 |
|
 |
|
|
 |
11-04-2012 |
Cabo de las Huertas |
Cabo de las Huertas/San Juan/Alicante
De sterren staan hier strakker, steviger
uitgestald. Hier heb ik de nacht die niet faalt ze te tonen in al hun
statigheid, rakend zelfs de zeeën hier, waar de maan en de planeten hun baan
beschrijven.
Hier heb ik het hart dat hoog gekeken zijn
plaats er zoekt om er te gaan de tijd gekomen.
En van de palmen hier. Zo voor het raam dat ik
ze raken kan, ze ruiken kan, betasten kan. En denk ik voor mij is dit
onvermijdelijk - aan een versregel, aangehaald door
Jorge Luis Borges, in zijn verhalenbundel El
Aleph,
waarin hij het heeft over het heimwee van een Afrikaanse palmboom, overgeplant
naar de tuinen van Ruzafa (een oord in
Valencia?).
Aldus
- en het is Averroës die spreekt: sedert jaren gekweld in Marrakech omwille
van mijn verlangen naar Cordoba troostte het me een apostrof te herhalen die
Abdurrahma een naar het Oosten verlangende koning - richtte tot een palmboom in de tuinen van Ruzafa:
Tú también eres! oh palma!
En este suelo
extranjera
Ook
jij, oh palmboom, bent
in de grond die je vreemd is
Eigenaardige gunst
van de poëzie, zegt Averroës: woorden geschreven door een naar het Oosten
verlangende koning, die mij, ontheemd in Afrika, nuttig waren voor mijn
nostalgie naar Spanje.
Zo,
van de luchthaven van Alicante tot hier mijn verblijf, Cabo de las Huertas (De Kaap der Tuinen), zijn er, in de
allereerste plaats, de woorden van de Geest, overalaanwezig, and sempiternal
11-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-04-2012 |
Aeropuerto de Alicante |
Op
de muren van de luchthaven de nieuwe, deze van nu schijnt er geen plaats voor
te hebben stond volgende tekst gebeiteld in een bas-reliëf met een bijna
kosmisch landschap dat een zekere mystiek aan de woorden meegaf:
Lo que se ve es un vision de lo
invisible.
Letterlijk
vertaald: wat je ziet is een visioen van het onzichtbare. Benaderend
vertaald: wat je ziet is een beeld van wat onzichtbaar is of, wat je ziet is een
afdruk van het binnenste ervan.
Het
is in elk geval een zin die ik sedert ik hem de eerste maal las, elke maal heb
opgezocht en niet alleen heb meegedragen in mijn herinneren maar ook keer op
keer heb gezocht naar de precieze interpretatie die ik er kon aangeven.
In
een zelfde gedachtegang herinner ik me een graffiti op de witte, pas
geschilderde muren van de universiteit van Coimbra:
A universidade so illuminara o povo,
no dia em que lhe
puserem fogo.
Ik vond dit toen zo verrassend dat ik er een gedicht
over maakte waarvan de eerste strofe:
Heb je ook
gelezen, God, wat op Coimbra's
muur in
graffiti geschreven staat,
dat de
universiteit pas als ze in brand
gestoken wordt
het volk verlichten zal.
De tekst zou van Antero de Quental een Portugees
poëet die leefde in de XIXde eeuw - geweest zijn. Hier ook heb ik het raden
naar de juiste betekenis. Maar wat mij betreft, hebben beide zinnen te maken
met de zoektocht van de mens naar God. Kijkt of leert aan wat binnen in de
dingen verborgen ligt en je zult er God ontmoeten.
En in verband met deze zoektocht, een column uit
de Standaard van 6 april waarin Bas Heyns, de schrijver J.L.Hendring bewierookt,
en terecht, die na een wekelijkse column gedurende 52 jaar, in het NRC dagblad,
op 94 jaar, zijn laatste column heeft geschreven.
Het was Heldring die Sartes zin: het dilemma van de mens die weet dat er geen
god is, maar niet zonder god kan, heel tragisch vond voor de mens, en zo
voel ik het ook.
Moet ik nu van alle boeken LExistentialisme est un humanisme gaan lezen, waarin Sartre beweert dat met het wegvallen
van God de mens geen toetssteen voor
zijn waarden of stelregels meer heeft, zoals Beyns aanhaalt?
(verbeterde tekst)
10-04-2012, 20:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-04-2012 |
De Adem van de Dagen (29) |
Hij
loopt door de straten van de stad die een stad is naar zijn hart. Ongeveer telkens
hetzelfde parcours, dezelfde boekenwinkels, hopende soms, al is het een ijdele
hoop, dat er ooit een dag komen zal dat tussen al die boeken, met lokkende
omslagen en veelzeggende titels, eens zijn boek zal liggen, met op het kaft een
foto van de Orionnevel die evengoed, zoals zovele fotos van nevels, een foto
van God kan genoemd worden.
En
als hij terugrijdt naar zijn dorp, met Haydn op de radio, is er, lijk een
zonnestraal die door de wolken scheurt, de plotse zekerheid dat er immer iemand
bestaan zal die denken en voelen zal zoals hij thans denkt en voelt. Het
perfecte evenbeeld van zijn innerlijkheid. Iemand geënt op hem zoals hij geënt
werd op die iemand voor hem. En dat hij aldus een belangrijke rol te vervullen
heeft: er voor te zorgen dat de vader die hij is voor die onbekende, zo breed
mogelijk zijn wortels vertakt, zo hoog mogelijk groeit naar de echo toe van Hij
die niet te noemen is. En deze echo is er vooral in de vele simpele dingen van
het leven. Maar de idee van vanochtend laat hem niet los: hij, geënt op zijn
voorbije evenbeeld en op hem geënt, hij die komt na hem.
Hij
ziet dit evenbeeld zitten schrijven en het eigene aan de geest die hij nu is of
zijn binding met het eeuwige, het kosmische, zal ook bij de nieuwgekomene en
normaliter zelfs in een hogere mate, aanwezig zijn. En kan dit dan niet gezien
worden als een hergeboorte, een soort van verder spiritueel actief zijn, op een
niveau dat hoger liggen zal, dan het niveau dat hij, Ugo, in zijn leven bereikte?
Enkel
de naam zal verschillen, maar zijn geest zal verder leven in de geest van zijn
opvolger. Waagt hij het dan te beweren dat de voedingsbodem van zijn gedachten
reeds bestond in de persoon waarop hij, Ugo, werd geënt, zoals de boom reeds
potentieel aanwezig is in het zaad en in die potentiële boom ook reeds het
nieuwe zaad aanwezig is, van een nieuwe boom en met het nieuwe zaad, telkens en
telkens opnieuw, tot in het verre oneindige.
Hij
maakt zich weinig illusie over de originaliteit van deze gedachte en al wat er
nog uit voortvloeien zal, hij is er immer van overtuigd geweest dat hergeboorte
een droombeeld was van de hoop op onsterfelijkheid. Maar zwevend, zoals hij bezig
was in de tuin, weet hij met Rudolf Steiner dat het de kracht van de geest is
die de materie voortdurend in beweging houdt zoals ook Dante dit wist in de
allerlaatste zin van zijn Commedia - en dat ook deze kracht, zoals de
jaarringen in de boom, laag na laag blijft toenemen.
Als
hij op zijn tafel een door de bergstroom bijna rond geslepen kei heeft gelegd,
dan is dit een kei die hem rust geeft. Hij kan de gladheid ervan voelen, de
koelte ook en weten vooral, dat ondanks de schijnbare inertie ervan, er
binnenin en er omheen, meer dan een wondere wereld aanwezig is die hij, als
oningewijde niet omschrijven kan. Maar het is bij momenten alsof de kei kijkt
naar hem, alsof de kei denkt met hem, verheugd is met hem.
Het
is dit wonder, aanwezig in het schijnbaar levenloze, meer en duidelijker in de
bomen omheen het huis, en in de mens met een reflectie op zichzelf én, op wat
God zou kunnen zijn, dat zijn rode draad zal zijn.
Gedachten
die zich loswikkelen in tekens als hij heel vroeg deze ochtend broodkruimels
was gaan strooien voor de vogels in de tuin en in het zuiden de schittering van
Orion heeft gezien met Sirius laag tussen de bomen, en hij hoopte dat de ets
van enkele dagen terug, die hij nog steeds niet had afgedrukt, zoals Sirius in
de verlenging ligt van de Gordel van Orion, ook liggen zal in de verlenging van
zijn leven en dat de betekenis ervan, het wondere spel van de lijnen, eveneens
zal worden opgemerkt, en zoals hij in de schittering van Sirius het teken van
God heeft gezien, de wereld in zijn ets het voortbestaan van Ugo zal zien, of
minstens het teken van zijn aanwezigheid ooit hier op aarde.
09-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-04-2012 |
Poëzie en Filosofie |
In zijn The Sacred Wood, een
bundel essays On poetry and criticism,
heeft T.S.Eliot het
over een essay van Paul Valéry waarin deze stelt in 1920 dat de tijd van
filosofische poëzie voorbij is en dat nu le
poète moderne essaie de produire en nous un état et de porter cet état exceptionnel
au point dune jouissance parfaite.
Deze zin viel niet in goede aarde bij T.S.Eliot doordrongen zoals ik
altijd ben geweest van de poëzie van Eliot, bij mij evenmin - Eliot repliceerde
hierop dat the philosophy is essential
to the structure and that the structure is essential to the poetic beauty of
the parts.
In het gezelschap van Valéry en Eliot heb ik heel weinig in de pap te
brokken, maar ik ook vind het maar mager als zou poëzie enkel als doel mogen
hebben, un état, a state, een toestand te produceren.
Eliot valt terug op de Divina
Commedia, om na een lange omweg - te lang en te ingewikkeld om er hier over
uit te weiden - er op uit te komen dat het filosofisch element bij Dante er
niet op gericht is een filosofie op te
bouwen en te verkondigen maar dat het filosofisch element moet gezien worden as part of the ordered world. Dus niet
als commentaar of reflexie maar als iets dat waargenomen als deel van een
geordende wereld.
Wat mijn gedicht Op een avond
betreft, verdedig ik mijn filosofische inslag, zoals Eliot de filosofische
achtergrond van Dante verdedigt, in terms
of something perceived en niet als een theorie die ik verkondigen wil.
Het dode leven in mijn
gedicht dat ik van mij wil afzetten, is gericht naar de mens die niet nadenkt
over wat leven en het leven is en er maar op los leeft. Een staat van bestaan
die ik doorbreken wil om voluit in het leven te stappen en als mens te zijn,
waarvoor ik denk hier rond te lopen, zelfs al weet ik maar al te goed, dat er
hier heel wat zijn voor wie het leven niet veel meer is dan het uitkijken naar
een dagelijkse homp brood. Voor hen is het lezen of bedrijven van poëzie geen
noodzaak, integendeel.
Is dan de poëzie die ik bedrijven wil en die doorspekt is met flarden
filosofie, minderwaardig ten overstaan van de poëzie die ik vandaag ontmoet en
heb ik het - Eliot volgend in de mate van mijn mogelijkheden - helemaal
verkeerd voor, en moet de poëzie van vandaag louter een spel van woorden zijn
met de bedoeling een sfeer, een toestand op te roepen, waarbij de betekenis van
het woord veronachtzaamd mag worden?
08-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-04-2012 |
Op een avond |
Op een avond neer gaan zitten
en in gedachten en in woorden
de bolster
laten barsten die ons lichaam
is en op te stijgen
ongedwongen om achter ons te
laten
lijk de slang haar vel
afschuift, het dode leven
dat ons omwikkeld hield en de
oneindigheid bezeten.
We hebben het zo zelden toch
geweten
maar op een nacht de meidoorn
wit gebloemd
als met late sneeuw bedekt,
of Eliot herlezen
en verbaasd gekeken dat het
mogelijk was.
En blank van alle ogenblikken
uitverkoren,
omslingerend lijk het
elektron de nucleus, dit nu
van wat is en was en van wat
nog komen zal
in dit ons zo gevulde leven.
Terwijl in droom het bloed
zich samentrekt
om wie we hebben bemind, in
de grensloosheid
van schoot in schoot
ineengevlochten en
verschroeid tot pulver van
smaragden en robijnen.
En niet nodig te begrijpen
omdat het zo ruim is
en zo doordringend, de siddering
van het verbonden zijn van al
wat is, gekend
of niet gekend, het zijnde of
het wordende
of hoe we het ook noemen
mogen.
De nachten zijn koel hier in
dit land.
07-04-2012, 00:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-04-2012 |
Insijpeling |
Gewaagd
wat ik schrijven ga.
Een
kort bericht in de Standaard: Arabische
les voor Letse douaniers stemt me tot nadenken. Volgens een woordvoerder
van de Letse grenspolitie is dat noodzakelijk wegens het groeiend aantal
asielzoekers uit Arabische landen die Engels-onkundig zijn.
Het
houdt me de ganse voormiddag bezig en het gebeurt wat me zelden is overkomen,
ik was totaal vergeten dat het donderdag was. Hoe zo iets mogelijk is weet ik
niet maar ik wijt het aan mijn blog. Het was nochtans een donderdag om de
vergaderring in mijn club niet te vergeten.
Ik
vond het vreemd dat de asielzoekers ineens Letland hadden uitgekozen om hun
geluk te beproeven. Waren er voldoende inwijkelingen in de landen van
West-Europa of, werd de inwijking in West-Europa de laatste tijd te sterk bemoeilijk
of, werd het tijd andere landen op te zoeken om er de Islam in te planten?
Ik
vrees het, ik vrees dat er een hoger plan bestaat om het Westen op een zeer
vreedzame, maar zeer succesrijke wijze te islamiseren.
Voor
mij wijzen heel wat zaken in deze richting, hopende dat mijn vrees totaal
ongegrond is. Deze is niet zo zeer de Islam op zich zelf, maar wel het feit dat
er terzelfdertijd, een ondergrondse, fundamentalistische beweging op gang zal komen ze is er reeds in West-Europa - die doorslaggevend wordt
mettertijd en een dwang zal uitoefenen op de gematigde inwijkelingen,
aanhangers van de Islam.
Ik
ben geen racist, ik ben een cultuur-ist, het is mijn cultureel erfgoed dat ik
niet graag in de handen zou zien vallen van de fundamentalisten.
Nu
kan ik nog altijd schrijven wat ik wil, en wanneer ik wil; kan ik de muziek
beluisteren die ik beluisteren wil, Bach en zijn Johannes Passie. Kan ik me
onderdompelen in de sfeer van Pasen en de betekenis die ik geven wil aan de
Verrijzenis van de Geest. Dit alles, maakt deel van mijn vrijheid te zijn wie
ik ben, en ben ik te oud om de dreiging die er van uit gaat nog zelf te
ondergaan, voor mijn kinderen en hun nakomelingen is deze dreiging niet irreëel.
Integendeel ze komt dichter en dichter. De Arabische wereld ledigt zich in
Europa. Het is een tsunami, en onze politiekers kijken toe, ze laten grootmoedig
begaan want ze vrezen als racist bestempeld te worden.
De
insijpeling is al lang een feit, is niet meer te stoppen, de integratie is niet
wat ze zou moeten zijn. Ik heb niet de indruk dat ze hier komen om Belg te worden
of Europeaan en dat de stroming die op gang gekomen is louter een wegvluchten
uit is geweest. Neen, ik zie het als een stille veroveringstocht van het Westen,
dat een gemakkelijk binnen te dringen prooi is. De tijd helpende, kan het een
overrompeling worden van onze westerse, op een christelijke basis gestoelde,
cultuur. En de overrompeling zal niet geschieden door de gematigden, zij ook
zullen worden overrompeld door het fundamentalisme dat inherent is aan de leer
van Mohammed, zoals het fundamentalisme bij ons bestond toen we uit de
middeleeuwen kwamen.
Ik
hoor nu al dat hier gekken rondlopen, die de Hoogdagen van de Kerk schrappen
willen en deze vervangen door feestdagen die niet de minste binding hebben met
onze traditie. En wie de traditie opzegt, zegt de cultuur op, de geschiedenis
op.
Ik
vrees dus voor Bach; ik vrees dus voor mijn vrijheid te zeggen en te schrijven
wat ik wil; ik vrees voor de groot levende God van het Universum die ik zal
moeten afstaan aan de God van de Kaaba die vijfmaal daags moet aanbeden worden;
ik vrees de Vermeersch-en van deze aarde die luidop hun atheïst-zijn prediken -
zelfs al begrijp ik niet wat het nu nog betekent atheïst te zijn dat ze zullen
gehalsrecht worden.
Ik
vrees van de kaart geveegd te worden, onze eeuwenoude cultuur opgeslorpt met
nog wat resten hier en daar, zoals het was met de Egyptenaren, de Grieken, de
Romeinen, de Kelten enzoverder.
Laat
maar begaan, politiekers van Europa, de Barrosos, de Verhofstadts, de Van
Rompuys, binnen enkele generaties - die er in potentie al staan - zijn je
Euro-problemen van de kaart geveegd. De insijpeling in West-Europa is al voltrokken,
de finishing touch komt er aan.
Politiekers
in dit land, ga me niet vertellen dat je het niet hebt zien aankomen.
06-04-2012, 01:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-04-2012 |
De Adem van de Dagen (28) |
De vlugheid waarmee de dagen en de nachten
zich opvolgen is ontzettend, de vlugheid waarmee de seizoenen in elkaar
verdwijnen, elkaar opslorpen is nimmer te begrijpen. De aarde stopt niet, ze slingert
zich, wat er ook moge gebeuren, als een tol omheen de zon, terwijl de zon zich wentelt in de greep van
haar sterrenstelsel, meegezogen op zijn beurt met een enorme snelheid met de
massa's sterrenstelsels. En de totaliteit van alle beweging, gegrepen, omgezet in die ene beweging van de
slinger van Foucault, opgehangen, zegt Umberto Eco, in een punt van het
Universum, het ene stille punt.
Het
is het holistisch beeld van het Universum, dat uiteindelijk afstevenen zou,
volgens Teilhard de Chardin, op het Omega-punt dat op het ogenblik waar we ons
thans bevinden, elke verbeelding tart.
Als
God, om hem te noemen met de naam van de Septuaginta-vertalers - en dit
gebeurde om de Grieken te behagen - de avond van de zesde dag, in gedachten
de balans heeft gemaakt van al wat Hij gepland had te doen dan was zijn visie
onmogelijk beperkt tot de aarde, Hij zag de aarde zelfs niet. Integendeel, het
was de totaliteit van de Kosmos die Hij zag, ingekleed, gestapeld en geborgen,
ineen verweven, uitgezet en gedragen in natuurwetten en evolutie-impulsen. Stephen Hawking noemt deze wetten: the mind of God.
En
het is uit de mind of God dat het
levenszaad zal neerdwarrelen waaruit de mens zal opstaan, onvermijdelijk als
deel van de mind of God. Of God geïntegreerd in het Universum, of misschien, het
Universum zijnde het materieel aspect van God, zodat Hij duidelijk,
ongelooflijk, overtroffen zichtbaar is voor zij die Hem willen
zien. Het nieuwe paradigma dus waar Alain de Botton
op zoek naar is maar het niet zal vinden omdat hij de waarheid al in pacht heeft,
zo lijkt het toch.
In
deze kosmisch-religieuze context zou hij het Genesis-verhaal kunnen
herschrijven, ditmaal echter niet met de visie van een filosoof en schrijver
die Elohim heeft gezien, de blik gecentreerd op de aarde, deze engheid van
verbeelden wordt overboord gegooid, maar hij zou het verhaal als er een
verhaal nodig is - willen en kunnen herschrijven met de visie, komende uit de
geest van God, de God die een splinter van zijn geest overbracht in de mens
opdat Hij zichzelf, hoe minimaal ook, gereflecteerd zou zien in de geest van de
mens en waarvan Hij gezorgd heeft dat deze weerspiegeling zich beter en beter
zou preciseren naarmate de tijd vorderen zou. Als hij dan God vervangt door het
Ego van het Universum dan is het dit
Ego dat, via zijn weerspiegeling in de mens, zijn eenzaamheid wil doorbreken.
Dan
is de positie van de aarde de plaats geweest en ook noodzakelijk geweest opdat
de mens, die nu nog steeds wordende is, er zicht zou hebben op die God en Hij
of Zijn Ego in zijn Universum niet sterven zou van verlatenheid.
God is what mind becomes when it has passed beyond the
scale of our comprehension.
God
is wat geest gewordt als deze het niveau van ons begrijpen overstijgt. Het zijn de woorden van Freeman Dyson.
God is
de uitdaging van de mens, is het doel van de mens, is de queeste van de mens.
Hij daagt ons uit op zoek te gaan naar Hem, opdat het beeld, het absoluut
allesomvattende beeld van zijn grootheid, groeien zou, zich preciseren zou in
de mens.
Het
boek van Dyson dat hij nog maar eens uit zijn rek heeft gehaald - er moeten
duizenden zulke boeken bestaan - is als het beluisteren van een cantate van
Bach bij het buitengaan uit de kathedraal na een Gregoriaanse mis.
Steven
Weinberg daarentegen houdt er een andere mening op na, hij aarzelt niet te
schrijven:
The more the universe seems comprehensible, the more
it seems pointless.
Hoe
begrijpelijker het Universum wordt des te duidelijker het ons toeschijnt als
zinloos.
Hij
vermoedt dat Weinberg reeds spijt moet hebben over deze harde regel tekst. Want
Weinberg ook heeft de nachtelijke vlucht gevolgd van Bedes sparrow, komende vanuit de duisternis,
doorheen de verlichte en verwarmde banketzaal van King Edwin om dan weer te
verdwijnen in de nacht, en Weinberg vindt dat de verleiding te gaan geloven almost irresistible is.
Als
Weinberg evenwel religie gelijk stelt aan wat Bede vertelt, over de leer van de
Kerk aan koning Edwin - wat voor hem in wezen niet zoveel kan afwijken van de
God uit de tijd die Enrico Miret Magdalena noemt la época pregalileana - dan had hij toch van hem een ruimer idee
verwacht.
Trouwens
waarom zou Weinberg zich inlaten met de kleine huismus van Bede als hij enkele
paginas ervoor akkoord gaat met de verklaring van Phillip Johnson, namelijk:
Naturalistic evolution is consisting with the
existence of God only if by that term we mean no more than a first cause which
retires from further activity after establishing the laws of nature and setting
the natural mechanism in motion.
Hij
vindt dat de idee van Phillip Johnson, die hij ontmoet bij Weinberg, nu precies
de idee is die hij heeft verwoord en die hij ook, wat vers 2, 2 uit Genesis
betreft, gevonden heeft in de vertaling van Fabre-dOlivet, waarin het beeld
verschijnt van de Elohim die rusten gaat.
Wat
betekent, dat we nimmer meer hopen moeten op om het even welke interventie van
Hem. Hij is rustende, Zijn werk wat, én het Universum én de mens betreft, is
af, de finaliteit ervan is wordende, is komende.
En
om in te zien hoe de finaliteit komende is, hebben de laatste berichten over
het bestaan dinnombrables planètes,
die eventueel aardes zouden kunnen zijn, ons in grote verwarring gebracht.
Echter,
wij weten niet hoe af het is. En weten evenmin of het dichten van het gat in
de ozonlaag erin begrepen is, weten evenmin of de mens geen poging wordt zoals
de mier er misschien een was, de bij, de dolfijn, het wat-weet-ik-nog er een was, en moet
er nog gewacht worden, hier of elders in de Kosmos, op een ander fenomeen dat
beter dan de mens op aarde, beantwoorden zal aan het prototype dat God, als
spiegelbeeld van Hemzelf, zou kunnen beoogd hebben.
Maar
voor hem, Ugo, betekent het Universum het resultaat van Zijn optreden op de
zevende dag. En het is in de echo ervan dat de kleur, de klank, de
verwevenheid, de hoop van zijn Ugo-zijn, getekend ligt.
Het
is in die regio, in die zuivere verhelderende dimensie dat hij zoeken moet. Al
weet hij dat hij die dimensie pas in zijn allerlaatste ogenblikken betreden zal
en dat hem nu enkel, de verhullende smaak ervan aangeboden wordt. En dan schrijft Eliot:
I
said to my soul, be still,
and
let the dark come upon you
wich
shall be the darkness of God
Het
is in die duisternis van God, de duisternis om de banketzaal van King Edwin,
waar omheen the storms of winter rain and
snow are raging, dat voor zij die zoeken blijven, het Licht zal schijnen.
*
05-04-2012, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-04-2012 |
Gianbattista Tiepolo |
Stefan Hertmans in zijn Arcadia verwijst me naar
Google om kennis te maken met het werk van Gianbattista Tiepolo, een
Veneziaanse schilder uit de XVIII de eeuw die me voorheen totaal onbekend was. Zonder al te veel inspanning
of verplaatsingen te moeten doen heb ik nu enig idee over zijn werk en persoon en heb ik beter het essay van Hertmans: Roberto
Calassos meesterlijke restitutie van Tiepolo kunnen herlezen. Tiepolo de grote laatste schilder van de geheimen
van een voor altijd verloren Arcadia, zoals hij door Hertmans wordt
genoemd. En het was deze zin die bij mij was blijven hangen en naar een
uitweg zocht.
Ik vond dat ik schrijven mocht, dat Tiepolo schilderde,
gezeten op een wolk, zoals het me maar al te dikwijls overkomt. Ik zeg dit niet
omdat ik een even grote Arcadische schrijver zou zijn
als Tiepolo een schilder, verre van, maar we hebben iets gemeen, een soort van
vierde dimensie, de dimensie van Le Thoronet, ( zie mijn vorige blogs) en ik
begrijp waarom Calasso, die ik enkel ken via het essay van Hertmans, Tiepolos werk
omschrijft als doordrongen van de oude
metafysica van het offer. Of er een dergelijke metafysica bestaat weet ik niet,
maar het zal wel, maar voor mij, is
Tiepolo duidelijk een metafysicus en, als dusdanig een poëet. Hij zegt iets in meer dan het
verhaal dat hij uitbeeldt, een verbondenheid, een verder reikende religiositeit. Hij situeert
zich absoluut niet in punt 1 van het alles weten, maar zijn verbondenheid met de totaliteit van het zijn, houdt hij verborgen zodat hij onbegrepen overkomt.
Ik begrijp, voor het eerst misschien, wat kunst wel is, nederigheid en we weten wat Eliot zegt over humility -
een uitzien naar een onbekende, een ver reikende, vermoede waarheid, waar dichters
en schrijvers en filosofen en wetenschappers, rondwandelend in het Arcadia van Hertmans - het Voorgeborchte
van Dantes Inferno, (canto IV) - over spraken met elkaar, namelijk dat kunst iets in meer is, zijnde de binding met het onbekende, het onnoembare, het
onuitspreekbare.
Als ik de goeroes van vandaag hoor dan is kunst vooral
iets in min, heel wat in min. Om deze reden zijn de doeken van Tiepolo, van een
onaanraakbare mystiek, de
mystiek eigen aan de tekening van mossen en lichen op de stenen van romaanse kerken
en abdijen en vergeef me als ik denk aan Le Thoronet, waarin verweven ligt het wondere van tijd en van zijn.
Roland Barthes in een van mijn voorgaande blogs sprak over de wereld van een Japanse tuin en in zijn
beschrijving verwees hij met een simpel vraagteken naar de denkende, creërende
mens die de tuin had geconcipieerd, de mens verbonden met de natuur en met
wat die natuur betekent. In het
werk van Tiepolo ontmoet ik diezelfde mens, de mens die weet dat er iets hoger is, iets dat niet te
bereiken is, iets dat we enkel aftasten kunnen met de
voelhorens van de geest.
Ik ontmoet in zijn doeken de innerlijk fulgurerende
spirit van de mens die tevoorschijn komt in de wijze waarop hij zijn onderwerp
inleidt en verkondigt. Begrijpelijk dat hij in zijn eeuw, ongemoeid gelaten werd, even afgezonderd als onbegrepen om wat hij, verdoken,
te vertellen had.
Zeggen, dat ik Tiepolo gisteren niet kende, dat ik hem
vandaag ook nog niet ken, maar ik weet nu dat zijn doeken bestaan, zoals ik
weet dat de kwantum fysica bestaat. Het mooie, het sublieme ervan is dat ik,
noch het werk van Tiepolo, noch de kwantum fysica kan binnendringen omdat beide
een beeld zijn van het ongrijpbare, het onaanraakbare.
Maar dit is dan mijn visie en niet noodzakelijk deze van
Calosso en Hertmans.
*
Ik voeg er voor mezelf aan toe, dat wat ik in woorden
geschilderd heb, namelijk dat het werk van Tiepolo me in de eerste plaats als metafysisch
overkomt, geschreven werd vóór de muezzin van mijn tijd in Yemen, vóór het
licht opkwam, vóór het gekweel van de
vogels te horen was, in een moment dat ik nu ervaar als een moment van bijna-genade.
04-04-2012, 03:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-04-2012 |
Opgejaagd (2) |
Mijn blog van 2 april was de tekst die ik met de
pen, in een moeilijk te lezen handschrift, heb neergezet in mijn dagboek. Opgejaagd
door één woord in mijn hoofd, begoocheling. Het gebeurde vroeg in de morgen, in de gonzende
stilte van de kamer, in het krassen van de pen op het blad, en uit mijn pen
vloeide, wat ik een fractie van tijd ervoor nog niet had gedacht. Dit is wat ik
gisteren als blog heb overgenomen. Vandaag kom ik erop terug, om er nu aan toe
te voegen:
Is het geen begoocheling te denken dat wij het zijn
die ons eigen leven volledig in de hand hebben, dat wij het zijn die beslissen dit
te doen of dat te doen, of ook niet?
Of kan het dat het helemaal omgekeerd zou zijn en,
dat we worden geleefd van bij onze geboorte door de omstandigheden en zelfs
van ver vóór onze geboorte dat alles al voorzien is en dat we beslissen wat beslist
moet worden om uit te komen waar we uitgekomen zijn en nergens anders. Ons
leven aldus niet veel meer zijnde dan een massa dromen van morgen tot avond,
tot ver in de nacht?
Dit is uiterst gewaagd dit, zelfs met een
vraagteken, voorop te stellen, maar alles vloeide voort uit het woord
begoocheling of de begoochelaars die we zijn, als we (cynisch) spreken alsof
het ons niet in het minst deren zou - over dood en leven en lichaam. Met de
nadruk op het lichaam, alsof dit lichaam de zin van het leven zou zijn of het
leven, levend naar een rottend lichaam, of een lichaam vol wormen toe; en we ons helemaal niet begoochelen als
we denken het leven te leiden dat wij zelf, en niets of niemand anders dan wij,
gewild hebben.
Vandaag denk ik het anders. Veel is begoocheling als zou alles van ons en enkel van ons
afhangen en het alleen de dromen zijn, die ons losbandig overvallen in de
slaap, die van elders komen. Maar het is
Vrouwe Fortuna (van Dante), die de touwtjes in de
handen heeft, Zij beslist in grote mate over wat kan en niet kan zodat we gerust besluiten mogen dat we geleefd worden,
geleefd tot binnen onze cellen, tot binnen de atomen van ons lichaam.
Het is, opgejaagd door het woord, een dronken beeld
van de mens dat ik heb opgevoerd vandaag. Een uitvloeisel van wat ik hoorde hoe
lichtzinnig gesproken wordt door de filosofie over leven en dood. Mijn
lichtpunt is dat ik, in het artikel, Van
de eerste tot de laatste ademtocht, over het boek van de
Standaard-redacteur Joël De Ceulaer,
dankbaar gelezen heb wat Spinoza, uitgestoten uit de Amsterdamse Joodse
gemeenschap, voorhield en wat ik altijd heb vooropgesteld - onszelf te zien
als deel van de natuur. En, een man naar mijn hart, Herman De Dijn zegt erover,
en ik neem het essentiële:
Als je je ziet als deel van de natuur, dan ben je een deel van iets
groots, van iets allesomvattend, dan heb je een compleet nieuwe kijk op jezelf
die tot een vorm van verrukking leidt. Tot het inzicht, ik ben een proces, ik
maak deel uit van de natuur, van God, maar dat is prachtig.
Eindelijk las ik nog iets zinnigs in de Standaard
der Letteren.
03-04-2012, 01:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-04-2012 |
Opgejaagd |
Opgejaagd door mijn blog.
Opgejaagd door het woord, zijnde mijn blog, vroeg wakker
en gelezen van Sarah Vankersschaever,
wat ze vond van Gruwez dichtbundel Wijvenheide:
Het werk van
een getalenteerd acteur die flexibel wipt van personage naar personage en,
een nietigheidsgedachte die zich een weg
baant door zowat elk gedicht in de bundel.
Ze leert me ook dat de worm nog maar eens opduikt
er is ondertussen ook de crematie als een variatie op tot stof en as zult je
wederkeren.
En dit is niet alles, Vankersschaever gaat veel verder nog, maar het
is aan u als je het wilt ontdekken om de bundel te lezen. Ik vind in elk geval dat wat ze geschreven
heeft als recensent, even poëtisch is als het woord van Gruwez. En
ook, na haar gelezen te hebben dat het me duidelijk is dat ik maar blijf
schrijven als iemand van halfweg de XXste eeuw, wat ook niet
ideaal is. Maar wat de wormen betreft verdedig ik me met te verwijzen naar mijn
astronoom Lyttleton van gisteren, Velen zijn er die plaats genomen hebben in
punt 1, truth, en er blijven wonen
voor de rest van hun dagen.
Maar, ik zou niet graag mijn werk, waar ik al mijn
krachten heb aan opgeofferd, betiteld zien als De mens in mineur, of als kwinkslagpoëzie, al ben ik Gruwez niet. Toch zal ik de bundel opzoeken en lezen, omdat die
van Luuk Gruwez komt en omdat ik weet hoe schitterend en accuraat hij weet te
schrijven over de poëzie van sommige van
zijn collegae.
Ben uit die recensie gestapt. Heb nog even hoger in
het blad gekeken en even nog gelezen over Tien
filosofen en tien conclusies het artikel ligt weg voor morgen
of overmorgen - om eruit te halen dat
het godsbegrip van Spinoza dicht aanleunt bij dat van de Chinezen en, van
Ulbricht Libbrecht: God is gelijk aan de
natuur. Wat ik beamen en verdedigen wil. Om dan verder te vallen op een zin uit die
tekst waar (glimlachend) gezegd wordt: wat
je ook doet of presteert of onderneemt na je dood ben je een rottend lijk.
Cru gezegd is dit een crue waarheid, die hier, als
variant op de worm, eveneens op de snede van het punt 1 geschoven ligt, waarmede ik dus niet
akkoord ga, al mijn teksten staan hier lijnrecht tegenover, want het is niet mijn ik dat
daar ligt, maar het omhulsel van mijn ik, en het is niet het rottend lijk dat
de producten van de geest, die je eventueel achterlaten zou, gepresteerd heeft.
Het is in dit punt, met deze gedachte, met dit paradigma, dat ik me situeer in deze wereld voor
het ogenblik.
02-04-2012, 07:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-04-2012 |
Moedeloosheid |
Moedeloosheid
overvalt me. Het leven is plots een grote onzekerheid, een open vlakte zonder
horizon, een woestijn, een dorheid.
Vanwaar deze
gedachten, terwijl ik gisteren nog aan het dromen was; terwijl ik de vorige dagen
nog een eeuwigheid voor mij had; terwijl ik dacht mijn vijfde maand te
beginnen, met nog zeven voor de boeg; terwijl ik dacht canto 34 van mijn A.vd.D.
in te loggen met als laatste zin de laatste versregel van Dantes Hel?
Vanwaar deze
gevoelens, alles te laten voor wat het is, die moeë lichaam, deze moeë geest,
zijn rust te gunnen. Geen woorden meer, geen gedachten meer, een totale
leegheid van hart en ziel.
Ademen om nog wat
dagen in leven te blijven. Terwijl ik buiten loop, de zon voel in mijn hals, in
mij witte haren, zie hoe alles in kleur komt, hoe een spinnen ei is
opengebarsten met honderden minuscule spinnen tegen het raam, valt alles stil
in mij, opgelost, vergeten, verlaten.
Mijn boeken
waardeloos, alle dingen die ik schreef of tekende, of de stukjes steen en
wortels die ik samen kleefde onder glas, waardeloos, uitingen van de laatste
stuiptrekkingen. En dan, wat me overviel toen ik neer zat om deze woorden te
schrijven, begoocheling te denken dat mijn blog de remedie was die alles
oplossen zou.
De dag die naar
zijn einde neigt: in het minivijvertje één rode vis nog opgedoken, een
vergetelheid van de reiger, en als ik voor mijn klavier zit, een vage schaduw, een
laatste ekster neergestreken op de tafel in de tuin waar ik een hoopje
kaassnippers had neergelegd.
Zeg ik, dat het al
wat beter gaat?
01-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Aprilvis? |
We zijn geen uitverkorenen meer (dit geldt ook voor
bepaalde volkeren die nog die mening zijn toegedaan) nu ik gehoord heb dat er in
ons melkwegstelsel duizend en meer planeten zijn, ik durf het cijfer niet
herhalen maar er zouden er meer zijn in het totale Universum, dan zandkorrels
op het strand van Oostende, planeten waarop leven zou mogelijk zijn.
Wat ik in een vorige blog reeds vertelde over een hadith
van de profeet als over een paar versregels van Dante, als zou de godheid het
Universum geschapen hebben opdat hij zich weerspiegeld zou kunnen zien in de mens, is dus geen
beslissing geweest toegespitst enkel en alleen op de aarde, maar ook
toegespitst op alle planeten van de miljarden melkwegstelsels. Wat neerkomt op
een enorme, massale, steeds maar toenemende schepping met toenemende
mpogelijkheden om zichzelf te ervaren in de geest van zijn schepsels, in het
bijzonder de mens.
Waaruit dan blijken zou dat het materieel aspect van het
Universum, met zijn negatieve als positieve kanten, slechts bijzaak is zoals
ons lichaam slechts bijzaak is een hulpmiddel om te bereiken wat bereikt moet
worden.
