4.
Hij bezit nog altijd het stuk verwrongen staal, herkomstig uit het vroegere Sidmar, dat een vriend van hem, Paul V. op een dag meebracht voor hem. Het ligt op zijn werktafel. Het gewicht ervan doet hem denken aan de formule van Einstein : Energie gelijk aan de massa vermenigvuldigd met de snelheid van het licht in het kwadraat. Hij weet dat dit stuk staal een aggregaat is van miljarden atomen waarin de elektronen zich met een enorme snelheid omheen de kern slingeren, onophoudend. En elke elektron is een begin van wat geest zou kunnen zijn. Maar wie kan zich ook maar inbeelden dat dit stuk staal, dat roerloos op de tafel ligt, oneindig is en levend in zijn innerlijk bewegen. o:p>
Twee zaken wou hij hier aan toevoegen, twee vreemde ongelooflijke vaststellingen die niet van hem zijn maar van de wereld omheen hem.
Een eerste vindt hij in een oud nummer van de National Geographic, namelijk dat Edwin Hubble in 1924 ontdekte dat het Universum zich niet beperkte tot ons melkwegstelsel maar verder uiteenschoof tot in het onvoorstelbare oneindige: To-day we know that galaxies are as common as blades of grass in a meadow. They number perhaps a hundred billion ! Not only did Hubble vastly extend the measures of the Universe but he also ended the notion that the heavens are constant and unchanging. In 1929 he proved that the Universe is steadily expanding like a balloon. He showed that the galaxies are all in motion flying apart from each other at speeds proportional to their distances. This principle the farther away a galaxy is the faster it moves - became established a Hubbles law. En een tweede haalde hij bij Von Ditfurth in zijn Children of the Universe:
Before1965 a second was officially defined as 1/315.569.259.747 of a year. Since 1965 a second has equalled the time it takes a caesium atom to vibrate back and forth exactly 9.192.631.770.0 times. This is the official definition of the second issued by the International Union of Weights and Measures at a general conference held in Paris in 1964.
Hij kon zich niet inbeelden wat het vibreren of het trillen van een cesium-atoom wel betekenen kon en hoe het aantal ervan, meer dan negen miljard trillingen per seconde geteld kon worden.
Hij kon evenmin aanvaarden - en dit was voor hem het allerbelangrijkste - dat, gezien zijn structuur, een atoom, om het even dewelke, of kleiner nog, het elektron of nog kleiner, het allerkleinste deeltje dat nog geen naam kreeg maar dat men zoeken blijft, het gevolg zou zijn van een toevalligheid, totstand gekomen uit het niets, als de bouwsteen van het Heelal.
Wat een ongelooflijke sensationele wereld die beweegt om en in ons, uiteindelijk gedragen door het leven in het atoom, door de trillingen van de deeltjes van de atomen, of het woekerende, doch geordende leven in hem onderhevig aan het woekerende, geordende leven in de natuur. Elektronen en andere subatomaire deeltjes die wegspatten uit ons en zich mengen in een minimale fractie van tijd met de oneindigheid, zodat ook alles in ons, Universum is.
Onmiskenbaar ons lichaam deel van het materieel aspect van dit Universum en onze geest die even onvermijdelijk moet bestaan uit die deeltjes Universum, even onvermijdelijk ermee en erin verweven.
En later, hij wandelt door het bos, door het onzichtbare leven van het bos, varens, mossen, bramen, kamperfoelie ; de wilde bruisende geuren waarin de zwoelte van de zomer hangt. Met de vlekken zon door het gebladerte, de schichten licht, de schaduwplaatsen. En komende uit de boswegel de open velden, de weide met de bloemen, bestrooid met duizend kleuren, met bijen en vlinders, met kevers, en uitstekend boven het golvend koren, in de verte de spits van een kerktoren, het teken van de hunker in ons. Alsof enkel het omringende bestond en hij versplinterd was in bos en weiden en korenvelden en zomer, onbestaande zoals deze nacht toen hij wakker werd en hij niet wist wie hij was noch waar hij was, vlottend in een nog nimmer gekend gevoel dat was als een wolk van bloesems en parfums dat hij nu herbeleefde, alsof hij verder dromen kon, alsof hij terug binnen zijn droom bewegen kon, terwijl de lucht binnenkwam in zijn longen en zijn handen kringen maakten van verbazen. Ik omhels je, had hij gedacht, wie je ook waart die mijn hand omknelde en mijn ogen vulde, ik omhels je.
|