xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Er
is ook, krachtiger dan ooit voorheen, en het was Vergilius
die de woorden van Dante sprak:
dat het noch
neergezeten op het dons noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en
dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de
lucht en schuim op het water.
Wat hij toepaste op zijn persoon waarbij alle creatieve krachten in hem, gericht waren op het nalaten
van een blijvend, levend iets, dat van hem nog zou verhalen, de tijd in. Tot het
uiteindelijk, maar dan hopelijk ver erna, vergaan zou tot de letters van een
naam in een oud register.
Zo
had hij al eens, met zijn tekeningen, een intense poging gedaan zijn leven te
verlengen en had hij een periode gekend waarin hij, met sobere middelen getracht
had, op grote witte bladen Schoeller-papier, met potloden van verschillende hardheid, het wondere leven van de natuur te
benaderen . Zijn betrachting was de
groei van mossen op rotsen en stenen, de fascinerende nervenstructuur van
rottende bladeren, de geheime kracht van het bevruchten, aanwezig in meeldraden
en stampers, weer te geven en aldus het verborgene erin, zoals in de fossielen
ervan, te suggereren.
Maar
hoe eenvoudig van vorm de elementen optraden in de tekening en hoe geheimzinnig
ook de opbouw ervan was, was hij er wel ooit in geslaagd iets van wat zijn
bedoeling was, over te brengen in zijn potloodlijnen en trachtte hij niet te tekenen wat niet te tekenen was?
Maar
als oningewijde in de tekenkunst scheen het hem toe, dat enkel het tekenen van het onvatbare de moeite
loonde, en dit betrachten hield hem uren weg uit de wereld, met enkel de muziek,
Bach als Ravel, als Mahler, als zuurstof in de ruimte over hem.
Niemand
zal ook maar enig vermoeden hebben gehad van de innerlijke vreugde die hij
kende, de impuls van zijn hand te blijven volgen en te zien hoe op het blad,
geleidelijk aan, de sluimer van de levensenergiën, in lijnen en tekens werd
opgebouwd, om dan op het einde vast te stellen, dat eens voltooid, eens zijn
naam eronder geplaatst, de tekening begon te leven en hem aanstaarde vanuit haar
eigenheid.
Dit
was een grote periode geweest, het leven van de tekenaar die hij was, naast
zijn leven van elke dag als echtgenoot en vader, ingeschakeld in
de maatschappij en als ambtenaar, in het economische, financiele leven van het land. Maar
langzaamaan vervaagden zijn pogingen, groeiden ze niet verder uit, omdat het
familiale en het professionele een te grote druk uitoefende op zijn doen en
laten.
Vandaag is de Elihoe in hem opgestaan en weet hij, dat het nu, eens en
voor altijd, de tijd is van het woord en dat de
simpelheid van het potlood op het wit blad vervangen moet worden door de volheid van het woord op witte bladen, om in tekens
te bewaren en uit te dragen, wie hij was en wie hij zijn wou, als mens onder de
mensen.
Omai convien che tu così ti spoltre
disse il maestro, ché, seggendo in piuma,
in fama non si vien, né sotto coltre :
sanza la qual chi sua vita consuma,
cotal vestigio in terra di sé lascia
qual fummo in aere ed in acqua la schiuma.
(Inferno, canto XXIV, 46-51
|