 |
|
 |
|
|
 |
01-04-2014 |
Terug |
Ik kom terug op aarde. Na mijn kort verblijf bij Fabre dOlivet kom ik terecht bij François Cheng de lAcadémie française. Ik ook las Lao Zi, niet zoals hij natuurlijk die het Chinees machtig is, maar wat hij er over vertelt strookt met wat ik er uit gehaald heb.
Wat hij vertelt over de Ziel, als element van de triptiek, corps-âme-esprit, komt overeen met wat ik altijd gedacht heb, zijnde onze binding met de kosmos, zijnde onze kosmische geladenheid. En Cheng leert ons:
que ce troisième élement, lâme, permet à lhomme de communier sans entrave avec lâme de lunivers.( pag.70).
Anderen zullen dit de binding noemen met God, God het Universum - geest en materie zijnde.
Of, lesprit sappréhende par lintellect, lâme se saisit par lintuition. Cest ainsi, zegt Cheng, que jai pu écrire un jour que lesprit se meut, lâme sémeut; lesprit raisonne, lâme résonne.
Filosofische gedachten die ik hier zo maar rondstrooi zoals de magnolia in de tuin die zijn bloembladeren afschudt en als sneeuw neervallen op het gras, waar ze vergaan zullen, zoals ook, na een tijd, deze woorden van mij. En niet alleen deze van vandaag maar deze van gisteren en deze die morgen zullen ontstaan.
Zo is alles een eeuwig herbeginnen, blijft onze geest, blijft de geest, onwankelbaar in beweging, eeuwig op weg naar zijn omegapunt, ergens het punt tussen de melkwegstelsels.
Aldus heb ik nog steeds niets verteld over zijn eerste meditatie, handelend over de Dood, in feite handelend over het Leven. Het komt wel maar dergelijke meditatie kan niet lichtzinnig worden besproken.
01-04-2014, 05:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-03-2014 |
Mijn poging. |
Mijn poging van gisteren, die ik vandaag herlees, is maar een kil geval, te cerebraal, te diep gravend in een materie die geen uitweg biedt, niets meer dan wat drijfzand waarop ik bouwen wil.
En toch is het de plaats van waaruit ik vertrekken wil, van waaruit alles moet ontstaan. De vraag is echter of mijn boek, waarvan ik zeg dat het in potentie is, ook, zoals het Universum, wel degelijk in potentie bestaat en of het zich ooit realiseren zal. Met andere woorden of het vandaag ook een big bang heeft gekend?
Te dikwijls al heb ik een poging gedaan die tot niets leidde opdat ik vandaag, het vaste geloof zou dragen dat het ditmaal menens is.
Een schrijver van bij ons hij schreef een boek over het Het - begon destijds met de slagzin: alle begin is moeilijk. Als ik het eerste woord van de Bijbel, bereshit neem, in de vertaling van Sint-Augustinus en van Fabre dOlivet, dan is dit geniaal, dan kan hieruit een verhaal ontstaan dat begint waar het ontstaan moest en is onmiddellijk de toon gezet die het verhaal zal uitdragen.
Dit was ook mijn betrachten maar ik denk dat ik me hiermee schromelijk heb vergist, mijn verhaal is geen wereldgeschiedenis, het is maar doodgewoon, zo gegrepen uit het leven van elke dag, niets meer of niets minder. Maar het is absoluut nodig dat het begin de belangstelling opwekt, die de lezer aanzet het boek verder te lezen en niet het dicht te klappen en op zij te leggen voor later (!). Een tussenweg is er niet.
Niemand waagde het iets te zeggen over deze laatste, lange blog van mij. Ik zie het als een teken dat ik verkeerd bezig ben geweest, dat het geen zin heeft er verder aan te werken, dat ik iets anders zal moeten uitdenken, en vooral, vooral dankbaar zijn omwille van, en tevreden met wat ik elke dag mijn zeer beperkte wereld in stuur.
31-03-2014, 11:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-03-2014 |
Een in principio |
Kan het dat vandaag in de literaire wereld, zoals die er nu uitziet, een boek beginnen zou, zoals ik mijn Boek - roman of wat ook - zou willen beginnen. Dit is de vraag die ik stel. Is er iemand die het aandurft me te antwoorden?
Er zijn boeken en boeken, er zijn boeken over boeken en boeken die over boeken gaan die over boeken geschreven zijn en zo, op een dag, gebeurde het dat hij, staande voor de etalage van een boekenwinkel in de hoofdstad, het boek van Fabre dOlivet zag liggen, gekleed in een zwart couvert met witte letters: La Langue Hébraïque restituée, alsof het er lag voor hem en voor niemand anders. Hij aarzelde geen ogenblik, hij ging binnen binnen en kocht het boek, alsof het een boek was dat hij ontmoeten, dat hij lezen moest.
Hoe wordt men geleid doorheen een boek, door wat een subtiele geest, bijna tweehonderd jaar geleden, heeft gedacht en neer geschreven.
En hij, Fabre dOlivet, komt binnen bij jou met de vertaling van de eerste drie woorden, bereshit bara elohim - het in den beginne schiep God - van de eerste tien hoofdstukken van Genesis. Een vertaling die totaal nieuw en verrassend is - ook de vertaling is die Sint-Augustinus ervan gaf en duidelijk stelt dat het scheppen in de beginne, slechts een scheppen in potentie was.
Deze versie was uiterst intrigerend. Het verwonderde hem ten zeerste, in deze vertaling uit de XIXde eeuw, elementen te vinden die dicht aansloten bij de Big Bang-theorie en hem daarenboven steunde in zijn geloof dat we wel van stof zijn maar dat er enkel de geest is die van belang is.
Eigenlijk was het niet de vertaling als dusdanig die hem interesseerde maar wel de vraag die altijd gesteld werd en wordt, wat was er vóór de Big Bang, wat was er vóór het ontstaan van het Universum?
Fabre-dOlivet heeft geen nood aan een antwoord op deze vraag maar merkwaardig is het wel dat we in zijn vertaling lezen dat het scheppingswerk zich in allereerste instantie situeerde in de geest van Elohim waarbij deze begint met het opmaken van een soort blauwdruk van wat hij denkt te doen om dan, de zevende dag en niet vroeger, uit te voeren wat hij gepland had. Want, lezen we niet in de Willibrordus-bijbel, Genesis 2, 2: op de zevende dag bracht God het werk dat hij verricht(!) had tot voltooiing ().
Volgens Fabre dOlivet en later zou hij de bevestiging hiervan lezen bij Paul Nothomb - heeft Elohim zes dagen lang over alles nagedacht en heeft hij de schepping pas de zevende dag in gang gezet.
Gezien - maar dit voegt hij, Ugo, eraan toe - de schepping van het Universum nog steeds aan gang is, loopt deze zevende dag nog altijd door. Met dien verstande dat Elohim zich heeft teruggetrokken omdat, eens het startsein gegeven, elke tussenkomst van Hem, elke bijsturing van Hem, overbodig werd, het Alfa-punt van het Universum doorlopend in een lang gerekte evolutie naar het Omega-punt toe dat door Hem, in potentie, reeds bereikt is.
Als Ugo zich de vraag stelt wat er was vóór de Big Bang dan is er maar een antwoord dat hij bedenken kan, dat er van in den beginne een Universum in potentie was, zijnde de blauwdruk van Elohim. Hierbij voelt hij zich gesteund door Ilya Prigogine die in een interview verklaarde dat, la transition entre le pré-univers et lunivers est avant tout un problème de passage du vide, qui contient déjà des particules en puissance à des particules réelles.
De overgang tussen het pre-Universum en het Universum van nu, is voor alles het probleem van de overgang van die leegte, bestaande uit potentiële deeltjes zijn het deeltjes van geest? - naar reële deeltjes of zoals ook nu, in potentie, aanwezig zijn de gebeurtenissen die zijn leven en zijn werk zullen uitmaken in de dagen die komen.
Er zou dus, als hij Prigogine volgt geen schepping hebben plaatsgehad, enkel een overgang van een Universum in potentie - Prigogine noemt dit le vide potentiel - naar het Universum van nu.
Hij, Ugo, kan hieruit opmaken dat een fractie van tijd vóór de Big Bang (die nog geen tijd was), onwrikbaar reeds, alle verwevenheden, alle evolutieprocessen, alle fysische en spirituele wetten, onveranderbaar, in de (goddelijke) blauwdruk aanwezig waren en dat het Universum voor eens en voor altijd ontstaan moet zijn op het ogenblik van de bevruchting - of was het een zelf-bevruchting - waarbij het Woord, zich voor het eerst openlijk gemanifesteerd heeft.
Nu is het wel zo dat de Bijbel niet werd geschreven noch vertaald voor de mens die meer dan twee millennia later leven zou; voor die mens is er nu, of men het aanvaardt of niet, de Bijbel van de New Physics die zich situeert op de grens van de metafysica. Dit weet trouwens Christian de Duve die ons duidelijk aantoont que la nouvelle physique nous dit quil faut dématérialiser la matière, dat de nieuwe fysica ons leert dat de materie van zijn stoffelijkheid moet worden ontdaan.
Dit betekent dat de idee als zouden we van stof zijn, een beeld is uit onze zichtbare wereld dat verschrompeld wordt door de onzichtbare wereld van elektron en andere, niet te bepalen, niet te beschrijven, meer dan minimale deeltjes. En meer nog, als we thans weten, dat de om haar as roterende aarde met een onvoorstelbare snelheid in haar ellipsbaan om de zon, de zon gegrepen tussen de miljarden zonnen van een wentelend melkwegstelsel, en dit wegschietend tussen miljarden andere melkwegstelsels, dat dit imago te overrompelend is opdat we de aarde nog kunnen aanvaarden als het centrale punt, met, zoals ons geleerd werd - en nog zijn er die dit aankleven - een aandachtig toeziende God erboven.
Als hij aanving met het boek van Fabre dOlivet dan weet hij en het is zijn vaste overtuiging, dat het boek van Fabre, het boek dat hem opwachtte in een etalage van de hoofdstad en hem toen geroepen heeft, hem werd toegespeeld opdat het hier, als inleiding, als zijn in principio zou fungeren.
Het is ook de binding van het metafysische in de woorden van Genesis naar den moderne fysica toe, het bewijs dat Genesis niet lichtzinnig geschreven werd maar dat het voor zijn tijd en omgeving meer was dan een meesterwerk, althans wat de tien eerste hoofdstukken betreft, zijnde de Kosmogonie van Mozes.
Het is niet dat er zovele boeken in zijn hoofd zitten - als hij zijn boekenkennis vergelijkt met deze van George Steiner of van Stefan Hertmans van bij ons, dan is hij een ongeletterde - maar toch bezit hij er enkele die toereikend zijn om hem te helpen bij wat geschreven moet. La Langue hébraïque restituée is in elk geval van groot belang geweest voor zijn geestelijke vorming.
Zo, is het verhaal van zijn leven in een sterke mate het verhaal van de boeken die hij las. Van elke zin ervan die binnenkomt in zijn verhaal zal hij de origine vermelden, tenminste zo hij er zich bewust van is.
Maar hij heeft ondervonden dat er elke dag honderden boeken, essays en artikels in allerlei tijdschriften verschijnen; dat er waarheden worden verkondigd en waarheden vergruisd tot nieuwe waarheden; dat de wereld ermee bezaaid ligt en dat het ondoenbaar is alles bij te houden. Maar wat doorkomt wordt, lijk de stukken van een puzzel, naast elkaar gelegd en waar het kan in elkaar geschoven tot een soms totaal ander beeld. Aldus is het landschap van zijn geest zoals dit van het Universum, een bewegend landschap, is alles in elkaar gevloeid, gegevens in nieuwe gegevens of wat van de geest is getroffen door de schicht van een andere geest, of geest in geest tot een immer verder schuivend tasten naar de waarheid, al heeft hij geen idee wat met waarheid bedoeld kan worden.
En als hem soms gevraagd wordt waar hij zo intens mee bezig is dan is zijn antwoord dat hij zoekende is naar deze waarheid. Een waarheid die enkel in het onzichtbaar immateriële, in het domein van het metafysisch-transcendente kan gezocht worden en nergens anders. Waarmede hij bevestigt dat deze queeste, want dit is het, zijn leven heeft gevuld en blijft vullen. Hij wil dus pagina na pagina beschieten met woorden die zijn queeste uitmaken. Hierbij helpe hem de bewegende, scheppende kracht die in alle geledingen van het omringende aanwezig is en die ook binnen in hem haar tentakels heeft vastgehecht.
30-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-03-2014 |
Einde derde maand. |
Naar het einde van de derde maand toe zit ik honderd paginas ver. Als ik dit ritme volhoud zit ik met een bundel van vier honderd beschreven bladzijden op het einde van het jaar. Als ik?
Het schrijven zelf is niet de moeilijkheid, ik zie, als ik ga bladeren in de blogs dagboek-bedenkingen van anderen dat er tal van onderwerpen zijn waarover je schrijven kunt. Je kunt je dag uitpluizen bijvoorbeeld en zeggen wat er gebeurt in je dagelijks bestaan, maar ik heb het nooit gedaan en ben niet zinnens te vertellen wanneer ik opsta en wanneer ik slapen ga en met wat mijn dag gevuld is.
In feite zijn deze blogs het enige positieve dat ik nog doe op de achtergrond is er mijn boek dat niet van de grond komt omwille van dit blog dat alle energie opslorpt het zijn maar wat achterhoede gevechten die me resten.
Ik kan in alle stilte van het toneel verdwijnen, lijk zovelen voor mij, die getuimeld zijn in het gat van de dood.
Ik herlees zelden wat ik schreef, het kan dus dat ik de gedachten die zich regelmatig opdringen herneem. Ik ben nu al ruim drie jaar bezig, hoe wil je dat ik nog zou weten wat ik toen gedacht en/of geschreven heb. En zeggen dat alles begonnen is met José Saramago, die er een blog op nahield en die ik heb willen imiteren met dien verstande dat zijn blogs gepubliceerd werden en die van mij zich zullen oplossen in de tijd als bladeren in de herfst die van de bomen dwarrelen en vergaan tot stof. Mijn teksten, geschreven in de herfst van mijn leven, zijn niet veel meer, zelfs al wilden ze meer zijn, zelfs al dragen ze in zich de hunker naar eeuwigheid, ze verschrompelen, ze lossen zich op, ze verdorren.
