 |
|
 |
|
|
 |
24-05-2021 |
Geslagen. |
De Ugo die ik dagelijks opvoer is niet komen opdagen vanmorgen. Hij was té ontgoocheld.
Eigenlijk is ‘ontgoocheld’ het verkeerde woord, het is een vaststelling die hij doet, een bevestiging van het vermoeden dat de wereld, zoals deze zich in zijn omgeving voordoet, niet meer ‘zijn’ wereld is; dat hij van de oude stempel is en dat hij zijn verwachtingen aan het nieuwe moet aanpassen wil hij dergelijke ontgoochelingen vermijden.
Het is maar dat hij zeker was dat het ‘Voilà-lied’ van de jonge Barbara, het halen zou als beste Euro Song. Hij kende het omdat hij ‘toevallig’ gezien had in welke omstandigheden het enkele tijd voorheen, unaniem als het beste chanson uitverkoren werd door de Franse TV Jury. Onverdiend echter, zo voelde hij het aan, strandde het op de tweede plaats, na dit van een Italiaanse Rock Groep. Volgens hem, enkel en alleen te wijten aan het feit dat deze Rockgroep, de meeste stemmen haalde bij het volk van de festivalweiden die dergelijke liederenuitspattingen ten hemel prijzen. Het klein aantal uitgebrachte stemmen wijst in deze richting. Wijze mensen hebben het niet nodig gevonden hun stem uit te brengen.
Beter is, voor zijn rust, zich bij te feiten neer te leggen, de reden waarom hij er een blog voor over heeft, dus te aanvaarden dat de wereld is wat hij is, wetende dat het niet zijn wereld is, en nooit worden zal. Als het publiek kiest voor een absurd rocklied en geen oog heeft voor het Voilà-lied van de Franse Barbara is het meer dan tekenend voor de wereld waarin hij schrijft.
Dit is wat hij te zeggen heeft over Eurosong, dat zoals hij het nu ziet - een vriend had hem nochtans verwittigd - een circus is en er hier geen plaats is voor innerlijk schoon. Geef hem dan maar de innerlijke schoonheid van de muziek van Klara.
Hij moest dit kwijt. Hij heeft zich laten verleiden omdat hij met zekerheid wist dat het lied van Barbara het zou gehaald hebben. Maar het is het brute geweld, het meest absurde, dat het gehaald heeft in dit Europa, het beeld van de val van een beschaving.
En als hij dan hoorde dat de Vlaamse vakjury geen stem over had voor het Franstalig lied, dan treft hem dit nog dieper. Wie waren ze wel, of wie dachten ze wel dat ze waren?
Het is zijn leeftijd die gesproken heeft, niet Ugo.
24-05-2021, 04:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2021 |
Binnen-krachten. |
)
Dit is dan telkens het onzichtbare waarop ik strand: de wereld, die de realiteit genoemd wordt, zijnde een immens web van atomen en ionen aan en in elkaar geweven in nooit eindigende golfbewegingen, van wegschietende elektronen en andere minieme deeltjes met een levensduur van minder dan een fractie van een seconde; een web dat over en door alles heen gesponnen wordt, zich onophoudelijk wijzigend.
We zien het niet, we weten het maar voor een klein deel, we kunnen het ons niet voorstellen, niet in het minst, alleen misschien de ingenieurs van de CERN in Genève, de gelukzaligen die enig inzicht hebben in deze, wat ik noemen wil, de binnen-krachten van het zijn.
Er zijn twee namen voor, de ene is God, maar dit is een te gemakkelijk woord, herhaaldelijk omschreven in termen die we niet volgen willen, omdat hij er te humaan uitkomt; de andere naam is ‘al wat leven is’, al wat beweging is naar binnen.
Ik zit in dit beeld van beweging verweven en het is van hieruit, van uit dit totaal onbekende dat ik - maar wie ben ik als het niet een deel zou zijn ‘van al wat leven is - vertrek als ik schrijven ga en er ontstaat wat nog niet in woorden uitgedrukt gekend is, zelfs niet door mij, maar dan toch door mij bekend zal worden gemaakt.
Ik zou hier in de verste verte niet moeten over filosofisch doen, ik zou dit moeten ignoreren, maar eens moet het toch gezegd omdat het de realiteit is achter de realiteit die beslissend is voor wat we denken, een geheim iets dat onze wil in een bepaalde richting voert waar we maar ten dele verantwoordelijk voor zijn.
Ik was bij de oogarts gisteren, een jonge dame, ze keek naar de scherpte van mijn oog, in het begin ging het perfect, ik wist nog niet wat me overkwam, maar na een wijl wist ik wat er volgen zou, na het zien van een lichtend veld, een flits hevig licht. Mijn oog moest onbeweeglijk wijd open blijven, maar eens ik wist wat na het lichtend veld komen zou, kon ik niet anders dan erop anticiperen zodat mijn oog bewoog, precies voor de flits er kwam. Schijnbaar verliep uiteindelijk alles goed want er kwam een einde aan het onderzoek, voorlopig dan toch. Dit oneindig kleine feit om te zeggen hoe ongecontroleerde krachten ons daden, en zeker onze gedachten beïnvloeden.
Ik schreef dit, maar hoe ben ik ertoe gekomen om uit die eerste zin ‘het onzichtbare waarop ik strand’, te komen tot al wat er is uit voortgevloeid, terecht of onterecht en ik kan niet meer terug, ik kan niet meer ongedaan maken - ik wil het niet het heeft me moeite gekost - wat er staat.
Zo ik vertrouw mijn woorden toe aan hert wonder van het internet. Zoals ik het gisteren en de dagen ervoor het placht te doen, op hoop van zegen.
Zegen van jullie die me lezen.
23-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2021 |
Landschap. |
De vijver in de morgen, met volle teugen hier gekomen, er te zijn opnieuw geboren: de sneeuw van bloesems in het haar zoals verhaald in het gedicht van een verre poëet dat we er lazen.
De vijver op de noen, met volle teugen de geur van gras en aarde opgesnoven, over ons een vlucht van duiven in wolken van karmozijn omdat het licht er zo vederdun er het water zilver was, rillend.
De vijver in de schemer, er met volle teugen bomen roerloos bij elkaar. naar wat nog komen gaat wij uitgekeken, na wat er al was, maar onberekenbaar wat we zelf nog konden geven als we niets te vragen hadden.
De vijver in de nacht met volle teugen, we stonden bij de sterren en de slierten maan op ‘t water neergezet. We zullen het niet zien hoe de morgen zich openen zal met klaroengeschal of met ’t geroffel van de trom.
Verwonderd zij die geboren worden, verwonderd zij die sterven gaan, wat gebeurde is wat gebeuren zou, sinds heug’nis al was het geweten.
22-05-2021, 04:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2021 |
De dagen schuiven. |
De dagen schuiven naar de zomer toe - tenminste zo die er komt dit jaar? - ik zit ik tweehonderdvijftig pagina’s ver. Als ik dit ritme volhoud zit ik met een bundel van zes honderd beschreven bladzijden op het einde van het jaar, een punt in de tijd dat ik dan wel halen moet. En wat als ik het niet haal?. En, eigenlijk, waarom zou ik niet.
Het schrijven zelf is niet de moeilijkheid, ik zie, als ik ga bladeren in de blogs, ‘dagboek-bedenkingen’ van anderen, dat er tal van onderwerpen zijn waarover je schrijven kunt. Je kunt je dag uitpluizen bijvoorbeeld en zeggen wat er gebeurt in je dagelijks bestaan, maar ik heb het nooit gedaan en ben niet zinnens te vertellen wanneer ik opsta en wanneer ik slapen ga en welke de handelingen zijn die mijn dag vullen, jullie weten het, mijn gedachten krijgen voorrang, en dan nog, niet alle. In feite zijn deze blogs het enige positieve dat ik nog doe. Op de achtergrond liggen er nog wel geschriften te wachten, maar gemakkelijk komen deze niet van de grond, vooral omwille van de in potentie wachtende zeshonderd pagina’s die te schrijven zijn.
Ik kan aldus, daarna, in alle stilte van het toneel verdwijnen, lijk zovelen voor mij, die getuimeld zijn in het gat van de dood.
Ik herlees zelden wat ik schrijf - uitzondering voor wat op het ogenblik heel sporadisch gebeurt met wat ik voorheen van 2017 af heb geschreven - het kan dus dat ik de gedachten die zich regelmatig opdringen herneem. Ik ben nu al ruim tien jaar bezig, hoe wil je dat ik nog zou weten wat ik toen gedacht en/of geschreven heb. En zeggen dat alles begonnen is met José Saramago, die er een blog op nahield en die ik heb willen imiteren met dien verstande - en daar is het mis gegaan - dat zijn blogs gepubliceerd werden en die van mij zich zullen oplossen in de tijd als bladeren in de herfst die van de bomen dwarrelen en vergaan tot stof.
Mijn teksten, geschreven in de herfst van mijn leven, dragen geen VIP naam, zijn niet veel meer, zelfs al wilden ze meer zijn, zelfs al dragen ze in zich de hunker naar de eeuwigheid, ze verschrompelen, ze lossen zich op, ze verdorren.
Ik leef ermee omdat ze me de zekerheid geven, de zalige zekerheid goed bezig te zijn, te doen wat ik doen moet, niet om te zien maar verder gaan door dik en dun, door zon overgoten landschappen of door landschappen geteisterd door hagel en regen, ze zijn me even duurbaar, even inspirerend, even troostend in mijn oude dagen.
In mijn recentste blogs heb ik me, niet-risicoloos, laten gaan. Heb ik gezegd wat ik al lang zeggen wou, hoe iets onherroepelijk kan ontstaan als gedacht wordt dat ‘hun’ God er aan de basis van ligt.
21-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2021 |
Roekeloos in geschriften. |
Hij is zich bewust van het pijnlijke, het afschuwelijke, het neerhalende dat zich kan voordoen in een leven, mensen die erdoor getekend worden zodat hun opvatting over het bestaan, in tegenstelling tot dit van hem, pijn is en dramatisch. Hij kan dus niet anders dan zich afvragen waarom het leven niet voor elk van ons vol kan zijn, warm en waard geleefd te worden. Er moet hierop een antwoord zijn, echter geen mathematische formule, maar het kan dat er voor degenen in miserie, erna een beter, compenserend leven komt; het kan ook, dat het leven van de mensheid in blok moet genomen worden en dat de negatieve levensvoorwaarden van de enen het tegengewicht vormen voor de meer positieve omstandigheden van de anderen zodat het negatieve en het positieve elkaar voortdurend neutraliseren.
Dante in zijn Inferno houdt het persoonsgebonden, hij verwijst naar Dame Fortuna die er voor zorgt dat het lot ons nu eens gunstig dan eens ongunstig is.
Of nog, maar dit is een gewaagde veronderstelling, dat, voor wat de evolutie van de mensheid betreft, enkel de wereld van het spirituele van betekenis is en het overige slechts wat rimpels op het watervlak.
Hoe moet ik dan interpreteren wat ik gisteren heb verteld in mijn blog, waar in feite de levensomstandigheden van een volk, alles op de keper beschouwd, afhankelijk zijn van gebeurtenissen, die millennia ervoor te boek werden gesteld, gebeurtenissen die het werk waren van een God en duidelijk diens voorkeur voor een wel bepaald volk vooropstelden, ongeacht de miserie en vernedering dit betekenen mocht/mag voor een ander volk.
In de ruime veronderstelling dat de geschriften waar en echt zijn - waar ikzelf mijn twijfels over heb - dan toch worden we hier geconfronteerd met een God die optreedt als een racist, een woord dat de dag van vandaag meer dan in is. En als dit zo is dan stel ik me de vraag of dit nooit als dusdanig beoordeeld werd door zij die bevoordeligd werden als zijnde Zijn volk. Zien ze dit nog altijd als de normaalste zaak ter wereld en hebben ze nog gelijk ook?
Wat ik hier oproep zijn natuurlijk vijgen na Pasen, het zijn zelfs geen achterhoede gevechten meer. Niemand takelt dit nog op, de strijd is al lang gestreden, de geschiedenis vergeten, onbestaande, zelfs voor de Groenen die meeheulen met de onderdrukten die maar blijven raketten afvuren, waarom is dit nodig voor hen als het niet zou zijn om Israël te blijven ophitsen om te bekomen wat onze Groenen voostellen, die duidelijk in de val lopen, maar Is er iemand die het hen gezegd heeft.
Ik denk het niet. Ze hebben trouwens een heel kort geheugen: nine eleven en Zaventem zijn ze al lang vergeten.
20-05-2021, 09:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-05-2021 |
Wat ik erover kwijt wou, als toeschouwer. |
Elke morgen is als een nieuwe geboorte, is als het opstaan uit het puin van de nacht. En het woord, ‘puin’, is er, omdat ik puinhopen genoeg heb gezien de laatste tijd.
De, vanuit de verste deemstering komende, goedgelovigheid die des mensen is, over Mozes, die na veertig jaar wandelen/dwalen door de woestijn, op de berg Nebo staat, en de Heer hem, het aan de aartsvaders beloofde land toont dat Mozes niet betreden zal, gezien hij er sterven zal[1].
De Heer had die belofte beter niet gedaan, àls hij ze ooit gedaan zou hebben? Wat niemand weet, behoudens de auteur ervan, die overweldigt door de inspiratie van het ogenblik dit heeft neergeschreven. En zie nu, tot waar die inspiratie ons gebracht heeft, én tot een volk van God én tot gebouwen in puin en lichamen erin, begraven.
Als ik in acht neem - en nu wik ik mijn woorden - wie uit dit volk van Israël is opgestaan aan wetenschappers, aan schrijvers, componisten, schilders, filosofen, en ik dit vergelijk met het volk van de Koran naast hen, dan moet ik me dan toch de vraag stellen: is, wat Israël betreft, is dit het gevolg van het ‘beloofd zijn’, of, is dit het gevolg van het ‘geloof’ in het beloofd zijn, dat hen, als volk, zo ver heeft gebracht.
Hun geloof, opgestaan uit, ja uit wat? Uit hun boeken die het hen vertelden, vijftien honderd jaar voor onze tijdrekening, en, veel verder nog in de tijd; hoe de wereld ontstond en hoe hun voorvaderen opgroeiden en dit opgetekend in het heilige van hun rollen van Thora en Tenach en aldus tot één volk gekomen. De andere als volgelingen van de profeet, hun verhaal getekend in de voor hen even heilige Koran.
Twee heiligheden opkijkend naar elkaar, in strijd met elkaar. Het kan omdat het des mensen is, de mens verblind door het beeld dat ze nog steeds hebben van de Aarde als centraal punt in de oneindigheid van de Kosmos. En dit is waar ik de nadruk wou opleggen, ik kies niet tussen dolenden.
Ik denk, hoe we het ook beschouwen, waar ook we er mee heen willen, dat deze van de Thora en Tenach, een unicum zijn in de geschiedenis van de volkeren. Kan hier vandaag nog ooit iets aan gewijzigd?
Neem het spreekgestoelte van de wereld in, en roep met luide stem dat hun geloof, als zijnde het volk van God op drijfzand berust, and they will kill you, for it is too late, they are the fruit of their belief and the pogroms against them, all over the world, make them stronger and stronger, more united as one people.
Het is lang al dat ik tracht te begrijpen. Dat ik onmogelijk aanvaarden kan dat het Palestijnse volk zo maar verdreven wordt uit het land van hun voorvaderen. Evenwel, de kracht van de geest, gelovend een volk van God te zijn, eigen aan de Israëlieten is als een tsunami, is niet te stoppen, hun infiltratie is dermate dat zelfs de president van de USA niet de macht wil bezitten’ om hen te wijzen op het verkeerde van hun handelwijze. En, daarentegen, niemand in het westen heeft de moed Hamas erop te wijzen dat het misschien beter ware voor hen hun haat even te koelen en te stoppen met het afvuren van raketten op Israël.
Al was het maar om hun volk in de Gaza-enclave te sparen en hun woningen niet herleid te zien tot puin. Echter schijnbaar zien ze het anders, hoe meer doden en hoe groter de puinhoop, des te meer, denken ze, wij in het westen, medelijden zullen hebben voor de slachtoffers, om, denken ze ook, uiteindelijk Israël veroordeeld te zien. Het is er hen dus om doen te zorgen dat Israël blijft riposteren.
Ik denk dat ze verkeerd zitten, we hebben begrepen dat het niet onze rol is tussen te komen in een conflict dat te diep geworteld zit in de geest van de twee partijen.
Noteer dat heel mijn betoog terug te brengen is tot het ene feit dat het land, waar het nu omgaat, beschreven staat als beloofd door hun God aan het Mozes-volk. Geloof je dit echt, dan, laat ons stellen dat het dan OK zou kunnen zijn, geloof je het niet dan is het niet OK, is het triest, is het een onrecht.
[1] Deuteronomy King James’ version:, 34: 1. And Moses went up from the plains of Moab unto the mountain of Nebo… 4. And the Lord said unto him, this is the land which I sware unto Abraham, unto Isaac and unto Jacob , saying I will give it unto thy seed: I have caused thee to see it with thine eyes, but you shalt not go over thither.
19-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-05-2021 |
In de lijn van de dagen. |
Hoe koester ik mijn dagen die zich openen op mijn geschriften, zich openen op het ogenblik dat ik neerzit om te schrijven, in de ruimte van de kamer, zoals het nu gebeurt, bij muziek van Thomas Tallis - zijn Sper in alium - en hoe komen die over, zonder Tallis dan, bij hen die me lezen zullen.
Ik schreef het al, mes ‘blogs’ se suivent mais ne se ressemblent pas, echter ze komen uit een zelfde bron die sommige dagen ruimer borrelt dan op andere dagen. Wat ik gisteren schreef, het gevoel dat me overviel bij het schrijven kwam van onwezenlijk diep. François Cheng in zijn boek ‘Cinq méditations sur la mort, autrement dit sur la vie’, [1] - een boek dat een vriend me schonk - omschrijft dit als een moment van eeuwigheid ‘un moment saillant dans le déroulement de notre existence, une haute vague au-dessus des remous du temps.’
Nochtans was er alles op gericht om het tegengestelde gevoel te kennen, had ik gehoord van een vriend, die me heel nauw aan het hart ligt, dat hij een zware operatie had ondergaan met mogelijks lange naweeën, en misschien was het, op dat ogenblik, precies een reactie hierop, een dankwoord, omdat ik gespaard was gebleven, omdat het leven niet op een dergelijke wijze bij mij had toegeslagen?
En het zal wel, want tezelfdertijd was er in mij een inzicht in tal van mogelijkheden die de komende dagen nog in spe hadden voor mij, een groot potentieel aan gedachten die een beloftevolle opening naar de toekomst opende.
Cheng haalt de woorden aan van Nietzsche die een dergelijk gevoel ‘un instant d’éternité’ noemt en er een uitleg aan toevoegt waarom het een moment van eeuwigheid is, omdat het s’apparente, par sa saveur de plénitude, à ce que doit être l’éternité.
Maar het leven is een snoer van dagen, een snoer van momenten die alle een verschillende kleur, een verschillende lichtheid of donkerte kennen, momenten die ons bezitten, die ons overrompelen of optillen tot de hoogste regionen. Mijn blogs zijn soms overduidelijk de echo van dergelijke momenten. Om deze reden zijn ze niet uit een blok gesneden, volgen ze elkaar wel op maar dan in een grote verscheidenheid. Uiteindelijk situeren mijn gedachten zich op een enorme spiraal die wijd uit getekend staat en zich haast naar zijn middelpunt toe, het stille punt dat dit is van het eeuwig Eeuwige.
Dat mijn bron was en gebleven is.
[1] François Cheng: Albin Michel, 2013, page 50
18-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-05-2021 |
In het licht van mijn woord van 12 mei ll. |
Als ik het heb over de massa planeten die er moeten zijn opdat op een ervan het leven zou kunnen ontstaan, dan betekent dit ook dat, als er andere planeten zijn, dan de Aarde, waarop leven is ontstaan of kan ontstaan, dit onvermijdelijk, gezien de wetten van de natuur naar steeds grotere ingewikkeldheid, eerder laat dan vroeg, leiden moet tot intellectueel leven. En, of er aldus nog andere planeten zijn, dan kan dit en dan mag dit, het is het minste van mijn zorgen en dan kunnen ze zich daar ook vragen stellen of er nog andere planeten zijn met leven, en zo verder; zullen ze zich ook vragen over hoe alles begon en welke de rol is die ze kregen toegewezen.
Ik dacht hieraan vanmorgen, na wat ik in een vorige blog geschreven had. Echter als ik naga, wie anders dan ik zich dergelijke vragen stelt, terwijl ik ermee rondloop - ik beken vanmorgen bij gebrek aan beters - dan is het maar een dwaalgedachte die ineens oprees en die ik houden wilde, zoals ik zovele zaken houden wil ingekleed in woorden. Een vraag, een vaststelling die me overvalt alsof er leven zou kunnen ontstaan dat niet leiden zou tot een denkend wezen. Eens er leven is, is er een stuwen dat onvermijdelijk gaan moet - een karaktertrek van wat ‘leven’ betekent - naar een steeds maar groeiende ingewikkeldheid of, waar het eigenlijk op neer komt, een zoeken naar de betekenis van de dood, het maximale van onze zoektocht, dat we bereiken kunnen. Al het overige leidt in deze richting. En ik denk dat dit ook de diepste drager is van kunst en poëzie.
Als ik dan, als zoekende mens, teruggrijp naar het begin van alles, dat ook mijn begin inhoudt, dan weet ik, dat ik, dat alles ontstond uit de minimaalste deeltjes die er kunnen zijn en dat ik dit nog altijd ben, deze van het lichaam, met welke middelen ook, zichtbaar, deze van de geest er eveneens aanwezig, maar of deze, hoe dan ook zichtbaar zouden zijn, is me een raadsel, evenwel ze =moeten er zijn.
En het is in deze regels dat de dood zijn betekenis verwerft: een eeuwig bestaan krijgt toegewezen van een komen bij de geboorte en een verder bestaan na de dood gezien hij al bestond voor de geboorte.
Gezien hij, de geest, geen ontstaan heeft gekend, hij er altijd moet geweest zijn voor het ontstaan van het Universum, voor de tijd, in een holte van tijd die toen nog geen tijd kon genoemd worden.
Dit zijn van ogenblikken in mijn leven, koesteringen die nu en dan opduiken, die ik achtervolg om er binnen te dringen en uit te maken wat de diepere betekenis ervan kan zijn , in het licht van de dood die me wacht, die ons allen wacht. Des te meer omd at ik niet weet, noch of ik deze zin beëindigen zal, noch of dit niet mijn allerlaatste blog zal zijn.
Ik hoor bijna elke avond een zekere Klara-medewerker, peu importe ici son nom, even voor middernacht afscheid nemen met ‘misschien tot morgen’, een wijs man eigenlijk.
Wijs en vooruitziend.
17-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-05-2021 |
Ugo d'Oorde en ik. |
Een vriend-lezer, meldde me onlangs - onlangs kan twee maanden geweest zijn - dat hij zich voorgenomen had elke dag een canto te lezen van Dantes Commedia. Bij ondervinding weet ik dat dit geen klein ding is, dat je Dante zo maar niet leest, in zijn taal, zoals je Proust zou lezen, zelfs Shakespeare, een paar dagen, weken, gaat het wel, maar elke dag zonder onderbreking is een prestatie. Ik wou vandaag iets schrijven over die Ugo van mij, die me elke dag aanzet vroeg op te staan opdat hij aan zijn (mijn) blog zou kunnen beginnen.
Ik vraag me af of mijn vriend ook zo een Ugo heeft die hem aanzet om een canto van Dante lezen. Ik vermoed het, ik vermoed dat hij zo iemand hebben moet, anders geraak je niet ver, maar dat hij vooruit gaat weet ik want nog niet zo lang geleden schreef hij dat de drie delen van de Commedia eindigden op het woord ‘stelle’, de sterren op het ‘hemelzwerk’ om een oud woord nog eens een kans te geven.
Waar staan we beiden, vandaag, in deze aanloop naar de zomer, nu de bloesems rijzen en de natuur aan het bevruchten is van alles wat bevrucht moet worden; waar staan we, en ik, hoe verkondig ik mezelf in deze tijden van de bevruchting, hoe is het met mezelf gesteld, hoe moedig ik me aan om tot vrucht te komen, ben ik het wel die schrijft en is het niet die andere persoon in mij die ik Ugo d’Oorde, de man van Oordegem, doopte.
Het is een vreemd iets te stellen er een tweede persoon op na te houden en zelfs, nu te pogen er een derde bij te halen die dan, naast de Ugo van je blogs, zou gaan werken aan een bundeling van wat geschreven staat van jaren terug. Twee personen met elk een duidelijk afgelijnde opdracht, naast de persoon die jij bent, die van het dagelijkse leven die daarenboven rondloopt en doet wat hij doen moet, die leest, naar KLARA luistert, TV kijkt, eet en slaapt en toeziet op wat de twee anderen verrichten. Zo ben je drie personen in een, zo zitten drie personen in jou verweven en is het zo dat er een osmose bestaat tussen de drie, die in feite te herleiden zijn tot twee, deze die schrijven en degene die toeziet.
Ik kan me de vraag stellen wat is er van iemand of wie is die iemand die schrijft - bij anderen die schildert of componeert, of zelfs die de ‘Giro d’Italia’ rijdt - en naast dit een gewoon leven leidt en ondergaat. Want die andere iemand bestaat, hoog levend in jou, je luistert ernaar, hij dwingt je te doen wat je liever niet zou doen, bijvoorbeeld wat jou betreft, je aanzet keer op keer een blad te vullen met woorden die hij van elders haalt, niet uit je dagelijkse handelingen, die gaan gewoon door, maar omheen die handelingen, er ver van verwijderd. Als ik hem genoemd heb zoals ik hem noemde, heb ik in zijn naam wel voldoende leven gelegd, hem voldoende zeggingskracht gegeven opdat hij zou tevoorschijn komen als een Willem Elsschot en niet als een André De Ridder?
Schrijven over die Ugo, is schrijven over iemand die ergens vandaan komt, die in de hagen schuilt, tussen de bloemen hangt, over het grasperk drijft, in de bossen doolt. Een Ugo die te vinden is in de boeken op tafel, in de dagbladen, die een begin van leven verwierf in de holte van je gedachten, er aanwezig is zonder er aanwezig te zijn, maar toch levend is, als hij neerzit voor zijn klavier, want ondertussen verleerde jij het schrijven met de pen. Die Ugo is er, hij achtervolgt je en wat meer, hij jaagt op jou. Schrijf over me, zegt hij, schrijf me tot leven, maak van mij het symbool van je aanwezigheid in wat ik schrijf. Hou van mij, hou van mij.
Brusselmans, in zijn jonge jaren, in een kolom in de Morgen, hij herinnert zich dit wellicht niet meer maar ik knipte het uit, heeft ook eens zo een smeekbede de wereld ingestuurd, maar het was een bede tot God die van hem houden moest – zoals Salieri in de film - opdat hij ooit het wondere werk zou schrijven waar de wereld zou naar opkijken.
Ik, Karel, ben dus niet op zoek zoals in Pirandello’s ‘Sei personaggi in cerca d’autore’, naar een schrijver, de schrijver is er, maar hier moet de persoon worden gezocht die de schrijver in leven houdt. En deze houdt zich het liefst, heel behoedzaam, op de achtergrond.
Ugo is de doender, de schrijver, de verteller, ik, de toeschouwer.
16-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2021 |
Wat ik nog vastleggen wou voor het te laat is. |
Om weer in kalmere waters - Dante na zijn Inferno - te komen, teruggehaald uit een blog van veel vroeger.
Ik breng zelden afbeeldingen – en als ik het doe zijn ze onhandig ingebracht – omdat ik vind dat wat ik te zeggen heb geen foto nodig heeft. Zo ligt er al enkele dagen een blog klaar over de Sibylla Sambetha van Hans Memling en aarzel ik om de tekst ervan af te werken, al weet ik heel duidelijk wat ik er over zeggen wil. Ik tracht een sprekende foto te vinden van het schilderij uit het Sint-Janshospitaal Museum in Brugge, maar ik vind er geen die me bevalt. Dus als de tekst er komt, en bij leven zal hij er komen, dan denk ik dat wat ik te zeggen heb, zo diep reikend zal zijn dat de lezer nadien het schilderij, indien hij het nog niet kennen zou – maar hij heeft wel een Mona Lisa in zijn gedachten – het opzoeken zal.
Dit alles om jullie te zeggen dat ik geen fotograaf, noch een schilder of beeldhouwer ben, noch een componist, wat niet belet dat ik van alles een beetje wou zijn. Neen, ik ben een man van woorden, je leest me en je volgt me of, ik blijf totaal onbekend voor jullie en de wereld.
Ondertussen, met Memling en wat ik nog gepland heb in mijn achterhoofd, kom ik terug uit de bergen, zijn we, (zie blog van 11 mei) na de nacht in de cabane de l’Arpittetaz te hebben doorgebracht, de volgende dag terug afgedaald naar Zinal. Niet langs de weg vanwaar we kwamen, maar we zijn naar rechts afgeslagen om hoger te klimmen naar de Col de Millon, om over die passage op de bergrug, in de andere vallei te komen - er waren toen, boven op de col, nog geen vaste koorden – de lange afdaling, eerst in de sneeuw, naar Zinal toe.
Ik bespaar je de herinneringen aan andere tochten in de regio met Robert en Gustave. Ik bespaar je de beklimming van de Bishorn (4153m), komende van de cabane de Tracuit en de afdaling in de sneeuw, soms kniehoog, over la Tête de Milon (3693m) – niet doen zonder gids - met de lange afdaling van vier uur, naar de passage, veel lager, de col de Milon toe.
Ik zou er blogs kunnen over schrijven, maar wie er niet geweest is, wie niet weet wat het is een afdaling te doen over de kam van een berg, aan elkaar beveiligd met een touw, die kan zich niet inbeelden wat het vergt aan inzet en, in een zekere zin, aan waaghalzerij.
Maar je vergeeft me er even over uit te weiden, omdat de bergen en vooral dan die plaatsen die ik er ken en nog meen te kennen en die ik nu aan het herbeleven ben, wel niet meer met ook de angsten van toen, maar nu als een grote vreugde er geweest te zijn en dit beleefd te hebben. Wat nog nergens door mij beschreven staat, wat ik nog nooit verteld heb, en zo intens is, dat ik er vandaag even nood aan heb erover te spreken.
In het bijzonder voor later, voor mijn kinderen, klein- en zelfs achterkleinkinderen die er nu al zijn, zeg ik, dat ik op een morgen, vóór de zon opkwam, vertrekkende van uit de Tracuit cabane, met Robert en Gustave, de Bishorn heb beklommen en in plaats van langs dezelfde weg terug af te dalen, Robert, de man die én gids én vriend was, ons liet afdalen langs la Tête de Millon, over de bergkam, naar de col de Millon, om dan over de sneeuwvlakte, meer glijdend dan wandelend, af te dalen naar een van de mooiste vlaktes op grote hoogte die ik ken; een vlakke, brede strook van korte grassen en een variëteit van mossen, een onoverzichtelijke alpenflora, kleine, rode en blauwe zwammen en, slingerend er door heen een riviertje van een paar meter breed, het helderste water dat je je indenken kunt. Een vlakte, zo egaal, dat er een vliegtuig zou kunnen landen, ware er niet dat riviertje; een vlakte, licht afdalend die uitkomt aan de Roc de la Vache, met Zinal in de diepte en dan, in laatste instantie, af te dalen langs le chalet blanc naar het dorp toe. Zinal dat een deel van mijn hart bewaart.
Ik zeg het maar, ik zeg het maar, ik moest het kwijt, ik wou het opgetekend, vastgezet zien voor altijd, voor als ik er niet meer zal zijn.
Weet hoe immens, hoe intens rijk deze ogenblikken voor mij waren, ik met mijn twee grote vrienden uit de Valais, Robert Panchard en Gustave Cotter. Dat ze beide rusten moge in vrede en herinnering. Ik, hen ontmoeten zal, later.
Sorry, ik heb me eens te meer laten gaan in het voor jullie wellicht onbekende en onvermoede. Maar het was sterker dan mezelf. Ik wou dat het me overleefde. Ook en dit is zeer persoonlijk, ik wou dat mijn kleindochter, Margot, ze is twintig, het las opdat de tocht naar de cabane de Tracuit, die voor haar een peulschil moet zijn, zich hechten zou in haar geheugen.
15-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2021 |
Unvollendet |
Ik begrijp nog altijd niet wat er gisteren, gebeurd is met mijn blog, hoe het komt dat deze niet stond waar hij de morgen van 12 mei staan moest. Des te meer omdat ik dacht dat ik de blog van mijn leven geschreven had; dat ik een totaal nieuwe idee had gelanceerd, ditmaal niet over de aanwezigheid van de homo sapiens, maar wel over het feit dat er een planeet was, waarop hij kon ontstaan, wat nog een belangrijke stap verder was in het ‘ontstaan-van-alles-programma’. Het allereerste waar aan gedacht diende te worden, alles afhankelijk zijnde hiervan.
Ik dacht dat niemand voor mij hierover een woord had gezegd, zelfs Augustinus niet, zelfs Fabre d’Olivet niet en nochtans was het bestaan van een dergelijke planeet het meest noodzakelijke.
Ik heb me dus mijn ganse leven bezig gehouden met het ontstaan van de mens en nimmer gedacht aan het ontstaan of het erzijn van een planeet waarop hij zou kunnen ontstaan. Of, vergis ik me, vergis ik me schromelijk, heb ik me eens te meer de hoogte in geschreven waar ik niet meer te volgen ben, waar ik mezelf niet meer volg als ik zeg dat om dit te bereiken, er een grote massa aan planeten noodzakelijk was, de reden voor het ontzaglijk volume van het Universum, opdat er in die massa - en hier komt het - het ‘toeval’ er voor zorgen zou. En wel omdat ik onmogelijk begrijpen kan, dat er Iemand of dat er Iets zou geweest zijn die in het bijzonder oog zou gehad hebben om, in het bijzonder, in al wat ontstaan zou, te zorgen voor een dergelijke, leven barende planeet.
Ik moet zeggen, de idee zelf overstijgt me, ik kom hiermee op het einde van mijn Latijn en nu ga ik heel ver: de reden waarom mijn blog gisteren niet verschenen is wordt me duidelijk, hij was niet af. Wat ik geschreven had was niet af, of dan toch niet duidelijk genoeg, het was absoluut nodig dat ik vergat mijn blog in te brengen, opdat ik hem vandaag met meer aandacht en er duidelijker de nadruk op leggend, zou voltooid hebben.
En ik ben nog niet klaar, hou je vast, ik schrijf dit vandaag, de dag dat de geest wordt herdacht die neerdaalde op aarde of vergis ik me, in elk geval hij daalde neer in mij. En ik weet nu waarom een tekst die ik enkele dagen geleden heb geschreven onafgewerkt is blijven liggen. Ik was toen wakker geworden, even na vijf. Wakker geworden met Schuberts ‘Unvollendete’, het Allegro ervan, het geniale, samen met het geniale gezang van vogels, en ik, die dit beleven mocht, ontwakend uit de nacht van het erzijn zonder er te zijn. En, hoe ik het ervaarde: het gekweel, getooid, gekroond met wat van de geest van Schubert hier overbleef op aarde.
Schuberts ‘Unvollendete’ alsof het niet voldoende zou geweest zijn, wat er al is, niet onovertroffen genoeg om er naar te luisteren en te blijven naar :luisteren. ‘Unvollendet’ ook, alsof er ooit iets voleindigd zou kunnen worden, zelfs, wat in Genesis als schepping wordt gezien, deze ook is te voleindigen tot in der eeuwigheid. En dan nog, de muziek van Schubert is gebleven zoals hij ze gelaten heeft, in de flow van gevoelens die hij kende toen hij aan het werken was.
Wel, mijn blog van nu is ook unvollendet, meer onaf dan wat Schubert schreef. Wie is het die het voleindigen zal, als het niet de dood zou zijn?
14-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-05-2021 |
Nu en Later. |
Het is me overduidelijk, de tijden zijn niet meer de tijden van vroeger -hierbij sluit ik de weeën uit van Covid 19 - maar de fiets die ik had en waarmede ik in 1948, samen met twee vrienden, naar Luzern reed is niet meer de fiets van nu, gelukkig maar, al heb ik geen fiets meer nodig, en ook, wat gebeurde met de fiets, gebeurde met de auto, de trein, het vliegtuig, en anderzijds gebeurde met de uitingen van kunst. De schilderkunst van Van Gogh is niet deze van Appel, de muziek van Schubert is niet deze van Arvo Pärt, de poëzie van de, de Coninck is niet deze van Willem Kloos. Het is, als ik alles overschouw alsof ik terecht kwam in een ander land, een andere wereld, een andere maatschappij. Een toestand die ik aanvaarden moet en tracht te aanvaarden maar dan, binnen de perken die ik aankan.
Ik herinner me nog heel goed de dag dat ik geconfronteerd werd met de beeldhouwkunst van Henry Moore. Ik kon maar niet begrijpen hoe zijn kunde, zijn kunst, terecht wellicht, werd opgehemeld. Ik denk dat ik van dan af beginnen denken ben dat de wereld op een totaal ander spoor zat, maar ik was te zeer verinnigd in die wereld van mij, opdat ik de vernieuwing zou begrepen hebben.
Het is dus niet dat ik akkoord ga met alles wat nu als kunst wordt gezien, verre van, maar ik heb wel oog en begrip voor de vernieuwing, vooral wat de essentie van kunst betreft: het poëtische ervan. Want eens dit verdwijnt is, wat nu opdaagt, geen kunst meer voor mij. En het gebeurt maar al te vaak.
Ik houd me nog recht, al volg ik de tendens niet op de voet, ik heb begrip voor het evoluerend karakter ervan en ik doe, wat de essentie aangaat, beperkte pogingen om vernieuwend te zijn, of dan toch als dusdanig over te komen. Zoals in dit laatste gedicht van mij:
Nu en later, wat nog rest van jeugd in mij heb ik samengebracht ongeacht de weemoed van het woord dat me omspoelt als water waarin ik drijven blijf onder het eendenkroos door:
het leven dat ik niet kende, alsof ik verkeerd was gegaan en dingen opgenomen die niet voor mij waren bestemd.
Dit wat van boeken is, overgebleven, een laar, een plaats vol erica en gegons van bijen honig dronken en erover schichten van zwaluwen en vleermuizen in de schemering,
heb ik de dagen opgebruikt alsof ik ze bezitten wou tot in het diepste van het zijn maar veel verder liep het fout.
Wat was dan dat gegoochel van woorden en klanken alsof de wind de bladeren opjoeg,
zo onnoemelijk onverzoenlijk het licht op wat me nog rest aan overmoed.
Inhoud is wat me nog redden kan van de vele dingen die nog wachten, morgen of erna.
Of anderzijds die me bekoren zullen om niet, overhoop te liggen noch in gedachten, noch in daden met al wat er geschreven staat.
Mijn vleugels die ik open sla om meer te zijn, dan ik nog worden kan,
hier en later.
13-05-2021, 04:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-05-2021 |
Excuus |
Excuus gevraagd.
Mijn blog "Berekend toeval', was gisterenmorgen al geschreven. Ik dacht te wachten tot laat in de avond alvorens hem in te loggen, wat uitzonderlijk voorkomt.
Ik zie pas nu dat ik het vergeten was, heb hem nu onmiddellijk ingelogd, te laat.
Vergetelheid gaat met het ouder worden. Vergeef het me, het is de eerste maal dat dit gebeurt.
Voor morgen, donderdag 13 mei bestaat het gevaar niet, de tekst is al ingelogd. Mijn blog van vandaag 12 mei volgt hierna.
Jullie een goede nacht gewenst.
Hartelijk en genegen,
Karel, alias Ugo.
12-05-2021, 20:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Berekend toeval |
Er is nog niets verworven van al wat ik al heb verklaard, waarvan het belangrijkste: in den beginne was hert woord en hieruit is alles ontstaan, en om te ontstaan, was alles al verwerkt en voorzien op het moment van de Big Bang. Dit was de idee van Sint Augustus, het zaad van het Universum was er wist hij, en ook de idee van Fabre d’Olivet die het haalde uit zijn vertaling van Genesis: God die had nagedacht gedurende zes dagen en de zevende dag in gang gezet wat hij bedacht had.
Ik legde me erbij neer, het scheen me, en nog altijd, zeer aannemelijk, hoewel het een zeer ingewikkeld geval moet geweest zijn, niet door een levend wezen, zoals wij die kennen te volbrengen, een dergelijk, uitgebreid ingewikkeld plan vertrekkende vanuit het minimaalste eerste deeltje tot de voltooiing ervan had to be het werk van een meer dan reuzegeest
Laat het zo, het is al uitzonderlijk genoeg, maar er was meer nodig dan dat, er was een Aarde nodig waarop leven mogelijk was, en hier stok ik, kan ik niet verder, was die aarde ook berekend in het plan, als planeet bij de zon die die van ons werd, precies op juiste afstand ervan en er omheen tollend in een baan en met een snelheid vooraf bepaald, was dit ook allemaal voorzien?.
Als dit zo was viel er niet meer te twijfelen. Hij of Zij die dit gemaakt had was het onmetelijke zelf. Want als, zoals ik schreef, en herhaaldelijk benadrukte dat het Universum er is opdat de mens, de homo sapiens, er zou kunnen zijn, en zo verder, was het bestaan van een leven barende Aarde een absolute noodzaak voor het ontstaan van die homo sapiens.
Hoe deze Aarde er gekomen is, dit is me een raadsel. De ene verklaring die ik heb is, dat er een enorm aantal planeten om heen een enorm aantal zonnen dienden voorzien te worden tot er uiteindelijk één planeet gevonden werd die paste in het raderwerk en leven baarde.
is dit een verklaring voor het aantal zonnen met planeten eromheen; een verklaring voor het beeld van oneindigheid dat het Universum ons biedt, het voor ons onbegrijpelijke onvoorstelbare ervan?
Was een dergelijk ‘zijn’ van het Universum nodig opdat er ergens in dit Universum een Aarde zou op duiken?
Ik ga niet verder vandaag. Ik word met stomheid blind geslagen, maar als de eerste vereiste een Aarde was opdat wij er ooit zouden kunnen geweest zijn, dan kan de hoeveelheid van planeten een oplossing geweest zijn. In dit geval, een berekend toeval.
Ik geloof niet dat Jacques Monod hieraan heeft gedacht? Als de mens een zuiver toeval was, een lot uitgekomen in Monte Carlo, wat voor lot was Moeder Aarde dan?
12-05-2021, 19:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-05-2021 |
Charles-Ferdinand Ramuz |
Ik had ‘Deborence’ van Charles-Ferdinand Ramuz uit zijn rek genomen, en een herinnering plots terug opgedoken.
Namiddag begin juli. We zitten neer aan de tafel voor de cabane de l’Arpitettaz[1]: Robert Panchard, Gustave Cotter en ik. We hebben gesoupeerd, een snede brood, een appel en een stuk kaas met een kop thee. De dag neigt naar de avond toe en de stilte, de stilte alom. Ik denk aan de stilte van Ramuz, als hij schrijft over de ‘alpages’ van Derborence, een minuut voor ze, in de achttiende eeuw, bedolven worden onder de overhangende rotsenmassa.
Ik had zijn ‘Derborence’ in mijn rugzak en ik herinnerde me een bepaalde passage erin. Ik ben binnen gegaan, heb het boek genomen, heb hen willen verrassen en heb gelezen over de stilte van Ramuz. De stilte die paste bij de plaats waar we waren. Ik denk nu, met een zachte stem, want de tocht naar de berghut, voor iemand uit de lage landen, was lang geweest en zwaarder dan ik had vermoed.
En ik las hen de bedenkingen van Ramuz: de herders, de jonggehuwde Antoine, voor de vlammen van de haard gezeten, voor ze, maar dat weten ze nog niet, enkele ogenblikken later, bedolven gaan worden, en de stilte die er heerst. En over die stilte schrijft Ramuz:
‘C’était comme si aucune chose n’existait plus nulle part, de nous à l’autre bout du monde, de nous jusqu’au fond du ciel. Rien, le néant, le vide, la perfection du vide; une cessation totale de l’être, comme si le monde n’était pas créé encore, ou ne l’était plus, comme si on était comme avant le commencement du monde ou bien après la fin du monde…’[2]
En Robert : ‘C’est du Ramuz’, c’est Derborence que tu lis. J’ai connu Ramuz, j’avais vingt ans, je l’avais rencontré au village et il m’a demandé de l’accompagner à la cabane, il est décédé quelques années après. I il était assis là où toi tu es, Charles. Et, à propos de ce silence, c’est à peu près ce qu’il a dit ici, comme si nous nous trouvions à la fin du monde, et encore, comme si il n’y avait que cette cabane ici et les montagnes autour de nous, et rien d’autre, comme un monde hors du monde, disait-il.
En de stilte rondom ons was nog meer stilte, nog duidelijker stilte. Alles wat nodig was, was er, bezaten we, met voor ons, het laatste licht op de gletsjer en de besneeuwde wand van le Blanc de Moming, waar we ooit waren. Denk ons hier weg, los ons op, en alles moet nog beginnen; in de stilte van het zijn, le silence de l’être, en Ramuz wist wat stilte was, vooral dan in de ‘alpages’ boven een godvergeten dorp als Deborence.
En wij, zegt Robert, we zitten hier, even godvergeten, wij drieën, lijk een Drievuldigheid. Veel is het hier niet, maar we zijn samen en ik voel me gelukkig dat jullie hier zijn met mij, want ik ben hier dikwijls alleen geweest, na de dood van Armande, mijn vrouw. De dood die van de stilte is en de stilte die van de dood is.
Zegt hij nog: ‘pour la première fois depuis sa mort, il y a en moi une grande paix, elle est ici avec moi, elle est là dans son fauteuil à côté de Charles, je la sens, elle nous parle, sans paroles.
Zijn woorden echoën in de stilte, we kunnen ze raken met de vingertoppen: ‘En effet, Robert, tu en parles et elle est là, je sens la présence d’ Armande’, zegt Gustave.
Ik dacht aan haar in de holte van stilte die zwaar om dragen was. Ik zat vorig jaar, een van de laatste dagen van haar leven, met haar en Robert op het terras van hun chalet in Zinal, met zicht op de Diablons. Ze zat in een deken gewikkeld in haar zetel en ze vertelde me met hese stem – ik had hen ooit uitgenodigd in België en had met hen, in de herfst, Bokrijk bezocht - over de zon die ze, voor het eerst in haar leven, had zien ondergaan als een rode bol. Een beeld, zegde ze, waar ik heen zal gaan. Ik had haar toen gezegd dat ze, zoals ik haar kende heen zou gaan naar de gordel van Orion, waar de farao’s heen gingen, maar ze wou naar de rode bol van de zon. En nu was ze hier onder hen, was de stilte nog meer stilte, terwijl de toppen van de bergen voor hen, licht roze werden en de sterren zichtbaar kwamen op het blauwe laken van de nacht.
Nog zochten we onze brits niet op. De stilte, het mysterieuze van een aanwezigheid: een hese stem, een jonge, mooie vrouw in een deken gewikkeld, onbeweeglijk in de grootste stilte, naast ons gezeten, in innigheid, zwijgend nu. Wij luisterend naar wat nimmer gezegd zou worden.
We zaten er lange tijd, allen in gedachten weg. De stilte die we begrijpen wilden, het leven een geronnen stilte, een overdaad aan stilte, geen windje zelfs, geen adem zucht, wij onbeweeglijk met haar dicht bij ons.
Het was het begin van de nacht, de sterren klaar en duidelijk nu, één grote schittering, een planeet. Was het Venus?
Ik dacht aan die uitzonderlijke momenten toen ik deze morgen Derborence uit zijn rek nam, het identieke boek dat ik die avond in een ver verleden, in mijn handen hield.
Ik schrijf, ik kom aan het einde van mijn blogtekst. Op Klara, Franz Schuberts sonate voor piano, D959, het Andantino. Het was half een op de middag. Waarom, zeg me waarom mijn ogen vochtig?
[1] Zie wat Google er over vertelt in de nota hierna.
[2] ‘Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1943) : ‘Derborence’, La Guilde du Livre, Lausanne.
Nota over de cabane ( bron Google)
La cabane d’Arpitettaz (2786m) est au pied du Weisshorn du côté ouest, face au Blanc de Moming et son glacier. Depuis la terrasse de pierre devant la cabane, la vue sur le Glacier de Moming est fantastique.
Il s’agit d’une petite cabane appartenant au Club Alpin Suisse et sous la gestion de la section La Dôle, qui en assure la maintenance et le gardiennage. La cabane est gardiennée en permanence pendant les trois mois d’été par des membres bénévoles de la section. Il s’agit d’une particularité propre à notre chère cabane et qui lui confère un charme certain. L’intérieur est agréable, pas très grand, mais ce n’est pas forcément un inconvénient si l’on apprécie le confort spartiate des cabanes « à l’ancienne ».
Le but véritable et historique de l’existence de la cabane d’Arpitettaz est de faciliter l’accès à l’arête Young du Weisshorn, mais on peut aussi, plus modestement, l’utiliser comme étape dans une haute-route autour du Weisshorn, ou lors du tour des refuges de Zinal.
Toen wij er waren was er nog geen bewaker. De deur was on-gesloten en de haard lag klaar om aangestoken te worden. Je had enkel je passage te vermelden in het gastenboek, wat we ook gedaan hebben. Voor zij die Zinal bezoeken is een tocht naar de cabane, via ‘le chemin difficile’ – die eigenlijk niet zo moeilijk is - onvergetelijk. De tocht van uit de vlakte van la Lé, over le lac de l’Arpitettaz vergt ongeveer vier à vijf uren.
11-05-2021, 04:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-05-2021 |
Schrijven om te blijven. |
Gisteren, na het afsluiten dacht ik eraan, wie heeft er nood aan wat ik schrijf, wie heeft er nood te horen hoe het met mij, in deze wereld, gesteld is. Want daar gaat het over. Hebben we niet allen zorgen genoeg om er nog de zorgen van een anderde bij te nemen?
Eigenlijk, begaan met mezelf, heb ik me die vraag zelden gesteld, ik schreef en bleef maar schrijven, ongeacht of ik iets te vertellen had of niet. En nog doe ik het, opgezet als ik ben met de persoon die ik meen te zijn. En nu krijgt mijn eigendunk een deuk, realiseer ik me, dat ik me te hoog heb ingeschat, ik nam mijn blogs te ernstig, zag me bezig met een opdracht, een man die iets te volbrengen had, namelijk van elke dag van het jaar iets zinnigs over te houden.
Is dit edel of is dit overdreven, is dit geraadzaam of is dit nutteloos? Eenzelfde vraag kan ik me stellen wat betreft, mijn herkauwen van al wat er al geschreven staat, als er geen dringende reden toe bestaat is het nodig dat ik het doe?
Toch ben ik er mee bezig en wel, omdat het, right or wrong, mijn leven is en het me nu zorgen baart te weten wat er met al deze geschriften gebeuren zal als ik er niet meer zal zijn: houden ze stand of kwijnen ze weg, opgeslorpt door de tijd? Of, anders gesteld, kan ik me erbij neerleggen dat alles wat ik schreef verdwijnt met mijn verdwijnen, wens ik dat er van mij, van wie ik was, nog iets overblijft, is dit van enig belang?
Ik denk aan een vriend lezer, die onlangs een kort essay schreef over wat de Duitse pers wenste aan te merken, op de Divina Commedia en hierbij Dante ‘verweet’, zijn idee om een verhaal te schrijven over een pelgrimstocht door Hel, Vagevuur en Paradijs, gehaald zou hebben uit de Koran-literatuur, over de identieke tochten gedaan door de profeet Mohammed. Wenst hij dat wat hij schreef, zou overblijven als hij er niet meer zal zijn, én, is het om deze reden vooral, dat hij het geschreven heeft. Of gebeurde het zo maar omdat hij er nood aan had het te vermelden. En dan nog, zijn reisreportage over het land dat zijn ziel meedraagt, Ierland, waarom schreef hij het als hij er geen behoefte aan zou gehad hebben dat het verhaal overbleef na hem.
Ik geloof dat het feit van het schrijven het bewijs inhoudt dat we wensen dat wat er staat, je overleven zal; dat je schrijft of componeert of beeldhouwt op schildert voor de eeuwigheid, je ziet het als de verlenging van jezelf, au-delà de la mort, en dat het deze gedachte is die primeert op alle andere.
En er is iets van. Elke dag word ik, worden we allen, meer geconfronteerd met werken en namen uit het verleden, méér dan met werken uit het heden. Literatuur leeft, muziek leeft, de werken van beeldhouwers en schilders leven, ideeën van vroeger leven. Hoe arm zouden we niet zijn indien er van dat alles niets ware overgebleven.
Het is duidelijk, wie schrijft wenst te blijven schrijven tot hij verstikt wordt door het pak tijd op hem. En, dan nog.
10-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2021 |
De toekomst als die er nog zou zijn. |
Ik heb zelden - al wat ik schrijf gaat over mezelf - een tekst kunnen schrijven die geen vleugje filosofisch aroma met zich droeg, het stolde zich in mijn woorden, vooral dan in de gedichten die ik schreef.
In tijden zoals deze van nu is dit een vernietigende handicap die succes uitsluit. Ik ben dus van een andere tijd, van de tijd van de middeleeuwen, toen de geest opdaagde, opgerezen uit het secrete karakter van de gotiek[1]. Ik ben die middeleeuwen niet ontgroeid, ik ben een Kelt en een Gotieker gebleven. Ik moet als dusdanig ontvangen en gelezen worden, maar wat wil je als je terecht gekomen bent waar de gotiek is uitgestorven in elke vorm van kunst, waarin het woord ‘kunst’ zelfs werd geschrapt.
Om te overleven zoals ik geaard ben, rest er me nog een morzel heide om te verblijven, een veld erica en een ven hier of daar, om even neer te zitten en te kijken naar de weerspiegeling van de wolken, waar ik dan over schrijven kan, over wat zichtbaar is en over het dieper reikende, al weet ik dat dit minder toegankelijk is, ook voor mij om er een passende vorm voor te vinden.
Hoe groot is dan onze eenzaamheid als Gotieker, als prediker van wat het ongerijmde geworden is, een pelgrim die zwerver is, ontheemd is, zonder een Compostella als eindpunt. Echter, ik voel me niet alleen, ik kreeg een noodoproep binnen van een vriend, een oud-leraar, hij schrijft:
‘Ons onderwijs zit in een zware crisis, en dat is nog braaf uitgedrukt, o.a., over schilderkunst wordt niet meer gesproken om de heel eenvoudige reden dat er geen enkele leerkracht er nog iets kan over vertellen dat zinvol is; nochtans is het onderwijs de hoeksteen van onze samenleving. Er komen nu jonge leerkrachten binnen die niet eens in staat zijn om zelfstandig hun lessen voor te bereiden. Ze gaan bedelen bij ouderen om hen uit de nood te helpen, nooit gezien. In mijn tijd gingen de besten van Wijsbegeerte en Letteren naar het onderwijs, nu, alles wat voor iets anders gezakt is! Ik heb gisteren mijn tweede prik gekregen, ik leef dus met de hoop coronasafe te zijn. Maar wanneer komt er een vaccin tegen de ‘verkleutering’, banalisering en verloedering?
Ik zelf heb hier niets aan toe te voegen, hij echter staat er nog met één voet in, hij spreekt met kennis van zaken. Maar ik, met nog één voet in de middeleeuwen, hoor hoe het leven hier verder gaat, er nu gesproken wordt over ‘een terrasje doen’; hoe uitgebreid een Arno aan bod komt; hoe er uitgekeken wordt naar de festivalweiden.
Tal van vragen komen op mij af, de moeite niet waard om beantwoord te worden. Ik houd ze best geborgen. Ook, de onverzorgde, sedert enkele jaren al opduikende baarden bij gezagdragers en VIPs, op TV, ik heb er een hekel aan; als ze een baard willen zoals de Arabieren, dat ze hem, minstens, verzorgen.
Het spijt me al, even uit mijn stuk heide gekomen te zijn. De wereld zoals hij er thans bij ligt, lokt me niet, past me niet, helemaal niet. Het SOS-bericht van mijn vriend is blijven hangen, het zal niet zo vlug verdwijnen. Ondertussen verschuil ik me in, wat ik onlangs noemde, achterhoede gevechten. Het zijn oude gewaden, de relieken van vroeger, die niet meer door mij zullen afgelegd worden, maar, mettertijd verpulverd.
Ik schrijf maar, ik neem de woorden zoals ze komen. Twee gedachten houd ik achterwege: mijn herinnering aan de Heer Van Oudenhove, hoofdleraar van de gemeenteschool van Oordegem. Hij las op het einde van het schooljaar, in de klas, ‘De Witte’ voor en, ik kreeg van hem, een na een, de bijna volledige collectie van Jules Verne te lezen. Ik vraag me af wie ik zou geworden zijn indien ik hem niet had gekend, maar een van de leraren waar mijn vriend het over heeft.
En dan zwijg ik ook, over wat ik herhaaldelijk heb verklapt en schuil gaat in mijn aller diepste ik, namelijk dat we, wie we ook zijn of wat we ook doen, moeten evolueren naar de homo sapiens sapiens. Dit echter is geen kwestie van a lifetime, dit is een kwestie van generaties en generaties.
Ben ik duidelijk geweest, of, had je vandaag iets anders verwacht van mij?
[1] ‘l’art gotique’, komende van ‘l’argot’, de geheime taal van de kathedraalbouwers (Fulcanelli).
09-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-05-2021 |
Dat het 'er-zijn ons behoede. |
Enkele tijd geleden had ik me beloofd, me te wijden aan het herzien van mijn blogs vanaf 2017, er prioriteit aan te geven. En wat doe ik? Ik ga verder met het schrijven van nieuwe blogs. Het is dus sterker dan mezelf en nochtans het kost me meer dan moeite.
Je zult het misschien al begrepen hebben, maar een dag zonder blog is geen normale dag voor mij, het is een verslaving, het is een drug die ik nemen moet om, in volle verstandhouding met mezelf, verder te gaan.
Nochtans is het een zelfpijniging, ik zegde het al, het kost me, en wat 2017 of 2018 betreft, ik voel me niet opgejaagd, ik handel alsof ik nog al de tijd van de wereld heb, en wie weet, misschien is het zo wel, misschien?
Wat een prachtig woord, ‘misschien’, het is geen ‘maybe’, geen ‘vieleicht’, maar als deel van de Germaanse taalgroep, een rasecht Nederlands woord, een woord om te koesteren.
Wat er ook moge van zijn, ik breng mijn dagen door met mijn blogs, ik begin er mijn dag mee en eindig mijn dag ermee; ze zijn mijn trouwste vrienden, ze vallen me niet af, zoals het kan gebeuren onder vrienden of vrienden-lezers die je afvallen. Maar je weet maar al te goed hoe het gebeuren kan, want je bent geen Pieter Aspe, geen Agatha Christie, geen Lucinda Riley, je bent niets van dat alles, je bent maar a poor writer van een weinig betekenend, dagelijks geschrift in de massa die vandaag elke dag geschreven wordt. Je hebt maar de dagbladen te bekijken om een idee te hebben van wat die massa betekent en wat tijd het moet vergen om geschreven te worden, zonder de zekerheid te hebben gelezen te worden.
Als je die zekerheid niet hebt, waarom is het dat je schrijft? Je schrijft omdat het je aard is te schrijven, zoals de schorpioen op de rug van de kikker, in het midden van de stroom, die het niet laten kan te steken en vergaat samen met de kikker, een gekend verhaal, er is dus geen ontkomen aan.
Ik denk eraan soms als ik bezig ben met me uit te sloven, vroeg in de morgen, zoals vandaag, met duidelijk de slaap nog in de hoeken van de ogen en toch verder gaan, niet luisterend naar de roep van je lichaam, terug te gaan naar bed, waaraan je, soms, niet weerstaat en ophoudt in het midden van een zin, wat nefast kan zijn voor het verdere verloop van wat je meende te vertellen te hebben.
Het is de dagelijkse struggle die je te voeren hebt met jezelf. Meestal is je geest de winnaar, soms niet, het is van vele zaken afhankelijk, vooral dan van de hevigheid van de stroom, de stroom van woorden, van zinnen, van gedachten.
Het is die stroom die telkens bepalend is voor het goede verloop ervan. Van waar hij komt is niet met zekerheid gekend, maar hij is er en hij is nodig om er te zijn. Dit gebeurt met vele zaken, ze zijn er maar we weten niet hoe ze er zijn en van waar ze zijn. Men zou dit ook kunnen zeggen van een God die er is zonder er te zijn, of van de Muze, of van het lot dat gunstig of ongunstig kan zijn, je neerhalend kan zijn., Dit alles deel van het onbekende dat is zonder er te zijn; Het hangt in de lucht of het hangt er niet, maar als het zich manifesteert is het duidelijk dat het er was.
Het ‘er-zijn’ behoede ons ervan en dit geldt voor heel wat. Ook voor het geluk waarvoor het ons niet behoeden moet.
08-05-2021, 10:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2021 |
De persoon die ik was en gebleven ben. |
Wie is het, die persoon in mij, die enkele dagen terug, is opgestaan om blogs te schrijven, zoals deze van gisteren over de handelingen van een God of, deze van geen-God. Ken ik hem of zal ik hem ooit kennen?
Ik ken hem niet volledig, hij heeft verborgen hoeken en kanten, maar ik weet hoe hij er toe gekomen is, hoe hij gegroeid is en daarna geleidelijk aan stil gevallen is en zich verborgen heeft gehouden gedurende jaren, om nu ineens weer op te duiken en zich meester te maken van je domein, ‘schrijver van een blog’.
Je hebt het gelezen wat hij schreef en je hebt het laten gaan, enigszins verbaasd over wat er stond en hoe het er stond - een oude koe van jou uit de gracht gehaald - eigenlijk het optreden van de persoon die je waart kort na je ontmoeting met de werken van Velikovsky. Een periode in je leven die vele tientallen jaren heeft geduurd alvorens uit te doven.
Dit is toch wat je dacht. Terwijl, het (heilig) vuur is blijven vunzen en nu terug ineens is opgeflakkerd, te hevig om nog tijdig geblust te worden. Aldus werd de bres, geslagen ‘in a reasable safe Universe’, zoals Velikovsky het noemde, , ineens, vanuit een totaal andere hoek bekeken, bloot gelegd en verbreed.
Ikzelf noemde het een bevlieging, maar het was een uitloper van wat jaren lang was blijven liggen en nu is opgedoken, geschreven door de man die ik toen was en, onderhuids, gebleven ben: strijdvaardig om te verdedigen wat waard was voor mij om verdedigd te worden.
Er hangt dus, ik denk vooral in de USA, en ook hier, wellicht in een klein deel in het Westen, een wolk van geest die pro-Velikovsky getint is gebleven.
Ikzelf ben meer dan geneigd hem te verdedigen dan hem op zij te laten en er voor eeuwig over te zwijgen. En het is deze ingesteldheid die alles wakker heeft gemaakt zodat er voor de zoveelste maal gehandeld werd over enkele wel bepaalde passages uit de Bijbel.
In een zekere zin voel ik me schuldig terug te vallen op een boek van de jaren vijftig van de vorige eeuw, en tevens op een naam die eerder bekeken wordt als een volger van von Däniken terwijl ik, hem blijf zien als een Darwin, als een Wegener.
Want, je moet ‘guts’ hebben om tegen alle gevestigde waarden in - de temperatuur op Venus was vóór vijftig, ongeveer de gemiddelde temperatuur van de aarde - te stellen als conclusie, dat de temperatuur op Venus heel hoog - 500 graden Celsius - moest zijn, wat later, en bemiddeld door Albert Einstein, door een sonde van de NASA bevestigd werd.
Waarop Carl Sagan, de grootste opponent van Velikovsky, zonder te spreken van een verrassing, onmiddellijk wist dat de hoge temperatuur het gevolg was van een ‘green house effect’, gezien Venus omgeven was door een dikke laag wolken. Alsof de wolkenlaag niet het gevolg zou kunnen geweest zijn van de hoge temperatuur op Venus.
Jullie stellen het vast, en ik ook, Ik ben eens te meer begonnen hem te verdedigen. Ik denk dat ik dit zal blijven doen, mijn leven lang, hij was een kranig man, hij was een visionair in de hoogste graad. Ik hoorde hem een eerste maal op een avond op TV, de volgende dag ben ik zijn boek gaan kopen bij Smith & Son op de Adolphe Maxlaan in Brussel. Sindsdien heeft hij me niet meer verlaten, ben ik door hem besmet geworden met een virus van aanhankelijkheid.
Of hoe een leven in een bepaalde richting verzeild. Ik was jullie deze uitleg verschuldigd
07-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2021 |
Jahweh kwam die tussen of niet? |
De bevlieging - want dat was het - die ik gisteren had mag niet gelezen worden als een vrees die ik zou hebben dat een dergelijk iets ons zou kunnen te wachten staan. Ik denk er in de verste verte niet aan, maar wat gebeurde in een ver verleden mag/moet gekend zijn, zoals we kennis hebben over de periodes van pest en cholera.
Mijn twee scotoom-blogs zijn uitschieters, passen hoegenaamd niet in het stramien van de blogs die ik schreef over de jaren heen. Maar soms hebben ze hun reden van bestaan, worden ze een uitdaging.
Er is in mijn leven, in de jaren vijftig van vorige eeuw, een man opgedoken, een rijzig man met een abominabele uitspraak Engels. Een man wiens werk vergruizeld werd, bespot en gekleineerd door zij die hem niet gelezen hadden, maar ook een vechter, iemand die absoluut zeker was van zijn stuk; iemand die nu is doodgebloed, verzwegen en begraven. Het uitspreken van zijn naam bijna een vloek zijnde, en ik weet waarom.
Ik heb bijna alles van hem gelezen, hij was een soort god voor mij, iemand die begreep dat de Bijbel op bepaalde plaatsen geschiedenis was die ons allen aanbelangde; en vooral dat de verhalen over de tien plagen van Egypte, over de stilstaande zon en maan, geen sprookjes waren, maar ruwe, ontstellende ‘reality shows’ van een uitzonderlijk karakter.
Of ik me dan toch niet heb laten misleiden?
Wel, na zeventig jaar geloof ik nog altijd in hem en wat meer is, heb ik eindelijk begrepen van welk belang hij is voor ons. Zeker is dat hij mijn geestelijk leven grondig heeft gewijzigd; dat ik, zonder hem, niet zou geworden zijn wie ik ben, dat ik geen blog zou geschreven hebben omdat de geschiedenis een levenloze, kleurloze poel zou gebleven zijn voor mij. Echter, dankzij hem werd de geschiedenis, zoals door hem gehaald uit de Bijbel, een overrompeling.
Er is één belangrijk feit dat als een vuurtoren boven de rotsen uitsteekt, een gebeuren dat de godloochenaars, type Dimitri Verhulst, nog niet hebben ingezien, omdat ze niet verder kijken dan hun neus lang is - en allen van zijn soort kennen die kortzichtigheid - en dat ene feit is ‘de tien plagen van Egypte’.
Dit feit IS een weegschaal met twee armen:
Ofwel zijn deze natuurfenomenen, zoals gezien door de Israëlieten en, door de Kerk, het resultaat van een interventie van Jahweh, en dan is onweerlegbaar het bestaan van God bewezen, hoeft er niet meer gespeculeerd te worden, Hij is want Hij trad op. Dit gebeuren werd de Exodus en de Exodus de basis voor het ontstaan van het volk en van de Staat Israël omdat God het zo wou, zoniet was Hij niet tussengekomen;
Ofwel waren deze het gevolg van een natuurcatastrofe, en dan, gezien het voorgaande, mag Israël de boeken sluiten en hun Jahweh naar het land van de sprookjes verwijzen en tezelfdertijd mag de Kerk haar God, die geënt is op Jahweh even duidelijk er naartoe verbannen. Want aldus blijft er niets over van de zichtbare handelingen of tussenkomsten van hun God, want het zijn de enige, voor hen, samen met de stilstaande zon en maan, die er geweest zijn in het begin van Israël als volk, zijnde de vijftiende eeuw voor Chr..
Dit is heel cru gezegd, maar Ik ben niet de enige die zegt dat de tien plagen van Egypte en het ontstaan van de Exodus naar het beloofde Land, het begin is van het ontstaan van Israël als volk.
Het verhaal van dit uiterst negatieve voor Israël, zit verweven in het boek ‘Worlds in Collision’ van Velikovsky - hijzelf alludeert er met geen jota naar - en als er één reden is waarom dit boek en zijn honderden verwijzingen, categoriek en blindelings verworpen werd dan was het om dit negatieve voor Israël.
Een reden die geen enkele godsnihilist heeft opgemerkt, te engzichtig om dit aan te grijpen en als bewijs van hun mening voorop te stellen.
Ze hoeven dus niet, op goed valle het uit, zeggen dat God niet bestaat, ze kunnen het bewijzen dat de God van de Kerk geen basis heeft, en de Bijbel er zeker niet is om te bewijzen dat Hij bestaat, in tegendeel.
Ik weet dat me dit de brandstapel kost. Maar, in grote openheid, het zijn feiten die onze aandacht moeten opeisen. Velikovsky is de weegschaal. Heeft hij gelijk of ongelijk, maar als hij ongelijk heeft, zoals zovelen beweren, dan bestaat de Jahweh/God van de Israëlieten en van de Kerk. En hoeft er niet meer gediscuteerd te worden, Hij was heel duidelijk een hulp voor het Joodse volk.
Heeft hij gelijk dat stort alles lijk een kaartenhuisje in elkaar, heeft de God van de Bijbel afgedaan en komt de discussie over zijn bestaan of niet, op andere gronden te liggen. Eenvoudiger kan het niet, de boeken die er zijn dragen het bewijs van gelijk of ongelijk. Aan ons om ze te doorgronden.
06-05-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |