xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hij wou bereiken wat niet te bereiken is, hij wou komen tot een verhaal waarin het absolute centraal zou staan. Hij wou hierin alles opsommen, hierin alles verwerken.
Hij wou vertrekken vanuit de rijke aarde, opklimmen langs het kleine leven in de wortels van een grassprietje aan de muur van een Romaanse kerk, via het leven in de wortels van de struiken, in de wortels van de taxus en langs de stam ervan de luchten bereiken, de planeten en de sterren, sterrenstelsels doorkruisen, de oneindigheid in.
Hij wou in één ademstoot alle geslachten die voor hem waren, raken met zijn woorden, inkleden met zijn woorden, oproepen met zijn woorden, de zingeving ervan, de wondere textuur ervan, de ineen schakeling van leven in leven raken, betasten en weergeven in één enkele gebogen lijn die lopen zou van de oneindigheid links en voor hem, naar de oneindigheid rechts en achter hem, van zenit tot nadir, en hij een ogenblik het centrum ervan.
Hij had voorheen getracht het onvatbare te vatten in potloodtekeningen of kleine etsen, om nader te komen tot het wonder van het zijn. Erin binnendringen, ontspannen, geopend en met een immens verlangen een vonk in méér te zijn.
Dit niet te beschrijven gevoel is als een speerpunt in de nacht. En aldus, alles vergetend, is een rust gekomen die hij in lang niet meer had gekend, alsof alle leed geleden was. Alsof alle grote ogenblikken in zijn leven, samen met alle onaangename gebeurtenissen gebald achter hem lagen, ingepakt en hij van hier uit, vanuit het punt nul vertrekken kon, met een groot verlangen naar simpelheid, lijk het gras is op het grasperk, lijk een boom is, een roos is.
Al zijn krachten samengebundeld in één groot ogenblik van waaruit al het nieuwe dat nu komen zou, ontstaan zou, alsof de nakende dood van vader een nieuw vertrekpunt zou zijn voor hem en vaders laatste krachten zich vermengen zouden met die van hem, aldus ook vaders leven vergroeid in het zijne.
|