Een vriend-lezer, meldde me onlangs - onlangs kan twee maanden geweest zijn - dat hij zich voorgenomen had elke dag een canto te lezen van Dantes Commedia. Bij ondervinding weet ik dat dit geen klein ding is, dat je Dante zo maar niet leest, in zijn taal, zoals je Proust zou lezen, zelfs Shakespeare, een paar dagen, weken, gaat het wel, maar elke dag zonder onderbreking is een prestatie. Ik wou vandaag iets schrijven over die Ugo van mij, die me elke dag aanzet vroeg op te staan opdat hij aan zijn (mijn) blog zou kunnen beginnen.
Ik vraag me af of mijn vriend ook zo een Ugo heeft die hem aanzet om een canto van Dante lezen. Ik vermoed het, ik vermoed dat hij zo iemand hebben moet, anders geraak je niet ver, maar dat hij vooruit gaat weet ik want nog niet zo lang geleden schreef hij dat de drie delen van de Commedia eindigden op het woord ‘stelle’, de sterren op het ‘hemelzwerk’ om een oud woord nog eens een kans te geven.
Waar staan we beiden, vandaag, in deze aanloop naar de zomer, nu de bloesems rijzen en de natuur aan het bevruchten is van alles wat bevrucht moet worden; waar staan we, en ik, hoe verkondig ik mezelf in deze tijden van de bevruchting, hoe is het met mezelf gesteld, hoe moedig ik me aan om tot vrucht te komen, ben ik het wel die schrijft en is het niet die andere persoon in mij die ik Ugo d’Oorde, de man van Oordegem, doopte.
Het is een vreemd iets te stellen er een tweede persoon op na te houden en zelfs, nu te pogen er een derde bij te halen die dan, naast de Ugo van je blogs, zou gaan werken aan een bundeling van wat geschreven staat van jaren terug. Twee personen met elk een duidelijk afgelijnde opdracht, naast de persoon die jij bent, die van het dagelijkse leven die daarenboven rondloopt en doet wat hij doen moet, die leest, naar KLARA luistert, TV kijkt, eet en slaapt en toeziet op wat de twee anderen verrichten. Zo ben je drie personen in een, zo zitten drie personen in jou verweven en is het zo dat er een osmose bestaat tussen de drie, die in feite te herleiden zijn tot twee, deze die schrijven en degene die toeziet.
Ik kan me de vraag stellen wat is er van iemand of wie is die iemand die schrijft - bij anderen die schildert of componeert, of zelfs die de ‘Giro d’Italia’ rijdt - en naast dit een gewoon leven leidt en ondergaat. Want die andere iemand bestaat, hoog levend in jou, je luistert ernaar, hij dwingt je te doen wat je liever niet zou doen, bijvoorbeeld wat jou betreft, je aanzet keer op keer een blad te vullen met woorden die hij van elders haalt, niet uit je dagelijkse handelingen, die gaan gewoon door, maar omheen die handelingen, er ver van verwijderd. Als ik hem genoemd heb zoals ik hem noemde, heb ik in zijn naam wel voldoende leven gelegd, hem voldoende zeggingskracht gegeven opdat hij zou tevoorschijn komen als een Willem Elsschot en niet als een André De Ridder?
Schrijven over die Ugo, is schrijven over iemand die ergens vandaan komt, die in de hagen schuilt, tussen de bloemen hangt, over het grasperk drijft, in de bossen doolt. Een Ugo die te vinden is in de boeken op tafel, in de dagbladen, die een begin van leven verwierf in de holte van je gedachten, er aanwezig is zonder er aanwezig te zijn, maar toch levend is, als hij neerzit voor zijn klavier, want ondertussen verleerde jij het schrijven met de pen. Die Ugo is er, hij achtervolgt je en wat meer, hij jaagt op jou. Schrijf over me, zegt hij, schrijf me tot leven, maak van mij het symbool van je aanwezigheid in wat ik schrijf. Hou van mij, hou van mij.
Brusselmans, in zijn jonge jaren, in een kolom in de Morgen, hij herinnert zich dit wellicht niet meer maar ik knipte het uit, heeft ook eens zo een smeekbede de wereld ingestuurd, maar het was een bede tot God die van hem houden moest – zoals Salieri in de film - opdat hij ooit het wondere werk zou schrijven waar de wereld zou naar opkijken.
Ik, Karel, ben dus niet op zoek zoals in Pirandello’s ‘Sei personaggi in cerca d’autore’, naar een schrijver, de schrijver is er, maar hier moet de persoon worden gezocht die de schrijver in leven houdt. En deze houdt zich het liefst, heel behoedzaam, op de achtergrond.
Ugo is de doender, de schrijver, de verteller, ik, de toeschouwer.
|