 |
|
 |
|
|
 |
12-10-2011 |
Ik schrijf omdat ik, hier gekomen, schrijven moet |
Ik schrijf omdat ik, hier gekomen, schrijven moet
er is geen alternatief, de golven voeren woorden
aan, de luchten die we raken kunnen,
de tijdloosheid die van de meeuwen is.
Een vriend, een compagnon alhier gemist
al was het maar om iets onbelangrijks hem
te zeggen, al was het maar om stil te zijn,
ingekeerd te zijn, niet wetende,
wat ons lot zal zijn na deze stonde of wat
verklaard zal worden of misschien verzwegen.
Water aan mijn voeten kolkend, naar
de einder toe geschubd met lichtgeflonker
al vertellen het maar weinigen:
de zee een zaligheid, de wind, zijn adem,
ons bekoren kan. Al drijft de aarde
naar de avond toe, we blijven toch nog even,
hoe rood het westen kleurt,
lijk vlekken droom de blauwe banden
tussenin die plots verdwijnen zullen,
opgeschrikt.
Ik schrijf omdat ik hier gekomen schrijven wil
en nóg wil keren, voor een lange tijd,
maar ook het kan
dat ik hier nimmer meer zal komen,
want ook dit schrijven weegt niet veel.
Even hier maar zijn, en vooraleer
het opgetekend, de wind gekoeld,
de laatste schilfer zilver weg,
het rood al opgelost, al is dit alles
niet zo veel, slechts woorden
die hier hangen bleven
lijk late bladeren in de bomen.
En een lichtstraal nog,een teken van uit
de hoogten, want hoe kan het anders,
dat woorden ons beroeren blijven
alsof het golven waren,
letters uit de einder losgerukt
en tot woord gekomen, meer niet,
maar met het fijnste potlood opgetekend
zo simpel is het, al weet ik beter.
Ik schrijf omdat ik hier gekomen schrijven kan
omdat ik hier weer dichter kwam,
dichter dan ik ooit gekomen ben,
de mens die overrompeld wordt, hier deel
van golf geworden.
Eeuwigheid die me omhelst.
12-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-10-2011 |
De Adem van de Dagen (10) |
De Adem van de Dagen (10)
Maar bladerend - wat hij vroeger zelden heeft gedaan - in zijn dagboek van die maand augustus kon hij zich een beeld vormen van wat die maand betekend had. Een woord, een zin opnemend, kwamen herinneringen terug. Kwamen van heel ver gevoelens terug verwoord in een gedicht van Rilke:
Einmal wenn ich dich verlier,
wirst du schlafen können, ohne
dasz ich wie eine Lindenkrone
mich verflüstre über dir?
Waarbij hij dacht aan zijn kortstondige ontmoeting met Anja, en Rilke een toevlucht toen voor zijn beginnend verliefd zijn dat hij onderdrukte om niet de pijn te voelen van haar weggaan en weg zijn. En nu, zijn dagboek open voor hem, hij aan haar herinnerd werd, even maar, in het gedicht van Rilke:
Zul je wel slapen kunnen als ik je verlies,
als ik me niet meer lijk een krans
van lindebloesems verfluister over jou?
Veel was hun ontmoeting niet geweest, het waren meer, althans voor hem, de omstandigheden geweest waarin hun ontmoeting had plaats gevonden, in en om een berghut op meer dan 2.800meter hoogte, de dag dat hij er was met Robert en Gustave, enkele dagen na hun bezoek aan het graf van Rilke.
Hoewel alles toen te herleiden was tot een ontmoeting, van korte duur, bleef tot lange tijd erna, de impact ervan regelmatig opduiken in zijn gedachten met nog een warme indruk van haar woorden en haar tederheid naar hem gericht. En hij wist, als hij verder bladerde dat zijn dagboek van die maand augustus de echo droeg van hun lange afdaling over de gletsjer naar Zinal toe, in de vorm van een kort verhaal, ettelijke paginas lang.
Wat destijds in de bergen en omheen de berghut du Grand Mountet gebeurde kon, omdat alles aanwezig was opdat het gebeuren zou. De kring sloot zich om hen van het ogenblik dat Anja hoorde van de gardien dat de afdaling van de Besso, alleen zijnde, te gevaarlijk was. Van dat ogenblik af vloeiden hun twee levens naar elkaar toe.
Ze hadden een meer intiem samenzijn nog kunnen vermijden indien ze die avond na de korte kennismaking niet samen hadden doorgebracht, kijkend naar het wondere effect van de ondergaande zon op de besneeuwde bergtoppen. Geen van beiden, hij zeker niet, besefte toen dat naarmate de sterren een voor een opdoken, de geul van hun gevoelens breder en breder werd.
Maar al dit verklaarde slechts hun ontmoeting. Echter welke andere feiten gingen niet vooraf aan haar beslissing om op die dag, die ook hun dag werd, de Besso te gaan beklimmen.
Dan ook was er nog zijn verhaal. Vooreerst, zijn aanwezigheid daar, nadat hij geaarzeld had, omwille van de kinderen en het mogelijke gevaar verbonden aan een beklimming, Robert en Gustave te vergezellen.
En als het een ontmoeting betreft kan tot in het oneindige worden teruggegaan, tot de dag van zijn geboorte, tot de dag dat zijn vader inging op zijn moeder en nog veel verder in de tijd, wat even betekenisvol zou zijn. Dit waren echter allemaal gegevens die maakten dat hij was wie hij was en dat hij was waar hij was. Maakten dat ze er een dag vroeger aanwezig waren en dat het regende de morgen dat ze gepland hadden de beklimming te doen zodat deze verschoven werd naar de volgende dag opdat hij, zo zag hij het nu, Anja zou ontmoeten.
We spreken dan van toeval maar het is slechts een samenkomen van duizenden kleine en grote feiten.
En ook de beklimming van de Mammouth, een rotswand lijk de muur van een kathedraal, die Robert had voorgesteld, toen naar de middag toe, de luchten openschoven, zogezegd om de verloren dag in te vullen, was nodig geweest voor zijn ontmoeting met haar want het was bij hun terugkeer in de cabane, gelukkig en ontspannen dat hij plots geconfronteerd zou worden met haar.
Ze had hem verbaasd toen hij hoorde wie ze was, een meisje, een landgenote, een streekgenoot zelfs, en dan nog niet in het minst toen hij vernam dat ze zinnens was alleen naar de top van de Besso te gaan.
Later in de namiddag had hij zijn vrienden niet vergezeld naar een plaats die ze hun jardin de génépi noemden en hij was in de zon gaan zitten om te lezen of te schrijven. Het was daar dat ze hem was komen opzoeken en dat alles beginnen zou, dat de realiteit zich vormde tot verbeelden en dat de woorden die ze spraken, een kleur hadden, een warmere ondergrond. Zo had hij aangevoeld toen, dat ze een open rijpe vrouw was met een diepe zin voor literatuur en kunst en vooral een vrouw, bewogen, gegrepen door de levende natuur.
Hij herinnerde zich niet meer waarover ze toen gesproken hadden. Het was lijk een aftasten van wie ze waren en wat ze wisten. Hij herinnerde zich wel nog de stemmen van de Italiaanse cordée van vier knapen, die tegen de rotswand hing, waar zij die voormiddag waren geweest, en steeds maar hoger en hoger opschoof naar de top, hun stemmen duidelijk leesbaar in de ijle lucht.
Later maakte ze kennis met Robert en Gustave zodat ze met hun vieren het avondmaal namen in de cabane en hij met haar, tot de nacht inviel, buiten bleef zitten in de kilte van de vrieslucht met een hemel die plots vol sterren stond.
Nam zij al een deel in van de plaats die was vrijgekomen toen ze afscheid namen en zij haar slaapbrits opzocht en hij die van hem naast de brits van zijn vrienden in een ander slaapvertrek?
Maar wat begonnen was kon zo maar niet gestopt worden, lang had hij nog wakker gelegen die avond, denkend aan haar, in gedachten hun gesprek voortzettend. Zij luisterend naar hem, zij opkijkend naar die rijpere man met heel wat ondervinding over het leven, met heel wat meer boeken gelezen dan zij en met een totaal andere kijk op God.
Hij had haar voorzeker gesproken over de Bijbel en over Velikovsky, voorzeker over Fabre-dOlivet en over vers 3, 19 van de Genesis. En op die terugtocht over die fameuze Zinal-gletsjer zou ze hem zeggen dat hij haar had bedolven onder woorden, en dat ze hem had willen omhelzen toen ze, de vorige avond afscheid namen van elkaar om te gaan slapen of trachten te slapen, want een brits in een gemeenschappelijke slaapzaal, met minstens twintig andere slapers is precies geen ideale plaats.
De volgende ochtend toen ze klaar stonden om te vertrekken, meldde de gardien hen, tot hun verbazing dat ze al een half uur vroeger was weggegaan.
Hij zou haar terugzien, een kleine stip op larrête ouest van de Besso, daar waar de eigenlijke beklimming aanvangt.
Ze stonden toen aan de rand van een ijs- en sneeuwvlakte die ze kruisen moesten. Het was daar dat Robert bij een misstap, zijn ligamenten scheurde en ze verplicht waren, hem ondersteunend, terug te keren naar de cabane. Later was de helikopter Robert komen halen en Gustave had hem vergezeld maar voor hem was geen plaats meer zodat hij op Anja had gewacht en ze samen waren afgedaald naar Zinal, over de gletsjer.
Maar dit alles was van die bewuste maand augustus, toen hij voor het eerst, zonder zijn vrouw, na haar overlijden alleen was met de kinderen. Het was een maand van innerlijke stilte geweest en la chambre des preux waar hij verbleef, een kamer van de geest die hem gekneld hield in een oneindig verlangen om wat zijn leven geweest was, neer te schrijven; een verlangen dat hem van dan af niet meer verlaten zou en hem brengen zou op het punt in de tijd en de ruimte waar hij zich thans bevond.
Anja was de binding met het bevreemdende geweest en het was toen dat hij het verhaal van hun ontmoeting had neergeschreven alsof hij een lange brief aan het schrijven was om haar te zeggen welke persoon zich verborg in hem. Want als hij naging hoeveel toevalligheden er toen niet aan te pas kwamen, als hij nadacht over zijn gevoelens van die dagen, waarbij de gedachte opkwam dat het misschien zijn overleden vrouw was geweest die zich manifesteerde in de persoon van zij, die zich Anja noemde, zo maar opgedoken uit het niets om even vlug als ze gekomen was, weg te rijden van hem in het even grote niets.
Als hij terugdenkt aan die plaats nu, vanuit zijn plaats voor de haard. In zijn gedachten, de oude chalet, nog donkerder getint door de tijd, is er nog, de bomen zijn uitgegroeid, het licht is erover, de wind, de regen, de sneeuw, de dagen, de jonge maan, de zaden van de épilobe zwermen erover uit, de zaden van de dennen in de lente, het grote leven. Maar zijn hart is ouder geworden, stiller, er zit een beven in zijn handen en de stemmen van spelende kinderen die verstoppertje spelen, vreemder geworden. En hij overweldigd door wat was, grijpend naar een zin van T.S.Eliot:
Go, said the bird,
For the leaves were full of children.
Hidden exitedly, containing laughter...
11-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-10-2011 |
Vreemd wat ik hier las |
Nobel de Quimica por unos cristales ùnicos.
Vreemder nog, omdat ik niet begrijpen kan, omdat velen niet begrijpen kunnen, het wonder van het leven in atomen, elektronen en quarks - en zovele andere deeltjes nog - die in zich de regels dragen om zich te vormen tot kristallen, in meetkundige vormen nogal, zoals van oudsher. Wie regelt dit?
Tot Daniël Shechtman (Tel Aviv 1941), gedoken voor zijn elektronische microscoop van het Technologisch Instituut van Haifa, van de hand gods geslagen werd en unos cristales unicos, enige unieke kristallen, zag te voorschijn komen met een symetrische vorm, maar een vorm die zich niet herhaalde. En om deze reden hij ze quasikristallen doopte.
De Nobelprijsstichting vergelijkt deze formatie met de azulejos in het Alhambra, waarvan de tegels mathematisch symetrische vormen hebben maar de ene verschillend van de andere.
Ik las dat het om deze reden is dat de Nobelprijs Scheikunde werd toegekend aan die Daniël Shechtman voor een vondst gedaan in 1982. Dergelijke quasicritalles zouden ook gevonden zijn in rivieren in Rusland.
Voor het ogenblik bestaat er nog geen praktische toepassing voor deze structuren maar deze zouden wel de eigenschap bezitten bepaalde materialen - als in diesel motoren - te verstevigen.
Dit in een kort bericht, niet meer dan honderd woorden in El País afgedrukt. Terwijl de Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer, de hierop volgende dag, vier paginas krijgt toebedeeld.
10-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-10-2011 |
De Zee bij San Juan, Alicante |
.
La poesía es algo parecido
A un sueño en la vigilia
Alledaagsheid is hier niet je deel
je stijgt hier hoger dan de golven,
je zweeft, je raakt de wolken,
het licht waarin je zwemt,
erin onderduikt en zoals het water
je omkleedt van kop tot ingewand.
Want ook in boeken, je verdween in
¿Donde està Dios?, je waart
er zo gelukkig mee omdat ook jij
een zoeker bent en meent dat Hij die is
de trilling is, het licht, het onverhoopte,
dat als stuifmeel is, en jij bestoven
en bevrucht. Een ingesteldheid
die je nimmer laten zult, want
je weet van Heidegger:
een idee eens opgedaan, je er
geen afstand meer van doet.
Je stijgt hier hoger dan de golven
om glans te geven aan dit je leven.
Want je kon ook deze morgen,
zoals zovelen hier, zijn opgestaan,
verdord als schrale aarde
die naar regen snakt, maar
niets daarvan, je twijfelt niet,
je bloeit in woorden open
en als later komt, je keert vanwaar
je kwam, dit is wat je verkondigt,
een leven lang.
Heidegger tiene razón.
09-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-10-2011 |
De Adem van de Dagen (9) |
Een belangrijk gebeuren van toen was hem bijgebleven, zijn bezoek, samen met zijn twee vrienden, aan het graf van Rainer Maria Rilke, aan de voet van een Romaans kerkje. Een kerkje dat op zichzelf al gebed was, gelegen hoog boven de Rhone-vallei in het dorpje Raron waar hij voor het eerst Rilkes versregels las op zijn witmarmeren grafsteen.
Het was hij die zijn vrienden had meegevraagd. Gewoonlijk was het andersom. Met hen had hij heel wat bergtoppen beklommen en heel wat bergtochten gedaan. Beiden kenden zijn mogelijkheden en beiden wisten ze dat de Zinal Rothorn, boven zijn mogelijkheden lag, al liet hij herhaaldelijk uitschijnen dat het een droom was die hij realiseren wou.
Met hen voelde hij zich veilig, klimmend tegen om het even welke rotswand, in om het even welke omstandigheden.
Zo herinnerde hij zich de dag dat ze de top hadden bereikt van de Pointe de Moiry, genietend van het majestueuze uitzicht en van hun sobere lunch, toen Robert ineens aandrong om af te dalen. Hij vertrouwde de wind niet. En het gebeurde dat kort daarna tijdens de afdaling de lucht zich sloot boven hen en ze verrast werden door een wolk van fijne stukjes ijs (du grésil, zegde Robert) die tot binnen hun dicht toegehaalde windjak drongen.
Hij was bij het dalen altijd de eerste van de cordée, en toen hij aan een passage kwam waar de bergkam bijna loodrecht naar beneden liep, over een te lange afstand om er gerust in te zijn en dan nog met slechts enkele, met ijskorrels bedekte steunpunten, had hij niet geaarzeld, had hij even opgekeken naar Robert boven hem die knikte en zegde: vas-y, je tassure! en deze woorden waren voor hem voldoende om rustig af te dalen tot een klein platform waar hij wachten kon op hen om verder te gaan.
Alleen dit kleine detail om te zeggen hoe groot de verbondenheid is tussen de gids en zijn cordée wier veiligheid hij letterlijk en figuurlijk in zijn handen houdt. Als er daarenboven tussen hen een grote vriendschap is gegroeid na tal van tochten, tal van dagen en avonden samen, na tal van degustaties van oude en jonge wijnen uit de streek, dan is er via het touw nog een band van samenhorigheid en groter veiligheid is er niet als je samen klimt of daalt.
Het was in die geest van verbondenheid dat ze de weg waren opgegaan die stijgt vanuit het dorp, Rarogne, naar de hoger gelegen Romaanse kerk. En hij die de kerk betreedt wordt stil in de stilte, wetende dat deze ruimte nog een roep tot de God, die kosmos is in meer heeft en hoe het eeuwige ervan geschreven staat, nu ook Rilke er heeft gestaan en hij moet gezocht hebben naar de woorden van een gebed die gedicht werden.
Lang zijn ze blijven staan voor de witmarmeren, met mos begroeide grafsteen onder de struik witte rozen en hebben ze gelezen:
Rose, oh reiner Widerspruch. Lust,
Niemandes schlaf zu sein unter soviel
Lidern.
Wie is hij, die bij deze verzen van Rilke niet stil is gebleven, die niet getracht heeft de betekenis van Rilkes laatste boodschap te doorgronden. (Later zal hij lezen dat Anton van Wilderode er zich had vanaf gemaakt door ze als sibyllijns te betitelen).
Het Duits was een vreemde taal voor zijn vrienden en hij twijfelde aan de vertaling van sommige woorden; zodat Rilkes raadsel bleef komen en keren in hem. Was het misschien dit blijvend bewegen van de woorden, dit blijvend trachten te begrijpen dat Rilke beoogd had. En ook, was het plaatsen van Lidern op een derde lijn, gewild door Rilke, of was het een noodzaak voor de steenhouwer geweest omdat het niet op dezelfde lijn kon gebeiteld?
En die avond - en hij vindt deze woorden terug in zijn dagboek - toen hij terug was in de eenzaamheid van zijn kamer met de boeken van Titus Burckhardt en La Kabbale van Serouya, uit de kleine exquise bibliotheek van de chalet, open op de schrijftafel, was het alsof zijn gevoelens voor zijn overleden vrouw terugkwamen, en kwam ook terug, lijk een gulp warmte, wat zo dikwijls was geweest, dat hij binnengleed in haar, haar houdend, haar bezittend, haar alles gevend en ze hem trillend ontving in haar schoot.
Hoe ver dit alles achter hem ligt, alsof het een gebeuren was dat hij gelezen had en niet zelf beleefd, een gebeuren dat betrekking had op een totaal andere persoon dan wie hij nu was.
En hij begreep het symbool van de roos van Rilke, de roos die niet zonder doornen is, de liefde die niet zonder pijn en het leven dat niet zonder de dood is. En hij meende in het grafschrift te mogen lezen dat hij, Rilke, die slapende is voor de levenden, thans levend is onder de slapenden. En zeker niet te zijn, en nimmer geweest is, slapend met degenen die door het leven gaan met gesloten oogleden. Was dit de betekenis van Rilkes woorden? Wellicht niet helemaal, maar het voldeed hem. Hij was ervan overtuigd dat Rilke geloofde in het eeuwig leven. En hij was er nog meer van overtuigd omdat hij thans, zoals zovele anderen die het grafschrift lazen, blijvend begaan is met de zin ervan, wat al op zichzelf een bewijs is van de eeuwigheid die Rilke omgeeft.
08-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-10-2011 |
Bloggen en wat het betekent |
Deze blog is een blok aan mijn been, toch kan ik hem niet meer missen, ik zou het zonde vinden een dag over te slaan. En ik heb dit allemaal te danken aan Jose Saramago en zijn Blog die me verleidde met zijn idee elke dag een belangrijk deel van wat hij schreef, wereldbekend te maken.
Wat me hierbij het meeste intrigeerde was het feit dat hij mijn ouderdom had, en als hij het kon ik ook het moest kunnen. Mijn dagboek werd mijn Blog, een Blog dat pas vanaf 15 juli aan de vreemde golven van een Web dat zich een weg baant door de luchten werden toevertrouwd. Vandaag is het een toeverlaat geworden.
Een toeverlaat, een verlenging van de ingewikkelde persoon die ik ben. Of hoe het leven, de omstandigheden me hebben gevormd. Komende vanwaar ik kwam, geboren uit ouders, op hun beurt elk afzonderlijk geboren uit hun ouders, grootouders en zo maar verder. Een lijn van gebeurtenissen en omstandigheden van zijn en niet zijn. Geen toevalligheden, neen, omstandigheden ontstaan uit andere omstandigheden, onvermijdelijk terugaande tot Cro Magnon of een plaats in dat genre.
Uit al deze levens, voor mij ontstaan, om hier vandaag in andere oorden, bij het eerste morgenlicht te schrijven wat ik schrijf. Ik weet nog niet of ik het zal kunnen verzenden, echter zeker niet zoals het gebruikelijkwas, maar een zaak is zeker, als ik er niet in slaag de komende 15 bloggen te verzenden zoals het hoort, zal ik niet de persoon zijn die ik ben als ik het wel kan.
Iemand met een Blog is een andere persoon. Hij kan zich niet permitteren een dag over te slaan.
En daarna wat doe ik er mee. Een deel ervan wordt weldra geschrapt, verdwijnt in het niets. José Saramago wist dat hij zijn Blog schreef in opdracht, dat zijn uitgever op de loer lag om op zijn beurt in te loggen wat op het Blog van Saramago verscheen.
Ware het verschillend voor mij indien ik in dergelijke omstandigheden werken zou?
Niemand heeft me gevraagd om deze in hun totaliteit te zien, gebundeld in boekvorm en niemand vraagt het mij.
Trouwens, schrap ik niet wat ik schreef, mijn erfgenamen zullen het doen, want het is onmogelijk al wat ik reeds geschreven heb bij te houden, ik zelf weet het niet meer. Maar ik zegde het al, ik zal hen niet vragen mijn geschriften te verbranden, noch hen vragen ze te bewaren.
Uiteindelijk zijn het maar wat beelden en gedachten op een hoop, een opper hooi langs de Leie of elders, in de weiden van de tijd, die niet is.
07-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-10-2011 |
Rusteloos |
Au fond, je ne crois à rien sinon peut-être à cette existence poétique, je nai aucun message à diffuser, jai soif dillumination, ma seule obsession est délaborer lobjet rond et compact arraché par ma littérature aux ténèbres et à la mélancolie, objet résistant qui ensuite éclôt dans la substance du temps et la conscience du lecteur, comme la fleur en papier japonaise qui se déploie merveilleusement dans leau. (Paul Nizon)
Ik begrijp mijn broer Georges als hij me zegt, na mijn Blog van 24 september, dat ik een rusteloze persoon ben, en ik moet hem gelijk geven. Wat het meest op valt is dat het niet strookt met mijn ouderdom. Dat ik, zoals vader zegde, mijn spade zou moeten af kuisen en wegzetten. De jacht om te presteren, in wat ook, is niet meer voor mij. Je nai plus droit au chapitre, mijn tijd is voorbij, is op.
Maar, het is zo verduiveld moeilijk dit te aanvaarden zodat ik nog actiever ben dan vroeger. Dit is dan mijn rusteloosheid: mijn tijd is niet op maar ik heb geen tijd meer te verliezen.
Ik herinner me een voormiddag in Crans-Montana waar een van mijn dochters woont ik heb er vier - het was begin lente. Ik zat op een terras en dronk een koffie of een wijn misschien en waar ik zat ben ik beginnen schrijven in mijn dagboek dat ik altijd bij mij draag. De woorden kwamen zonder ophouden, ze vloeiden uit mijn hand, uit mijn pen, uit mijn geest, uit de beweging van licht en schaduw, uit de beweging van de mensen en de autos op de weg voor mij. En ik schreef maar. Ik herinner me met welk gemak de woorden op mij af kwamen gestormd. Paginas vol.
Heb die tekst nooit meer herlezen, zou hem nog kunnen terugvinden mits enkele opzoekingen te doen. Maar wat ik toen geschreven heb is zonder belang nu. Het is het gevoel dat ik toen kende dat van belang is.
Ik weet enkel dat er een enorme rust was in mij. Dat ik me goed voelde, een grote dag op een grote plaats, in een wereld zonder obstakels.
Vooral dit, een leven zonder obstakels. Ik geloof dat ik dergelijke ogenblikken niet meer gekend heb sindsdien, behalve in hetzelfde jaar, tijdens mijn verblijf in la Chambre des Preux in die archi-oude chalet in Grimentz, schrijvend aan die verweerde tafel, gemerkt met het jaartal 1699 in het blad geciseleerd.
IK was toen echter even rusteloos wat het schrijven betrof. Begrijpelijk dat ik het gebleven ben, begrijpelijk dat ik anders niets kan dan schrijven, hoe dikwijls heb ik dit nu nog niet verkondigd.
Mijn rusteloosheid is mijn leven. Er zijn er heel wat in mijn geval. Nu ook, het is 23.30, ik denk dat er nog heel wat dakvensters verlicht zijn op dit ogenblik.
En ook ik,
arraché par ma littérature aux ténèbres et à la mélancolie, objet résistant qui ensuite éclôt dans la substance du temps et la conscience du lecteur, comme la fleur en papier japonaise qui se déploie merveilleusement dans leau.
Ook mijn woorden die zich ontplooien in de geest van mijn lezer zoals een bloem in Japans papier zich wonderbaarlijk ontplooit in het water.
7
06-10-2011, 11:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-10-2011 |
De Adem van de Dagen (8) |
Maar
nu hij vergroeid zit in de dagen, en het leven in hem begint te vertragen, zijn
er herinneringen die bij het minste teken opduiken. Herinneringen die niet meer
te wissen zijn, die in hem zijn gebrand. En dan denkt hij, aan dat dorp in de
Val dAnniviers
waar hij was met haar en de kinderen, vakanties lang, elk jaar opnieuw, er
verblijvend, tijdens de maand augustus, in een oude maar comfortabele chalet. En
na haar sterven, had hij dit dorpje en deze chalet elk jaar herop gezocht. Het
was een door de zon verbrande chalet, un
chalet brûlé par le soleil,
geplant en gegroeid tussen sparren en lorken met enkele berken ook en een
pracht van een lijsterbes die glansde van de vruchten. Een eiland van rust
waarover het grote licht van de bergen was en in de nacht de ruisende stilte
van de bergstroom in de diepte. Een chalet die lijk de voorsteven van een boot
de vallei scheen binnen te schuiven. En het was daar dat zijn leven een andere
dimensie kreeg.
Het
was daar dat het zaad van zijn verlangen te schrijven vallen zou in goede aarde,
en vruchten opleveren zou, deels
dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig. Het is daar, dat uit de
talrijke impulsen van die maand, hij zich gerealiseerd heeft dat zijn leven aan
het uitdoven was en dat uit die dagen van toen, een nieuwe Ugo is opgestaan,
herrezen in een wereld die gevoed door haar plotse dood, met de echo ervan
klevend aan de dingen, zich opende voor hem.
En nimmer
heeft hij een kamer gehad of zal hij ooit een kamer bezitten waar hij zich zo
goed voelde, totaal in harmonie met de houten wanden met de fotos en
tekeningen, met de vele boeken, met de haard die wachtte om te worden
aangestoken.
Hij
voelde een ziel in die kamer die de eigenaars la chambre des preux hadden genoemd, zo iets als de kamer van de
dapperen. Een ziel die tevens een binding was met wat zij had nagelaten in hem.
De
kinderen betrokken op het verdiep de vele kamers, hij wist zelfs niet wie waar
sliep maar de kamer op het gelijkvloers die hij voor zich gehouden had,
louterde zijn alleen-zijn, en hij voelde in zich een diffuus geluk telkens hij
neerzat aan de door de tijd gepolijste schrijftafel die, ingelegd in het
bovenblad, de initialen C.H.E.E. droeg en het jaartal 1699.
En
terwijl zij toekeek die niet meer was, was het aan die tafel, waarin de
houtworm aan het graven was en waarover de geest nog hing van de vele
geslachten die er zich over gebogen hadden, dat zijn eerste zinnen geschreven
werden, een schrijven dat eens terug thuis, doorlopen zou tot het einde van het
jaar om dan een volume te bereiken van meer dan honderd paginas en dan stil te
vallen, alsof hij leeg geschreven was.
Kon
hij schrijven nu dat zijn verblijf in deze chalet, het keerpunt betekende in
zijn leven; kon het dat haar afwezig zijn en de geest van de kamer, een
dergelijke impact hadden gehad, zo dat hij begonnen was alle gedachten op te
tekenen die opstonden in hem alsof hij er plots nood aan had de essentie van al
het voorbije terug te halen en neer te schrijven opdat ook maar niets van al
wat geweest was zou verloren gaan?
Het
is in die chambre des preux, met het
veldbed tegen de noorderwand dat hij slapen bleef en waar hij kennis maakte met
het werk van Titus Burckhardt, een schrijver en een werk dat voor hem een revelatie
betekende en dat hem een andere kijk gaf op het geestesleven in de oudheid en
in de middeleeuwen. En, wat meer was, hij begreep nu ook waarom er in de deur
van de inkom, het kruis van de Tempeliers was gebeiteld en ook waarom op de
gietijzeren plaat in de haard, de twee kolonnes van de Tempel van Solomon waren
afgebeeld met de zon er tussenin.
Nimmer
zou hij vergeten hoe gelukkig hij toen was, als hij, in afwezigheid van de
familie die naar het dorp was om boodschappen te doen, neerzat in de zon om te
lezen of te schrijven aan de oneffen leien tafel op het terras. Was er ooit
groter geluk geweest en groter weemoed?
05-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-10-2011 |
Gedicht, Ã la Frederico Garcia Lorca |
De tijd is niet, Margot,
de tijd is helemaal niet.
.
Wat nu is, is voorbij
en wat voorbij is
is genesteld in het nu,
en uit dit nu ,dat al voorbij is,
komt het komende dat het nu zal zijn
het nu dat al voorbij is.
De tijd, Margot, de tijd is niet.
Wat beweegt staat stil,
en wat stil is, is beweging,
zoals de maan beweegt
de zon die niet beweegt.
Een meisje op een trampolino
in een lang wit kleed,
bekleed met roze bloesems
die geen bloesems zijn
is in de lucht en is niet in de lucht.
Komt een duif met in haar bek met witte bessen een marentak,
zoekt in de vlucht een boom
maar vindt er geen
en zet zich op de roze bloesems neer
die een boom zijn voor de duif
maar geen boom zijn voor het meisje.
En het meisje is met de duif in de lucht en met de duif niet in de lucht, ontelbare keren in de lucht en niet in de lucht.
Tot ze hangen bleef
in de boom die er niet was,
met de duif die er niet was
met de marentak met bessen
die er niet was.
in de tijd die er niet was.
Of wat er gebeurt als je de column leest van Luuk Gruwez in de Standaard van vorige vrijdag, met als titel: 'Alle Tijd is altijd verleden Tijd'. Waarin hij heel wat dingen schrijft over wat de poëzie van Alard Schröder wel is. Ik, om hem te zeggen hier, dat ik het groot vind, zo goed en zo veel te hebben geschreven over zo weinig, althans voor mij.
04-10-2011, 00:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-10-2011 |
Fulminerend |
3 oktober
Fulminerend (weekend van 1 en 2 oktober)
Ik fulmineer tegen de euro, ik fulmineer tegen mezelf
omdat ik weet dat, nu ik er deze morgen mee opgestaan ben, ik de ganse
voormiddag, de ganse dag, zal bezig zijn met het thema Euro. Ik fulmineer omdat
het omwille van één land is ik hoorde 3% van het globale BBP - dat het ineens dringend wordt, de ganse wereld, zijnde BIRD, IMF,
ECB, G20, Europa, op zijn kop te zetten om uit te maken wat er kan gedaan
worden om de euro te redden (van de ondergang). En ik fulmineer omdat bij dit
alles Papandréou met de glimlach en zijn beloftes van beterschap, van Berlijn
naar Parijs draaft, omdat hij weet dat ze Griekenland niet kunnen laten vallen
al zouden ze het willen.
Ondertussen staat, wat de euro betreft, het onheil
voor de deur.
Il fut un temps, dat op de
bankbiljetten van de Nationale Bank van België, boven de handtekeningen, er
waren er twee, vermeld stond: betaalbaar
op zicht. Wat minstens betekende, dat de Bank zich verbonden wist, en er
ook naar streefde, in tegenpartij voor haar passief aan chartaal geld in
omloop, activas aan te houden die haar zouden toelaten het hoofd te bieden aan
die eigenheid van het betaalbaar zijn op
zicht.
Op de Euro-biljetten komt dat betaalbaar op zicht, niet voor, het is totaal overbodig, zelfs de handtekening
is te verwaarlozen, want God weet van wie deze is. Maar wat is een dergelijk
biljet eigenlijk wel waard als de tegenwaarde ervan voor een deel bestaat uit minderwaardig
overheidspapier dat de ECB uit de markt heeft gekocht.
Of het nu de Commissie is die de Europese zaken regelt
of een Herman Van Rompuy - deze laatste had misschien tijdig ingezien hoe
landen als Griekenland aan het afdwalen waren - Barroso en zijn equipe mogen nu
roepen en tieren op hun plaats in hun parlement, ze weten nu à 100%, dat landen
die een zelfde munt aanhouden, geen 100% vrijheid meer mogen krijgen wat hun
begroting en hun economisch beleid aangaat.
Ze weten nu ook of zouden moeten weten - dat tien
jaar geleden dergelijk gemeenschappelijk beleid inzake begroting, de stelregel had moeten geweest zijn om
vandaag en pas vandaag, de invoering van de euro in overweging te nemen.
Maar als ik dan hoor op TV dat er in dit land zijn die
zo maar niet bereid zijn de Europese richtlijnen terzake op te volgen het
komt er dus op neer dat, wat hen betreft, de euro hen kan gestolen worden - dan
vrees ik dat de toekomst er weinig brillant uitziet welke maatregelen ook, six pack of niet, door Europa worden
vooropgesteld.
Dus, zoals altijd beginnen met het begin, Heren van
Europa, en vooral, vooral wachten tot alle elementen voor succes voorhanden
zijn, dit weten we nu als het kalf verdronken is.
Terloops, als je een goede, maar dan wel een
uitzonderlijk goede mop te vertellen hebt anders zwijg je - aan tafel of,
waarom niet in vergadering, wachten, wachten is de boodschap, wachten op het
goede moment om recht te staan.
Europa is rechtgestaan zonder de nodige wachttijd te
respecteren, hun mop was het er maar een - heeft een averechts effect gekend.
*
Er was gisteren, zondag, in de Zevende Dag, de
aankondiging van wat ik graag en met vreugde noemen wil de G1000-revolutie.
Bravissimo. Ik zeg niet dat zij de oplossing voor het probleem
van de euro vinden zullen. Maar, ik heb toch meer vertrouwen in hun voorstellen
dan in deze die uitgebazuind worden, zoals ik hoorde, door iemand waar ik
altijd respect voor heb gehad, respect dat nu aan het tanen is.
En wat meer is, twee professoren economie, in Le Monde, hebben de oplossing gevonden: terug, maar nu naar de
Eurofrank.
Wat ik niet wist is, dat de biljetten in omloop een nationale code dragen. Par là, notre
monnaie, leuro, a gardé lidentité de son ancrage national, leer ik van
deze twee professoren.
Elke centrale bank van de Eurocurrency-zone kent aldus
het bedrag van haar totale omloop aan biljetten en muntstukken. In de veronderstelling
dat ook het scripturale geld zou kunnen gelokaliseerd worden als behorende tot een
bepaald land want ik doe geen moeite om hen verder te volgen in hun artikel
komt men opnieuw terecht in het domein van de Centrale Bank van elk land en de
mogelijkheid voor die Bank, het voeren van een eigen monetaire politiek, met
wisselkoers en korte-termijnintresten als instrumenten.
Voor de twee professoren zou de betiteling, euro
blijven, gevolgd door lire, gulden, pond (Iers), drachme, frank
Misschien,
maar ik betwijfel het sterk, zouden de landen dan, met wat meer verbetenheid
hun nationale rekeningen in het oog houden. In elk geval zou de besmetting van
hun munt, door de laksheid van andere landen, uitblijven.
Natuurlijk is dit de oplossing niet, al kan het wel,
het uiteindelijk resultaat worden, want is er wel een andere?
In mijn eerste Blog over de Euro - maar er is geen
enkele politieke mandataris die zich gewaardigt me te lezen, noch Verhofstadt,
noch Rutten, noch Van Eetveldt. Bart Stouten, ja, mijn kinderen en
kleinkinderen, ja, mijn broer, ja (voor hem ben ik een rusteloos persoon en hij
heeft gelijk) - sprak ik over het stichten van een nieuw Instituut, een European Debt Institute met de status
van bank. Een Instituut dat om te beginnen beschikken zou over een kapitaal -
of de belofte van inbreng - van 440 miljard euro, en dat 1. Interveniëren zou
op die fameuze obligatiemarkt, een soort van Rentenfonds dus, om te redden wat
er kan gered; 2. In zou staan voor de dienst van de openbare schuld, van elke
lidstaat afzonderlijk; 3. Nieuwe uitgiften moeten gebeuren via dit Instituut;
4. Het bekendmaken, op regelmatige tijdstippen, van het volume van de
uitstaande openbare schuld per land.
Zeker niet
denken, om geen antecedent in het leven te roepen, aan om het even welke vorm
van schuldkwijtschelding, want beginnen bij Griekenland kan betekenen verder
gaan met Spanje, Italië, België zelfs? Maar de schuld die hangend blijft, desnoods
te vervangen door renteloze, geindexeerde staatsobligaties, eens terug te
betalen, in de toekomst.
Barroso ook liet zich een eens ontvallen, en hij
meende het: dat eens Europa zal uitgerust zijn met de instrumenten om de
integratie en de nodige discipline te verzekeren, de uitgifte van Euro Bonds zal
gezien worden als de meest natuurlijke zaak van de wereld. Waarmee hij
vooruitschoof dat de uitgifte van Eurobonds de oplossing is. Wat ze volgens mij
niet is.
Wanneer dat eens gaat komen echter weet vandaag niemand,
en zeker morgen nog niet.
Het in de boeken centraliseren van de globale openbare
schuld ware een goed begin; het toevertrouwen van de dienst ervan (rentebetaling, terugbetaling, vernieuwing, nieuwe
uitgiften) ware een tweede goed begin; en de bekendmaking, gedetailleerd per
land van de gegevens van de begroting, een derde goed begin. Voorlopig, wat al
moeilijk genoeg zal zijn opdat morgen een begin zou kunnen gemaakt worden van
het aflijnen van die eens van Barroso.
Mijn schamele column in mijn schamele Blog is een
vervolg op mijn Blogs van 19 en 30 augustus en 14 september. Wat gaat de tijd
toch vlug in dit land.
Het ga je allen heel goed. Ik, Karel Mortier heb
gezegd wat ik te zeggen had, het E.F.S.F wordt het, te stichten E.D.I, te
stichten the sooner the better, the later
the worser.
03-10-2011, 00:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-10-2011 |
Isaac Bashevis Singer. |
Isaac Bashevis Singer
Na mijn Blog van 28 september heb ik, na al die
jaren Isaac Bashevis Singer uit zijn rek gehaald en ben ik zijn Short Stories terug
gaan lezen. En deze morgen van oktober voelde ik de grote rust van de aarde die
binnensloop in mij als ik het slot las van zijn The yearning Heifer:
The night rained meteors
The sky like the earth could
not rest. I yearned with a cosmic yearning for something which would take myriads of light-years
to achieve. Sylvia took my hand
Ik dacht aan wat ik altijd bewust heb vermoed, dat
een schrijver, een binding hebben moest met het kosmische en dat deze binding
een religieus gebeuren was; dat in dit domein elke creativiteit limietloos was,
dat alles kon gezegd worden, kon geschreven worden, zelfs wat niet onmiddellijk
te begrijpen valt. Omdat het een spiegelbeeld is van de gevoelens die bij het
schrijven plots opduiken en die niet precies in woorden om te zetten zijn, ook
omdat ze in vele gevallen niet om te zetten zijn in woorden.
Zo, Singer nog:
I yearned with a cosmic yearning for something which would take myriads
of light years to achieve.
Of het gevoel dat hem overweldigt, as a cosmic yearning! Dit gevoel, deze
hunker naar wat niet te noemen is heeft me, o zo dikwijls al overvallen. Het
begon bij Gilliams misschien, in zijn Elias,
bij de passage waar Aloïsius, de oudere broer van Elias, op en neer rijdt in de
dreef, op een fiets die geleund stond tegen de gevel van een woning, en dit om
de tijd te lengen, voor zijn vertrek naar het pensionaat. Het ging verder toen
ik Knut Hamsun las en Gullbransen, Hemingway en Faulkner en Steinbeck, toen ik
Proust en Stendhal las, en Chateaubriand, toen ik T.S. Eliot ontdekte en
zovele, zovele anderen. Hen te lezen was een grote weelde en liet me telkens
met een nasmaak om ook te schrijven maar dan, zoals Pasternak, een boek waar ik
mijn ganse leven zou aan werken, om het dan af te leveren de dag van mijn afscheid.
Zo liggen er vele zaden opgeslagen, die ik nu maar
te zaaien heb in de vochtige, vruchtbare aarde opdat ze kiemen zouden en er
bomen uit oprijzen zouden, hoog en statig.
Al kon het ook, en dit vreesde ik met
Marie-Madeleine Davy - maar deze vrees deerde me hoegenaamd niet - dat het
bomen zouden kunnen worden die niet meer thuishoren in het literair landschap
van nu.
Maar Singer terug:
I truly
felt the earth cruising around the sun, running a sure course through the milky
way for some divine purpose. Dont be in despair, I said to myself. God cannot
be so mute, so deaf and amoral as the materialists profess.
Hoe moeilijk het wel is om toch nog iets nieuws te
kunnen schrijven, iets dat nog niet werd gezegd of geschreven, al was het
slechts een oud begrip in nieuwe woorden. Want ik geloof in een divine purpose dat diepte, bestemming
en bezinning geeft aan ons bestaan hier op aarde.
*
Singer lezend zit ik eens te meer op mijn
droomtrein die me naar Vladivostok voert en oneindig verder nog, tot binnenin
het onnoembare, dat my yearning is.
02-10-2011, 00:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-10-2011 |
De Adem van de Dagen (7) |
Zo
is de ontdekking van het boek van Maurice Gilliams, Elias of het Gevecht met de Nachtegalen een belangrijke
gebeurtenis geweest in zijn leven, dan toch wat boeken betreft.
Hij
las en hij herlas het. Eigenlijk een boek waarin heel weinig gebeurde, en wat
erin gebeurde waren zaken die hij gekend had in zijn jonge jaren, zaken die
hijzelf had kunnen doen en andere die hij had willen doen. Het was een boek op
zijn leest geschoeid.
Zo
was er die passage waar Aloysius, op een fiets die hij ontleend had, daar
waar hij geplaatst stond tegen de gevel van een woning, traag op en neer rijdt
in de dreef, terwijl de passieve Elias - die hij zich inbeeldde te zijn - met
de schrik in zijn leden, luistert naar de geluiden van stemmen en van lepels in
borden, komende uit het open venster van de eigenaar van de fiets.
Zo
was er de geschiedenis met de papieren bootjes die door Elias en Aloysius
werden uitgezet, in de beek achteraan het park. Een daad waarin hij zijn jeugd
terugvond, want ook hij had met zijn broers papieren bootjes, uitgezet op het
helder stromend water van de sloot achteraan de boomgaard, bootjes die hij zag als
een boodschap aan de wereld met hun naam erop.
En
dan was er nog het verhaal van de plots opstekende storm en van de eeuwenoude
beuk die ontworteld wordt en neerstort voor de steigerende paarden van de koets
met Elias en tante Henriette erin, en de woorden van tante Henriette: Elias nu hebben we tijd genoeg. Een verhaal dat hij las als een verwijzing naar een
gebeuren uit zijn jeugd.
Het
was toen hij met moeder de dreef naar het landgoed van zijn dromen waren
ingewandeld, en ze ineens verrast werden door een verschrikkelijk onweer
waarbij, in een helser dan hels lawaai, de bliksem insloeg in een enorme eik op
korte afstand van hen zodat ze beiden tegen de grond werden gegooid, tussen de
opdwarrelende aarde en afgerukte takken.
Toen
ze zagen dat de boom middendoor was gespleten nam moeder hem heel dicht bij
haar en fluisterde ze: Het is helemaal niet erg, Ugo, ons Heer is altijd met
ons.
En
ons Heer was met hem geweest want achteraf vertelde moeder aan wie het horen
wilde dat hij, juist voor het inslaan van de bliksem, ver voor haar de dreef
was ingelopen en dat ze, gevolg gevend aan een vreemd voorgevoel, hem juist op
tijd teruggeroepen had.
Teruggeroepen,
opdat nu zou gebeuren wat toen al opgetekend stond.
Het
is duidelijk, het is vooral Gilliams geweest die in een beginfase zijn wijze
van schrijven sterk zou beïnvloeden. Zonder Gilliams had hij misschien nooit
die dringende behoefte gekend. Maar het kan echter slechts een korte inleiding
zijn geweest, het schrijven zat hem in de genen.
Dit
zijn verre gebeurtenissen die hij thans oproept: de bootjes op het water, de
dreef naar het landgoed en zijn kleine hand in de hand van moeder. Alle
gebeurtenissen uit het zorgeloze landschap van zijn jeugd, waarvan hij nu het
voor-altijd-voorbij-zijn ondergaat in deze oude kamer waar hij zit voor de open
haard waar het hout nog ligt te vunzen, even nog, zoals de herinneringen
die hem bezoeken.
Er
zijn er echter ook, waarop hij niet wenst in te gaan en te herbeleven. Duiken deze
op, en weinig is er nodig, ze worden in de kiem gesmoord, alsof ze nimmer waren
geweest of dan toch niet zoals ze zich hadden voorgedaan. Want heel wat was er dat
zijn ouders, dat zijn broers en vrienden niet goedkeurden en dat hij zich
verwijten kon. Het was een heel pak dat daar ergens lag opgestapeld, zoals
James Joyce in zijn Ulysses het wist als hij schrijft:
There are sins or (let us call them as the world calls
them) evil memories which are hidden away by man in the darkest places of the
heart but they abide there and wait.
Negatieve
herinneringen dus, opgeslagen in de verste plaatsen van ons hart, die op de
loer liggen, wachtende, klaar om op te duiken.
Maar
als rijper man waren er mooie, troostende zaken die hij wel kon terugnemen. Er
was zijn verliefdheid en zijn huwelijk, er waren de kinderen, er was de
zelfstudie die hem toeliet een ambt te bekleden waar hij enorme voldoening in
kende, al was er ook de ziekte, met de dood op de drempel die gelukkig wachtte
om toe te slaan. En dan, wat hij als normaal beschouwen kon, het tanen van de
verliefdheid en het wegdromen in een andere, onbereikbare wereld, zoals in de droomwereld
van zijn landgoed, een droom die hij nu half verwezenlijkt zag in die oude
woning van hem gelegen aan de rand van een bijna ontoegankelijk bos met wegen,
toegesnoerd met bramen en varens, zoals het omheinde bos van vele hectaren waar
Houellebecq het over heeft in de laatste hoofdstukken van zijn boek dat hij met
veel voldoening gelezen had.
Vele
herinneringen blijven aldus kleven aan de dingen en duiken plots op in kleine,
onooglijke gebeurtenissen, als een glas wijn gehouden naar het licht, waar hij soms
zijn overleden broer in terugziet; een lege stoel op een terras, een liefdeslied
van Grieg, maar dit alles krijgt, nu hij erover schrijft, een zwaarte die hem
stil maakt, krijgt nu een andere inhoud, woorden die zich verslingeren in
woorden en andere zaken oproepen die ooit beelden waren of dromen waaruit we
allen bestaan, de grote zwijgende massa van de dingen die voorbij zijn.
*
01-10-2011, 00:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-09-2011 |
De Adem van de Dagen (6) |
Ugo heeft
zijn dagboek bijgehouden, schrijvend in zijn page-a-day diary van de Economist
- waarvan het papier zacht is op de rectozijde en korrelig op de
versozijde, en dit met zijn pen, met inkt, lie de
thé van J.Herbin depuis 1670,
die er licht krassend maar o zo vloeiend over glijdt, en hierbij denkt hij aan
de grote Umberto Eco die in zijn In de
Naam van de Roos ons meldt dat hij de geschiedenis van Adson van Melk
neerschreef in een paar grote schriften van de Papeterie Joseph Gilbert waarin het zo prettig is te schrijven als de
pen zacht is.
En het
schrijven in zijn dagboek is een even grote vreugde geweest voor hem en die
vreugde is gebleven, zoals het een vreugde moet geweest zijn voor Umberto Eco.
Eigenlijk is het meer dan een vreugde het is een noodzakelijkheid, het schrijven is voor hem een ziekte, een drug geworden.
*
Als
hij dan terugdenkt aan zijn droomlandgoed uit zijn jeugd - het is ook dit van
zijn jongste broer geweest - gelegen aan de rand van een bos dat eens park was
en waar het licht opkomt, is hij deze morgen de knaap van tien, twaalf,
veertien jaar. Hij heeft geen globaal beeld meer van die knaap van toen, maar
hij weet wel dat het uitzicht van park en landgoed totaal verwilderd was. De
gracht er omheen dichtgegroeid met els en struikgewas, met varens en mossen,
met waterplanten en salomonszegel terwijl verdorde takken en omgewaaide bomen
het nog verder in de tijd duwden.
Er
hing een sfeer van geheimzinnigheid over erf en park. Mede doordat de bewoners
ervan leefden als kluizenaars scheen het, alsof het geheel gestold lag in de
greep van de tijd. Was het alsof de geest van de geslachten die er geleefd
hadden nog tussen de bomen hing en het landgoed als een eiland boven de aarde
dreef.
Als
knaap werd hij er als het ware naar toe gezogen en op een namiddag was de roep
ervan zo groot dat hij het gewaagd had, over de uitgedroogde gracht die rook
naar modder en rottende bladeren, die rook naar de kamperfoelie aan zijn mond,
het park binnen te dringen tot de witgekalkte muren van een prieeltje, in wat
eens de achtertuin van het vroegere kasteel, zal geweest zijn.
Hij
had binnengekeken door het raam om een fractie lang te staren in de wijd open
ogen van een halfnaakte vrouw met donkere haren in slierten over haar bezweet
gelaat, en over haar gebogen de rug van een man.
Hij was toen hals over kop weggerend, de handen voor zich
uit, zijn adem schreeuwend in zijn borst en hij was blijven lopen tot de
eerste huizen van het dorp, om dan in een brede zwaai, langs een veldweg terug
te keren over de boomgaard naar het ouderhuis.
Moeder
dacht dat hij gevochten had toen ze de klonter bloed zag op zijn wang, maar hij
vertelde dat hij in de bramen was vast geraakt. Van het koppel repte hij met
geen woord en zeker niet wie hij gemeend had te herkennen.
Nu
vraagt hij zich af of dit voorval geen inbeelding is geweest, of tal van feiten
die hij zich herinnert wel werkelijk hebben plaatsgevonden; of het wel zo is
geweest dat er, toen ze op een avond aan het spelen waren op de weide, een man
voorbijkwam op de fiets die hen toeriep dat drie mannen verdronken waren in een
waterput; of het wel echt was dat hij op een dag aan de
rand van het bos een vuursalamander had gedood - er werd verteld dat een beet
ervan giftig was - en dat hij daarna de moed had gehad zijn vinger te plaatsen
op het roerloze, koude, geel-zwarte vel.
Maar
werkelijkheid of niet, deze beelden of waren het dromen, en vele andere blijven
hem bezoeken, krijgen een nieuwe omkleding, een lossere inhoud en vervagen, en
van de vrouw en de man die de liefde bedreven in het prieel gaat nu geen
verwarring meer uit zoals dit vroeger, lang het geval was geweest.
Ook,
omdat hij heeft lief gehad op vele plaatsen: in het rijpend koren - waar hij
Knut Hamsun las - in het wilde gras, tussen de bloeiende brem die woekerde rond
dolmen en menhirs; in het ochtend bed van een voor hem opengelaten woning en op
zovele andere plaatsen, getuigen van het leven dat opspringt, onhoudbaar, oncontroleerbaar,
en dit herdacht en herschreven. Of de totaliteit ervan die verstrengeld ligt in
de knaap en de man die hij geweest is, samengebald in die ene, zich steeds
hernieuwende herinneringen.
En
als hij een beeld aanraakt daagt een ander beeld op, wordt het een snoer van
herinneringen die elk hun beurt willen krijgen. Echter hoe komt het dat er gebeurtenissen
zijn die verder zijn doorgedrongen en zich dieper in hem hebben vastgehecht en
andere die zich oplosten en bijna totaal vervaagden. ...
26-09-2011, 03:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-09-2011 |
De Adem van de Dagen (5) |
En
dan, wat zijn boek betreft, is er wat Rupert Sheldrake schoorvoetend waagt
voorop te stellen - hoewel Sheldrake bekent deze idee niet te propageren - als
zou het heden vanuit de toekomst worden beïnvloed.
Hij
kan ermee akkoord gaan, want hij heeft meer en meer het gevoel dat, zoals een
verloren graankorrel tussen de stenen plots is gaan ontkiemen, het boek hem
zijn wil oplegt. Dat het in potentie al bestaat, zoals hemel en aarde in
potentie bestonden op het einde van de zesde dag, maar nog niet geschreven of
nog niet voltooid.
Hij
kan zonder schroom verhalen dat het boek hem een ritme wil opleggen dat even
hoog ligt dan de duizend woorden die Anthony Burgess, zoals hij eens las, elke
morgen schreef voor hij neerzat aan de ontbijttafel. Maar dit geeft een
probleem want het is een ritme dat te hoog ligt voor zijn jaren.
Zelfs
al heeft hij het gevoel vele gegevens en impressies in hem opgestapeld te
weten, en wel zo dat hij deze niet meer intomen kan, dat ze uitpuilen en dat
hij het uitzwerven ervan, over het grasveld, over de bomen, over de huizen van
het dorp, over de maagdelijke bladen papier, niet meer tegenhouden kan.
En
toch zal hij geen notaboekje aanleggen met de structuur erin van wat hij zeggen
wil, zeker niet zoals de grote Mulisch het heeft gedaan voor het schrijven van
zijn Ontdekking van de Hemel; hij
zal evenmin een doos gaan openen met brieven erin en een andere met fotos,
beide uit een ver verleden, zoals Serge Doubrovsky. Neen,
hij zal zich laten overvallen door het woord en het nemen zoals het komt, met
flash backs naar dingen die waren of hadden kunnen zijn en met zaken zoals
deze morgen, heet van de naald.
De
gang van zaken in zijn leven is niet uitsluitend afhankelijk van hem zelf - hoe
groot is onze vrijheid van handelen wel? Het is hij niet alleen die beslissen
zal over elke wending die zijn verhaal neemt of zou kunnen nemen. Het zal, zoals
Sheldrake het vermoedde, meestal vertrekken vanuit de toekomst, waar alles al
geformuleerd staat, maar waar hij nog niets vanaf weet.
Vandaag
zal dit zo zijn en morgen en overmorgen. Het verhaal, als er een verhaal is, zal
hij volgen zoals het komt en dit is het enige dat hij nog te volbrengen
heeft.
Hij
ziet dus de inbreng van het omringende in de gebeurtenissen als heel
belangrijk. Soms ligt het in de lijn van de verwachtingen, soms is dit totaal
onverwacht. En dit laatste gebeurt maar al te vaak opdat hij hierin niet een
mysterieuze interventie zou zien.
Nu,
(vermeende) toevalligheden te zien als mysterieus betekent
helemaal niet dat hij zich aanmelden wil als een uitverkorene. Gedachten die
onverwacht opduiken overkomt elk van ons, maar niet iedereen is
er telkens ontvankelijk voor, ook hij niet, om in te spelen op de stootkracht,
we noemen het ook inspiratie, die er van uitgaat.
Neen,
er lopen geen uitverkorenen rond op aarde. Als er dan toch uitverkorenen zouden
zijn dan is het hoofdzakelijk omdat ze meer dan de anderen open staan om die
onzichtbare tekens die ons aanzetten tot een creatieve prestatie als een soort
verplichting te interpreteren, zij die deze tekens als dusdanig aanvoelen,
noemt Houellebecq des artistes.
Er
kan ook nimmer een uitverkoren volk zijn geweest. Als er ooit een volk is
geweest dat gemeend heeft zich aldus aan te kondigen, dan berust dit op feiten
die in ons derde millennium, een andere verklaring meekrijgen.
Neen,
hij is zeker geen uitverkorene, als autodidact kent hij teveel de
twijfelgevoelens als hij s morgens gaat herlezen wat hij de avond ervoor zo
goed dacht te hebben geschreven. Maar het gevoel van het geïnspireerd zijn is
soms aanwezig in zijn handen onder de lamp, soms aanwezig in de muziek die de
woonkamer bemeubelt en nu en dan, als zijn pen stilvalt, doordringt tot hem -
lijk de flarden walsmuziek in La Valse
van Ravel binnenstromen in het park telkens de deur van de balzaal opengaat
en, meent hij te weten, dat deze inspiratie herkomstig moet zijn uit zijn
verwevenheid met de toekijkende kosmos, en ook uit de boeken die hij las en hem
omringen in hun rekken en, dat dit alles verstrengeld ligt met zijn eigen
verworvenheden en bevrucht wordt met het stuifmeel van de weemoed om het
onherstelbaar voorbij zijn van zijn jeugd.
Als hij
erin slaagt dit te verwoorden dan zal hij zich voelen als uitverkorene, zonder
een uitverkorene te willen zijn of genoemd te worden.
22-09-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-09-2011 |
De Adem van de Dagen (4) |
*
To me the most
astounding fact in the universe, even more astounding than the flight of the
Monarch butterfly is the power of the mind which drives my fingers as I write
these words.
Een zin van Freeman Dyson die me blijft vervolgen als
ik neerzit om te schrijven, als ik de beweging zie van mijn vingers die over de
lijnen glijden, zo maar tekens nalatend die te interpreteren zijn, die komen
van binnen in mij en terechtkomen bij hen die deze tekens ontcijferen.
En omwille
van deze zin, die vanmorgen ineens in zijn gedachten opdook, heeft hij Infinite
in all Directions van vele jaren terug, uit het rek gehaald en meegenomen
in de wachtzaal van de dokter - hij heeft zorg om de stijgende pijn in zijn
rechtervoet waar hij, voor hij ontvangen werd, een andere prachtige passage kon
lezen, tevens de meest hoopvolle die hij de laatste tijd te lezen kreeg:
Mind, through the long
course of biological evolution, has established itself as a moving force in our
little corner of the universe. Here on this planet, the mind has infiltrated
matter and has taken control.
Hoewel
hij al een belangrijke stap verder heeft gezet en gesteld dat de geest altijd
de controle over de materie heeft gehad, Is hij Dyson dankbaar, de aandacht te
hebben gevestigd op de intrinsieke waarde van de geest. Hij citeert zelfs Thomas
Wright die
gezegd heeft dat:
The catastrophy of a
world such as ours or even the total dissolution of a system of worlds, may
possibly be no more to the great Author of Nature, than the most common
accident of life with us.
En Dyson gaat hier op verder. De infiltratie van de
geest in al wat is, is a law of nature.
Het is de geest die heerst. Zijn infiltratie zal niet gestopt worden door om
het even welke catastrofe of het nu hier is op deze aarde of op een andere plaats,
of het nu plaats vindt, of binnen een miljoen jaar, het is de geest die als
overwinnaar overblijven zal.
En de geest is geduldig.
Mind has waited for
three billion years on this planet before composing its first string quartet.
Gaat het hier verkeerd de geest zal wellicht niet meer
zo lang moeten wachten. Het Universum is lijk een vruchtbare grond omheen ons,
klaar om de zaden van de geest te doen zwellen, te laten openbarsten en te doen
bloeien.
Hij,
Ugo, wil dit hier benadrukken omdat deze woorden hem diepte geven als mens en omdat
hij voelt dat de ideeën in hem, evenwijdig lopen met deze van Dyson die een
geestelijke broeder is. En, een groot deel van zijn bewust zijn met hem aanwezig
is, in de band geest, die lijk de ringen om Saturnus, omheen de aarde drijft.
En de
woorden van Dyson en de woorden in hem aanwezig, en hen beiden lijk ranken klimop omkringen, staan
al sinds eeuwen geschreven op de obelisk die met zijn schaduw, niet alleen het
uur van de dag aangeeft, maar vooral de doorgang van de mens hier op aarde als
zijnde een volwaardig element van de Geest die in den beginne was.
En uit
die Geest, die van het Woord is, is het Universum ontstaan. En een magisch
deeltje van deze Geest is ingeplant in de mens, en het is dit deeltje dat de
mens voedt.
Hoe
verantwoordt hij dit, hij, Ugo die zich haast om nog niet te sterven. Hoe kan
hij ernaar leven?
*
1 Freeman Dyson: Infinite in all
Directions: Penguin Books, 1988
21-09-2011, 00:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-09-2011 |
De Adem van de Dagen (3) |
Er
is ook, krachtiger dan ooit voorheen, en het was Vergilius
die de woorden van Dante sprak:
dat het noch
neergezeten op het dons noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en
dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de
lucht en schuim op het water.
Wat hij toepaste op zijn persoon waarbij alle creatieve krachten in hem, gericht waren op het nalaten
van een blijvend, levend iets, dat van hem nog zou verhalen, de tijd in. Tot het
uiteindelijk, maar dan hopelijk ver erna, vergaan zou tot de letters van een
naam in een oud register.
Zo
had hij al eens, met zijn tekeningen, een intense poging gedaan zijn leven te
verlengen en had hij een periode gekend waarin hij, met sobere middelen getracht
had, op grote witte bladen Schoeller-papier, met potloden van verschillende hardheid, het wondere leven van de natuur te
benaderen . Zijn betrachting was de
groei van mossen op rotsen en stenen, de fascinerende nervenstructuur van
rottende bladeren, de geheime kracht van het bevruchten, aanwezig in meeldraden
en stampers, weer te geven en aldus het verborgene erin, zoals in de fossielen
ervan, te suggereren.
Maar
hoe eenvoudig van vorm de elementen optraden in de tekening en hoe geheimzinnig
ook de opbouw ervan was, was hij er wel ooit in geslaagd iets van wat zijn
bedoeling was, over te brengen in zijn potloodlijnen en trachtte hij niet te tekenen wat niet te tekenen was?
Maar
als oningewijde in de tekenkunst scheen het hem toe, dat enkel het tekenen van het onvatbare de moeite
loonde, en dit betrachten hield hem uren weg uit de wereld, met enkel de muziek,
Bach als Ravel, als Mahler, als zuurstof in de ruimte over hem.
Niemand
zal ook maar enig vermoeden hebben gehad van de innerlijke vreugde die hij
kende, de impuls van zijn hand te blijven volgen en te zien hoe op het blad,
geleidelijk aan, de sluimer van de levensenergiën, in lijnen en tekens werd
opgebouwd, om dan op het einde vast te stellen, dat eens voltooid, eens zijn
naam eronder geplaatst, de tekening begon te leven en hem aanstaarde vanuit haar
eigenheid.
Dit
was een grote periode geweest, het leven van de tekenaar die hij was, naast
zijn leven van elke dag als echtgenoot en vader, ingeschakeld in
de maatschappij en als ambtenaar, in het economische, financiele leven van het land. Maar
langzaamaan vervaagden zijn pogingen, groeiden ze niet verder uit, omdat het
familiale en het professionele een te grote druk uitoefende op zijn doen en
laten.
Vandaag is de Elihoe in hem opgestaan en weet hij, dat het nu, eens en
voor altijd, de tijd is van het woord en dat de
simpelheid van het potlood op het wit blad vervangen moet worden door de volheid van het woord op witte bladen, om in tekens
te bewaren en uit te dragen, wie hij was en wie hij zijn wou, als mens onder de
mensen.
Omai convien che tu così ti spoltre
disse il maestro, ché, seggendo in piuma,
in fama non si vien, né sotto coltre :
sanza la qual chi sua vita consuma,
cotal vestigio in terra di sé lascia
qual fummo in aere ed in acqua la schiuma.
(Inferno, canto XXIV, 46-51
18-09-2011, 07:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-09-2011 |
De Adem van de Dagen (2) |
Na
voor dag en dauw zijn aanhef te hebben geschreven, was hij gaan neerliggen op
de sofa voor de haard met een deken over zich en had hij gedroomd dat hij met
vader in een sneeuwstorm was. Dit was al eens gebeurd in werkelijkheid, toen
ze, midden in de nacht, een nacht midden in de oorlog, - hoe oud was hij toen
bij een hevige sneeuwval, een eik hadden afgezaagd in het bos, hout om te
branden in de Leuvense stoof bij gebrek aan kolen wellicht.
En
nu, in zijn droom, sneeuwde het en stonden ze voor een gebouw waarvan de gevel één
grote poort was, met talloze kleine luiken die open en dicht sloegen. Zo leek
het toch. Vader beukte met beide handen op de poort en riep naar hem woorden
die verloren waaiden - lijk vele woorden, lijk vele dagen die verloren waaien, lijk
een jeugd die wegwaait - maar hij wist duidelijk, heel duidelijk wat vader hem toe
roepen wilde.
En
terwijl hij de koffie zet in de keuken staan de woorden duidelijk getekend in
zijn gedachten, en is het alsof hij ze lezen kan in de kruinen van de bomen in de
lichtgrijze luchten.
Hij
kan deze woorden nu, overmoedig, uitdragen over die holle weg die hij nemen
wil, want hij weet, en niemand zal dit hem ooit ontnemen, dat de geest niet ontstaan is uit de materie
maar dat het de geest is die de materie heeft gebaard.
In
feite, als hij erover nadacht waren zijn dagen al lang dooraderd met wat zich
langzaam in hem aan het definiëren was; een zaadbol die zich vormde, waarin
vele begrippen uit zovele boeken en zovele gedachten in schubben over elkaar
lagen. Het wondere was dat het kiemproces van deze zaadbol in de voorbije nacht
in gang was gekomen, alsof alle geheime elementen van zijn bestaan, zich
gekruist hadden op die nameloze plaats die zijn lichaam was en nu, ineens, deze
grote idee hadden doen opspringen dat al wat is, ontstaan is uit de Geest.
Aldus
gebeurde het, dat het grote paradigma, dat in hem van bij zijn geboorte - al
wist hij het niet toen, al vermoedde hij het niet moet aanwezig geweest zijn
als een onzichtbare diagonaallijn, die bossen en velden, zeeën en stranden,
bergen en stromen, gebeurtenissen en gedachten doorkruiste. Een lijn die de
kleur en de adem van zijn dagen hield en in hem principes had uitgetekend en
vergrendeld, om plots, een fractie van tijd, los te komen en te convergeren in
één enkele hoofdzin, getekend door de Geest die onvermijdelijk in den beginne aanwezig
was.
En
als beschikker over het woord, is hij, Ugo dOorde, in deze ogenblikken van
zijn bestaan, almachtig geworden, zoals Tzinacàn, de magiër uit het verhaal van
Jorge Luis Borges,
Todopoderoso, is geworden na het
ontcijferen van de woorden van de god, verborgen in de vlekken op de pels van
de jaguar die naast hem, opgesloten zat, van elkaar gescheiden door een glazen
wand.
Almachtig,
om woorden te produceren die vertellen over wat gebeurde en wat niet gebeurde
of wat had kunnen gebeuren en op deze wijze macht te verwerven over de
realiteit als over de irrealiteit der dingen.
Want,
in het proces van het denken zijn, zoals de jaarringen in de boom, de klonters
herinneringen verweven die zijn jeugd zijn geweest en al wat was van de jaren
erna. Wel wetende dat hij bij dit alles afstand zal moeten doen en hij kan hier
niet lichtzinnig over heen - van het houvast dat vele jaren God is geweest.
Het
boek dat zich schrijft, is vandaag de enige mogelijkheid die hem nog rest, in
de laatste van zijn dagen, die zich aankondigen in de vertraagde gang van zijn
lichaam, om de totaliteit van wie hij was en is, te verlengen, over de dood
heen, naar de eeuwigheid toe. En het moet gezegd dat hij altijd, met grote
zekerheid heeft geweten dat hij eens ontwaken zou, uit wat hij nu noemen wil,
zijn geestelijke inertie.
Dit
betekent dat zijn boek gaat verhalen over de persoon, die hij was en de persoon
die hij had kunnen zijn en willen zijn. Hij zal dit doen met voor zich het
beeld van de grote Ovidius die hem, zonder aan te kloppen, regelmatig bezoekt. Ovidius
die, dankzij zijn Metamorfosen, overtuigd
was van zijn onsterfelijkheid, want wat er ook gebeuren mocht, zij zouden voor
eeuwig zijn naam meenemen in de tijd. Waarvan hier akte.
14-09-2011, 00:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-09-2011 |
De Adem van de Dagen (1) |
De
aanhef van het boek dat geschreven wordt ontstaat hier, in de kamer van deze
oude woning, waar geslachten van vader op zoon hun dagen en hun adem hebben
gebrand in de zware eiken balken van de zoldering en in de donkerte van de open
haard.
En
dit ver voor hij, Ugo, hier kwam, veel verder dan halverwege. Hier kwam van uit
de holte van de tijd, om er het boek na te laten van de mens die hij was, die
hij wilde zijn en die hij had kunnen zijn onder de mensen.
Het
geschrevene ontstaat hier, binnen deze muren, ook uit de rozenvelden, de weiden
en de akkers, de luchten en de wegen; ontstaat hier, ook uit een dichtgegroeid
woud met varens in de zomer en bramen en netels in de herfst. En dwars er
doorheen zal hij een holle weg nemen waarvan de bermen begroeid zijn met
gebeurtenissen, die alle, hoe groot of hoe klein, hun impact hebben gehad op
het punt waar het boek in potentie geborgen ligt en van waar het nu, reëel, in deze
vroege morgen van deze vroege herfst vertrekken moet om uit te komen in dat andere
punt dat zich duidelijk aan het voorbereiden is.
En
het is hij, Ugo dOorde, die optreedt in naam van het boek en zich hierbij
voelt als Elihoe, die oordeelt in dit van Job, dat hij te lang al heeft gewacht
om te zeggen wat hij te zeggen heeft.
En
Ugo, als hij denkt aan Elihoe, hij de morgenstilte breekt van het huis als hij luid
op zegt, zijn woorden weergalmend in de haard:
Elihoe,
ik ook steek vol met woord en argument, ik ook word opgehitst door wat me roert
en gistend is als jonge wijn die nieuwe
zakken dreigt te scheuren.
En
het is exact dat hij zich vereenzelvigt met Elihoe, omdat gedachten roepen om
te worden neergeschreven en aldus bewaard te blijven hopende, hopende zoals
Ovidius, tot lang erna ook omdat zoveel nog te lezen is, te begrijpen is, te
verwerken is; ook omdat de geest hem wakker houdt en ideeën zich verdiepen om
uit te komen op nieuwe ideeën; ook omdat het grote mysterie van het zijn,
oneindig veel facetten vertoont en de lichtinval hem soms overhoop haalt.
En
dan vooral omdat hij denkt dat de Groot-Levende, onverklaarbaar,
onvoorstelbaar, ontegensprekelijk, niet is wat hij denkt dat Hij is. Maar dat
Hij negenennegentig maal IS.
Om
al deze redenen en er zijn er nog vele andere, deze roekeloze, gotische woorden.
Gotisch, waar gotiek verwijst naar het metafysische, het transcendente;
roekeloos omdat hij niet weet waar hij uitkomen zal. En of hij uitkomen zal?
Maar
hij heeft altijd gedacht dat hij een man was van de gotiek, en dit, vooraleer hij
één woord had neergezet. En zoals de kathedraal haar wortels heeft hoog in de
luchten, zo wil hij zijn woorden halen, niet alleen op aarde, wat maar normaal
zou zijn - de kathedraal ook haalt haar krachten uit de aarde - maar vooral halen in de brede strook geest die hoog boven de aarde drijft en beschikbaar is, zoals water en aarde, zoals
vuur en luchten.
Die
geest daar boven is brokaat, is paarlemoer. De kamers van het huis zijn er mee
behangen alsof het woorden waren van Bijbel en Koran in letters die eeuwig zijn
en reiken tot in de verste hoeken van de tijd.
Hij
droomt maar wat, het ganse boek is een gedroom.
Dit is, van al wat is, de
toonaard van het boek.
12-09-2011, 00:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-11--0001 |
Angstvallig. |
Het einde van een maand, het zoveelste, stilaan wordt het ernst, ik denk er wel niet altijd aan, maar einde-maand-dagen zijn aanleidingen om me eraan te herinneren dat ik mijn restje tijd goed gebruiken moet, wat betekent dat ik nu niet in slaap moet vallen maar alert moet blijven.
Alert vooral voor de kleine dingen van het leven, de grote zijn voorbij, voorbij gehold en ik laat ze hollen verder het voorbije binnen waar ze zich vermengen tot een cluster van feiten en gevoelens die ik meedraag met mij, maar gedempt houd wat de impact ervan betreft. Het is meer me ervan ledigen, dan me erin te verzinken of te verdwalen.
Laat wat is geweest en kijk naar wat is, het licht in de morgen, de geluiden van de straat, het leven in de tuin en verder tracht zachtmoedig te blijven, teer uitkijkend hoe de dag verloopt, hoe de minuten wegglijden lijk zand door je vingers. Je lette er voorheen niet op, je wil er nu op letten en de ogenblikken zich niet laten verslingeren alsof ze er niet geweest waren, maar bewust zijn van het greintje leven dat je nog houdt, nog houden wil voor een tijd.
Weliswaar in jezelf gekeerd maar nemend wat komt met beide handen vasthoudend, de tijd die uiterst kostbaar is geworden, raar en rijper dan ooit. En wat je schrijft moet geladen zijn met inzicht en hoop op wat afkomt op jou, opdat je niet overrompeld wordt, zoals Strawinski – schreef ik gisteren – overrompeld werd op 29 mei 1913, tijdens en na de uitvoering van zijn ‘Sacre du Printemps’, want ik ook ben in woorden heel ver gegaan, ik geef er me pas nù rekenschap van.
Tot vandaag toe zijn het aantal lezers van mijn geschriften beperkt en geduldig wachtend op wat de volgende dag op hen zal afkomen. Ze kennen me, ze weten hoe ver ik me soms verwijder van de belopen paden. Dit zal niet het geval zijn als ik alle lichten op mij zal hebben gericht en ik er bloot zal staan, mijn visie op wat is wellicht onbegrepen omdat van mij verwacht wordt dat ik me koest houd en blij moet zijn dat ik nog leef, maar dan zonder het hoge woord te voeren, en zeker niet het woord dat ik gebruik.
Wel, vooruitkijkend, waarom is het dat ik telkens denk aan Strawinski en het totale onbegrip dat hem te beurt is gevallen die avond van 29 mei.
Ik vrees dat ik met mijn boek hetzelfde meemaken zal want ik heb erin heel wat zaken gezegd die indruisen tegen alles wat gekend is. Ik ben erin een baanbreker, iets wat je in deze tijden beter niet bent, vooral als je ‘baanbrekerij’ zich afspeelt in de diepte van het woord, elke oppervlakkigheid schuwend.
Mijn hoop op het komende is aldus afgemeten op mogelijke reacties die ik verwachten moet, reacties die me treffen zullen in mijn innigste zijn. Hoe wapen ik me er tegen als een strijd gestreden moet?
Laat ik het over mij heengaan of sta ik in de bres om te verdedigen wat ik schreef, moediger dan ooit?
30-11--0001, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Denkend aan Meister Eckhart |
Ik
dacht aan heel wat zaken deze morgen toen ik op mijn plaats zat aan de vijver,
het water een donker spiegelbeeld van de luchten. Ik toen, ik beken het graag -
waarom wist ik pas later - aan Meister Eckhart dacht, en wat hij wist over zijn
God zonder naam die ook mijn God is, al heb ik ook vele van zijn twijfels.
En
ik me trachtte even maar in te beelden hoe alles er gekomen is zonder dat er
ooit Iets was? En ik er geen antwoord op wist, alsof het nodig was dat ik,
zoals ik daar zat in de schaduw, een morgen in juli, te weten had hoe alles wat
is, er gekomen is?
Alsof
het niet meer dan voldoende was te zien met mijn ogen dat het er was, en toch,
toch zoals Eckhart, me af te vragen van waar het kwam datgene dat er was?
Als
ik me tracht in te beelden, het ook dus visueel te verkennen, hoe in al wat
levend is, het leven in de cellen is, en in al wat statisch is, het leven is
van de elektronen binnen de atomen ervan; en samen genomen, welke kennis er
geborgen is én in de cellen, én in hun atomen, en in deze van alles wat
beweegloos is?
Ik
me afvraag welke diepere betekenis er kan aan gegeven worden. Een vreemde
morgen wordt het aldus. Maar ik ga verder.
Ik
kan niet schrijven in den beginne was het atoom want dit is onjuist. Ik kan
niet schrijven in den beginne was er het minimaalste deeltje, het Higgs deeltje
- dat mijn favoriete deeltje blijft omdat nog steeds onbepaalbaar het is - want
dit ook moet van ergens komen, van een Ergens dat er niet was, gezien er niets
was.
Ik
verlaat Eckhart, ik laat hem waar hij nog lang zijn zal, als een lichtende
baken die je aanzet verder te denken dan wat je hoort of ziet.
ik
dacht er over na dat, toen ik mijn eerste woord hier heb neergezet, er, het
precieze ogenblik ervoor, nog geen woord was, dat er helemaal niets was, maar,
dat het eerste woord er in wel in potentie moet geweest zijn, en ook in
potentie, al wat uit dit eerste woord voortkomen zou, mijn geschrift, mijn blog
zoals hij er nu uitziet.
Kan
het, dat er altijd-altijd, in een Ergens dat er nog niet was, in potentie, een
begin van Universum was? En er uit dit begin, gekomen is al wat is, van in de
beginne wij inbegrepen?
We
gissen maar, gissen is de reden van ons bestaan.
30-11--0001, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |