xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De
aanhef van het boek dat geschreven wordt ontstaat hier, in de kamer van deze
oude woning, waar geslachten van vader op zoon hun dagen en hun adem hebben
gebrand in de zware eiken balken van de zoldering en in de donkerte van de open
haard.
En
dit ver voor hij, Ugo, hier kwam, veel verder dan halverwege. Hier kwam van uit
de holte van de tijd, om er het boek na te laten van de mens die hij was, die
hij wilde zijn en die hij had kunnen zijn onder de mensen.
Het
geschrevene ontstaat hier, binnen deze muren, ook uit de rozenvelden, de weiden
en de akkers, de luchten en de wegen; ontstaat hier, ook uit een dichtgegroeid
woud met varens in de zomer en bramen en netels in de herfst. En dwars er
doorheen zal hij een holle weg nemen waarvan de bermen begroeid zijn met
gebeurtenissen, die alle, hoe groot of hoe klein, hun impact hebben gehad op
het punt waar het boek in potentie geborgen ligt en van waar het nu, reëel, in deze
vroege morgen van deze vroege herfst vertrekken moet om uit te komen in dat andere
punt dat zich duidelijk aan het voorbereiden is.
En
het is hij, Ugo dOorde, die optreedt in naam van het boek en zich hierbij
voelt als Elihoe, die oordeelt in dit van Job, dat hij te lang al heeft gewacht
om te zeggen wat hij te zeggen heeft.
En
Ugo, als hij denkt aan Elihoe, hij de morgenstilte breekt van het huis als hij luid
op zegt, zijn woorden weergalmend in de haard:
Elihoe,
ik ook steek vol met woord en argument, ik ook word opgehitst door wat me roert
en gistend is als jonge wijn die nieuwe
zakken dreigt te scheuren.
En
het is exact dat hij zich vereenzelvigt met Elihoe, omdat gedachten roepen om
te worden neergeschreven en aldus bewaard te blijven hopende, hopende zoals
Ovidius, tot lang erna ook omdat zoveel nog te lezen is, te begrijpen is, te
verwerken is; ook omdat de geest hem wakker houdt en ideeën zich verdiepen om
uit te komen op nieuwe ideeën; ook omdat het grote mysterie van het zijn,
oneindig veel facetten vertoont en de lichtinval hem soms overhoop haalt.
En
dan vooral omdat hij denkt dat de Groot-Levende, onverklaarbaar,
onvoorstelbaar, ontegensprekelijk, niet is wat hij denkt dat Hij is. Maar dat
Hij negenennegentig maal IS.
Om
al deze redenen en er zijn er nog vele andere, deze roekeloze, gotische woorden.
Gotisch, waar gotiek verwijst naar het metafysische, het transcendente;
roekeloos omdat hij niet weet waar hij uitkomen zal. En of hij uitkomen zal?
Maar
hij heeft altijd gedacht dat hij een man was van de gotiek, en dit, vooraleer hij
één woord had neergezet. En zoals de kathedraal haar wortels heeft hoog in de
luchten, zo wil hij zijn woorden halen, niet alleen op aarde, wat maar normaal
zou zijn - de kathedraal ook haalt haar krachten uit de aarde - maar vooral halen in de brede strook geest die hoog boven de aarde drijft en beschikbaar is, zoals water en aarde, zoals
vuur en luchten.
Die
geest daar boven is brokaat, is paarlemoer. De kamers van het huis zijn er mee
behangen alsof het woorden waren van Bijbel en Koran in letters die eeuwig zijn
en reiken tot in de verste hoeken van de tijd.
Hij
droomt maar wat, het ganse boek is een gedroom.
Dit is, van al wat is, de
toonaard van het boek.
|