Maar, beste lezer, hier tegenover plaats ik wat ik terugvond in een dagboek,
komende uit the Economist van lang
geleden. Het zijn woorden van een Britse astronoom, professor Raymond Lyttleton
die verklaarde dat:
a hypothesis is as a bead on a length of wire,
one end being marked 0 (falsehood) and the other end 1 (truth). Never let your
bead quite reach 0 or 1, or it will fall off the wire and out of the domain of
rationality. Move it along the wire, this way or that, in the light of new
evidence.
Ik anker me zeker niet vast in wat ik schreef over
planeten en leven en reflectie. Alles is beweging, ook de kennis, ook de
bewijsvoering. Maar mijn (soort) paradigma plaats ik toch op punt 0,55, en
alhoewel ik zou willen gaan tot 0,65, zal ik toch maar wijselijk blijven bij
mijn eerste notering.
01-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-03-2012 |
Lectuur |
Ik lees heel weinig de laatste tijd, nochtans loop ik
rond met eenzelfde boek dat ik te traag lees. Maar het is geen roman, het is
een bundel essays. En vandaag herlas ik het begin van een essay uit het boek:
Er bestaan
essayboeken waarvoor je graag een hele kast romans weggeeft en essayisten die
het uiteenzetten van ideeën vele malen spannender kunnen maken dan het
vertellen van een of ander verhaal.
En of deze auteur gelijk heeft, het is trouwens met zijn
boek dat ik rondloop in huis en tuin, zelfs al lees ik er niet in, maar het
boek verlaat me praktisch niet.
Ik herinner me een bejaarde dame ik ben nu zo oud als
zij toen was dus ik ook ben bejaard al zie ik me zo niet het was de eigenares
van de chalet die ik mocht huren van haar. Ze vroeg me eens welke boeken ik wel
las, ik had het geluk toen te antwoorden dat ik alles las, maar geen romans.
Tu as raison
ik weet niet meer of ze me tutoyeerde la
vie est déjà assez roman comme ça, wist ze me te antwoorden
Waarin ze gelijk had, maar het belette me toch niet Pasternak
te lezen en Solokov en Chateaubriand en Stendhal en vele andere, maar nu ik
haar ouderdom heb bereikt heeft ze meer dan gelijk gekregen en is een bundel
essays mijn bijbel.
Ik kom hier zeker op terug. Maar vandaag wou ik wat
anders doen dan schrijven. Mijn echtgenote had wat kaders gekocht met een
centimeter diepte onder het glas, heb er enkele gevuld met verdorde takjes
heide, die ik plukte op de hoogste top van Iona,
the holy isle of Scotland, een versregel van Saint-John Perse, wat zaden
die wat kleur dragen en een schelpje of twee met een stukje steen uit de bergen.
Ik werkte eraan tot laat in de avond, en was er tevreden mee, zoals ik nu ook
tevreden ben met mijn blog
31-03-2012, 01:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-03-2012 |
Boek of Blog |
En s avonds, de zon een vuurbol tussen de bomen, van Fernand
Pouillon , wiens Pierres sauvages
hij doorbladerd had in de grote rust van de namiddag, wil hij hernemen hier wat
geschreven staat over de stenen van de abdij van Le Thoronet:
Tu aimes donc cette pierre?
Oui et je crois quelle me le rend. Dès le premier
moment jai eu pour elle un respect que je nai même pas songé à discuter.
Maintenant elle fait partie de moi-même, de notre uvre, elle est labbaye.
Waarop wacht hij nog, dit is het ogenblik van handelen. Je
houdt van het woord en het woord is je domein, het woord is al wat je nog rest,
waarop wacht je om een akker vol te zaaien met woorden?
Ja, waarop wacht ik nog denkt hij, het is volop lente,
je boek moet verder groeien, stop met prioriteit te geven aan je blog. Weinigen
lezen je stukjes proza. Hoop dus niet
dat deze, zoals het gebeurde bij de grote Saramago, ooit zullen verzameld
worden, en gepubliceerd, maar weet dat je woorden je abdij is, je oeuvre.
En wat
meer is, Pouillon vond dat de abdij van Thoronet een vierde dimensie
had, zo moet ook een boek een dimensie in meer hebben. Het verhaal is niet
voldoende, het moet iets hebben dat ongeschreven bleef iets zoals in de
doeken van Tiepolo - een spiritualiteit die niet kan worden uitgedrukt maar
geborgen op elke pagina, aanwezig is. Het boek moet ervan doordrenkt worden,
het moet zich situeren buiten de knellende realiteit van vorm, en inhoud. Het
moet op een traject liggen, het moet zich ophouden op een punt buiten het boek
gelegen, een punt zoals dit waar de slinger van Foucault aan opgehangen is.
Een roman schrijven, een van jou? Denk niet dat er nog
plaats is voor een in meer, alles staat al opgetekend, al was het maar in de
duizend boeken die je zag in de bibliotheek van het convent van Mafra. Wat je
kunt is herhalen in een andere vorm, met andere woorden, wat bladvulling dus,
maar geen voedsel voor de geest. Voedsel dat we meer en meer, nu de kunsten het
laten afweten, nu het sacrale opgeofferd wordt, meer dan ooit nodig zullen
hebben om te overleven.
30-03-2012, 00:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-03-2012 |
Bernard de Clairvaux |
Mijn blog is een struggle
for live. Ik schrijf me leeg. Ik word van het ene onderwerp naar het
andere gezogen en vind niet de tijd heb ook een leven naast mijn schrijven - uit
te werken wat ik wens uit te werken. En wat ik schrijf schijnt minder en minder goed te zijn, vervelend te
zijn, mijn bezoekers/lezers haken af. Alhoewel ik het aantal niet meer zo
nauwgezet opvolg waren er gisteren amper acht. Toch kan ik er voor mezelf niet
toe komen op te geven, of een dag over te slaan.
Ik dacht vandaag iets te schrijven over mijn ontdekking
van de schilder Tiepolo en dit via het Arcadia van Hertmans. Ik zocht Tiepolo, die
ik helemaal niet kende, op in Google en was uiterst verrast, wat meer was ik
vond me terug in zijn werk. Toch bleef ik hangen bij de passage van Bernard de
Clairvaux in mijn blog van gisteren, een passage die eindigde met: Ceins-toi
de ton glaive, de ce glaive de lesprit qui est le verbe de Dieu.
Bernard de Clairvaux, later heilig verklaard, was een
van de belangrijkste figuren die het westen en dan vooral de Kerk heeft gekend.
Hij was het, die met zijn familie ( vader, broers en neven), Robert de Molesnes
en zijn metgezellen, die weggetrokken waren uit de te grote luxe - naar de
maatstaven van Benedictus van Cluny en begonnen waren aan de bouw van een
nieuwe abdij in Citeaux, ter hulp is gekomen op het ogenblik dat de
uitgewekenen op het punt stonden hun bouwen op te geven.
Op deze wijze - hij was toen achttien - startte het geestelijk leven van Bernardus dat
uitgroeide tot het grootste religieuze avontuur van het Christendom hier in het
westen, een avontuur dat aanving met de Heilige Benedictus van Monte Cassini,
in de eerste helft van de VIde
eeuw, en zijn hoogtepunt kende met de heilige Bernardus, stichter van de
Cisterciënzersorde, stichter van de Tempeliersorde, vereerder en ontdekker van
Notre Dame, prediker in Vézelay van de eerste Kruistocht.
Uit de beweging die hij in gang heeft gezet pleegde de
abt Suger, in Saint-Denis, de eerste gotiek en ontstonden kort erop de eerste
gotische kathedralen.
De passage die ik gisteren aanhaalde is zijn wapenschild
en de geestelijke beweging die hij bezielde heeft het ettelijke eeuwen volgehouden.
Vandaag is deze aan het doodbloeden en dan zeker in het religieuze landschap hier bij ons. En
niet alleen totaal aan het wegkwijnen maar staat thans op het punt, tenzij er
een nieuwe Bernardus zou opduiken, overwoekerd te worden door een even, als ten
tijde van de middeleeuwen, fanatiek wat ze ook beweren moge - religieus getinte golfbeweging.
Ik heb me nog eens laten gaan en geschreven over wat ik
bij het opstaan en het openen van mijn
laptop absoluut niet had gedacht. Het zij dan zo, het is met deze tekst
dat u, lezer, het zult moeten stellen op 29 maart. Of later.
29-03-2012, 00:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-03-2012 |
Le Thoronet |
Is het me toegestaan, aangekomen in het punt in de tijd waar ik me
thans bevind, een zekere weemoed te kennen - zoals Ernst Jünger in zijn Auf den Marmorklippen omdat ik
bepaalde plaatsen die ik ooit bezocht en die zich, om een of andere reden, diep
in mij hebben vastgehaakt, nu niet meer bezoeken zal?
Al zijn deze plaatsen niet zo talrijk, een is er die er deel van
uitmaakt, de Cisterciënzersabdij, Le Thoronet, gebouwd onder de Bernard de Clairvaux
- zelf bouwer van de abdij van Citeaux - in de XIIde eeuw, gelegen nu, langs de autosnelweg A8, zijnde ongeveer halfweg
tussen Aix-en-Provence en Cannes.
We bezochten, mijn echtgenote en ik, deze abdij een tiental jaren
geleden en het was een revelatie, een abdij als uit een blok gehouwen, stoer en in de zuiverste vroeg-romaanse stijl, zonder versieringen in
de kapitelen, maar perfect qua afmeting en gevelindeling. Een abdij met een
vierde dimensie ook de doeken van Gianbatista Tiepolo, waaraan ik een blog
wijden zal, hebben die vierde dimensie een dimensie die ik zie als
metafysisch.
Wat opviel was de grote soberheid en inspirerende symmetrie van van gebouw en kerktoren en de perfectie wat
de indeling in ramen en deuren van de
gevels betrof. Ik liet me zelfs verleiden de tekeningen te fotograferen die de
tijd en de natuur had aangebracht in en op de stenen van de abdij, denkende de
thematiek erin later te gebruiken in mijn tekeningen wat ik wellicht onbewust gedaan
zal hebben.
Waarom vertel ik dit, en waarom dit gevoel van weemoed? Er is vooreerst
een knipsel uit Le Monde van 2003, totaal vergeeld, bijna verpulverd, dat me in
de handen viel, een paar dagen terug, en er is het boek van Fernand Pouillon
over de bouw van Le
Thoronet, dat ik
las dankzij een vriend, Pierre H., architect - van wie ik de
laatste tijd weinig, te weinig hoor - die het ontdekt had in de bibliotheek overgeërfd
van zijn vader. Een moeilijk te lezen boek, wellicht omdat het geschreven was
in zeer moeilijke omstandigheden.
En dan is er nog een derde reden omdat ik bij Pouillon
deze fameuze zin van de stichter van de ontelbare Cisterciënzers abdijen, Bernard
de Clairvaux, terugvond, een zin die ik dacht te gebruiken als inleiding bij mijn
De Adem van de Dagen:
A luvre donc, sache que le moment est venu pour
toi de tailler dans le vif, étant admis que celui de la méditation lait
précédé. Si jusqualors tu nas remué que ton esprit, il faut maintenant que tu
remues ta langue, il faut maintenant que tu remues ta main.
Ceins-toi de ton glaive, de ce glaive de lesprit
qui est le verbe de Dieu.
Maar, als een
van jullie op de A8 van Aix-en-Provence naar Cannes, de aanduiding Le Thoronet
ontmoet, verlaat dan even de snelweg en bezoek die abdij, cela vaut le
déplacement. U moogt me zelfs een berichtje sturen van daaruit, of een kaartje.
28-03-2012, 01:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-03-2012 |
Het Licht dat breekt |
Het
licht dat breekt. De vogels in de bomen, in de hagen, die ontwaken in een
gekweel, in een ineenvloeien van klanken die hem bereiken nu hij is opgestaan
om zijn dag in te schrijven, in te zegenen.
Een
herinnering die telkens opduikt. Zijn verre jeugd, een knaap die zich
afgezonderd voelde, schemerachtig en bedeesd, in een jeugdgroep, de enige onder
hen die geen uniform had, zijn moeder kon hem met moeite een Frans woordenboek
betalen van 50 frank, maar zeker geen KSA-uniform. Hij was mee opgetrokken voor
een paar dagen met de groep, in een verlaten kasteel hier dichtbij in Bellem. En
het was toen dat hij voor het eerst, door het open raam de vogels hoorde in hun
morgengebed, merels en lijsters, vinken en wielewalen, alle door elkaar, een
symfonie. Hij had het nooit voorheen zo duidelijk gehoord, hij lag er middenin,
hij werd er dronken van, dronken van de mengeling van klanken. En het was ook
de dag - hij was toen twaalf of zo iets - dat hij Eine kleine Nachtmusik had gehoord, zijn eerste bron van klassieke
muziek, Mozart.
Nu,
de tijd van het schrijven, zijn de vogels stil gevallen, de vreugde om de komst
van het licht is uitgezongen. Nu komt zijn gezang. Hij zoekt terug de zin op
die hij gisteren gelezen had bij Karen Armstrong:
As the Sacred Hadith
had made God say: I was a hidden treasure and Iearned to be known. Then I
created creatures in order to be known by them.
Een
hadith van de profeet over Allah: Ik zocht om bekend te worden, Ik schiep
schepsels, ik schiep planten en bloemen, dieren en vogels, bomen en wolken en
planeten en sterrenstelsels opdat ik in hen, zou gezien worden.
Hij
had nog de ganse dag om erover na te denken.
Op
de middag zat hij in de zon aan tafel in een restaurant aan de Leie. Terwijl
hij luisterde naar wat zijn vriend te vertellen had, dacht hij aan een eerste
zin voor een gedicht. Maar de zin kwam niet. Al was er het eerste groen in de
treurwilg, al was er het stille vloeien van water met een paar even stille meerkoeten,
al was er op het einde van de vlakte weiden, een twijfel van groen in de canadas
omheen het kasteel van Ooidonck, die eerste zin die kwam maar niet, al was het
heel duidelijk dat Hij die wou gezien worden bewoog in al wat was in de wereld die hij zag
en niet zag.
En
evenmin, na teveel tv, o.m. een BBC-programma over mathematics, over de hindoe die de nul bedacht en pi berekende en over
de reeks van Fibonacci, maar ook na middernacht kwam de zin niet.
Hoe
arm men zich voelen kan voor het slapen gaan.
27-03-2012, 00:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-03-2012 |
De Adem van de Dagen (26) |
Er is een
altijddurende wisselwerking tussen impulsen komende van ontmoetingen, van
bevindingen, van herinneringen, van gebeurtenissen uit zijn jeugd, alles is met
alles verweven, gefilterd door het heden en het heden gericht naar het komende,
een rechte lijn getrokken in het tijdloze zijn van ogenblik tot ogenblik.
Tijd schuift
in tijd en woorden zijn het centrum van de gedachten die komen en vervagen,
zich oplossen in nieuwe. Een wereld kruipt erin weg, en een wereld die
verzwegen wordt, houdt zich erin verborgen.
Als hij
terugdenkt aan zijn ogenblikken met Anja, herinnert hij zich hun afdaling,
komende van de cabane du Grand Mountet
naar de vallei toe. Hun tocht, in de immensiteit van bergen en luchten en in
een zee van licht, over de Zinal-gletsjer en dan vooral, nu nog, het kraken van
de korrels ijs onder hun voeten. Herinnert hij zich, hoe hij haar verraste met
de fles Hermitage die hij, eens de gletsjer verlaten, boven haalde van onder
een rotsblok in het water. Een fles wijn die er neergelegd was, wat zij niet
wist, twee dagen vroeger toen hij met Robert en Gustave op weg was naar de
berghut.
Maar vooral
als hij denkt aan de dood van zijn vrouw, waar hij weinig details van kent
omdat het voorviel tijdens zijn reis naar China en waarover zijn oudste dochter
thuis, die alles beleefde, hem enkel de grote lijnen had verteld, dan overvalt
hem een massa aan gedachten die zich concretiseert in de laatste kus die ze hem
gaf, aan de luchthaven, en hij haar nakeek en verdwijnen zag in de bocht tussen
andere wagens. Dit, toen ze voor altijd wegreed van hem, de dood binnen. Een
gebeuren, kort in woorden, maar met een echo die niet uit te wissen is, die hem
vervolgt, opduikend op de meest onverwachte ogenblikken.
En als hij
denkt aan de kinderen en vooral kleinkinderen, vloeit hierin een tederheid die
niet te meten is, al was het maar een moment dat hij zich nu ineens herinnert
- het gevoel dat hij eens kende, in die bewuste maand augustus na haar dood,
toen hij, zoals hem was gevraagd, de was ophing buiten, en hij die stukjes
kleding, kousjes, broekjes, hemdjes in handen kreeg. Dit alles zit in de
woorden kinderen en kleinkinderen en nog oneindig meer, wat te vatten is en
niet te vatten, wat te vertellen is en wat te verzwijgen is.
En hij
zwijgt ook over wat er vandaag gebeurt in de wereld, wat absoluut niet betekent
dat hij er zich niet bij betrokken voelt, als hij denkt aan wat de
kleinkinderen en hun kinderen, die er eens zullen zijn, te wachten staat, of
als hij geraakt wordt door het gebeuren in de wereld en hij zich vragen stelt
over de invloed van andere, dreigende culturen die binnensijpelen, gewild
wellicht, op kousenvoeten en hieruit voortvloeiend, de impact ervan op de
toekomst én van onze Westerse levenswijze én van de Kerk die er meer dan
bepalend voor was.
En toch,
ondanks al het negatieve dat hij meedraagt, het is een groot leven dat hij in
zijn handen houdt, wat er ook moge gebeurd zijn, wat hij ook moge ondergaan
hebben en wat hem ook nog moge te wachten staan; een groot leven is het als hij
ziet hoe de dagen bewegen in een weelde van kleuren, rood en goud en bruin en
geel, geaccentueerd door het licht en het grote geruis van de bomen en hij
doordrongen is van het zijnde als van het nog komende.
Zo opent
zich elke nieuwe dag op de geuren van het bos en van de aarde, op de dingen die
hij gepland heeft te doen, en doet of niet doet, en met een vlugheid die hem
telkens verrast is er lheure bleue als
hij neerligt op de sofa voor de
vlammen van de haard en het licht een tere, blauwe schijn krijgt in de
schemering, waarvan de diepe betekenis, het stilvallen is van alle leven, dit voor
de nacht hem overvalt met herinneringen aan wat was en aan wat had kunnen zijn.
De nacht en
het te grote bed, al gebeurt het dikwijls de laatste tijd, dat hij blijft
liggen in een deken gewikkeld, op de sofa voor de open haard die stilaan
uitdooft en met zijn boeken die fezelen over hem tot elkaar.
26-03-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-03-2012 |
Tien kleine visjes |
Zelden schrijf ik over wat
er gebeurt in mijn dagelijks leven, wat ik doe of niet doe, wat me overkomt of
waar ik aan ontsnap.
Anderen, van wie ik de blog
regelmatig bezoek doen dit regelmatig, niet alleen kort en bondig en leesbaar maar
tezelfdertijd pittig en leerrijk en dan nog, geïllustreerd. Wat helemaal niet
kan gezegd worden van die van mij, al heb ik ook al getracht er een tekening
aan toe te voegen, maar het lukt me niet om een of andere reden.
Maar vandaag heb ik iets te
melden, in de tuin is de reiger gaan vliegen met de visjes uit het stukje
vijver. Deze morgen lag die er triestig bij, ondanks de biezen en de irissen die
hun kop opsteken, de dotterbloem die helgeel is open gebloeid en de bladeren
van de waterlelie waar Frederik Van Eeden zo van hield die naar boven
krullen. Maar de muziek is er uit, het spel van de naar elkaar toe en van
elkaar weg zwemmende rode visjes is verbeelding geworden. Er rest me niets
anders dan er voor de n-de maal andere te kopen die terug zullen moeten
wennen vooraleer ze naar mij toe zwemmen als ik ze eten geef.
Tien kleine visjes die
verdwenen, een na een, spartelend, in de maag van de reiger, ik zal er maar geen drama van
maken. Er zijn ergere dingen in het leven van elke dag. Gelukkig zitten er nog
vele salamanders geborgen in de laag rottende bladeren op de bodem. En wie
weet, wie weet, misschien ook nog minuscule rode visjes zonder moeder?
Mijn andere dagboek-bedenkingen zijn ditmaal niet veel zaaks. Sinds enkele dagen is er af en toe een grote toevloed aan beelden
in mijn gedachten. Iets is losgekomen, wat ik mijn boek noem houdt me meer
bezig.
Maar
dit is evenmin een drama.
25-03-2012, 06:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-03-2012 |
Paul Davies |
Ik blader in Paul Davies God and the new Physics.
Een zin treft me, het is een zin van Niels
Bohr :
Anyone who is not shocked by quantum theory has not
understood it.
Beweren dat ik begrepen heb
wat de kwantumtheorie betekent zou ik zeker niet durven zeggen of schrijven,
maar ik weet dat het toch mijn beeld van God radicaal heeft gewijzigd, in deze
zin is het een enorm belangrijk iets, dat mijn perspectief van de dingen openscheurde, dat er muziek en
mystiek in zat, dat het iets te maken moest hebben met de idee die hij zich
trachtte te vormen over wat, in zijn
materiële onzichtbare vorm, God wel zou kunnen zijn, en Hij alsdan wellicht
niet verschillen zou in kwaliteit, wel in kwantiteit van de materiële vorm van
de spirit van de denkende mens.
Het is een gedachte die ik koester, ze biedt enorm
veel mogelijkheden. Ze licht een tipje op van de donkere zware sluier, zelfs al
weet ik, dat ik zelfs nog niet op de drempel sta en dat ik misschien nimmer
verder komen zal dan dit ene tipje, maar het is toch iets dat beloftes inhoudt.
En wat meer is, ik weet dat het in de goede richting wijst.
Ooit las een vriend priester de mis in een soort
kapel in de catacomben van Rome. Hij sprak toen in een korte homilie, voor de
vuist, over God en hij sprak deze voor hem, als priester, toch vreemde woorden.
Er is, zegde hij, een wand tussen God en de mens, een glazen wand maar deze is
bedampt langs de kant van God.
Ik schrijf dit midden in de nacht het is de
eerste maal dat ik er zo lang heb aan gewerkt om de gepaste blog te vinden, een
slecht voorteken midden in de levende, wondere natuur, die zijn tentakels
heeft, gedrenkt in de kwantum fysica. Gedrenkt in de geheimenis van atoom en
elektron en meer nog, van de deeltjes, de higgs die nog te ontdekken zijn, om
wellicht eens die ontdekt op zoek te moeten gaan naar nog meer-dan-higgs
deeltjes, en dit alles geplaatst tegenover het beeld dat God zou kunnen zijn op
zijn wandelweg die ook die van ons is, gaande van het Alpha naar het Omega.
En als ik verder blader,
Davies in zijn Preface:
no doubt many of my colleagues would strongly
disagree with the conclusions I attempt to draw. I respect their opinions. This
is simply one mans perception of the universe; there are many others. My
motivation for writing the book is that I am
convinced there is more to the world than meets the eye.
Er is heel wat meer in de
wereld dan het oog zien kan en dit is het dat mijn queeste voedt en in beweging
houdt.
24-03-2012, 02:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |