De dagen schuiven naar de zomer toe - tenminste zo die er komt dit jaar? - ik zit ik tweehonderdvijftig pagina’s ver. Als ik dit ritme volhoud zit ik met een bundel van zes honderd beschreven bladzijden op het einde van het jaar, een punt in de tijd dat ik dan wel halen moet. En wat als ik het niet haal?. En, eigenlijk, waarom zou ik niet.
Het schrijven zelf is niet de moeilijkheid, ik zie, als ik ga bladeren in de blogs, ‘dagboek-bedenkingen’ van anderen, dat er tal van onderwerpen zijn waarover je schrijven kunt. Je kunt je dag uitpluizen bijvoorbeeld en zeggen wat er gebeurt in je dagelijks bestaan, maar ik heb het nooit gedaan en ben niet zinnens te vertellen wanneer ik opsta en wanneer ik slapen ga en welke de handelingen zijn die mijn dag vullen, jullie weten het, mijn gedachten krijgen voorrang, en dan nog, niet alle. In feite zijn deze blogs het enige positieve dat ik nog doe. Op de achtergrond liggen er nog wel geschriften te wachten, maar gemakkelijk komen deze niet van de grond, vooral omwille van de in potentie wachtende zeshonderd pagina’s die te schrijven zijn.
Ik kan aldus, daarna, in alle stilte van het toneel verdwijnen, lijk zovelen voor mij, die getuimeld zijn in het gat van de dood.
Ik herlees zelden wat ik schrijf - uitzondering voor wat op het ogenblik heel sporadisch gebeurt met wat ik voorheen van 2017 af heb geschreven - het kan dus dat ik de gedachten die zich regelmatig opdringen herneem. Ik ben nu al ruim tien jaar bezig, hoe wil je dat ik nog zou weten wat ik toen gedacht en/of geschreven heb. En zeggen dat alles begonnen is met José Saramago, die er een blog op nahield en die ik heb willen imiteren met dien verstande - en daar is het mis gegaan - dat zijn blogs gepubliceerd werden en die van mij zich zullen oplossen in de tijd als bladeren in de herfst die van de bomen dwarrelen en vergaan tot stof.
Mijn teksten, geschreven in de herfst van mijn leven, dragen geen VIP naam, zijn niet veel meer, zelfs al wilden ze meer zijn, zelfs al dragen ze in zich de hunker naar de eeuwigheid, ze verschrompelen, ze lossen zich op, ze verdorren.
Ik leef ermee omdat ze me de zekerheid geven, de zalige zekerheid goed bezig te zijn, te doen wat ik doen moet, niet om te zien maar verder gaan door dik en dun, door zon overgoten landschappen of door landschappen geteisterd door hagel en regen, ze zijn me even duurbaar, even inspirerend, even troostend in mijn oude dagen.
In mijn recentste blogs heb ik me, niet-risicoloos, laten gaan. Heb ik gezegd wat ik al lang zeggen wou, hoe iets onherroepelijk kan ontstaan als gedacht wordt dat ‘hun’ God er aan de basis van ligt.
|