Als ik het heb over de massa planeten die er moeten zijn opdat op een ervan het leven zou kunnen ontstaan, dan betekent dit ook dat, als er andere planeten zijn, dan de Aarde, waarop leven is ontstaan of kan ontstaan, dit onvermijdelijk, gezien de wetten van de natuur naar steeds grotere ingewikkeldheid, eerder laat dan vroeg, leiden moet tot intellectueel leven. En, of er aldus nog andere planeten zijn, dan kan dit en dan mag dit, het is het minste van mijn zorgen en dan kunnen ze zich daar ook vragen stellen of er nog andere planeten zijn met leven, en zo verder; zullen ze zich ook vragen over hoe alles begon en welke de rol is die ze kregen toegewezen.
Ik dacht hieraan vanmorgen, na wat ik in een vorige blog geschreven had. Echter als ik naga, wie anders dan ik zich dergelijke vragen stelt, terwijl ik ermee rondloop - ik beken vanmorgen bij gebrek aan beters - dan is het maar een dwaalgedachte die ineens oprees en die ik houden wilde, zoals ik zovele zaken houden wil ingekleed in woorden. Een vraag, een vaststelling die me overvalt alsof er leven zou kunnen ontstaan dat niet leiden zou tot een denkend wezen. Eens er leven is, is er een stuwen dat onvermijdelijk gaan moet - een karaktertrek van wat ‘leven’ betekent - naar een steeds maar groeiende ingewikkeldheid of, waar het eigenlijk op neer komt, een zoeken naar de betekenis van de dood, het maximale van onze zoektocht, dat we bereiken kunnen. Al het overige leidt in deze richting. En ik denk dat dit ook de diepste drager is van kunst en poëzie.
Als ik dan, als zoekende mens, teruggrijp naar het begin van alles, dat ook mijn begin inhoudt, dan weet ik, dat ik, dat alles ontstond uit de minimaalste deeltjes die er kunnen zijn en dat ik dit nog altijd ben, deze van het lichaam, met welke middelen ook, zichtbaar, deze van de geest er eveneens aanwezig, maar of deze, hoe dan ook zichtbaar zouden zijn, is me een raadsel, evenwel ze =moeten er zijn.
En het is in deze regels dat de dood zijn betekenis verwerft: een eeuwig bestaan krijgt toegewezen van een komen bij de geboorte en een verder bestaan na de dood gezien hij al bestond voor de geboorte.
Gezien hij, de geest, geen ontstaan heeft gekend, hij er altijd moet geweest zijn voor het ontstaan van het Universum, voor de tijd, in een holte van tijd die toen nog geen tijd kon genoemd worden.
Dit zijn van ogenblikken in mijn leven, koesteringen die nu en dan opduiken, die ik achtervolg om er binnen te dringen en uit te maken wat de diepere betekenis ervan kan zijn , in het licht van de dood die me wacht, die ons allen wacht. Des te meer omd at ik niet weet, noch of ik deze zin beëindigen zal, noch of dit niet mijn allerlaatste blog zal zijn.
Ik hoor bijna elke avond een zekere Klara-medewerker, peu importe ici son nom, even voor middernacht afscheid nemen met ‘misschien tot morgen’, een wijs man eigenlijk.
Wijs en vooruitziend.
|