xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Moedeloosheid
overvalt me. Het leven is plots een grote onzekerheid, een open vlakte zonder
horizon, een woestijn, een dorheid.
Vanwaar deze
gedachten, terwijl ik gisteren nog aan het dromen was; terwijl ik de vorige dagen
nog een eeuwigheid voor mij had; terwijl ik dacht mijn vijfde maand te
beginnen, met nog zeven voor de boeg; terwijl ik dacht canto 34 van mijn A.vd.D.
in te loggen met als laatste zin de laatste versregel van Dantes Hel?
Vanwaar deze
gevoelens, alles te laten voor wat het is, die moeë lichaam, deze moeë geest,
zijn rust te gunnen. Geen woorden meer, geen gedachten meer, een totale
leegheid van hart en ziel.
Ademen om nog wat
dagen in leven te blijven. Terwijl ik buiten loop, de zon voel in mijn hals, in
mij witte haren, zie hoe alles in kleur komt, hoe een spinnen ei is
opengebarsten met honderden minuscule spinnen tegen het raam, valt alles stil
in mij, opgelost, vergeten, verlaten.
Mijn boeken
waardeloos, alle dingen die ik schreef of tekende, of de stukjes steen en
wortels die ik samen kleefde onder glas, waardeloos, uitingen van de laatste
stuiptrekkingen. En dan, wat me overviel toen ik neer zat om deze woorden te
schrijven, begoocheling te denken dat mijn blog de remedie was die alles
oplossen zou.
De dag die naar
zijn einde neigt: in het minivijvertje één rode vis nog opgedoken, een
vergetelheid van de reiger, en als ik voor mijn klavier zit, een vage schaduw, een
laatste ekster neergestreken op de tafel in de tuin waar ik een hoopje
kaassnippers had neergelegd.
Zeg ik, dat het al
wat beter gaat?
|