Ik schrijf omdat ik, hier gekomen, schrijven moet
er is geen alternatief, de golven voeren woorden
aan, de luchten die we raken kunnen,
de tijdloosheid die van de meeuwen is.
Een vriend, een compagnon alhier gemist
al was het maar om iets onbelangrijks hem
te zeggen, al was het maar om stil te zijn,
ingekeerd te zijn, niet wetende,
wat ons lot zal zijn na deze stonde of wat
verklaard zal worden of misschien verzwegen.
Water aan mijn voeten kolkend, naar
de einder toe geschubd met lichtgeflonker
al vertellen het maar weinigen:
de zee een zaligheid, de wind, zijn adem,
ons bekoren kan. Al drijft de aarde
naar de avond toe, we blijven toch nog even,
hoe rood het westen kleurt,
lijk vlekken droom de blauwe banden
tussenin die plots verdwijnen zullen,
opgeschrikt.
Ik schrijf omdat ik hier gekomen schrijven wil
en nóg wil keren, voor een lange tijd,
maar ook het kan
dat ik hier nimmer meer zal komen,
want ook dit schrijven weegt niet veel.
Even hier maar zijn, en vooraleer
het opgetekend, de wind gekoeld,
de laatste schilfer zilver weg,
het rood al opgelost, al is dit alles
niet zo veel, slechts woorden
die hier hangen bleven
lijk late bladeren in de bomen.
En een lichtstraal nog,een teken van uit
de hoogten, want hoe kan het anders,
dat woorden ons beroeren blijven
alsof het golven waren,
letters uit de einder losgerukt
en tot woord gekomen, meer niet,
maar met het fijnste potlood opgetekend
zo simpel is het, al weet ik beter.
Ik schrijf omdat ik hier gekomen schrijven kan
omdat ik hier weer dichter kwam,
dichter dan ik ooit gekomen ben,
de mens die overrompeld wordt, hier deel
van golf geworden.
Eeuwigheid die me omhelst.
|