xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In zijn The Sacred Wood, een
bundel essays On poetry and criticism,
heeft T.S.Eliot het
over een essay van Paul Valéry waarin deze stelt in 1920 dat de tijd van
filosofische poëzie voorbij is en dat nu le
poète moderne essaie de produire en nous un état et de porter cet état exceptionnel
au point dune jouissance parfaite.
Deze zin viel niet in goede aarde bij T.S.Eliot doordrongen zoals ik
altijd ben geweest van de poëzie van Eliot, bij mij evenmin - Eliot repliceerde
hierop dat the philosophy is essential
to the structure and that the structure is essential to the poetic beauty of
the parts.
In het gezelschap van Valéry en Eliot heb ik heel weinig in de pap te
brokken, maar ik ook vind het maar mager als zou poëzie enkel als doel mogen
hebben, un état, a state, een toestand te produceren.
Eliot valt terug op de Divina
Commedia, om na een lange omweg - te lang en te ingewikkeld om er hier over
uit te weiden - er op uit te komen dat het filosofisch element bij Dante er
niet op gericht is een filosofie op te
bouwen en te verkondigen maar dat het filosofisch element moet gezien worden as part of the ordered world. Dus niet
als commentaar of reflexie maar als iets dat waargenomen als deel van een
geordende wereld.
Wat mijn gedicht Op een avond
betreft, verdedig ik mijn filosofische inslag, zoals Eliot de filosofische
achtergrond van Dante verdedigt, in terms
of something perceived en niet als een theorie die ik verkondigen wil.
Het dode leven in mijn
gedicht dat ik van mij wil afzetten, is gericht naar de mens die niet nadenkt
over wat leven en het leven is en er maar op los leeft. Een staat van bestaan
die ik doorbreken wil om voluit in het leven te stappen en als mens te zijn,
waarvoor ik denk hier rond te lopen, zelfs al weet ik maar al te goed, dat er
hier heel wat zijn voor wie het leven niet veel meer is dan het uitkijken naar
een dagelijkse homp brood. Voor hen is het lezen of bedrijven van poëzie geen
noodzaak, integendeel.
Is dan de poëzie die ik bedrijven wil en die doorspekt is met flarden
filosofie, minderwaardig ten overstaan van de poëzie die ik vandaag ontmoet en
heb ik het - Eliot volgend in de mate van mijn mogelijkheden - helemaal
verkeerd voor, en moet de poëzie van vandaag louter een spel van woorden zijn
met de bedoeling een sfeer, een toestand op te roepen, waarbij de betekenis van
het woord veronachtzaamd mag worden?
|