29-03-2014, 05:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-03-2014 |
Blogs die elkaar opvolgen |
Mes blogs se suivent mais ne se ressemblent pas. Wat ik gisteren schreef, het gevoel dat me overviel bij het schrijven was uitzonderlijk. François Cheng omschrijft dit als een moment van eeuwigheid un moment saillant dans le déroulement de notre existence, une haute vague au-dessus des remous du temps.
Nochtans was er alles op gericht om het tegengestelde gevoel te kennen, had ik gehoord van twee vrienden, die me heel nauw aan het hart liggen, dat ze een zware operatie hadden ondergaan met mogelijks lange naweeën, en misschien was het, op dat ogenblik, precies een reactie hierop, een dankwoord, omdat ik gespaard was gebleven, omdat het leven niet op een dergelijke wijze bij mij had toegeslagen?
En het zal wel, want tezelfdertijd was er in mij een inzicht in tal van mogelijkheden die de komende dagen nog in spe hadden voor mij, een groot potentieel aan gedachten dat opwelde en een beloftevolle opening naar de toekomst toe betekende.
Cheng haalt de woorden aan van Nietzsche die een dergelijk gevoel un instant déternité noemt en er een uitleg aan toevoegt waarom het een moment van eeuwigheid is, omdat het sapparente, par sa saveur de plénitude, à ce que doit être léternité.
Maar het leven is een snoer van dagen, een snoer van momenten die alle een verschillende kleur, een verschillende lichtheid of donkerte kennen, momenten die ons bezitten, die ons overrompelen of optillen tot de hoogste regionen. Mijn blogs zijn soms overduidelijk de echo van dergelijke momenten, om deze reden zijn niet uit een blok gesneden, volgen ze elkaar wel op maar dan in een grote verscheidenheid. Uiteindelijk situeren mijn gedachten zich op een enorme spiraal die wijd uit getekend staat en zich haast naar zijn middelpunt toe, het stille punt van de eeuwigheid.
28-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-03-2014 |
Hoe koester ik mijn dagen |
Hoe koester ik mijn dagen die zich openen op mijn geschriften, zich openen op het ogenblik dat ik neerzit om te schrijven aan zij die me lezen zullen, in de ruimte van de kamer bij muziek van Ravel of Debussy, of gedrenkt in de geluiden van de zee, of gezeten onder de notelaar die zich roert en met de eksters in het gras of eekhorens of op andere plaatsen waar ik niet bij kan.
Het stoort me niet, mijn woorden komen zoals ik ze opvang uit de luchten boven mij, of uit de diepste gronden van het Zijn. En het moet gezegd, nu ik François Cheng aan het lezen ben en wat hij schrijft al was het maar over Rilke, al was het maar over de dood, voor hem als voor mij, als integrerend deel van het leven; al was het maar omwille van de vreugde die ik ken hier te zitten, te denken en te schrijven met de levende, toeziende bomen om me heen en de grote vrijheid mijn zinnen neer te zetten zoals ik denk dat ze het best worden neergezet, om binnen te dringen en opgenomen te worden en her-verwerkt in totaal andere omstandigheden, als komende van een vriend of kennis, in het geestelijk landschap van anderen.
De wereld te rijk zijnde op, deze dag dat ik eens te meer begonnen ben aan dat fameuze boek van mij dat in potentie reeds geschreven staat, ergens in de dagen die op mij afkomen. Het komt er aldus alleen op aan de beelden te grijpen die aanschuiven zullen en deze niet meer los te laten.
Ik weet voldoende dat deze ogenblikken van nu, deze morgen van 27 maart van mijn zesentachtigste levensjaar, uitzonderlijk zijn, dat ze niet elke dag met dezelfde geladenheid zullen opduiken, en met dezelfde ernst en tezelfdertijd met dezelfde losheid van gedachten zullen opgediend worden.
Maar het ogenblik van nu is wat het is, groot en zinderend, en het staat geschreven, vloeiend in al zijn facetten uit die allereerste woorden van vandaag, hoe koester ik mijn dagen.
Veelzeggend en veel verzwijgend opdat jij die me leest, vatten zou hoe goed ik me voel als mens die schrijft, deze simpele morgen van een simpele dag, op het meest simpele uur in de meest simpele omstandigheden en in de meest simpele bewoordingen.
Het ga je even goed, mijn vriend.
27-03-2014, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-03-2014 |
Wie tachtig is en meer |
Wie veertig jaar wordt die zal zich zelven kennen
of anders is het beter dat hij sterft;
Dit is niet van mij, dit zijn de beginregels van een dichtbundel van Karel Jonckheere Spiegel der Zee (De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1946) die me zijn bijgebleven en die ik overroepen vind, veertig jaar niet zo heel veel zijnde naar het me toeschijnt.
We dachten maar,
wie tachtig is en meer
die kent zich zelve wel
en beter is te leven.
Beter is te zien hoe de dagen
die nu komen
een gloren kennen
dat we eens betreden zullen,
we zien het wel.
We weten ook,
de tijd is maar een sterrenregen,
dagen over ons gestort
te vlug gekomen,
te vlug gegaan.
Nochtans hoe jong we waren
eens, hoe ruim de velden en de wegen,
de bossen en de luchten
en hoe de leeuwerik
ons zag, wij in het golvend koren
met stuifmeel toen bestoven.
En de herfst
ons eens te meer verrast,
je hand gehouden tot het winter was
en toen het sneeuwen ging
tussen de bomen,
geritsel van de vlokken
op je wimpers neergekomen.
Hoe jong we waren, hoe onbezorgd
de ring geschoven,
de tederheid van woorden,
het liefde-kozen en kinderen
lijk zonnen toen geboren.
En waar we woonden,
de torens hoog uit boven
de daken,
de vrienden ook, je zegt het maar
hoe vol het leven in die dagen
en later,
toen het kind dat van je kind
de vrucht al was,
je open ploegend, binnenkwam.
Wat rest er nog, nu opgenomen
in een web dat zich verder weeft
en allen, levenden als doden
als zij die nog gaan komen
leven zullen,
het zijnde,
doorzichtig als mist over de dingen
doorgelicht, gekleurd,
gevoed met al wat ons herinneren is,
verstrengeld
met wat nog komen moet.
26-03-2014, 10:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-03-2014 |
Wereldvreemd |
Wat Luuk Gruwez schrijft in zijn recensie over de dichtbundel van Judith Herzberg (79), Liever Brieven voel ik maar al te duidelijk. Wie oud is wordt wereldvreemd, wordt uit de tijd of tijdeloos.
De krant en het nieuws dat ze brengt is niet meer voor mij bestemd, pas uitgekomen boeken zijn niet meer voor mij als ze niet geschreven zijn door mensen van mijn ouderdom of handelen over iemand van mijn ouderdom. Ik begrijp de jeugd niet meer, volg niet hun muziek, hun optredens voor TV; als ik gevraagd wordt, via e-mail, om deel te nemen aan een of ander onderzoek zoals van De Standaard bv dan mag ik stoppen van het ogenblik dat ze horen dat ik van het jaar 1927 ben. Niemand heeft nog enige interesse voor ons, ook niet voor wat we schrijven.
Ik zal het nieuwe boek van Erwin Mortier niet lezen, niet een van alle andere boeken die gerecenseerd worden.
Wat ik wel zal lezen is Cinq méditations sur la mort van François Cheng (de lAcadémie française), een boek dat ik al enkele tijd geleden genoteerd had maar nog niet besteld. Maar als ik lees: Lhumble poète se change en interlocuteur de Dieu. Il va jusquà se demander avec audace si nous navons pas été créés à cette fin, dan is dit een gedachte die ik al lang tracht te verspreiden, en dan nog verder lees: Ses Cinq méditaions sur la mort chantent le triomphe de la vie (Jean dOrmesson in Le Figaro), dan ben ik zeker gewonnen, om het boek te kopen en te lezen. Het handelt over mijn ingesteldheid tegenover de dood en over de triomf van het leven.
Maar het is duidelijk wat ik lees moet duidelijk gaan in de richting van wat ik denk, moet deel uitmaken van de wereld waarin ik leef en of ik het dagblad lees van vandaag of een knipsel uit een dagblad van 10 jaar geleden en ik bewaarde er zo lang dan maakt dit voor mij geen verschil.
Zo was mijn blog van gisteren een aangepast fragment uit een verhaal van vroeger, van wanneer vroeger heeft geen belang, de tekst is misschien ongewoon wat het nieuws van de dag betreft of alleszins te wereldvreemd opdat hij niet zou opvallen, maar ik sta nog altijd achter die ogenblikken van vroeger toen die tekst ontstond.
Ik begon met de recensie van Luuk Gruwez in De Standaard der Letteren van 21 maart alle recensies van Gruwez, zijn boeiend en leerrijk voor mij en ik sta zeker in bewondering voor het gedicht Toegift van Judith Herzberg dat hij integraal overneemt en dat ik gekleefd heb in een speciaal dagboek, dat me ooit geschonken werd en nu al te lang op zij had gehouden.
Gruwez schrijft ook iets over een gedicht van Eva Gerlach, Geen ding, (uit Alle malen zal ik wenen), even schitterend. Met een laatste zin: Ze was pas vier mijn zusje, toen het begon, wanneer, een wanneer dat blijft hangen en bijna een gedicht op zijn eigen is.
Ik weet, uittreksels uit de poëzie van vandaag lezend, dat ik met wat ik schrijf als poëzie op een zijspoor zit. Het erge is dat ik niet meer van dat spoor afkan.
En ik dacht aan de synchronisatie theorie van Jung toen ik in de tekst van Gruwez over de bundel van Herzberg las: ze het ook had over stillevens van Adriaen Coorte, een wellusteling vanwege de manier waarop hij bessen, asperges, perzik-konten en andere flirtende vruchten afbeeldt.
Terwijl ik juist ervoor, een blog bezoekende van iemand die ik nu al jaren volg, val op een stilleven van Adriaen Coorte, een bundel wellustig uitziende asperges.
25-03-2014, 05:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-03-2014 |
Paulus |
Hij schrijft, hij is gewoon te denken al schrijvende en het mirakel van de hand, mijn beste Dyson, is inderdaad groot en wonderbaar.
En als hij vroeger veel vroeger nu - elke zondagochtend, langs de weg die hij liep samen met enkele vrienden, dezelfde boom groette - zijn hand even op de schors hield en dag boom zegde - dan geloofde hij dat de boom deze groet opnam en doorgaf. En al wist hij toen dat velen dit geloof niet deelden toch denkt hij nu nog altijd dat mens en boom iets gemeen hebben.
Hij kan nogmaals Paulus erbij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje God dat boom en mens bezielt en levend houdt?
Het is het doel van zijn bestaan hier op aarde, wat is van God, wat is van Elohim en roert in hem, te benaderen en af te tasten, te omringen en erin binnen te dringen. Het is zijn queeste naar de negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in Arabische cijfers) in de palm van ons beide handen. Namen die hij ziet, niet als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah maar als zovele mogelijkheden om Hem te omschrijven.
Hij weet dat deze queeste doorlopen moet tot het allerlaatste ogenblik van zijn bestaan. Maar hij weet des te meer dat deze zoektocht niet altijd volgehouden wordt, dat er breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten.
Maar het is duidelijk: zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand behalve onszelf kunnen kennen. Maar Paulus is een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren. Wat betekenen moet dat dankzij deze openbaring Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus.
Waar deze openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, na de roep van de Heer op de weg naar Damascus te hebben gehoord, onmiddellijk, zonder een mens te raadplegen naar Arabië vertrokken is, om pas drie jaar later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder van de Heer, zal ontmoeten.
Is het zo dat hij drie jaar als postulant in het klooster van Qumram zou verbleven hebben, zoals we lezen kunnen in The Dead Sea Scrolls Deception, of was het op een totaal andere plaats waar Kamal Salibi een verrassend antwoord voor heeft ?
Neen, zijn beeld van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God, zijn weg naar hetgeen hij denkt een van de namen van God te zijn, van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus.
Hij kan enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest. Aldus kunnen allen die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van Jezus in Paulus.
Hoe vreemd het is bezeten te zijn van de wil, de nood dit alles neer te schrijven, want wie leest hem ooit?
Zo wat bezielt hem thans, het te wagen een poging te doen om over Elohim en de bijbel te schrijven nu een deel van de wereld, God, in de onderste schuif heeft weggeborgen.
En ook, hoe vreemd is het niet, af te dwalen naar Paulus, de geestelijke reus van onze westerse beschaving. Hij kan dus zelden op voorhand weten waar zijn gedachten hem voeren zullen in dit geschrijf, dat hij dag na dag opnieuw laat ontstaan omheen wat hij denkt van Elohim, van de Onnoembare te zijn.
Maar zijn beeld van het/van een Opperwezen zal nimmer samenvallen met dit van Paulus. Hij zal er nimmer behoefte aan hebben te zeggen dat God zich aan hem openbaarde. Maar hij heeft wel voldoende inzicht, voldoende spirituele kracht meegekregen opdat hij weten zou dat deze kracht enkel komen kan van Hem die hij eens het Ego van het Universum heeft genoemd.
Hij weet dat het zijn opdracht is levend te blijven en niet een levende dode te worden. Dat het zijn opdracht is, en hij herhaalt zich, het wezen van die God, binnen te dringen en er te trachten Hem te lezen.
Dit alles is dan ook het relaas van zijn nooit eindigende zoektocht.
Het is een tocht die gericht is naar, en het is Eugen Drewermann die dit schrijft:
De naam die het aroma van het leven is. Woorden die de Egyptenaren richtten tot hun God Amon, geboren als zoon van God uit de schoot van een koningin.
Deze woorden kunnen elke mens die het deeltje God in zich ontmoet en zichzelf hierin terugvindt, tot voorbeeld dienen.
24-03-2014, 06:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-03-2014 |
Thuiskomst |
Ik schrijf in de richting van het laatste moment van mijn bestaan op aarde, het moment dat ik te overwinnen heb. Ik zegde het reeds er is geen vrees, er kan hoogstens spijt zijn om wat ik niet meer zien zal, niet meer meemaken, niet meer ondergaan zal, al die kleine feiten en gebeurtenissen die ons leven inkleuren en zo tergend interessant maken.
Maar anderzijds zal het een enorme rust, een rimpelloos bergmeer zijn waarin ik zal onderduiken in de oneindigheid van geborgenheid, van peis en vrede met mezelf en met het omringende. Mijn taak zal uitgedoofd zijn maar mijn woorden zullen nog een tijdje blijven rondzwerven, zullen zaadjes zijn die in de meest vreemde vormen kiemen zullen omdat ik er enkelen (hopelijk velen) zal aangezet hebben even na te denken over wat het leven is en over wat de dood kan zijn, gespiegeld aan het wonder van het leven.
Aangezet zal hebben tot het stellen van vragen over het waarom van hun, van ons bestaan, de opdracht die we meekregen bij onze geboorte. Niet even zinvol voor allen, niet even duidelijk voor allen, maar de rode draad die door de massale vormen van het leven loopt, standvastig, immer zoekend, om uit te komen uiteindelijk maar niets zegt ons dat dit het eindpunt is in de menselijke geest, waarin de kosmische geest zich (even) reflecteert.
Deze reflexie is onze hoop op Iets dat even wonderbaar zal zijn als het leven is; even wonderbaar als het bestaan van elke vorm van leven, tot de meest grillige en meest kleurrijke vormen ervan, in de donkerste punten van de oceaan. Elke vorm van plant en dier een poging zijnde om uit te komen, na een reis van miljarden jaren, in het woord, het landschap van de geest, dat woekert in ons en ons verheft tot grote hoogtes.
Misschien is de dood een nog grotere hoogte?
23-03-2014, 19:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-03-2014 |
Wat hij terughaalde |
Wat hij vroeger schreef in en hier overneemt:
Vader onderging een operatie om het ademen te vergemakkelijken. Hij heeft een kwaadaardig gezwel in de keel. Er is geen hoop meer voor hem. Het moeilijkst te aanvaarden is de ziekte zelf.
Ik ben in de namiddag teruggegaan naar vader om mijn hand met bruine vlekken op zijn oude hand te leggen en zijn gelaat te zien dat ook eens mijn gelaat zal zijn. Zo zal zijn afscheid van de wereld ook mijn afscheid zijn. Ik ben in de kamer waar hij ligt, samen met een andere zieke die briefjes schrijft omdat ook hij geen stem meer heeft, maar vader kan niet schrijven, zijn hand beeft en zijn letters zijn onleesbaar, zodat hij het opgeeft. Mijn ogen worden vochtig als ik zie hoe hulpeloos hij daar ligt.
Het is lente, een furie van lente, een furie van leven en in de kamer wacht geduldig de dood. Wacht hij ook op het einde waarvan gezegd wordt dat het geen einde is maar een herbeginnen, en wat zeg ik hem dat waarde heeft en waarde blijft hebben als hij terug alleen zal zijn met zichzelf.
Ik was in het ziekenhuis deze namiddag. Vader is vader niet meer. Hij kan niet spreken ingevolge de trachea die de chirurg geplaatst heeft. Hij kan evenmin schrijven, hij heeft trouwens nooit een groot schrijver geweest, maar zijn hand is stijf, zijn vingers zijn stijf en hij beeft.
Hij zit rechtop in bed, in zijn oog (hij verloor een oog lang geleden) ontmoet ik een blik die ik niet ken. Ik zit neer dicht bij hem, sprekend over luttele dingen, hij knikt en beweegt zijn handen om iets te zeggen, maar de blik in zijn oog blijft.
Ik ga laat weg van hem. Hij ligt neer, zijn grijs hoofd op het witte hoofdkussen. Ik rijd weg tussen de vele geparkeerde wagens, en heb plots het gevoel dat hij me terugroept. Ik stop de wagen onder de bloeiende lijsterbes in de herfst zullen hier de merels komen. Ik loop de trap op naar zijn kamer waarvan de deur nog open staat. Hij ligt roerloos en kijkt naar me. Ik neem zijn hand die zonder kracht in de mijne ligt. Ik zeg hem dat ik morgen terugkom. Hij kijkt me aan alsof het nimmer meer morgen worden zal.
Ik kom in de gang en bid of wil bidden tot God, tot Hij die God zou kunnen zijn en vragen laat het vlug gaan, laat zijn doodstrijd kort zijn.
Heb de volgende dag de chirurg gesproken, zijn toestand is te zwak opdat hij zou kunnen geopereerd worden. Verbetert de toestand dan kan gedacht worden aan het wegnemen van het gezwel omheen de larynx, wat hem slechts voor een korte tijd helpen zou.
Toen ik hem verliet, laat in de namiddag, heb ik hem gezegd tot morgen. Hij heeft met het hoofd geschud en een kruis getekend in de lucht. Ik heb me over hem gebogen en hij heeft mijn hand in zijn magere bleke hand genomen. Ik heb hem gekust op zijn baard van enkele dagen. Hij rilde van de kou. Hij had koorts. Ik legde een deken op hem maar veel hielp het niet. Ik vroeg hem of hij nog droomde en hij schudde van neen. Heb hem toen verteld over de dagen dat we s morgens heel vroeg voor dag en dauw over de weiden liepen op zoek naar paddenstoelen, vertelde hem over Fatty, de hond die we hadden, vertelde hem over het bos in de sneeuw, waar we in de nacht het was oorlog toen - een boom hadden afgezaagd die we slechts met veel moeite dragen konden.
Hij knikte.
Zegde hem dat ik een grote jeugd had gekend, dat hij een goede vader is geweest en nog is, terwijl zijn hand nog steeds over mijn hand bleef liggen.
In Pasternaks Dokter Zhivago: Yuri tot Anna de moeder van Tonya :
Je vraagt je af of je zult opstaan uit de doden of niet en je merkte niet dat je opstond uit de doden bij je geboorte.
Hij kon dit niet zeggen aan vader die hij dag na dag bezoeken ging, in de witte kamer, liggend naast het bed van de man die maar voortdurend briefjes schreef over de toestand van vader, over wat hij deed, hoe hij sliep. En hij sprak tot vader en vertelde al wat in zijn gedachten kwam.
Soms was hij heel zwak en moedeloos, en dan knikte hij maar. Op andere dagen lachte hij zelfs of trachtte hij met gebaren iets duidelijk te maken zodat hij humeurig werd als ik hem niet onmiddellijk begreep. Maar kon ik hem zeggen dat hij uit de doden was opgestaan toen hij geboren werd ?
You are anxious about whether you will rise from the dead or not, but you have risen already. You rose from the dead when you were born and you didnt notice it.
22-03-2014, 07:46 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-03-2014 |
Bach |
Hoe hij vorige avond, voor hij insliep, de muziek van Bach wou kunnen omzetten in woorden, een onmogelijkheid natuurlijk, maar het hield hem bezig en deze morgen, waar hij was gaan neerzitten in de zon bij de kleine vijver, eigenlijk was het maar een kleine plas water met biezen en varens en waterplanten, en rottende bladeren op de bodem, het water een spiegelbeeld zoals hij wou dat zijn woorden het spiegelbeeld zouden zijn van Bachs uit te klaren klanken van sonates en fugas, omgezet in een gedicht van woorden over woorden en in woorden die klanken waren en in een wondere kleur- en begripsschakering, de ziel van Bachs muziek blootleggen zouden.
Om zoals Disney in zijn Fantasia getracht had in kleuren en bewegende vormen Bachs Toccata en Fuga in re mineur op te vangen zo wou hij in zijn pogen, even rijk, even diep, even levend Bach oproepen en weergeven.
Pogingen genoeg, een ganse wereld was er mee bezig om door te dringen tot wat niet te doorgronden is omdat het in zich, het mysterie van het leven borg. Maar zelfs indien hij erin slaagde Bach op te roepen met woorden dan zou het toch maar een soort interpretatie zijn van wat hij dacht dat Bach kon gevoeld hebben toen hij zijn muziek schreef.
21-03-2014, 07:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-03-2014 |
Bhagavat Gita |
Hij schrijft. Hij blijft schrijven. Of wat hij zo maar weggeeft van enige betekenis zal zijn voor de geslachten na hem is helemaal niet zijn zaak. Duidelijk staat voor hem wat Eliot haalde uit de Bhagavad Gita: Let your reward be in the actions themselves, never in their fruits. So be not moved by the fruit of actions, nor let inaction dwell in you.
Dit is ook ongeveer wat Prediker zegt : Zo besefte ik dat het voor de mens nog het beste is te genieten van zijn werk. Dat is het enige wat hij heeft.
Het is inderdaad het enige. Ons werk is ons pogen en dit pogen is ons gebed. Echter geen gebed in woorden maar een gebed dat de echo is van onze spirituele geïntegreerdheid in de draden van het immense web dat mens en kosmos samenhoudt.
En als er een lijdende mens is, een gelovige, een niet-gelovige; als er een vreugdevolle mens is, een zegevierende, een liefhebbende, een haatdragende, een lijdende, dan zijn we dit allemaal. Weliswaar met klemtonen die verschuiven in tijd en in intensiteit.
Maar de zoekende mens blijft zoeken, geïnspireerd door de geheime krachten van een kosmos in beweging, tastend naar nieuwe vormen, naar nieuwe begrippen, de eeuwigheid rakend met de vingertoppen en hopende het absolute van de oneindige oneindigheid binnen te dringen.
Dit is de mens waarvan men niet zeggen zal laat de doden de doden begraven, dit is de mens die leeft onder de levenden en voor wie de dood reeds lang is overwonnen. Dit is de mens van de zevende dag die voortzet wat hem werd ingeprent, nimmer opkijkend, nimmer twijfelend, de weg volgend van de geest in hem en omheen hem.
20-03-2014, 07:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-03-2014 |
Jonge politiekers |
Als ik vandaag terugblader in wat ik reeds schreef, dan ben ik verrast door de enorme verscheidenheid in de onderwerpen waarmee ik geconfronteerd wordt en dit, soms zonder enige voorafgaandelijke notitie, waarover ik schrijven zal.
De vraag die ik me stel, en terecht, is een dubbele vraag. Houd ik het vol tot het einde van het jaar, en als ik het einde van het jaar 2014 heb bereikt, wat erna, want nu nog gaan ophouden zit er niet in.
Dit is de vraag die ik me blijf stellen en onbeantwoord achterlaat op mijn scherm.
Maar iets moet me van het hart als ik jonge politiekers bezig hoor. Als ik in bewondering sta voor de welbespraaktheid die ze bezitten, voor hun sociale ingesteldheid, de eerlijkheid en oprechtheid waarmede ze hun boodschap uit dragen en dan nog, als ik weet dat ze er staan in de lijn van hun vader en of grootvader, dat ze dezelfde gedrevenheid bezitten, zo niet meer, dan overvalt me telkens hetzelfde gevoel, wat zouden dergelijke jonge politiekers vermogen indien ze niet geconfronteerd waren met de last van een reusachtige openbare schuld de erfenis van de weinig scrupuleuze politiekers vóór hen die een uitzonderlijke rem betekent voor wat ze potentieel in zich hebben opgehoopt aan nieuwe, inventieve krachten om het land waarin ze zijn opgegroeid tot een hoger sociaal en economisch niveau op te tillen.
Ze hebben dan nog de moed ons de geslachten van vroeger geen verwijten toe te sturen.
19-03-2014, 05:43 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-03-2014 |
Geest en Universum |
Je schrijft of je schrijft niet maar als je schrijft is het uit noodzaak, is het omdat het woord nu eenmaal je leven is de lucht is die je inademt. Je kunt ook je toevlucht nemen tot het tekenen/schilderen/aquarelleren, wat even boeiend en tijd nemend is. Het is een keuze die je maakt om creatief te zijn. Om uit het schijnbare niets dat je omhult te halen wat er uit te halen is om te bewijzen dat je leeft, dat je er nog bent en dat je geest nog actief de dagen ingaat.
Het mooie ervan is dat wat voorbij is geen leeg vat is geweest, geen totaaltijd die onbesproken, onbewerkt, on-geleefd achter jou ligt, wat zand in de woestijn, wat gesneuvelde herinneringen, wat vermeende gelukkige of minder gelukkige momenten.
Als je schrijft of tekent of componeert ken je het geluk dat het ontstaan van deze momenten inhouden, momenten die je verlengen tot voorbij de horizon, tot ver in de tijd na jou. Zo hoopt je toch.
Maar je denkt er niet aan als je neerzit voor een wit blad dat roept om bezeten te worden, dan is er slechts een verlangen. Het verlangen dat voor eeuwig vermeld staat in het Boek Wijsheid: de Heer bezat me in het begin van zijn wegen, of de geest in het Woord dat door de Heer bezeten werd en waaruit alles ontstond.
Dit is de roep van de Kosmos in jou, je ontkomt er niet aan. Bergson wist dit ook als hij schreef dat la créativité qui est comme une propriété fondamentale de lUniverrs. En wij, de geest in ons, is het meest essentiële deel van dit Universum, dit om te antwoorden op de vraag door Priogogine gesteld: comment lhomme appartient-il au monde?
En zegt Prigogine nog en ik haal dit uit mijn dagboek van het jaar 2000 - Spinoza et Einstein étaient acculés à une forme de monisme : la théorie philosophique selon laquelle lUnivers et lEsprit ne font quun.
Maar hij had noch Einstein, noch Spinoza nodig gehad om tot dit besluit te komen, de New Physics hadden hem dit geleerd.
18-03-2014, 07:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-03-2014 |
Quasimodo |
En dan dit gedicht, Antico inverno, van Salvatore Quasimodo :
Desiderio delle tue mani chiare
nella penombra della fiamma
sapevano di rovere e di rose
di morte. Antico inverno.
Cercavano il miglio gli uccelli
ed erano subito di neve,
cosi le parole
un podi sole, una raggiera dangelo
e poi la nebbia, e gli alberi
e noi fatti daria al mattino.
Hij denkt, hoe vertaal ik dit gedicht van Quasimodo. En is het wel te vertalen, is neve niet meer sneeuw en heeft rovere niet meer de geur van eik dan eikenhout ? En ook, als men het gedicht enkele malen luidop heeft gelezen, is het bijna onvertaalbaar geworden, omdat men de inhoud ervan geassimileerd heeft met de klankenweelde van het Italiaans. Zo wat met una raggiera dangelo, is het een zonnestraal die de mist doorbreekt ?
Maar klaar als water is de aanhef : het verlangen van je blanke handen in de schaduw van de vlammen, ruikend naar eikenhout, naar rozen, ruikend naar de dood. Winters van ouds her.
Of denkt hij, herinner je, mijn grote geliefde, toen we voor het haardvuur zaten in die oude chalet. Je handen blank getekend in de schaduw van de vlammen, de geur van eikenhout, de geur van gedroogde rozen, en de nakende dood die toen in de kamer dreef en we wisten het niet.
En toen het sneeuwen ging, voor het raam de vogels die de granen oppikten die je had uitgestrooid, de vogels die waren als sneeuw, lijk de woorden die we toen spraken, tot een zonnestraal opsprong lijk engelenlicht uit de hemel en dan de mist erover en over de bomen, en wij, als van lucht in de morgen.
Maar het gedicht vertalen kan men niet, wel aanvoelen hoe het gedicht is gegroeid, zoals een tekening groeit, een sonate ontstaat.
Hij wist het nog heel goed, ze waren gevlucht uit de regen en hij had de haard aangestoken, de grote brede haard van de oude chalet, zwart geblakerd, met de boeken omheen hen, vreemde boeken met vreemde titels en namen van schrijvers die hij pas later ontdekken zou. Een wereld van ideeën samen in die kleine ruimte in la chambre des preux zoals de eigenaars van de chalet deze plaats noemden, terwijl de regen zong op de houten pannen op het dak.
Quasimodo en zijn Antico inverno, hoe dicht alles bij elkaar ligt. En nu vandaag hoe het kan dat hij hier in deze woning gezeten, teruggrijpt naar wat Quasimodo, wie weet waar en wie weet wanneer en onder welke omstandigheden geschreven heeft en thans, eens te meer, zijn soms pijn doende eenzaamheid weet te doorbreken, lijk una raggiera dangelo.
Een terugvinden, een herbeleven in korte beelden die eigenlijk heel weinig betekenen. Maar nu, terug opgeroepen worden, terug binnenkomen in zijn dagen en ze hem later, nogmaals en nogmaals overvallen zullen.
Het komt steeds lijk ebbe en vloed, lijk pijn na pijn, lente na lente en vreugde na vreugde. En onverwacht springt de herinnering op, een woord, een geur, een ritseling en de beelden schreeuwen je toe, met al wat er omheen is, wat heel ver af lag in de tijd, plots heel dichtbij.
Hij staat voor zijn tekentafel, het blad voor hem trillend van witheid. Hij trekt met potlood een lange lijn diagonaal over het blad, zijn pijn om het voorbije. En dan links bovenaan zijn blad als groeiend uit die ene lijn, tekent hij kleine vormen die uit en in elkaar geweven liggen, een bol kleine dunne stengels van paddenstoelen met half verwelkte kop en stukken steen eronder met mossen begroeid, met stukjes kevers, stukjes hagedissen. Alles vloeit uit zijn ene hand die Quasimodo is, die Eliot is, die Job is, die het verwoorden is van een aanwezige afwezigheid, of beter nog de eenzaamheid die vandaag meer dan anders wegen gaat : desiderio delle tue mani chiare.
Hij werkt uren verder tot het licht verdwijnt en hij voelt zich gelukkig, hij ziet hoe uit het niets, uit die ene schuine lijn dwars over zijn wit blad een tekening is beginnen te leven en een eigen bestaan heeft gekregen waaraan hij niets meer mag wijzigen.
Voor hij slapen gaat staat hij terug voor zijn tekening die het onzichtbare leven weergeven moet, uitgedrukt in potloodlijnen en potloodvulsel van zachtheid twee tot hardheid vijf, een ineen rijgen van lijnen en vormen zoals de natuur lijn en vorm in elkaar vloeien laat.
Terwijl op de radio, gedichten van welke schrijver ook, hem gevangen houden en hem bekoren om het spel van woorden waarachter de betekenis van wat hij zeggen wil verborgen zit.
Ingeschakeld in een gedicht krijgt elk voorwerp een betekenis in meer. Een schelp is meer schelp in een gedicht dan op het strand en dit in meer, is poëzie en poëzie is beleven.
In de nacht is hij opgestaan, de haard smeult nog na, de wind jaagt om het huis, het is als een zucht die komt uit het diepste van de aarde. Hij wil verder werken aan zijn tekening omdat hij er al een hele tijd mee wakker lag, er was een plaats die hij vullen moest wilde hij het ritme van de lijn en de opbouw van de vlakken krachtiger laten uitkomen. Maar hij slaagt er niet in het beeld dat hij in zich droeg en dat hem wakker had gehouden op zijn blad neer te zetten.
17-03-2014, 06:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-03-2014 |
Wat hij bereiken wou. |
Hij wou bereiken wat niet te bereiken is, hij wou komen tot een verhaal waarin het absolute centraal zou staan. Hij wou hierin alles opsommen, hierin alles verwerken.
Hij wou vertrekken vanuit de rijke aarde, opklimmen langs het kleine leven in de wortels van een grassprietje aan de muur van een Romaanse kerk, via het leven in de wortels van de struiken, in de wortels van de taxus en langs de stam ervan de luchten bereiken, de planeten en de sterren, sterrenstelsels doorkruisen, de oneindigheid in.
Hij wou in één ademstoot alle geslachten die voor hem waren, raken met zijn woorden, inkleden met zijn woorden, oproepen met zijn woorden, de zingeving ervan, de wondere textuur ervan, de ineen schakeling van leven in leven raken, betasten en weergeven in één enkele gebogen lijn die lopen zou van de oneindigheid links en voor hem, naar de oneindigheid rechts en achter hem, van zenit tot nadir, en hij een ogenblik het centrum ervan.
Hij had voorheen getracht het onvatbare te vatten in potloodtekeningen of kleine etsen, om nader te komen tot het wonder van het zijn. Erin binnendringen, ontspannen, geopend en met een immens verlangen een vonk in méér te zijn.
Dit niet te beschrijven gevoel is als een speerpunt in de nacht. En aldus, alles vergetend, is een rust gekomen die hij in lang niet meer had gekend, alsof alle leed geleden was. Alsof alle grote ogenblikken in zijn leven, samen met alle onaangename gebeurtenissen gebald achter hem lagen, ingepakt en hij van hier uit, vanuit het punt nul vertrekken kon, met een groot verlangen naar simpelheid, lijk het gras is op het grasperk, lijk een boom is, een roos is.
Al zijn krachten samengebundeld in één groot ogenblik van waaruit al het nieuwe dat nu komen zou, ontstaan zou, alsof de nakende dood van vader een nieuw vertrekpunt zou zijn voor hem en vaders laatste krachten zich vermengen zouden met die van hem, aldus ook vaders leven vergroeid in het zijne.
16-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-03-2014 |
Schrijver zijn |
Elke vrijdag is er een literair supplement bij De Standaard als bij Le Monde, het is verbazend het aantal boeken dat hierin week na week besproken wordt.
Het zal wel even verbazend zijn het aantal manuscripten dat blijft liggen in de schuiven na door de uitgevers te zijn verworpen.
Het is nu eenmaal zo en het zal altijd zo blijven, enkel de werken die enige kans maken op succes worden uitverkoren en succes is gelijk aan kwaliteit als het boek bij ons een verkoop haalt van 50.000 exemplaren, zoals Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans.
Ik weet dat ik verkeerd bezig ben, dat ik me leeg schrijf met mijn blog, maar ik weet ook en het werd hoog tijd dit te weten dat ik me tevreden moet stellen met mijn dagelijkse publicatie die toch een redelijk aantal lezers, of dan toch bezoekers kent.
Ik zoek en blijf zoeken. Het zoeken als schrijver is voor mij broodnodig is, het vult mijn dagen, het is mijn leven. Ik geef me totaal bloot in de woorden die ik breng. Ze verhalen van mijn dagelijkse realiteit, ze verhalen ook van het relaas van mijn vluchtpogingen, mijn vlucht in het ongerijmde van droom en verlangen. Ik zou dit meer moeten doen, maar de gelegenheden om op dergelijke wijze op te treden zijn schaars en zullen schaars blijven.
Gisteren was er een poging uit te zwerven, mijn verbeelding even aan te scherpen en te trachten een sfeer op te roepen omheen een ingebeelde ontmoeting in een boekenwinkel.
Het zou literatuur worden indien ik deze ontmoeting zou kunnen gebruiken als springplank tot een korte novelle, maar ik steiger reeds als ik denk aan de moeite en de aangehouden inspanning dat het me kosten zou.
Een blog schrijven is dus voor mij (wellicht) het maximum.
Ik zal het er maar bij laten, al weet je nooit.
15-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-03-2014 |
Dromend |
Het geluk een woonkamer te bezitten zoals deze hier die uitgeeft op het land van zijn vader en van zijn vaders vader. Een kamer met open haard, met op de tafel naast hem een bundel van T.S.Eliot en in een blauwe Chinese vaas enkele takken bloeiende forsythia en met Schubert op de radio.
Maar vandaag drukt hem de eenzaamheid en roept zijn lichaam om tederheid, roept om een lichaam dat hij tegen zich kan drukken, waarin hij zich verliezen kan, zoals vroeger, toen zij er was en hij voelde hoe ze zich totaal opende voor hem, ongeremd en onbeperkt.
En nu, hoe vreemd het leven is, in zijn gedachten nog het blanke gelaat van de dame die hij ontmoette de vorige dag, in een boekenwinkel in de stad en de vraag die hij las in haar ogen, toen ze naast hem stond voor de rijen boeken, een vraag die hij meende te lezen en die hem onvermijdelijk zal blijven bezoeken de komende dagen tot de echo ervan zich mengen zal met alle andere herinneringen.
Deze morgen, wandelend onder de bomen, met naast het huis het ontluikende bos met de krijsende eksters hoog in de bomen, terug die blik van haar, een droom die niet stilvalt, die niet ophoudt maar groeien blijft. Het zwellen van een gevoel dat smeekt om te worden omgezet, opgetekend in kleur, in vlakken en in lijnen, in licht en in donker, neergezet in noten op een notenbalk. Welke waren de droomgevoelens die leefden in Schubert toen hij zijn Andantino componeerde, wat bezielde Memling toen hij Maria Moreel maalde?
Hij droomde weg in een gedachtewereld die niet meer van hem was doch van een soort spiegelbeeld. Hij zag haar witte handen en de roos gelakte, verzorgde nagels en het beeld sprak in hem : Ik wil je, ik wil je. Hij zag hoe ze een boek uit het rek haalde en iets zeggen wilde alsof ze samen hoorden.
Hij keek haar aan en zocht haar ogen achter haar brilglazen, ogen die lichtend waren, verlangend, grijzer dan grijs, ogen die een wereld waren, een sluimerend ogenblik verlangen waren. De boeken bewogen omheen hen, hij verdwaasd, de titels op de ruggen las, de letters binnendrongen en zich niet verzamelden tot begrippen, terwijl dit ogenblik een onvervuld verlangen was, een zee van zovele levens uitgestreken, neergezet in tekens. Het licht was de stilte en alles samengesmolten tot één groot niet te bepalen gevoel, groeiend in hem.
Hoor je me ? dacht hij. Hoor je wat ik je zeggen wil over mijn eenzaamheid?
Zijn hoofd neigde naar haar toe, zijn lippen raakten haar lippen, even maar, alles een binnenglijden in het irreële, in de onbestaande wereld van het verlangen elkaar te bedekken zonder schroom met woorden die niet gesproken worden, maar zich voltooien waar handen gelegd worden op plots toegankelijke plaatsen, om weg te zinken in het grote wilde wonder waar alle leven woont, waar hij haar en zichzelf raken kan tot in het diepste van hun cellen.
Hoe lang duurt het ogenblik van het denken het terwijl alles zwol in hem, alsof er van haar tot hem en van hem tot haar, een gebeuren was dat zich voltrok als in een tunnel, gevuld met klanken die niemand horen kon, die dwars doorheen de rijen boeken gingen.
En wat in hem gebeurde, weerspiegeld in haar gelaat, in de lijn van haar lippen, in de roep van haar ogen die hun kleur verloren. De wezenloze wereld van droom en woorden.
14-03-2014, 07:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-03-2014 |
Herademing |
De dag opent zich moeilijk. Hij kan hem niet ontwijken, kan hem niet dichtsnoeren om niet te zijn maar hij zit met het gevoel dat hij zich klem gereden heeft met zijn blog en dat hij zich moet heroriënteren.
Hij had gedacht zijn blogs op elkaar te laten volgen om uiteindelijk een verhaal/roman te vormen en komt nu tot de conclusie dat hij zich vergaloppeert heeft, dat het vermengen en beheersen van elementen als droom, realiteit, herinnering en inventiviteit, moeilijker uitvalt dan eerst gedacht en dat hij nu ergens geblokkeerd zit. Ook omdat hij het verhaal omheen vader uit zijn dagboek van vroeger dacht te kunnen overnemen maar dat dit verhaal veel te vroeg komt.
De vloeiende lijn ontbreekt, het gaat niet op een verhaal zo maar dag aan dag op te bouwen als je niet weet hoe het verder moet en je elke dag opnieuw moet gaan vissen om de ruimte van een blog te vullen.
Het is evenwel zo dat mijn blogs slechts fragmenten van een geheel uitmaken die later op een andere, meer logische plaats zullen worden samengebracht.
Niet gepubliceerd als blogs die elkaar opvolgen, is dit geen probleem, maar opgenomen dag na dag wordt een aaneensluitend verhaal verwacht, zodat verwarring mijn deel is.
Mijn blog van vandaag is dan ook een herademing, een poging duidelijker af te lijnen waar ik heen wil en hoe het verder moet. De lezer moet er dus rekening mee houden dat elke blog in de eerste plaats een voorlopig afzonderlijke bijdrage is.
13-03-2014, 11:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |