorden dat hij niet diegene is die de geest denkt dat hij is.
    Waarop de zondaar, die met zijn benen in de lucht, (Dante zegt niet of hij gekleed is of naakt), hem antwoordt dat hij te hebzuchtig is geweest om zijn familie van de Orsati te kunnen helpen.
    Anderen zijn me met hun simonie voorafgegaan en liggen nu in de rotsspleten. Ook ik zal vallen wanneer die andere (Bonifacius VIII), die ik dacht dat jij waart, hier zal staan.

    Morgen, beste lezer, het vervolg van zijn verhaal, saai van inhoud misschien, maar o zo rijk van beeld.
    Het ga je heel goed.


    [1] O somma Sapienza, quant’e l’arte / che mostri in cielo, in terra e nel mal mondo / e quanto giusto tua virtù comparte! (canto XIX:10-12)

    22-09-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs