 |
|
 |
|
|
 |
06-02-2014 |
Pas de Lona en D.H.Lawrence |
Soms gebeurt het dat ik niets te schrijven heb, dat ik de moed niet heb te gaan bladeren in een of ander boek, de moed en de kracht niet om te gaan neerzitten voor mijn klavier, alhoewel ik weet dat ik een tekst te schrijven heb. En dan gebeurt het kleine wonder, schuiven plots gedachten door mijn geest en ben ik in de bergen op de weg over de rotsen naar le Pas de Lona, en op het einde van die stevig stijgende rotsweg gekomen - die ik ettelijke malen heb afgelegd - kom ik boven op de alpenweide waar de weg zich verder slingert over de alp tot aan de Pas de Lona of de overgang tussen twee valleien.
Echter eens aangekomen op de alpenweide en vooraleer verder te gaan, neem ik een rustpauze en ga ik naar links, naar een kleine moerassige vlakte met edelweiss, met gentiaan, met arnica en genepi. Een grote verrassende mengeling van grassen en mossen en bloemen, een wondere kleine tuin met stil vloeiend water waar het heerlijk is te vertoeven.
Je loopt er rond met je camera, je tracht er elke bloem, elke plant te fotograferen alhoewel het niet hoefde, want het beeld is in jou geprent en zal je niet meer loslaten, zelfs al weet je, dat je nimmer meer de klim zult doen en die specifieke plaats nimmer meer bezoeken zult. Maar ze staat gebrandmerkt in je geest.
Niemand zal weten over welke plaats het precies handelt, enkel zij die het pad, vertrekkende van uit Grimentz en komende ter hoogte van de bomengrens, naar links, richting het zuiden nemen, een kleine alpage oversteken en dan immer naar links, over de bergstroom om, in de flank van de bergrug, naar het westen toe, het gewenste pad te vinden dat steeds maar stijgend doorloopt tot de hoger gelegen alpage, waar die speciale tuin zich bevindt.
Maar wat de gentianen betrof die ik er vond, las ik later, in dat Putje van Milete van Stefan Hertmans gehaald uit de duizend paginas gedichten van D.H. Lawrence, die fameuze zin waar Lawrence een prachtig gedicht aan ophing:
Not every man has gentians in his house
In soft September, at slow, sad Michaelmas
Vertaald door Hertmans als:
Niet iedereen heeft gentianen in zijn huis
In de zachte maand september, op trage, droeve Sint-Michiel
Stefan Hertmans schrijft waarom hij dit gedicht zo indrukwekkend vindt: Griekse mythologie, christelijke symboliek, autobiografie, ze komen hier samen in een onomkeerbare gang naar de hel.
Ikzelf had genoeg aan de beginregel en schreef mijn gedicht met een totaal andere visie. Ik heb het al eens gepubliceerd als blog in 2012, maar ik heb het herwerkt en herneem het morgen.
06-02-2014, 00:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2014 |
Nog Chartres |
In de valavond vlucht hij weg in Charpentiers kathedraal van Chartres. Zijn ganse leven is zo een vluchten geweest uit de realiteit, de onaangename dingen ver wegschuivend om te trachten op te stijgen in het domein van de geest.
Le vitrail gothique, toujours expliqué, toujours inexplicable qui durera le temps du gothique vrai. Maître et serviteur de la lumière et dont leffet vient moins de la couleur de ses verres que dune certaine qualité inanalysable de cette couleur et de ce verre
car en réalité ce verre ne réagit pas à la lumière comme une vitre ordinaire. Il semble devenir une pierre précieuse qui ne laisse pas tellement passer la lumière mais qui devient elle-même lumineuse
Vitrail et gothique vrai, sont inséparables et comme le gothique vrai, le vitrail est un produit de haute science. Le vitrail est un produit de lalchimie.
Wat is dit blog van hem anders dan zijn tocht langs de wegen van de geest, de wegen van de bezieling van zovele anderen die hem meeslepen met hun gedachten, hun bevindingen en hem gelukkig maken met een gevoel in meer, een kennis in meer.
En zijn dankbaarheid is groot voor het immens creatieve van zijn broeders in de geest, uit ver vervlogen tijden, die door hun ingesteldheid, door hun poëtische verworvenheid nog immer aanwezig zijn onder ons, hun creatieve geaardheid aanwezig in de materie van de glasramen, lichtend zoals poëzie het licht van de geest uitstraalt, of het woord dat levend wordt in het glasraam.
05-02-2014, 00:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2014 |
Adonis |
Ik heb in mijn rekken boeken, een boekje van Adonis staan, An introduction to Arab poetics. Een prachtig uitgegeven werkje, vertaald uit het Arabisch door Catherine Cobham en handelend voor een groot deel over de band tussen de Koran en de poëzie.
Adonis, geboren Ali Ahmad Saïd Esber (°1950) komt uit een Syrische Shiïete familie en woont sedert bijna dertig jaar in Frankrijk. Hij wordt aanzien als een van de belangrijkste hedendaagse Arabische schrijvers en dichters.
Le Monde van 31 januari publiceert een interview met Adonis naar aanleiding van het verschijnen van zijn Printemps arabes(1], een verzameling van 24 persartikels in diverse dagbladen over de laatste drie jaren verschenen. Deze handelen minder over de in gang zijnde revoluties - wel een eerbetoon aan Tunesië: Une alie de papillon tunisien a engendré un ouragan arabe dan over de structurele moeilijkheden die een beletsel zijn voor de Arabisch-musulmaanse wereld om te evolueren naar een democratie.
Adonis is een voorstander van de zo noodzakelijke scheiding van religie en staat. Opmerkelijk is zijn oordeel over de Arabische maatschappij die bij beschuldigt ter plaatse te trappelen sans vision, sans science, sans art, sans philosophie.
Zijn lauwe houding ten overstaan van de Syrische president Bachar al Assad stuitte op zware kritiek vanwege de Intelligentsia van het Midden-Oosten. Maar Adonis, schrijft Le Monde, persiste et signe. Met nog een raad van de recensente, Cathérine Simon : A lire la tête froide.
Misschien zijn er onder mijn lezers die interesse hebben en zich een beeld willen vormen over wat er op heden omgaat onder de midden-oosterse intelligentsia?
Printemps arabes. Religion et Révolution dAdonis. traduit de larabe par Ali Ibrahim, La Différence, Politique 160 p., 16.
04-02-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2014 |
Chartres, de Kathedraal |
Louis Charpentier in zijn Les Mystères de la Cathédrale de Chartres spreekt over de Spiritus Mundi van de alchemisten of de wouivre ailée, le grand serpent céleste die de aarde omhult met een groot vitaal krachtenveld dat even onmisbaar is als water en lucht, als aarde en vuur.
De aarde wentelt dit krachtenveld binnen in de richting van west naar oost. Het impact ervan op de mens loopt van het oosten in de richting van het westen. Dit is de reden waarom het koor van de kerken en kathedralen gericht is naar het oosten; waarom de priester zich destijds voor het altaar opstelde met de rug naar de gelovigen, de armen open gespreid, de handpalm gestrekt teneinde deze krachten op te vangen en door te geven aan de gelovigen en zegt Charpentier, de gelovigen staande de mis bijwoonden nu-pieds pour conjuguer en eux le courant qui vient du sol à celui qui vient du ciel .
Vandaag is dit totaal overbodig, is deze metafysische ingesteldheid, deze ganse symboliek van een kosmische verbondenheid totaal verloren, gewild of uit pure onwetendheid. Alles wordt nu herleid tot weinig zeggende woorden die naakt over de hoofden van de mensen, via een micro, worden uitgegoten.
En Charpentier schetst in enkele lijnen het essentieel verschil tussen de romaans en de gotische bouwstijl:
Le Roman statique par essence, a ses formes dirigées du haut vers le bas, la voûte pèse sur les murs. Le Gothique bâtie sur une dynamique de pression, a ses forces dirigées du bas vers le haut. La voûte romane sécroule, la voûte gothique
ne pèse plus mais gicle vers le haut sous les poussées des contreforts latéraux.
Ik denk dat de gotische kathedraal zuiver alchemistisch is, dat ze een athanor is; dat haar ruimte een kosmisch geladen ruimte is die de mens optillen moet naar een nieuw, zuiverder en intenser leven, optillen moet naar de mens die hij zogezegd was vóór de val. De kortzichtigheid van de mens van deze aarde, die de goddelijke wetten meent te kunnen bepalen en deze oplegt aan de mens in de wereld, heeft de gotiek niet begrepen, de gotiek is de maatstaf van de nieuwe mens.
03-02-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-02-2014 |
De dag opende |
De dag opende
op een kreet, vandaag,
een kreet die honderdvoudig
hangen bleef,
snijdend door mijn leden,
door de cellen van mijn geest.
Het land met letters
bezaaid
maar geen woorden
toen we hoorden
dat er een tijd zou komen
dat jij er niet meer bent
in een straat of een huis
waar je immer waart.
We hielden de adem in
voor een lange tijd.
Terwijl het regende
en winden in de bomen,
vertelden
waar we waren,
overmoedig destijds
en o zo jeugdig,
over onweer in de Highlands
en zonovergoten
wijngaarden in de Valais,
Hoorden we
en hielden de adem in
voor een lange tijd.
En vanmorgen,
of ik spreek of ik zwijg,
of ik smeek of ik wanhoop,
of ik treur of ik aanvaard,
je echo zal er zijn
een lange tijd.
Gedachten die blijven
In sferen
waar ze niet hoeven te zijn:
kan het niet
dat er een wereld zou zijn
zonder jou.
Jij glimlachend
zoals ik je laatst zag,
ik doorboord,
met zorgzaam hart.
02-02-2014, 05:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-02-2014 |
Gegoochel |
Flintergedachten
lijk vlinders
in onze handen terecht gekomen,
gegoochel van woorden
zonder zin noch betekenis,
een waterbeeld
van klaterzilver
met wolken getint.
Roerloos hangen dagen
te dromen
tot ze voorbij zijn
terug te komen
om opnieuw dicht te gaan,
keer op keer
gevolgd en opgetekend
en er voor altijd te staan.
Witte bladzijden
Geruisloos doorzichtig
over lege velden
tot inkeer gekomen,
voor een lange wijl toegesproken
en opgevuld
met symbolen,
strakker dan ooit.
Kom ik aan je deur voorbij,
geopend of gesloten,
dan wacht ik even
tot het tijd wordt
om verder te gaan.
01-02-2014, 08:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-01-2014 |
Lettre à Gustave |
Mon cher ami Gustave, fratello mio,
En ce dernier jour du mois de janvier 2014, je sens la grande envie de madresser à toi.
A toi, dans ton Home du Soleil où je te sais présent comme si jétais là avec toi. Comme si je te voyais assis, au fond du couloir et me voyant approcher, que tu te levas pour me saluer en me serrant dans tes bras, chaudement comme cela a toujours été le cas lorsquon se rencontrait.
Que de souvenirs, que de joies intenses, que de moments précieux passés ensembles. Fut-ce le Bieshorn, ou la Cabane du Tracuit, fut ce Les Couronnes de Breyonnaz ou lorage de grésil à la descente ; fut-ce les cabanes du Grand Mountet, de lArpittettaz, de Moiry, fut-ce une des nombreux descentes en la forêt à la recherche de chanterelles, de pieds de moutons, dagarics, fut-ce le jour où tu mamena au Déjert, au-dessus dAyer, pour y trouver lauberge fermé, mais toutes sortes de boissons qui nous attendaient dans la cuve où coulait leau de la source.
Innombrables ces souvenirs que jai eus le grand plaisir de partager avec toi, Gustave, mon grand ami, fratello mio, comme jaimais tappeler, parce que tu étais un frère pour moi.
Je ne técris pas souvent, mais il ny a pas de jour que je ne pense pas à toi. Ce jour-ci, le dernier jour de janvier, je me hâte de te saluer et de te serrer dans mes bras pour te répéter ce que tu signifies pour moi, pour te rappeler le grand ami que tu es resté et combien je me sens séparé de toi.
Sache que nous ne nous sommes jamais séparés, sache que je suis avec toi dans ton home et que toi tu es ici avec moi dans ce plat pays que tu connais.
Je te salue de tout cur en te souhaitant une très bonne journée, pleine de lumière, pleins de souvenirs, pleine damitié.
Charles
31-01-2014, 07:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-01-2014 |
Geheime formule |
Geachte Lezer, U bemerkte het reeds, maar van tijd tot tijd de Computer van Bloggen speelt me parten, hij vergast me telkens op een vreemde formule die ik, ondanks mijn herhaalde pogingen om deze te deleten, er maar niet altijd in slaag, met het gevolg dat u ziet. Ugo en Karel
30-01-2014, 09:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Harry Mulisch |
Het leven hangt met toevalligheden aan elkaar
Schrijft Harry Mulisch in zijn Ontdekking van de Hemel, of, anders gezegd met de woorden van Ada, een van de hoofdpersonages:
Volgens mij is alles voorbestemd. Het staat allemaal in de lijnen van de hand.
Voor mij is dit duidelijk het geval wat zijn Ontdekking betreft, deze voorbestemming is het hoofdthema van zijn boek. Ik zie hoe hij gewerkt heeft alsof hij begonnen is met de laatste bladzijde en hieruit alles is voortgevloeid, en niet omgekeerd zoals men verwachten zou dat alles voortvloeit uit het begin.
Ik weet dat dit een boude vooropstelling is, maar de wijze waarop hij, met liefde en trots, zijn zakboekje toonde een beeld op tv dat me is bijgebleven - waarin hij de structuur van zijn roman had geschetst, neigt in deze richting. Het boek, waar ook een psalm van de Bijbel naar verwijst, was dan wel het zakboekje van Mulisch zelf.
Ik zou andersom werken, ik zou beginnen bij het begin en zien waar ik zou uitkomen, zoals bij een tekening waar je begint bij een lijn getrokken over het wit blad Steinbach en dan zien hoe je deze lijn geleidelijk aan kunt aan-en opvullen. Maar wat betreft de omstandigheden ik noem dit geen toevalligheden - volg ik hem, we ontkomen niet aan het leven dat we hebben, het wordt ons opgedrongen, we moeten er alleen voor zorgen niet over de streep te gaan. En dan kunnen we stellen dat ons lot getekend ligt in de lijnen en lijntjes van onze (linker)hand.
En als Mulisch geen Nobelprijs winnaar literatuur is geworden dan ligt dit niet aan hem, noch aan zijn werk, maar aan de omstandigheden.
Zo, gaat het dan, je produceert een boek van negenhonderd paginas en dit laat je toe te hopen. En ik vermoed ik zou het in elk geval gedaan hebben ik vermoed dat je dan elk jaar, als het ogenblik gekomen is, verwacht dat je gebeld wordt om je te zeggen dat je de meest prestigieuze prijs die je als schrijver kunt ontvangen, werd toegekend.
Uiteindelijk denk ik dat hij te vroeg gestorven is om zijn hoop gerealiseerd te zien. Alhoewel, wat het Nederlands taalgebied betreft er misschien een andere kandidaat in de schuif ligt en dan denk ik aan Cees Nooteboom.
30-01-2014, 09:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-01-2014 |
Verbondenheid |
Hoe verbonden hij zich voelde deze morgen, deze gezegende wintermorgen. Het licht wit bijna en parelgrijs de luchten, de bomen bewust van hun kracht en hun grootheid, onaantastbaar in hun statigheid. En later op de dag, tijdens het gesprek met een vriend, ineens een lange stilte alsof ze opgenomen werden in de ruimte, en de tijd er enkele ogenblikken stilstond terwijl ze niets meer waren dan deel van de ruimte, deel van de tijd en deel van de bomen omheen het huis.
Het zijn dergelijke momenten die hij opneemt in zijn blog. De andere dagelijkse gebeurtenissen krijgen geen gehoor, hij schrijft eromheen. Achteraf, zal van al deze dagelijkse dingen geen spoor gevonden worden in zijn geschriften die enkel de bewegingen van zijn geest en zijn gevoelens weergeven. Het zijn deze roerselen die in zijn vingers kruipen als hij begint te schrijven, zoals vandaag.
Alles wordt dan een steeds maar weer terugkerende golfbeweging, dichter komen tot wat achter de dingen leeft. Hij weet dat hij het vinden kan in de kleinste mossen als in de verste galaxieën, in het oneindig kleine als in het immens grote. Hoe het te benaderen is, hoe hij er via het woord kan in binnendringen is precies wat hij altijd heeft beoogd en aan de basis lag van het dagboek dat hij bijhield.
Dit is zijn zoektocht en zijn gebed hier op deze aarde. Nog is alles een moeilijk te ontwarren kluwen, nog moeilijker gemaakt door de beperktheid van het woord. Maar hij ziet een uitkomst.
29-01-2014, 00:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-01-2014 |
Tao |
Een blog in het Frans voor een vriend - lezer die telkens een inspanning doet om me te volgen in het Nederlands.
Dans notre blog du 16 janvier (le poème VI), nous nous sommes référés au contenu du chapitre 25 du Tao le King de Lao Tseu où nous lisons :
Il y avait quelque chose dindéterminé et tout de même complet qui existait avant le ciel et la terre. Cette chose navait ni forme, ni son, elle ne dépendait de rien dextérieur, opérant sans arrêt dans un mouvement circulaire. Elle peut être considérée comme la Mère de tous les êtres sous le ciel
Ne connaissant pas son nom, je le dénomme Tao.
Ainsi, Lao Tseu, il y a 2.500 ans, nous dit que lUnivers na pas connu de commencement mais quil y avait quelque chose dindéfinissable qui était à lorigine de tous les êtres sous le ciel et quil désigne par le mot Tao, un mot qui est intraduisible, inexplicable, indéfinissable. Le Tao est et il na dautre modèle que lui-même.
Le Tao est-ce une substance ? Lao Tseu ne se prononce pas, il dit simplement que ce mot ne veut rien dire dautre que quelque chose dIndéfinissable, quelque chose qui était tout de même complet et qui existait avant le ciel et la terre. Si nous admettons que le Verbe dont parle Saint-Jean est quelque chose dIndéfinissable, nous rejoignons Lao Tseu.
Et lorsque nous consultons La Fin des Certitudes d Ilya Prigogine ( Edition Odile Jacob, 1996, page 202) , il y a une image qui nous laisse rêveur et qui nous donne une très vague idée de ce que pourrait être cette Intelligence, incorporée, maçonnée dans la matière : que dans latome dhydrogène lélectron tourne pour ainsi dire, à peu près dix mille milliards de fois par seconde !. Les auteurs de la Bible ignoraient tout cela, sinon ils nauraient pas insisté que nous sommes poussière et que nous retournerons à poussière. Mais à lheure actuelle et ceci depuis les années 1920, le voile qui couvre la matière et sa composition réelle se lève peu à peu.
Et je me demande parfois que serait devenue la civilisation occidentale si notre point de départ, au lieu dun Dieu anthropomorphe, comme il nous a été présenté et continue à être présenté, avait été proposé comme quelque chose d'Indéfinissable.
28-01-2014, 08:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-01-2014 |
Januari bijna voorbij |
Sprankels licht
in brede banden schaduw,
bloemen ons verrast
van helleboris
uit de kille aarde
geboren
zonder omwegen
in meer dan franjes opgeschoten.
Eksters krijsend in de bomen,
Meesjes
ondersteboven,
en wij er langs gekomen,
leeg gedacht
maar innerlijk bewogen,
de open luchten
toegedekt met woorden,
nog ademend.
Kreten van groei overal,
januari pas begonnen
en reeds voorbij,
hoe vlug de tijd
amper opgetekend
we houden hem niet bij,
alsof tijd de wereld was
en niet de taal.
27-01-2014, 01:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2014 |
Whistler |
Hij denkt aan Jorge Luis Borges die hij tracht te lezen in het Spaans, die in zijn essay over la Poesia gauchesca, uit zijn bundel Discusión, de vraag herhaalt aan Whistler gesteld, hoeveel tijd het hem gevergd heeft om één van zijn Nocturnos te schilderen en het antwoord van Whistler : toda mi vida.
Het moet dan ook duidelijk zijn dat wat geschreven wordt in de verlenging ligt van de dagen de toda su vida. Elk woord, elke zin wordt geboren uit alle woorden en alle zinnen die eraan voorafgaan. Niets is nieuw, alles wat hij schrijft vindt ergens zijn wortels.
Zo vloeit het ene voort uit het andere, is het ene de oorzaak van het andere, ben ik begonnen Borges te lezen omdat ik op een gegeven dag in een boekenwinkel in Alicante, boven op een rek een eenzaam boekje heb gevonden met Borges negen essays over Dante. Een boekje dat me dermate heeft geïntrigeerd dat ik Dante ben gaan lezen en twee à drie jaar lang niet anders heb gedaan dan me verdiepen in Dantes Divina Comedia.
Hubble ook was geïntrigeerd door de vaststelling dat er niet één maar meerdere melkwegstelsels waren, wat Georges Lemaître op de idee bracht van een uitdijend Universum of was dit een idee van Edwin Hubble? - dat oorspronkelijk ontstond uit een oer-atoom dat na een Big Bang uiteenspatte.
In elk geval is het zo dat de ruimte telescoop de naam draagt van Hubble en niet de naam van Lemaître. Zo gaat het nu eenmaal in het leven.
26-01-2014, 01:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-01-2014 |
Fragment uit een dagboek (4) |
4.
Hij bezit nog altijd het stuk verwrongen staal, herkomstig uit het vroegere Sidmar, dat een vriend van hem, Paul V. op een dag meebracht voor hem. Het ligt op zijn werktafel. Het gewicht ervan doet hem denken aan de formule van Einstein : Energie gelijk aan de massa vermenigvuldigd met de snelheid van het licht in het kwadraat. Hij weet dat dit stuk staal een aggregaat is van miljarden atomen waarin de elektronen zich met een enorme snelheid omheen de kern slingeren, onophoudend. En elke elektron is een begin van wat geest zou kunnen zijn. Maar wie kan zich ook maar inbeelden dat dit stuk staal, dat roerloos op de tafel ligt, oneindig is en levend in zijn innerlijk bewegen.
Twee zaken wou hij hier aan toevoegen, twee vreemde ongelooflijke vaststellingen die niet van hem zijn maar van de wereld omheen hem.
Een eerste vindt hij in een oud nummer van de National Geographic, namelijk dat Edwin Hubble in 1924 ontdekte dat het Universum zich niet beperkte tot ons melkwegstelsel maar verder uiteenschoof tot in het onvoorstelbare oneindige: To-day we know that galaxies are as common as blades of grass in a meadow. They number perhaps a hundred billion ! Not only did Hubble vastly extend the measures of the Universe but he also ended the notion that the heavens are constant and unchanging. In 1929 he proved that the Universe is steadily expanding like a balloon. He showed that the galaxies are all in motion flying apart from each other at speeds proportional to their distances. This principle the farther away a galaxy is the faster it moves - became established a Hubbles law. En een tweede haalde hij bij Von Ditfurth in zijn Children of the Universe:
Before1965 a second was officially defined as 1/315.569.259.747 of a year. Since 1965 a second has equalled the time it takes a caesium atom to vibrate back and forth exactly 9.192.631.770.0 times. This is the official definition of the second issued by the International Union of Weights and Measures at a general conference held in Paris in 1964.
Hij kon zich niet inbeelden wat het vibreren of het trillen van een cesium-atoom wel betekenen kon en hoe het aantal ervan, meer dan negen miljard trillingen per seconde geteld kon worden.
Hij kon evenmin aanvaarden - en dit was voor hem het allerbelangrijkste - dat, gezien zijn structuur, een atoom, om het even dewelke, of kleiner nog, het elektron of nog kleiner, het allerkleinste deeltje dat nog geen naam kreeg maar dat men zoeken blijft, het gevolg zou zijn van een toevalligheid, totstand gekomen uit het niets, als de bouwsteen van het Heelal.
Wat een ongelooflijke sensationele wereld die beweegt om en in ons, uiteindelijk gedragen door het leven in het atoom, door de trillingen van de deeltjes van de atomen, of het woekerende, doch geordende leven in hem onderhevig aan het woekerende, geordende leven in de natuur. Elektronen en andere subatomaire deeltjes die wegspatten uit ons en zich mengen in een minimale fractie van tijd met de oneindigheid, zodat ook alles in ons, Universum is.
Onmiskenbaar ons lichaam deel van het materieel aspect van dit Universum en onze geest die even onvermijdelijk moet bestaan uit die deeltjes Universum, even onvermijdelijk ermee en erin verweven.
En later, hij wandelt door het bos, door het onzichtbare leven van het bos, varens, mossen, bramen, kamperfoelie ; de wilde bruisende geuren waarin de zwoelte van de zomer hangt. Met de vlekken zon door het gebladerte, de schichten licht, de schaduwplaatsen. En komende uit de boswegel de open velden, de weide met de bloemen, bestrooid met duizend kleuren, met bijen en vlinders, met kevers, en uitstekend boven het golvend koren, in de verte de spits van een kerktoren, het teken van de hunker in ons. Alsof enkel het omringende bestond en hij versplinterd was in bos en weiden en korenvelden en zomer, onbestaande zoals deze nacht toen hij wakker werd en hij niet wist wie hij was noch waar hij was, vlottend in een nog nimmer gekend gevoel dat was als een wolk van bloesems en parfums dat hij nu herbeleefde, alsof hij verder dromen kon, alsof hij terug binnen zijn droom bewegen kon, terwijl de lucht binnenkwam in zijn longen en zijn handen kringen maakten van verbazen. Ik omhels je, had hij gedacht, wie je ook waart die mijn hand omknelde en mijn ogen vulde, ik omhels je.
25-01-2014, 00:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-01-2014 |
Sporadisch |
Soms krijg ik een reactie binnen op wat ik schrijf en alhoewel dit maar sporadisch gebeurt, toch moet ik zeggen dat het voor mij een steun betekent te meer dat deze reacties telkens positief en lovend zijn geweest.
Moet ik er me zorgen over maken als er niet meer zijn die een teken van leven geven en als het telkens de zelfde personen zijn?
Ik denk het niet en ook, mijn leven lang heb ik geschreven zonder enige positieve of negatieve bemerking, dus ik doe gewoon verder.
In feite schrijf ik in de eerste plaats voor mezelf. Ik ben bezig alsof mijn blog mijn dagboek vervangt en wat ik voorheen neerschreef in mijn Economist-diary, komt nu op mijn blog terecht en wordt op deze wijze de wereld alhoewel een uiterst beperkte ingestuurd, terwijl het voorheen achter slot en grendel werd bewaard, wat een immens verschil is.
Het blog is trouwens de enige mogelijkheid die me nog rest want mijn geschrift is onleesbaar geworden, zelfs voor mezelf.
Ik zit nog altijd gewrongen met de uitverkoren poëzie van De Standaard die op 30 januari nogmaals aan bod komt. Ik daag me zelf uit om in de toekomst enkel nog gedichten van die aard te schrijven. Of ik erin slagen zal maakt de toekomst duidelijk.
Mijn blog blijft aldus een gesprek met mezelf, gezeten voor mijn scherm,. Soms doe ik het met veel genoegen als de woorden vlug en duidelijk komen, op andere dagen is het a struggle om te bereiken wat ik bereiken wil. Het leven is nu eenmaal een strijd om te overleven, mijn blogs zijn er geen uitzondering op.
Maar, beste lezer, als ik naga wat ik nog te verwezenlijken heb, dan heb ik geen tijd meer over voor verspilling
Er zijn vooreerst mijn blogs van 2011, 2012 en 2013 die ik zou willen bundelen, telkens 300 paginas. Er is mijn Wandeling door de Hel in gezelschap van Dante en Vergilius die ik herwerken wil. En dan zijn er de fragmenten uit mijn dagboeken die ik samenbrengen wil, plus mijn gedichten.
Heel wat werk dus dat ik hoop te volbrengen tenminste zo ik er de tijd toe krijg.
24-01-2014, 01:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-01-2014 |
Fragment (3) vervolg |
3 vervolg
Maar het licht is gevulder nu, het ruisen van de wind in de bomen is doffer, voorbij is zijn onbezorgd zijn, voorbij het jagen van zijn bloed, al komt nu plots klaar en duidelijk de warmte van haar lichaam tegen zijn lichaam, zelfs nog van de smaak van appelen in haar mond toen hij haar kuste en hij voor de allereerste maal zijn hand onder haar open kleed schoof en haar borsten voelde, de plotse hardheid van haar tepel voelde, haar lenden tegen zijn lenden, zijn lichaam om haar heen gegroeid. Hoe open ze was, hoe ontvankelijk.
En ze zijn naam kreunde, in die zachtste zachtheid, in die onmetelijkheid van het beminnen. Ugo, had ze gezegd, blijf tegen mij, blijf altijd zo tegen mij, blijf een eeuwigheid tegen mij .
Hoe gebeurde het daarna ? Hoe kwam het dat hetgeen een begin had gekend geen gevolg had gekregen, dat ze van elkaar waren weggedreven alsof een vreemde hand hen gescheiden wou en hij nu, en zij wellicht op andere momenten, terugdenkt aan dat samenzijn op de boomgaard toen de avond viel over het land en over de wereld. Die ene avond van toen, alsof er slechts die avond was geweest met haar.
En dan de vele lentes, de vele zomers : de zwaluwen in en uit de schuur, de ruimte van de namiddagen, de rijpende korenvelden, de schemer over de straat en de avondmensen gezeten voor hun huizen, kijkend naar het verschuiven van de sterren.
Hij spitte met vader het land om, hij bond met hem de korenschoven en oogstte de aardappelen en over de velden dreef de rook van de vuren in de rode gloed van de ondergaande zon.
En in de winter de stemmen over het ijs, de blauwe rust van de avond onder de bevroren bomen.
Dit was het land van zijn jeugd, van het ouderhuis met de weelde van de boomgaard. Het was er goed te zijn, de aarde hield hem in haar schoot, het was daar dat hij de woorden sprak die de dingen raakten in hun eenvoud en van waaruit hij groeien zou naar een wereld die diepte was en zwaarte, een wereld die hem niet meer verlaten zou.
En het is van daar uit dat zijn wegen andere lijnen hadden getrokken, die andere velden, andere bossen inliepen naar het huis dat hij thans bewoonde, gelegen aan de rand van een bos, met wegels die dichtgegroeid waren - Holzwege zoals hij het woord leerde van Heidegger wegels waarmede hij nog niet vertrouwd was zoals hij toen vertrouwd was met deze in het bos van zijn jeugd en met de zandwegels tussen de velden waar hij in de zomer blootsvoets wandelde, wegels die alle samenkwamen in het ouderhuis.
23-01-2014, 04:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-01-2014 |
Fragment uit een Dagboek (3) |
Onstuitbaar is het leven, onstuitbaar de natuur. Lijk het water van de bron door de moslaag dringt en opborrelen gaat zodra de aarde ontdooit, zo stijgen in de boom de sappen vanuit de diepste wortels naar het hoogste punt van de kruin, zo gaan de botten zwellen en openen zich de bladeren als met een knal. En uit de warme aarde kruipt de bosanemoon op, het speenkruid, het bosviooltje, een fuga van het wondere leven.
En de woorden van vader als hij met hem door de velden wandelt op deze trage zondagnamiddag als het licht weemoed is en de geluiden gedempt:
De tijd overweldigt me, het is lente en het is nog maar pas herfst geweest, alsof er geen winter was tussenin, en het zal zomer worden en een jaar zal voorbij zijn gegaan en zo zijn de jaren van mijn leven voorbijgegaan alsof het jaar maar een vingerknip was. Weet je, Ugo, we hebben niet het recht een ogenblik tijd te verspillen en toch doen we het en jij ook zult het vlug genoeg weten dat de seizoenen en de jaren voorbij hollen.
Vandaag, de hese stem nog van vader in de kamer waar hij schrijft, de wind om het huis, de prangende stilte, en in zijn handen met bruine plekken reeds op de rug ervan, de trilling van zijn verre jeugd.
Hoe onbezorgd hij toen was, vrij en licht van gedachten. De weiden met bloemen en vlinders, de geuren van gras en kruiden, de kreet van zijn bloed als hij neerlag onder de ruisende canadabomen. Hoe diep was dat alles niet weg gegroeid onder een eeltlaag van jaren. Wat bezat hij toen dat hij thans niet meer bezit of wat had dit ogenblik van nu nog gemeen met wat toen zo reëel was, zo tastbaar, zo helder was.
22-01-2014, 00:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-01-2014 |
Fragment uit een dagboek (2) |
2.
Een vreemde gedachte om T.S.Eliots essay over Dante te lezen in het vliegtuig dat hem van Zaventem over Londen naar Glasgow bracht. En in die vreemde omgeving las hij, alhoewel Dante voor hem niet veel meer was dan een naam :
what I have in mind is that Dante is, in a sense to be defined
the most universal of poets in the modern languages.
En, schrijft Eliot nog:
The enjoyment of the Divine Comedy is a continuous process. If you get nothing out of it at first, you probably never will ; but if from your first deciphering of it there comes now and then some direct shock of poetic intensity, nothing but laziness can deaden the desire for fuller and fuller knowledge.
Hij wist nu dat hij eens Dante zou moeten lezen, dat hij alle andere boeken op zij zou moeten houden en verdwijnen in de poëzie van de Divina Commedia. Dit is een positief punt op zijn eerste reis naar Schotland, om er een paar vrienden te vervoegen.
Glasgow was regen en zijn reiszak was achtergebleven in London zodat hij de volgende shuttle afwachten moest om dan de trein naar Perth te nemen, met de regen in lijnen op de ramen en tegenover hem gezeten een man who exploited a whisky distillery, zoals hij hem vertelde, en terwijl hij luisterde naar het vreemde accent, hij meer begaan was met het parfum van de jonge vrouw naast hem.
Dicht bij Perth, de zon plots, en over het wijde heuvelende land, onder het zuiverste licht, de grote vreugde weg te zijn, vrij te zijn, in een totaal nieuw land en kennis te maken met de nieuwe mens in hem.
En de trein glijdend tussen bossen en weiden, de spoorwegbermen zo dichtbij, begroeid met brem en heide, droog gras en kleine struiken, begroeid met mossen. Zijn jeugd kwam terug, de wilde geuren van varens, van grassen en heide en lage struiken: Mijn koude hand had een warm vogelei geroofd, o, Gilliams !
Dit was zijn vervreemding, zijn jonge jaren geprojecteerd over het ontwakende land, over de plekken bruine heide met reeds het vermoeden van een lila-schijn en de wondere silhouetten van de bomen op de heuvelkam, er gewild en uitgekozen geplant in een verbazende afwisseling van vormen en tinten. Bomen tegen luchten van begeestering: het wonder van Schotland.
Dit was de reis geweest om aan te komen op het einde van de namiddag in Fortinghall bij Aberfeldy, the heart of Scotland, zoals het geschreven stond, waar hij zijn vrienden, de schilder Jef Vaes en zijn zoon Francis ontmoette.
En de volgende morgen van zijn vrienden nog geen spoor - na een korte nacht, het eerste licht dat over de bomen en de hellingen hing, een grote roerloosheid die hij niet terugvinden kon in zijn herinneren, met droombomen gegroeid over droomheuvels, en trage kraaien over het trage land.
De hagen in bloei, wit, als met late sneeuw bedekt, zegt Eliot, en deze zin ook zit in hem geprent, want Eliot is een grootvertrouwde. Het land met weiden en heuvels, met schapen en lammeren is lijk een boek dat hij nog niet opende, hij kijkt naar de kaft ervan en leest de letters op de buitenzijde en de betekenis van de letters dringt niet tot hem door.
Hij is gaan joggen door de straten van het dorp, tussen de morgenhuizen en keert terug naar het hotel om stil te staan bij een rechtopstaande steen in de weide boven een kleine bult aarde. Hij leest dat dit het graf is waar in de veertiende eeuw de slachtoffers van een grote ziekte begraven werden, hier gebracht op een slede, drawn by a white horse led by an old woman.
En het land dat begint te leven : op de hoek van het kerkhof, de yew-tree waarvan hij las dat hij meer dan twee duizend jaar was; hij zag de oude vrouw en het witte paard, hij zag de vele lijken over elkaar op de slede en hoorde het rinkelen van de bellen en het glijden van de slede en de stilte van de wereld was de stilte van de dood.
Pas daarna werd het land een vertrouwd iets, hij sprak erover met vader en zoon die hem opwachtten voor het ontbijt. Hij kon hen vertellen over de oude vrouw en de yew tree. Hij wist reeds meer dan zijn vrienden die er al enkele dagen waren om te vissen en te schilderen. Aquareltekeningen die Jef hem toonde achteraf, kleurvlakken vol licht en tederheid, de Turner-geest van het land, het eeuwige erin neergestreken. Hoe slaagde hij erin om in enkele potloodlijnen de volumes aan te geven en daarna, o zo sober in te vullen met subtiele kleuren waar een ziel in sprak, de kreet van het vakmanschap.
Vrienden groeien dicht tot elkaar op dergelijke dagen, en dit was een nieuw begrijpen en misschien wel eigen aan het land dat hen betoverde : de stroom waar ze zaten, de kracht van het water, de rotsen grillig en losse, wondere stenen om mee te nemen naar huis.
Op een andere dag was er het totaal verlaten kerkhof tegen de heuvel aanleunend, omheind met een afgebrokkelde muur in ruwe stenen opgetrokken, totaal verlaten op een korte afstand van de straatweg in de Glen Lyon. Hij was bezeten door verlaten kerkhoven met de met mos en onkruid overgroeide grafstenen. Eeuwen geschiedenis hier bijeengelegd, graven met namen van vader op zoon, van moeder op dochter, onleesbare namen, onleesbare data, onleesbare epigrafen en de bomen er omheen, geplant met zin voor kleur en vorm door de geslachten die er begraven lagen; eerst gezaaid en dan geplant zoals men bloemen zaait en plant voor de komende zomer.
De stenen op het kerkhof betasten om er de eeuwigheid in te voelen, met de hand over de half weg gegroeide namen wrijven, hopende, wetende dat ook hij eens zal herleid worden tot een grafsteen met zijn naam erin gebeiteld en uitgewist door de tijd.
Elektronen van geslachten die hier gekomen zijn om te treuren, te bidden, te vergeten. Hij loopt tussen de graven en hun elektronen botsen tegen die van hem, hij kan enkel vermoeden dat er nog een aanwezigheid zijn moet van een sprankel geest die zich kruist met de geest in hem.
Hij droomde maar, zoals Saint-John Perse : Et paix à ceux sils vont mourir qui nont point vu ce jour.
21-01-2014, 00:08 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-01-2014 |
Nieuwe gedichten |
Ik lees de geselecteerde gedichten van vijf Vlaamse dichters die kans maken de Herman de Coninck-prijs 2014 te winnen die op 30 januari gedichtendag wordt uitgereikt.
Als ik die gedichten vergelijk met wat ik schrijf, dan zit ik nergens, absoluut nergens, of liever zit ik twee generaties achteruit. Ik heb dus mijn laatste van oudsher-gedichten, Genesis IX, ingelogd er volgen er geen meer die hierop aansluiten. En zal er best aan doen in de toekomst geen dergelijke gedichten nog voor te stellen, de wereld is aan gedichten zoals bijvoorbeeld dit van Tom Van de Voorde, zijnde één van de vijf die afgedrukt staan in de Standaard van 17 januari:
Voor ik het busstation verliet
en lang naar links keek, bedenk ik
in mijn herinnering, was er niet zo veel dat
ik had kunnen vasthouden, laat staan
meenemen.
De namen van rivieren, van dode straten,
jouw handen, wat ik hun zei noch gaf
toen je blik verdween en de mijne viel
op het patroon van vloertegels, niet opgewassen
tegen de slepende gang van jarenlang vertrek.
Heb dan nog het voorbeeld van de vier andere dichters en weet nu min of meer hoe het moet en dus vooral ook hoe het zeker niet meer moet.
Als ik verder wil wordt het dus de hoogste tijd dat ik me ga recycleren wat het schrijven van gedichten betreft.
Rakel op man wat je niet meer
vertellen zult
als de steen er ligt
waaraan je ten onder gaat
languit uitgestrekt
Hoopt dat je de tijd nog houdt,
in kille oorden, of
waar je heen gaat reizen
het roekeloos einde
dat je bereiken zult
om er te mediteren,
dralend over molshopen aan de boorden
van de Leie,
blootvoets struikelend,
20-01-2014, 00:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-01-2014 |
Genesis IX |
IX
Verweven, onontwarbaar met de golfbeweging
in en om de sterren en planeten zijn de golven in en om ons lichaam
alsof er buiten wat van die golven is
er niets meer is of niets meer moet.
En is de kwantum fysica, de nieuwe bijbel
die ons wordt gereveleerd, geschreven
niet in het Hebreeuws, het Arabisch, Chinees
of het Sanskriet
maar in beeldverhalen die door allen zijn te lezen.
En als Monod zijn slogan van de daken schreeuwt
dat de mens zou weten, alleen te zijn in
immensité indifférente de lUnivers doù, zegt hij, il a émergé par hasard,
dan aanvaarden we dit niet
omdat de binding mens en Kosmos
thans een zekerheid is.
En, denken we
- maar wie zijn we wel om dit te denken -
is met de nieuwe bijbel een drie-eenheid
nu tot stand gekomen:
the cosmotheandric principle
zo door Panikkar genoemd,
of Cosmos, Theos en Anthropos,
in innigste osmose versmolten.
Arend moeten we zijn en de hoogte kiezen
om met gespreide vleugels, hangend op de wind,
de golven energie te lezen
die de ruimte vullen en met één blik te zien
hoe wat zichtbaar is omkranst zal worden
met wat onzichtbaar is.
19-01-2014, 00:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |