Ik schrijf in de richting van het laatste moment van mijn bestaan op aarde, het moment dat ik te overwinnen heb. Ik zegde het reeds er is geen vrees, er kan hoogstens spijt zijn om wat ik niet meer zien zal, niet meer meemaken, niet meer ondergaan zal, al die kleine feiten en gebeurtenissen die ons leven inkleuren en zo tergend interessant maken.xml:namespace prefix = "o" />
Maar anderzijds zal het een enorme rust, een rimpelloos bergmeer zijn waarin ik zal onderduiken in de oneindigheid van geborgenheid, van peis en vrede met mezelf en met het omringende. Mijn taak zal uitgedoofd zijn maar mijn woorden zullen nog een tijdje blijven rondzwerven, zullen zaadjes zijn die in de meest vreemde vormen kiemen zullen omdat ik er enkelen (hopelijk velen) zal aangezet hebben even na te denken over wat het leven is en over wat de dood kan zijn, gespiegeld aan het wonder van het leven.
Aangezet zal hebben tot het stellen van vragen over het waarom van hun, van ons bestaan, de opdracht die we meekregen bij onze geboorte. Niet even zinvol voor allen, niet even duidelijk voor allen, maar de rode draad die door de massale vormen van het leven loopt, standvastig, immer zoekend, om uit te komen uiteindelijk maar niets zegt ons dat dit het eindpunt is in de menselijke geest, waarin de kosmische geest zich (even) reflecteert.
Deze reflexie is onze hoop op Iets dat even wonderbaar zal zijn als het leven is; even wonderbaar als het bestaan van elke vorm van leven, tot de meest grillige en meest kleurrijke vormen ervan, in de donkerste punten van de oceaan. Elke vorm van plant en dier een poging zijnde om uit te komen, na een reis van miljarden jaren, in het woord, het landschap van de geest, dat woekert in ons en ons verheft tot grote hoogtes.
Misschien is de dood een nog grotere hoogte?
|