 |
|
 |
|
|
 |
04-03-2021 |
Geduld. |
Verveel ik, als ik jullie overstelp met oude herinneringen, met namen en gebeuren die vreemd klinken en geen beelden oproepen bij jullie, terwijl ze bij mij nog van het leven zijn, de ene wat meer dan de andere, me nog altijd overhoop halen zodat ik niet meer weet wat werkelijkheid is en wat droom?
En als ik jullie niet verveel, is het mezelf niet die ik in de loeren neem als ik kleine feiten van vroeger opschroef tot onvergetelijke? Het is de vraag die ik me stel op een nuchtere morgen volgend op een morgen met heel wat momenten die ik doorbracht in de wolken. Het is maar dat het op deze wijze is dat we onze dagen doorbrengen, de werkelijkheid die verdroomd wordt, of de vlucht uit de realiteit der dingen, het enige dat ons nog rest omdat de realiteit teveel ongemakken met zich brengt.
Wat ik schrijf is wat ik denk, niet wat ik doe, het zijn mijn gedachten die worden opgetekend. De daden die ik stel zijn ook deze die jullie stellen, zoals het gewoonweg gebruikelijk is, daden die we automatisch stellen, zonder er al te veel over na te denken, het ontbijt bijvoorbeeld, het zich wassen en scheren - dit laatste evenwel wordt, zoals ik zie, een zeldzaamheid, het begin van een verloedering die om zich heen grijpt - tot het zich aankleden. Waarom zou ik dergelijke zaken vermelden als ze geen ander draagvlak kennen dan de daad zelve?
Ik wil dus dat mijn gedachten op het voorplan komen en betekenis hebben voor zij die me lezen. Echter, als deze uitlopen in herinneringen, in welke mate hebben deze belang voor jullie. Anderzijds wat of wie is een man zonder herinneringen en dan zeker iemand die schrijft, iemand die zoekt en mededeelt wat in hem opstijgt: de gebeurtenissen die hij meemaakt en de gevolgen hiervan. Wat indien hij dit allemaal niet vermelden zou?
Elke dag is een andere dag, we lopen hier voor dergelijke zaken onbeschermd rond, elk ogenblik is een ander ogenblik. We worden hier voortdurend overvallen met dingen, ofwel van buiten ons, ofwel van diep in ons, die we ondergaan of waarop we inloggen en die dan inspiratie worden, inspiratie van het ogenblik, puur en omvangrijk zoals het hoort.
Ik moet bekennen - tot mijn scha en schande - dat mijn blogs gewoonte zijn geworden, dat mijn vertrouwen in wat ik schrijf groot is, te groot, en dat het hierdoor gebeurt, dat mijn blogs onverzorgd worden ingelogd. Geduld hebben heeft zijn oorzaak, wist Ernst Jünger, en soms heb ik dat geduld niet. Met als gevolg dat ik met beschaamde kaken sta als ik mijn tekst geen twee - of driemaal herlees. Dit was gisteren het geval, fouten die ik te laat - het was bijna negen uur in de voormiddag en velen hadden me reeds gelezen - opgemerkt heb.
Geduld blijft een grote deugd.
04-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-03-2021 |
Hoe we er aan toe zijn. |
Ik sluit het hoofdstuk Covid 19/Corona, en zoek, zoals Dante toen hij overstapte van de Hel naar het Vagevuur, kalmere zeeën op om te bevaren, zeeën die me meer vertrouwd zijn. En waar wil ik heen vandaag?
Nergens, er is geen vluchten in mij naar andere oorden, omdat waar ik nog heen kan, niet is waar ik heen wil, al weet ik niet of, als ik aankom op die plaats er de rust vinden zal die ik er denk te zullen vinden. Al wat is speelt zich dus af in de geest, mijn weggaan van hier vindt maar plaats in die geest van mij.
Een paar dagen terug, kwamen de gevechten in het nieuws die plaats vonden in Marib, een dorp, een plaats in Yemen. We waren er de laatste dag van 1986. We bezochten er de verlaten oude stad in bruine zandsteen, een spookstad door de mens verlaten en we verbleven er in een hotel in de nieuwe stad, waar de buitenlanders van de olie installaties een oudejaarsfeest hielden waarop we werden uitgenodigd. Wat rest er na de gevechten nog van het hotel, wat van de oude verlaten stad, ruïnes?
Beelden, herinneringen, grotendeels uitgewist door de jaren, alleen de naam is gebleven, ik vond hem ook terug in mijn dagboek van die dagen, en de naam Marib kreeg een bijzondere betekenis na de lezing van ‘La Bible est née en Arabie’ van Kamal Salibi - een boek me geschonken op mijn verjaardag een paar dagen ervoor - een boek dat aan de reis in het Noord-Yemen van toen, een totaal andere betekenis zou geven, omdat we toen gereisd hebben, naar Salibi’s maatstaven, in de voetsporen van Mozes en zijn volk.
Een gevoel dat zich geankerd heeft in mij - wat een boek vermag - en ik me er niet meer kan van bevrijden. Ik heb dit al enkele malen in diverse blogs vermeld, Salibi, (1929-2011) met wie ik gecorrespondeerd heb wist me te overtuigen. Ik denk nog altijd en zelfs meer en meer dat hij het bij het rechte eind had, trouwens waarom staat het vermeld dat de Ka’aba gebouwd werd door Abraham en zijn zoon Ismaël, wat deden die in Mekka?
Dit alles vertelt me de naam Marib, ineens in het nieuws gekomen en ik er voortdurend aan denk, om je maar te zeggen wat is er voor sommigen van een naam die opduikt in het nieuws. Al wat ik er nog van zeggen wilde is dat het een grote reis was en dat Yemen een bijzondere naam is gebleven en, dat het met pijn in het hart is dat ik hoor over het absurde dat er daar gebeurt, het meer dan absurde, kinderen die sterven van de honger en het kan dat dit gebeurt door mannen die half verdoofd rondlopen met een prop qat in de mond en de kinderen daar, de meisjes die wegliepen van ons, mannen, en de jonge knapen die toen bedelden om een ‘kalem’, een potlood of bic, om te schrijven, die verbaasd omheen mij stonden en zagen hoe ik schreef van links naar rechts.
Kinderen die me achtervolgen, als naweeën van die dagen in Yemen.
En dan hoor ik Sander de Kere op Klara die vraagt of ‘je zin hebt om naar Schotland te gaan. En, of ik zin heb de grens over te gaan op Carter Bar waar een doedelzakspeler in kilt, me wacht om me te verwelkomen. Of ik zin heb? Mijn God, mijn tijdloosheid, mijn eeuwigheid, waar zijn die tijden van onbegrensd geluk, er staande er ademend, er zijnde groot levend.
Op morgens zoals deze is de Schotse symfonie van Félix Mendelssohn, meer dan een symfonie, het zijn de klanken en de luchten van Schotland; de vlakten boven Inverness, lila begroeid met bloeiende heide; het zijn de lochs en de Highlands, het zicht van de eeuwenoude kastelen, het is de whiskytrail langs White Horse en Glennfiddish distillery. En nog veel meer. Eigenlijk leef ik nu, dit nu-ogenblik, van herinneringen, van plaatsen waar we waren: Ullapool en The Ceilidt* Place hotel, Achiltilbuie - een plaats die je vindt ‘by accident’ - en het Summer Isles hotel, uitzonderlijk. Nogmaals, mijn God: Schotland!
Zo ik ben gebleven waar ik ben opgestaan deze morgen en heb wat gereisd eens ik begonnen ben te schrijven, Dante volgend, die een zucht van verlichting moet geslagen hebben als hij buiten kwam - met bruine brandvlekken op het gelaat, vond men - uit de Hel.
Ik blijf waar ik ben, nog zie ik de spookstad Marib in de verte, in een kronkel van de weg; nog zie ik de lila heuvels boven Inverness.als we de Highlands binnen rijden in de zomer. Nog altijd is er een deel van mij, waar mijn lichaam niet is. Waar zal ik morgen zijn, of wat zal ik morgen schrijven, tenminste zo er nog een morgen zijn zal. Je weet maar nooit. Ik schrijf dus best, zoals de man van het ‘Late Night Lab’, Bart Vanhoudt, ogenblikken vóór middernacht: ‘Misschien tot morgen’.
*ceilidt: -keilt- esp. in Scotland and Ireland, an informal social gathering with folk music, singing, dancing and storytelling.
03-03-2021, 08:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-03-2021 |
Jean de la Fontaine. |
Er is altijd, als het ging over het pandemisch karakter van Covid 19, bij mij de onderliggende vraag geweest en deze wordt sterker en sterker, heeft dit iets te maken met de Natuur, is dit een verwittiging voor de mens, dat het niet verder kan zoals hij de laatste jaren bezig is geweest, of, me kennende moet ik beschaamd zijn een dergelijke vraag, onderliggend te stellen?
Als ik dit doe dan is het omdat ik enkele bemerkingen ontving van lezers, gaande over mijn Covid 19-blog van een paar dagen terug. Een ervan wil ik jullie niet onthouden, ze komt van een goede vriend die ik in lang - te lang - niet meer gezien heb en ik noem hem Paul Verspeelt, omdat alle eer, als er eer mee gemoeid is, aan hem toekomt. Hij schrijft:
Beste Karel,
Mooi gepeins over de pandemie. Ik schreef er ook iets over maanden geleden:
Wat deden we verkeerd om die Coronapandemie over ons te krijgen? In de fabel van Jean de la Fontaine ‘ Les Animaux malades de la Peste’ vroeg Koning Leeuw het zich ook af.
Un mal qui répand la terreur, Mal que le Ciel en sa fureur Inventa pour punir les crimes de la terre, La Peste [puisqu'il faut l'appeler par son nom]…
En het was zoeken naar schuldigen. Is het dat Wuhan Viral Lab zoals President Trump beweert of de 5G-masten die sommige verlichte geesten in de fik steken?... Volgens La Fontaine is de schuldige ... de Ezel: ‘Haro sur le Baudet…’
Wat deden we verkeerd de laatste twintig jaar?
In zijn boek “Grote Verwachtingen in Europa” schrijft Geert Mak vlot over de periode van 1999 tot 2019. Van de Millenniumbug eind 1999 over de polemiek rond de invoering van de Euro, over 9/11 en de terroristenangst sinds die aanslag op de Twin Towers, de Bankencrisis van 2008 en de toestanden in Oost Europa, over de migratiegolf en haar gevolgen. Het boek eindigt op 1 januari 2020 als er nog geen spraak was van de Corona en we met z’n allen elkaar een gelukkig nieuwjaar wensten.
Wij stonden niet stil bij de enorme veranderingen die we kenden de laatste 20 jaar. Het kon niet op; Mass-meetings in Vorst,-Ethias- of Lottoarena’s, Opeengepakt in sportstadia, reizen voor een prikje, drie vakanties op een jaar, van 2x4 naar 4x4 auto’s, van het timide begin van het internet met megabytes naar giga-tera-peta-exabytes, de “Sociale Media” en hun etherpollutie, van 3G over naar 5G..
De Ezel van La Fontaine, zijn wij. En nu: alles on Hold en dan Reset. En wat trager gaan leven misschien?
En lang leve je blogs. Carry on Jeeves.
Paul
Ikzelf heb hier niets aan toe te voegen, integendeel ik kan maar Jean de la Fontaine bijtreden:
Mal que le Ciel en sa fureur Inventa pour punir les crimes de la terre,
Wat, Groten der aarde, wat indien het zo was, welke hulp zou vaccinatie betekenen en wat zou ons te wachten staan?
02-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-03-2021 |
Maart. |
Maart: de geur van de lente. Ik haalde maart 2021, ik, geboren in het jaar 1927. Hoe is het mogelijk, ooit zo een leeftijd te bereiken? Maar niet te hoog hiermee van stapel te lopen, zeker niet met tonen van triomf maart binnen gaan, absoluut niet, liever en beter heel stil, in de hoek gedrumd, schuchter en zeer broos geworden, brozer dan ooit. Zo voel ik me, de broosheid van een krakend lichaam, wetende hoe het uiterlijk is gesteld met mij en vrezend dat het innerlijk een zelfde weg op gaat en dit om maart te betreden , maart met de bloesems in het vooruitzicht en de buien die veelvuldig kunnen zijn.
Na de foto met het gebleekt gebeente, midden in een bijna ontoegankelijk bos, van een hertenkalf, een foto van een bosje edelweiss. De tegenstelling kan niet groter zijn, tekenend voor wat vandaag van de natuur is, waar we mee geconfronteerd worden, het vermaledijde en het opbruisende, gelukkig maar is het maart dat we binnengaan en niet november, is het, het licht dat op ons afkomt en niet de duisternis.
Moge binnen in onze geest het licht ook de duisternis die er lang heeft geheerst, verdringen en ons louteren met nieuwe inzichten en hogere verwachtingen. Hebben we geen God meer om er ons naar te richten, we hebben toch de hoop dat de wetenschap, die gebruik makend van de gaven van de natuur, redding brengen kan. De natuur die slaat en laaft, die de god, de Geest van het Universum is, die onze redding is. We geloven erin, een andere keus hebben we niet, het zijn de beloftes die glorierijk, maart ons voorhoudt.
Ik schrijf dit in het gezelschap van Klara, in het gezelschap van het ontzaglijk volume creatief muzikale in de wereld. Ik hoor en stel vast dat, als we Pärt gekozen hebben als Top 100, we schromelijk te kort hebben gedaan aan de muziek van de Amerikaanse Caroline Shaw, die terwijl ik schrijf, Sander De Kere me heeft leren kennen.
Dit is dan, wat er ook gebeuren moge, en in welke toestand we ons ook moge bevinden, onze rijkdom: de grote immense vrijheid die het landschap van de geest ons biedt. We reizen er onbelemmerd van de ene geest naar de andere. Geesten van componisten en schrijvers, die schilders en beeldhouwers inspireerden en omgekeerd. Allen zijn ze van het zelfde landschap, allen zijn ze het landschap, waarin we ons regelmatig verliezen, om er verrijkt en getroost uit op te staan.
Vanmorgen dan toch voelde ik het zo aan, maar nogmaals de vraag die ik me stel, wie ben ik?
01-03-2021, 10:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-02-2021 |
Covid 19. |
Stel je voor dat Covid 19 ware opgedoken, juist vóór de tijd van radio en telefoon, vóór de tijd van de gsm, welk immens drama zou het dan geweest zijn. Ik wil er niet verder aan denken, want ik zou hier wellicht niet geweest zijn om erover na te denken. Ik mag dus besluiten dat Covid 19 er gekomen is in een min of meer gunstige tijd, gunstig in die zin dat hij het leven nog leefbaar laat, enigszins gepast nog voor de mens die nu over betere wapens beschikt om zich erin te bewegen.
Maar dat er nu een ‘oorlog’ aan de gang is, dat we nu een periode van pest en cholera doormaken is wel een zekerheid, en wat dit betreft zijn we terug gegaan naar de middeleeuwen.
We lopen er allen gesplitst bij, we zijn allen, én nog steeds van de tijd vóór de pandemie, én van de tijd van de pandémie. En terwijl de ‘tijd-van-voor’ aan het wegzinken is, groeit de tijd van het ‘in-pandemie-zijn’ geleidelijk aan. Onze gewoontes lijden eronder, we aanvaarden moeilijk de nieuwe toestanden terwijl we ze enkel kunnen ondergaan. Ikzelf schrijf en blijf schrijven alsof Covid 19 niet zou bestaan, maar Ik heb het gevoel dat mijn woorden in deze tijden oneerlijk en zeker onwezenlijk overkomen.
De feiten zijn, dat zolang we niet gevaccineerd zijn we de pandemie blijven ondergaan. Het vaccin is voor het ogenblik onze enige redding om terug te komen in het leven van voorheen. Of is dit slechts een illusie en zullen we, wat ook, zelfs na de inenting, blijven rondlopen met de mogelijkheid van het opduiken, ooit, van een Covid X?
We lopen hier vandaag rond als klagers, beknot in onze vrijheden, geen cafés meer, geen restaurants, geen zangweiden meer, mijn God, wat rest er ons nog dat van het lichaam is?
We beseffen dus nog altijd niet, of willen het niet beseffen, dat de realiteit van vroeger niet meer is, dat er een andere realiteit op ons is afgekomen waartegen we ons maar matig kunnen verzetten omdat die realiteit maar al te mooi was, voor ons hier in het westen Aanvaarden dat het nu anders is, dat het een soort ‘Syrische’ realiteit geworden is, is ons, na een proefperiode van één jaar nog altijd niet duidelijk, we handelen er nog altijd niet naar, een minderheid misschien heeft dit begrepen. In elk geval de boodschap van Covid 19 is duidelijk, leren ermee te leven, zelfs na een mogelijke inenting .
Gelukkig, het feit is dat deze Covid nog niet is doorgedrongen tot mijn geest, zo lang deze niet besmet is, wijzig ik niets aan de natuur van mijn gedachten; Indien deze ooit besmet zou geraken - waarvoor geen vaccin bestaat - dan betekent dit voor ons , de Apocalyps, het einde van de wereld. Een besmetting dus die ik ten allen prijze wil vermijden. Zo, als ik schrijf bestaat voor mij Covid 19 helemaal niet, heeft hij zelfs nog nooit bestaan en zeker gisteren niet toen ik gebukt ging onder de weemoed.
28-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2021 |
La linaigrette des Alpes |
Patricia, mijn dochter, stuurde me haar ganse collectie foto’s van de bergflora die ze uitvoerig had gefotografeerd. Er waren er heel wat, als ik ze zag, een vreugde en tevens een bijna pijn. Ik kies er een uit die me gevoelig ligt, dan toch deze morgen, omdat ik duidelijk de plaats weet waar die foto genomen werd. En nu ik dit schrijf slaat het heimwee toe. Heimwee in mijn oude dagen is stil zijn, is ingetogen zijn, is onvermijdelijk terugblikken naar wat vroeger was en waarvan we toen dachten dat het eindeloos was. Maar dit was het niet, de dagen gingen en de jaren, de te vele jaren gingen en hoe verder af des te heviger het herinneren.
Kennen jullie ook dergelijke momenten, herinneringen die zich toespitsen op één wel bepaalde plaats die terug tot leven komt, intenser dan voorheen omdat die nu opgeladen wordt met tal van gevoelens, en je kent die plaats zo goed, ce champ de linaigrettes (des Alpes), dit veld van wolgras/van veenpluis (Van Dale).
Het situeert zich in het dorp Zinal op het einde van de Val d’Anniviers in de Valais/Wallis. Het dorpje zelf is niet veel, al kwam het de laatste tijd regelmatig in het nieuws. Het is alleen maar belangrijk omdat het zich bevindt op het einde van de Val d’Anniviers, aan de voet van de ‘Besso’ die het dorp domineert.
De foto hier, is van de plaats waar het veld zich bevindt en waar ik deze morgen ben in gedachten. De plaats van alle plaatsen uitverkoren, de droomplaats waar ik een tijd - de tijd van het schrijven en het nagenieten - blijven wil, op een bank gezeten, gegrepen, verloren, in de onmetelijkheid van de bergen om me heen. Ik, stil en roerloos met het veld linaigrettes aan mijn voeten, lichtend wit, bewegend in de wind. Een gezang van tederheid en verlangen, op te stijgen en weg te waaien als zaad over de vlakte. Ik ze niet tegen houden zal de pluisjes, ik ze zal laten als ze kleven blijven op mijn lippen of in mijn ogen, ik van hen zal zijn en zij niet van mij, ik die mezelf zal verloren hebben en er maar zijn als veranderd in een zoutpilaar.
Veel nochtans is die plaats niet, het spreken niet waard. Waar ik ‘zit’ gaat iedereen er aan voorbij. Ze ligt waar het dorp, Zinal, eindigt, juist voorbij de brug over de Navizence, in een brede vlakte tot waar generaties en generaties geleden, de gletsjer zich uitstrekte. Een licht moerassig gebied, enkele voorschoten groot, in een groene vlakte tussen de bergen. Een vlakte die het vertrekpunt is naar de twee berghutten op grote hoogte, de cabane de l’Arpittetaz en deze van Le Grand Mountet, maar ook de vlakte waar ik wandelde en jogde.
Me herinnerend hoe het was en hoe het voelde: de brug over, stroomopwaarts, een lange aanloop tot aan de brug op het einde van de vlakte, tot het rotsblok met de aanduiding ‘Arpittetaz, chemin difficile’ die wellicht velen afschrikte en daar een andere brug over, stroomafwaarts terug naar mijn beginpunt, hoeveel kilometers heen en terug, waren het er vier?
Hoe dikwijls ik die weg gelopen heb, gewandeld heb met rugzak of zonder, met bergschoenen of loopschoenen weet ik niet, maar ettelijke malen in alle mogelijke weersomstandigheden. Ik kende elk detail van de weg, elke bloem of plant. Stroomopwaarts is er rechts, aanleunend tegen de rotswand, een bosje van lage plantengroei, waar ik regelmatig heen ging. Ik zocht er naar iets heel zeldzaam, een minuscule orchidee, een pink groot, amper te onderscheiden in de lagen mos, maar er een struikje van vinden was een gelukkig moment in mijn dag. Trouwens dit kleine bosje is heel rijk aan een grote variëteit aan bloemen en planten en dichtbij de rotswand vind je zelfs struikjes génépi, die je ook vindt in de droog gekomen bedding van de stroom.
De plaats, ingesloten tussen de bergwanden stroomopwaarts en -afwaarts is een gewijde plaats voor mij, de wandeling of de looppartij, was mijn gebed op de wereld, vooral als dit de zondagmorgen gebeurde. Nu ik de mogelijkheid ervan vergeten moet kan ik, gelukkig, er nog over schrijven. En erover schrijvend voel ik de wind in mijn gelaat en hangen de pluisjes op mijn lippen. Ik laat de wind, ik laat de pluisjes, ik ben jong terug, heel, heel jong, ogenblikken lang.
Ik blijf nog even zitten in de zon, straks ga ik lopen tot aan de rots met de verwittiging: Arpittetaz, chemin difficile. Het deert me niet, ik ken die weg met de kettingen in de rotswand.
Wat daarna, mijn droom eindigend, gebeuren zal weet ik niet.
27-02-2021, 05:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2021 |
Anoniem. |
Ik bazel maar verder. Ik doe wat ik ‘meen’ te doen te hebben; loop in gedachten rond met wat ik geschreven heb en de dag, de duur die van de dag wat we tijd noemen, is voorbij. Je blijft over met het cijfer van het aantal lezers die je bezocht hebben, weinig bemoedigend, geen aansporing om door te gaan. Je wordt aldus tegen de feiten aan geduwd, het is wel degelijk gebazel dat je brengt, jaren al; een leven lang al schrijf je als man tronend in de wolken, ontoegankelijk, onbereikbaar, totaal buiten de tijd, zeker nu alles bedwelmd wordt door corona en je er geen acht op slaat, je maar verder gaat alsof er geen dreiging in de lucht zou hangen en als die dreiging de :maatstaf is heb je niets meer te vertellen, is het beter dat je onderduikt en niet met je hoofd in het zand verdere gaat.
De bitterheid die soms van de morgen is en die je mee gaat dragen naar de avond toe, tot in de nacht, niet wetende, of je nog op zult staan op de een of andere wijze, of geborgen blijven zult alsof je ophield te bestaan, alsof je er nimmer ware geweest, een naam die geschrapt werd in alle registers tot in de oudste toe.
Wat niet het lot is van allen, er zijn tal van uitzonderingen, namen dood gezwegen die terug opduiken na generaties, behorend tot generaties amper gekend door deze van nu, deze die het voor het zeggen hebben.
Waren de kinderen er niet, je had voor niets geleefd, je schamelheid ware torenhoog geweest, je pogingen totaal nutteloos. Het is nog vroeg, je hoeft in dergelijke omstandigheden niet verder te schrijven, beter ware voor jou terug onder de lakens te kruipen en te zwijgen. Je dood te zwijgen, alle kamers dicht, ook deze van je geest die je te zeer hebt in de kijker gesteld, alsof jij de enige waart met geest, het meest ondefinieerbare dat er is en dat jij alleen meent te kunnen omschrijven.
Larie, man, stop ermee de dingen te verkrachten met de geest die een vondst is van jou, een niet te ontwaren aanwezigheid, een die enkel bestaat in die woorden van jou, armtierige woorden van jou, zinnen met woorden in spinnenwebben tussen de oude balken van een oud vergeten nonnenklooster, ergens in een plaats die niet meer bestaat of nooit heeft bestaan.
En toch de plaats waar je het best heen kunt gaan om er te verblijven, anoniem, om er te vergaan tot wat stof en wat verbleekte beenderen. Het lot dat dan ons, zonder geest, allen wacht, eens de tijd, die niet is, erover
Vraag dus niet wie het is die dit geschrift hier heeft achtergelaten, je zult zijn naam niet achterhalen, want hij is van een niemand.
26-02-2021, 04:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-02-2021 |
De roep in de morgen. |
Hij voelt zich verzadigd aan gedachten. Hij weet waar hij staat en wat hij nog verwachten kan. Hij is aan niemand uitleg verschuldigd maar hij voelt aan dat het leven heel wat meer is dan al wat hij waarnemen kan; dat het meer is dan de som van al wat hij zien en horen kan. Zelfs als hij dit laatste niet kan bewijzen noch met woorden, noch met cijfers, zelfs al wordt deze metafysische gedachtegang vandaag door velen met de voeten getreden, toch gelooft hij in het eeuwige van het ’zijn’ dat alles bespoelt en in stand houdt en ook dat dit in vele boeken beschreven staat in woorden die heel wat sterker klinken dan deze die hem, met het eerste licht dat genadevol was, werden meegegeven.
Hij heeft aan deze ingesteldheid voldoende om zijn dag door te brengen, om te beseffen dat er ‘iets’ is dat omhullen zal al wat hij doen en laten zal, al wat de dag hem brengen kan, al weet hij dit niet hoe, dit alles omhullende, te omschrijven. Het is er, zelfs al is het niet te bepalen hoe het er is.
Hij zou hiermee zijn geschrift van de dag kunnen beëindigen, omdat er niets belangrijker is om te vermelden; omdat dit ‘iets’ hem denken doet aan de drie laatste woorden van de stervende op het einde van Bernanos’ ‘Journal d’un curé de campagne’: ‘Tout est grâce’. Of, de gelovige die Georges Bernanos was : ‘tout est bonheur de Dieu, tout est la bonté divine. Wat ik zou willen interpreteren als ‘tout est de cette Chose Indéfinissable pour laquelle je n’ai d’ autre nom qu’ Esprit.
De Geest die ‘van’ en ‘het’ Universum is.
De geest die omheen alle dingen, alle daden, alle gedachten gewikkeld is, zoals, schreef ik ooit, de wikke omheen de roggehalm, maar niet alleen gewikkeld omheen, maar ook de halm doordrongen van die geest.
De geest die het teken zijn zal van het derde millennium waar we zijn aangekomen zoals André Malraux het wist. Tenware, het tegengestelde, de leegte op ons zou afkomen, de leegte van het getwitter en de kreten van facebook.
25-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-02-2021 |
Spiegel im Spiegel. |
Haal ik dan toch een punt als ik zeg dat de keuze van ‘Spiegel im Spiegel’ van Arvo Pärt iets onlogisch heeft, of zwijg ik er beter over, en is er wat er is? De teerlingen zijn geworpen en ik heb te aanvaarden, wat ik dan ook doe want het wijst op een keerpunt in de maatschappij die ook de mijmeringen van Nooteboom verwerpt. Maar die fameuze ‘Top 100’ houdt me nu al lang genoeg bezig, het wordt vervelend voor jullie wat ik ten allen prijs wil vermijden.
En ook wat ik vertelde over Bruegel en de vier natuurelementen die hij ons tonen wilde houdt wellicht geen steek, Het is maar een gedachte die opgerezen is op een bepaald ogenblik in de geest die je toch vermelden wilt omdat er een soort van schoonheid in steekt.
In feite is alles, is gans ons leven gericht op het schone waarin we het verhevene ontdekken dat kleur en inhoud geeft aan het dagelijkse van ons bestaan. Trouwens waarom schrijf ik, waarom tast ik voortdurend mijn gevoelens af om die te verwoorden en aldus een geschreven bestaan te verwerven naast mijn bestaan. Een ontdubbeling van mezelf, de persoon die ik ben te plaatsen in een ander perspectief, te omkaderen om op te hangen als een schilderij waar jullie, als lezers aan voorbijkomen, enigszins verwonderd dat er elke dag een nieuw doek wordt opgehangen, even verwondert als ikzelf die het schildert, die het ziet ontstaan, tot een spiegel waarin ik me terug ontmoet in de spiegeling. Is het dit dat Arvo Pärt ons tonen wil, de weerspiegeling van wie hij was en is, gestold in de lijnen van zijn muziek, zoals ik me, achteraf, spiegel in mijn eigen woorden?
Ik zie het als bevreemdend dat het kan, een van de grote wonderen van de geest in de wereld en ik surfend op die oceaan van geest. Ik kan het niet anders verklaren dan als surfer zijnde.
Ik dacht er zo-even nog niet aan, maar de woorden zijn gekomen, een klein gebeuren met grote gevolgen, een teken van de grootheid dat het leven is, wat ook wijst op de schoonheid ervan die bij momenten torenhoog oprijst, momenten die je grijpen moet om ogenblikken lang niet meer los te laten.
Zo zijn we ingesteld, gulzig om te zijn wie we zijn en ons te spiegelen in wie we zijn om ons te ontmoeten zoals we zijn.
Zo, wat ik nog niet zegde: elk geschrift van mij is een spiegeling van mij, alle blogs die ik ooit schreef zijn zovele spiegelbeelden van mij, opgehangen aan de wanden van de beperkte wereld hier van mij. Ik loop erin rond duizendmaal weerspiegeld, ik loop erin, bijwijlen verdwaald door het vele, het té vele en nog kom ik niet tot rust, zoek ik verder in alle hoeken en kanten om nog iets te ontdekken wat ik nog niet ontdekt heb, dit ook kan vervelend werken.
Om eerlijk te zijn er is in mij een ontoegankelijkheid gegroeid, het feit dat ik weinig meer lezers heb dat toen ik begonnen ben is er een bewijs van, een bewijs dat in zekere zin weinig bemoedigend is voor iemand die schrijft. Hoeveel lezers zou ik kennen indien mijn geschriften in boekvorm verschijnen zouden?
Weinig wellicht.
24-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-02-2021 |
Klara's Top Honderd |
Het resultaat van de ‘Top Honderd’-enquête was voor mij - maar wie ben ik? - (hemel)tergend. Het is een schilderij van Miró tentoonstellen en alle Bruegels, ook de ‘Val van Icarus’, in de opslag laten; het is de Blauwe Donau verkiezen boven de Pastorale; het is, noch min noch meer, mijn gedicht(je) van gisteren plaatsen boven alle gedichten die ooit geschreven werden.
Niet dat ik ‘Spiegel im Spiegel’ niet graag beluister, maar ik heb ook Eric Satie graag; Echter wat me bezig houdt deze maandagmorgen van 22 februari, ik zou graag willen weten, van allen die Pärt op hun lijst hebben gezet, welke twee andere werken er op vermeld staan. Want na al die tijd dat zijn ‘Spiegel’ vermeld wordt, is het maar normaal dat hij op het voorplan blijft als een totaal nieuw geluid. En ook, het is gemakkelijke muziek en de mens van vandaag snakt naar het gemakkelijke, vreest het ingewikkelde - ik ondervind dit regelmatig, ook Nooteboom met zijn ‘gemijmer’ krijgt het niet gezegd - en dan ook, kiezen tussen de duizenden componisten wie er boven uitsteekt is geen voor de hand liggende taak, het vergt een dagenlang beluisteren en afwegen, wat velen moet afschrikken en, dan maar Arvo Pärt ‘dan ben ik er toch bij.’
Het spirituele in de maatschappij van vandaag staat op een laag pitje en ik moet bekennen dat in dergelijke omstandigheden, het eenvoudig grijpbare in ‘Spiegel im Spiegel’ overkomt als iets geniaals - Pärt die als niet een, de klassieke muziek kennen moet, weet dat hij afgezonderd staat van de rest, zoals Eric Satie zich afgezonderd had.
We zoeken allen naar vernieuwing in onze werken. Sommigen slagen erin en komen aan bod, anderen blijven achter en krijgen (nog) niet de aandacht die ze verdienen. Echter als het aankomt op het vergelijken dan weten ze allen wel heel goed waar ze, qua muzikaliteit staan op de ladder, en het is niet aan ons om ze hoger te plaatsen dan ze verdienen.
Meer kan/wil ik er niet over kwijt. Ik ben niet veel als het op muziek aankomt. Ik ben er maar als autodidact, laat mee begonnen. Een eerste maal verrast en verleid door Mozarts Kleine Nachtmuziek, ben ik van dan af uitgezworven over Beethoven en Bach om te belanden bij zovele, meer dan noemenswaardige anderen, vooral dan Mahler en zijn muziek die ik zie als kosmisch, hij een eenzaat hierin.
Maar, vroeg op Klara deze morgen, waarom als men het simpel houden wil, maar tevens hoogstaand wat de regel was, waarom niet, als je iets repetitief wenst, het laatste - nr 12 - van de 12 Concerti Grossi van Francesco Geminiani ?
‘Maar’, is het antwoord, ‘Geminiani ken ik niet en , het is zo gemakkelijk Arvo Pärt te nemen, je moet er niet bij nadenken, je laat de muziek, wat klanken cello en piano, vloeien over jou en je bent er, het is geen Schelde waar je over moet, geen Donau, het is maar een beekje waar je over springen kunt.’
Of, een ander aan wie je de vraag stelt:
‘Luister jij ook naar klassieke muziek?’ ‘Ja, zeker, maar niet naar Strawinski, niet naar Shostakovich niet naar Bach en zeker niet naar Mahler, de barbaar. Wel Rachmaninov, wel Chopin, ja en natuurlijk Beethoven en Mozart, maar geef mij maar Arvo Pärt, zijn ‘Spiegel im Spiegel’, daar kan ik minuten naar luisteren.’
‘Ik geloof het niet, mijn vriend dat je er naar luistert, want er valt niet naar te luisteren, je wacht of er nog iets anders komen gaat, maar er komt niets anders als melodie, enkel wat andere noten muziek. Ik heb het gisteren ondervonden de klanken gingen verloren in het gesprek in de kamer, want het was niet nodig er tot het einde naar te luisteren. Wat een verschil bijvoorbeeld met de muziek van het Concerto Grosso, nummer 12, van Francesco Geminiani, maar dat ken je zeker niet?’
‘Neen, Francesco Geminiani zegt me niets.’
‘Wel dan moet je er eens naar luisteren en daarna naar Pärt en dan weet je wat klassiek is.’
Nu, we leven in een democratie, het is de meerderheid die beslist en hier heeft deze gekozen voor ‘Spiegel im Spiegel’, wat ook de reden moge geweest zijn ik leg me er bij neer. En alles wel overwogen en herbeluisterd, er zit ook iets mystieks in het stuk, iets dat wijst in de richting van het sacrale. Ik moet dus het woord (hemel)tergend, waar ik deze morgen aan dacht, uit mijn aanvang wegnemen en zeggen dat elk van ons het recht heeft zijn mening kenbaar te maken of die nu gerechtvaardigd is of niet heeft geen belang, de luisteraars van Klara hebben gesproken en ik aanvaard voluit hun beslissing zoals het hoort.
Lang leve Arvo Pärt en zijn ‘Spiegel im Spiegel’.
23-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-02-2021 |
In het centrum, de tijd bijna voorbij. |
In franjes vroege (sleutel)bloemen onder sneeuw, uit kille aarde opgeschoten, ons verrast, wij, niet véél meer zijnde leeg gedacht maar innerlijk bewogen, toegedekt met woorden, nog ademend.
De winter pas begonnen en reeds voorbij, hoe vlug de tijd amper opgetekend houden w’ hem niet bij.
Alsof tijd de wereld was en niet de taal.
Hoe verbonden ik me voel, deze gezegende morgen. Het licht parelgrijs, voor het venster de bomen van elke dag, bewust van hun kracht en hun grootheid, onaantastbaar in hun statigheid.
En later op de dag, vóór ik schrijven ging, een lange stilte in mij, alsof ik opgenomen was in de ruimte, en de tijd er ogenblikken stil stond, ikzelf niets meer zijnde dan deel van de ruimte, deel van de tijd en deel van de bomen omheen het huis, totaal leeg aan woorden, wachtende op het moment dat ze komen zouden. If ever.
Ik heb lang gewacht, niet tot een besluit komen kon, me niet loswrikken kon uit die ruimte om me, die me gekneld hield, ik als in een hoek geduwd, verlaten, weggezet voor later alsof het niet meer nodig was er nog te zijn.
Het zijn dergelijke momenten die ik opneem in mijn geschrift vandaag, het lange wachten tot de woorden komen, en als ze er zijn, het voorspel alvorens ze er zijn. De andere dagelijkse gebeurtenissen krijgen geen gehoor, zijn te vluchtig om opgetekend te worden, ik loop er omheen. Achteraf zal van al deze dagelijkse dingen geen spoor gevonden worden, enkel zullen gevonden worden de vele bewegingen van mijn geest en mijn gevoelens. Het zijn deze, enigszins verbloemde roerselen die in mijn vingers glijden als ik begin te schrijven.
De al maar door terugkerende golfbewegingen van de geest, om aldus dichter te komen tot wat achter en in de dingen aanwezig is en leeft. Aanwezig en levend in de kleinste mossen als in de verste melkwegstelsels, in het oneindig kleine als in het immens grote. Hoe het te benaderen is, hoe ik er via het woord kan in binnendringen is precies wat ik altijd heb beoogd en hierin ben ik in niets veranderd.
Hoe moeilijk dit ook moge zijn voor de lezer die me volgen wil en die soms voor een muur komt te staan en afhaakt. Maar het is allemaal deel van de zoektocht die ik leid en mijn gebed is hier op aarde, op deze onooglijk plaats verloren in het Universum, en, als ik schrijf dat het centrum ervan is en ik het denkend centrum in dit centrum.
Nog is alles een moeilijk te ontwarren kluwen, nog moeilijker gemaakt door de beperktheid van het woord. Maar er is elke dag, ook vandaag, een uitkomst.
22-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-02-2021 |
Icaros' val, in de prille lente. |
Toen hij aan de vijver kwam rook hij het water, rook hij de aarde, wist hij dat het de eerste geuren waren van de lente. Het scheen hem toe dat alles om hem heen gegrepen was in een grote trillende beweging, dat er iets roerde in de grassen en de struiken, in de bomen en in het water; de spanning op iets dat gebeuren kon of dat aan het gebeuren was: een grote belofte die hij voelde tot in zijn geest, een stille vreugde ook die hem week maakte, verward.
Zeg me waarom, terwijl hij rond de vijver wandelde, hij dacht aan het Icaros schilderij van Bruegel, was het omdat hij in de week Jeroen Olyslaegers op Klara had gehoord over Bruegels ‘Dulle Griet’, een schilderij dat hem geïnspireerd had tot het schrijven van een nieuw boek? Het kon en nu, stond het doek, ‘de Val van Icaros’ duidelijk opgesteld in zijn gedachten. En het bleef er staan, uitdagend bijna als hij, na zijn inspanning, want dat was het geweest, ging neerzitten op het terras voor de ‘kabuze’ van Johan, met een deken over de schouders.
Hij zag het doek voor zich, hij voelde de grote rust die er van uitging: de opkomende zon aan de einder, de boten sommige met bolle zeilen andere de zeilen los, schijnbaar beweegloos op het effen watervlak en, hij zag de spartelende benen van Icaros, verdwijnend in de zee. Het doek ademt een grote rust, een gewijde stilte uit: de visser op de oever die zijn lijn uitwerpt, de boer die verder ploegt zonder op te zien, zoals Ovidius het wou, de herder die in de lucht staart aan wie de val is voorbij gegaan, zoals hij ook is voorbij gegaan aan de slaper, ergens, amper zichtbaar op de achtergrond, Bruegel zelf misschien? Het geheel een verhaal dat Bruegel schilderde, zoals zijn ‘Dulle Griet’ een verhaal was.
Hij had er vroeger al aan gedacht, over geschreven zelfs, de val van Icaros zelf, was van geen betekenis voor Bruegel, het landschap had er geen nood aan, de rust erin was er niet in het minst door gestoord. Hij dacht eraan dat Bruegel met de zon en de mensen op de oever, de vier natuurelementen aanduidde: het vuur, door de zon juist boven de einder, het water, waar de visser naar staarde, de aarde die werd bloot gelegd, en de luchten, door de herder. Niets kon die rust verstoren. Dit was het dat de ‘val’ ons verhaalde: doe maar, doe maar, mens, aan de natuur kun je niets wijzigen, en zeker niet het vliegen van een eigenwijze knaap dat maar een fait divers is, meer niet.
Hij zat daar, alleen met Bruegel, de vrienden waren er nog niet maar hij wist dat ze zouden komen, en Bruegel die hem sprak over zijn schilderij, hoe hij ertoe gekomen was, Ovidius lezend en erover pratend met vrienden in de herberg bij een volle pint ‘gersten’, terwijl, zegde hij, zon en maan en planeten omheen de aarde wentelden. (Galileo is pas in 1564 geboren).
Hoewel Bruegel ook etsen heeft gemaakt met een vliegende Dedalus en een vliegende Icaros - zal hij niet geloofd hebben in het verhaal van Ovidius en gebruikte hij het hier om, in the mean time, de aandacht te vestigen op de vier natuurelementen.
Het is een soort stelling die hij nog nergens heeft ontmoet. Maar meer waarschijnlijk is het dat Bruegel ons juist maar zeggen wilde: kijk daar geloof ik nu in, in de kracht en de rust die de natuur uitstraalt, het overige zijn maar vertellingen.
Hij ook, in zijn geschriften, tracht telkens, met de rijkdom eigen aan het woord, de grote onverstoorbare rust van de aarde neer te zetten, zoals Bruegel in zijn ‘Val van Icaros’, en hierin een beweging te leggen van de geest, nu hij geroerd wordt door de komst van de lente, in zijn oude dagen, een lichtpunt.
Hopende dat zijn woorden in deze richting zullen openbloeien en binnen dringen tot in het oneindige van het zijn.
21-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-02-2021 |
Over het onvermijdelijke. |
Een goede vriend bericht me dat er de laatste maanden niet minder dan vijf vrienden en familieleden, ‘onaangekondigd’ vertrokken zijn, naar, ja waarheen, naar het verre Oosten?
Ik antwoord hem dat ik ook denk aan die mogelijkheid maar dat ik nog zo oneindig veel te doen heb, zodat ik die gedachte die er wel is, geen blik gunnen wil, zelfs al steekt ze regelmatig de kop op in mijn geschriften. Dit wil zeggen, ik denk er aan zoals elk wijs mens er aan denkt, en in deze tijden is het maar normaal.
Jung, of is het Freud, zegt dat we een gedachte moeten hebben over wat het is dood te gaan, welke de betekenis hier aan gegeven moet of kan, en ik heb erover nagedacht, mijn vriend weet het. Ik heb erover na gedacht met in mijn achterhoofd, zeker niet wat de Bijbel erover zegt: dat we van stof zijn en tot stof keren zullen, want dit is het meest absurde dat gezegd of geschreven kan worden en dan zeker als het aldus in de Bijbel zou vermeld staan.
Want, ben ik wel van stof gemaakt? Mijn lichaam, ja, ongetwijfeld, maar in welke mate is, mijn lichaam, mijn ‘ik’? In welke mate Is het mijn stoffelijk lichaam, dat me schrijven doet, dat weet of meen te weten wat geschreven kan of moet, is het niet iets totaal anders?
Het was zo ten tijde van het vertalen van de Bijbel uit het Hebreeuws naar het Grieks en later naar het Latijn, maar was het zo bedoeld door de schrijver van de oorspronkelijk Hebreeuwse tekst?
We lazen specialisten in het Hebreeuws, zoals Paul Nothomb en Fabre d’Olivet en we schreven erover niet eenmaal maar herhaaldelijk omdat die verkeerd vertaalde zin uit de Bijbel, overgenomen zonder aarzeling door de Kerk en me bijgebracht van kinds af, een kerngedachte is die met veel ernst moet behandeld worden.
Trouwens nu we stilaan vertrouwd worden met de ‘Nieuwe Fysica’, met het spel van atomen en elektronen en minimale deeltjes waar we weinig vat op hebben, of dan toch weinig zicht op hebben, wordt het geen tijd dat we weten dat we bestaan uit een lichaam, dat bijkomstig is, maar vooral uit een geest die deze is - als ik te ver zou gaan die, deze ‘kan’ zijn - van het Universum.
Want dit is het grote knelpunt, ofwel is die er, ofwel is die er niet, is die er helemaal niet. Maar dan, wie durft er zeggen, en zeker schrijven, de geest is niet, is onbestaande, is nada, zoals Saramago.
Wel dan sterf je in dit nada, in deze nothingness, het ga je wel, ik laat je met deze gedachte met dit black hole dat je - als je tenminste weet wat of wie je, ‘je’ inhoudt - opslorpen zal.
Ik, ik wil van dit totaal onlogisch zwart gat af, zoals ik af wil van de idee dat het mijn stoffelijkheid is die aan het schrijven slaat elke morgen, alsof ik een machine zou zijn, een soort computer, want dan moet ik me onvermijdelijk de vraag stellen, wie is de maker van deze computer? Een vraag waar ik niet kan op antwoorden, maar als er geen maker is, dan heeft die computer zichzelf gemaakt, toen er nog niets was om iets te maken.
Mijn vriend-lezer met zijn fotoreportage van gisteren: is het zijn lichaam die hem aanzette om die te maken, is het zijn lichaam die de keuze deed, die foto neem ik en die neem ik niet, of is het iets anders? Een vraag die ik stel maar niet beantwoord, omdat het antwoord zo voor het grijpen ligt.
Niet onzinnig doen aub, denk er eens over na. Vooral over het groot ‘verblijden’ terecht te komen in een zwart gat als je gaat, terwijl het even goed - en met grotere zekerheid - kan dat je terecht komt in het licht dat Dante aanschouwde in het Paradijs, zo groot, zo helder, zo hevig dat hij de woorden niet vond om het te beschrijven.
Ik ook vind die woorden niet. Al ben ik géén Dante, ik weet toch dat het, het verblindend Licht zal zijn.
20-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-02-2021 |
Mijn 'ontmoeting' in de sneeuw. |
Ik heb gisteren, onmiddellijk na het geschreven te hebben, het was 07.31 a.m., het geschrevene ingelogd, omdat ik het niet kwijt wou, omdat het, in mijn late dagen, het beeld van een momentum was dat onderhuids moet aanwezig geweest zijn en ineens te voorschijn is gekomen. Ik heb het aldus begrepen en heb deze passage willen bewaren, omdat ik dacht dat het literatuur was. Zo ben ik nu eenmaal, ik overdrijf soms om beter begrepen te worden.
Daarom ook, er hoeft niet te veel aandacht aan geschonken worden, ik heb me laten gaan, zonder om te zien heb ik de woorden genomen. In feite, vloeien ze altijd door elkaar en pas achteraf worden ze geschift tot een samenhangend geheel.
Alles, maar dan ook alles, gebeurt in mijn cocon gezeten voor mijn scherm. Wat in de wereld gebeurt, zoals de coronaperikelen, laat ik terzijde. Maar een vriend lezer bracht me groot nieuws uit zijn dagen. Ik kreeg van hem - ik die al die sneeuwdagen in mijn cel, in mijn ‘kot’, ben gebleven - een fotomontage toegestuurd van zijn sneeuwwandeling[1] die me gelukkig maakte. Er naar kijkend, was ik in de groot open luchten, vrij als een vogel hem volgend op zijn tocht door het besneeuwde land, door het land dat zijn rijkdom is, zijn toevlucht wellicht, zijn land onder de sneeuw dat hij tonen wilde aan de wereld.
Ik ben aldus met hem, in gedachten, meegegaan over de krakende sneeuw en heb gezien wat hij zag. Met hem ben ik stil gestaan telkens hij zijn beelden vastlegde, hij zoekend naar de juiste hoek, de juiste lichtinval en de rijkste inhoud. Ik toekijkend.
Hij wist niet dat ik er was, maar het kan dat er een deeltje van mijn blog van die morgen nog in hem aanwezig was, echter zeker ben ik - ik las het in zijn beelden - dat hij zich goed voelde bij elke foto die hij maakte en zich, op voorhand, verheugde in de ruiker sneeuwbeelden die hij, eens thuis terug, ervan maken ging. Ik wist het in zijn ogen, ik wist het in zijn houding, in de wijze waarop hij door de velden wandelde.
Ik had hem willen toespreken, hem zeggen dat ik zag wat hij vertellen wilde met zijn beelden, zijn liefde voor het land. En hij hoorde me, schijnbaar. Weet je, dacht ik dat hij zegde, toen hij een laatste foto nam, weet je dat de bomen de woorden zijn van het landschap. Al wat erbij hoort, is van de mens: de dorpen, de huizen, de kerktoren(s), de veldkappelletjes, de paarden, de schapen, het vogeltje, al dat is het verhaal, en uitzonderlijk, de sleutelbloem onder de sneeuw is van de beginnende lente. Het geheel is het een symfonie van Beethoven.
En, als hij even stil houdt en zijn camera wegbergt : het zijn de bomen zoals ze er staan, in hun naaktheid, geëtst tegen de luchten, die de woorden zijn, die het landschap maken, zonder hen waren er maar wat weinig zeggende bewoonde glooiingen.
Ik zeg hem, je zag ook het detail, je zag de sneeuw op de overgebleven bladeren op de takken. Ja antwoordt hij en ook het kunstwerk dat de mens er in een tuin heeft achtergelaten. Maar, zegde hij, de bomen man, de bomen zijn het landschap, ze zijn me lief.
Dit is maar een deel van het gesprek dat we, hij fotograferend in de kilte, ik schrijvend thuis in de warmte, gehouden hebben. Er waren ook andere dingen die we elkaar vertelden. Het was, zoals Dante het zegde, aangenaam om er daar over te spreken en hier over te zwijgen.
[1] https://youtu.be/IAlLVKMc-Jc
19-02-2021, 06:28 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-02-2021 |
Lente? |
Elke morgen dezelfde vraag, waar zwerf ik uit vandaag, schrijf ik verder, zo maar zonder doel, of stop ik hier en kruip ik terug onder de dekens?
Want wat heb ik, na gisteren, nog te vertellen dat een verrassing zou zijn voor een van jullie, dat een nieuw perspectief zou openen over wat van de dagen is, over wat van de natuur is die, als ik er het weerbericht bij neem op het punt staat los te komen en de aarde te overspoelen.
Ik zal er dus nogmaals eens getuige van zijn, hopelijk dringt de lente door tot in mijn geschriften, zo niet, in welke mate is er nog een kring van leven in mij.
Het is niet in de boeken dat ik dit her-opstaan zal vinden, het moet komen uit mezelf. Ik moet het voelen opborrelen in mij, in het jagen van mijn bloed, zonder hiervoor de natuur op te zoeken, de velden in te wandelen, een spontaan gevoel dat komt van diep in mij. Maar dit zal wel niet, ik heb niet mijn wortels geplant, zoals een boom, diep in de aarde, het moet komen van de geest, die niet aarde- noch seizoen gebonden is. Ik kan enkel toezien en mijn conclusies trekken, ik kan enkel ondergaan of er stoïsch aan voorbijgaan. Zelfs niet toestaan dat het enige impact hebben zou op wie ik ben of hoe ik er ben. Vroeger, veel vroeger zou ik open gebloeid zijn, zou ik de woorden gevonden hebben om deze vernieuwde gevoelens te beschrijven, nu laat het me bijna koud, ik ben enkel nog ingesteld op wat ik te schrijven heb, niet hoe de natuur opspringt om me heen.
Er zit een schraalheid in mijn gevoelens als het de vreugdes van het leven betreft, in het zich openen van de dagen, in mijn opzien naar het licht en de betekenis ervan, dit alles raakt me nog amper, ik sluis dicht voor heel wat dingen.
Hoe hard ben ik voor mezelf als ik dit zeg, hoe gesloten ben ik geworden? ik geeft me er rekenschap van dat er een gordijn is opgetrokken tussen mij en het gebeuren buiten mij, niet het werelds gebeuren dat ook wel - maar het natuurgebeuren, wat veel erger is, wat dodelijker is omdat het de geest aangaat. En als het zo is, als het zich zo verder zet wie ben ik dan nog?
Een wanhoopskreet die uitgaat van mij, een vroegtijdig afsterven van mijn binding met het kosmische, dat ook een verlies van het sacrale betekent, een sterven vóór het sterven.
Nu dit geschreven staat ware het beter geweest dat ik terug naar bed ware gegaan, dat ik mijn gedachten niet had geprovoceerd, dat ik me niet had laten gaan in het morose veld van beschouwingen dat in potentie sluimerde in mij en ineens is los gekomen.
Lente is er nog niet in mij, staat zelfs nog niet voor de deur. Veel is er echter niet nodig, zo, wie weet?
18-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-02-2021 |
Het verhaal van een gedachte. |
Het persoonlijke in mijn blogs is veelvoudig, in deze zin zijn ze sterk geëvolueerd. Ik laat nu, mijn gevoelens hun zeg doen meer dan vroeger toen ik me vooral concentreerde op elementen die betrekking hadden op mijn geestelijke evolutie.
In navolging van George Steiners ‘Errata’ had ik mijn blogs ook kunnen betitelen als ‘ An examined Life ‘ of, nog sprekender, zoals in de Franse titel, ‘le Récit d’une Pensée’[1], meer waren mijn geschriften niet, en meer wilden ze ook niet zijn. Als dusdanig echter hadden ze het voordeel, noch begin noch einde te kennen.
Ze hebben in elk geval mijn leven de fond en comble gewijzigd, en blijven het doen, zodat ik me geen andere vorm van leven nog kan voorstellen of aandurf. Ik provoceer me elke dag, elk uur van de dag ben ik ermee begaan, het is mijn Leidmotief, mijn leefregel. Ik hoop hem te kunnen volgen tot het einde van mijn dagen. Maar heeft dit enig belang?
Of ik het doe of niet, wat verandert er aan de wereld omheen mij, ik ben geen Amanda Gorman die met haar poëzie de wereld op zijn kop zette. Kan poëzie de wereld redden? Schreef Charlotte Van de Broecke in de Standaard van 13 februari. Gormans vond ze ‘heeft een astronomisch groot draagvlak gebracht voor haar activisme’.
De wijze, de plaats en het moment waarop het gebeurde droegen ertoe bij. We beseffen nu dat poëzie iets ongrijpbaar is, ze kleeft aan het woord, ze loopt tussen de lijnen, ze is een uitdaging voor de geest in ons en zonder die geest is er geen poëzie. Ik begrijp dan ook Ilja Leonard Pfeijffer die de gemakkelijke poëzie verwerpt, ik voeg eraan toe, ze is geen invitatie voor de geest.
Het is me duidelijk al wat ik schrijf, al wat ik te zeggen heb wordt gedragen door een enkele idee: alles is ontstaan uit de geest, is ontstaan uit het Woord dat in den beginne was. Het verhaal van deze gedachte is terug te vinden in al wat ik ooit geschreven heb, en was het niet rechtstreeks, wat ik schreef was van deze gedachte doordrongen. Het verhaal van Steiner loopt over andere zaken, maar ik ben gelukkig ik kan alles herleiden tot een kerngedachte. Zonder deze ware mijn schrijven totaal nutteloos geweest, had ik niets aangekleefd, had ik niets waardevol te vertellen gehad, had ik er gestaan de handen leeg, het hoofd leeg. En nu, waar ik aangekomen ben is het wat me recht houdt. Dit gezegd zijnde weet ik dat ik overduidelijk ben geweest in wat ik te verkondigen had.
Het is, gedragen door deze beschouwingen, dat ik mijn woordentocht verder zet én om terug te blikken op wat was, én om bij te houden wat was , én om een opening te creëren naar wat nog komende is. Telkens mijn dag eindigend op een twijfelmoment: zal ik er blijven in slagen voor de volgende dag een blog te vullen?
En, zoals het nu met mij is gesteld: zal ik me kunnen loskoppelen van de persoon die ik ben? Ik hoop het, ik heb vertrouwen in mijn (goed) gesternte.
[1] George Steiner : ‘Errata, Récit d’une pensée’, Editions Gallimard 1998, collection folio, traduit de l’Anglais par Pierre-Emmanuel Dauzat.
17-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-02-2021 |
De mens, een toevalligheid? |
Ik verdoolde, gisteren, in mijn woorden, welke betekenis hier aan geven of, heb ik er willen aan geven; wist ik het wel, was het niet dat ik schreef en maar bleef schrijven niet wetende hoe mijn gevoelens te uiten?
In elk geval, it wasn’t faked news, het was geen toneel dat ik opvoerde, het vrolijke, het lichtende was er totaal uit zodat ik mijn toevlucht zoeken moest in een paar lijnen poëzie van een vriend. Ik heb het hem niet gevraagd, ik heb het gedaan om hem te zeggen dat ik zijn ‘droef-zijn’ maar al te goed begreep en hij zal dit aldus gelezen hebben.
Ik verdool maar al te dikwijls de laatste dagen, het is duidelijk, ik word oud, wat ik een paar dagen terug, haalde bij Churchill ‘that people considered too old have often the youngest ideas of all’ was voor Churchill misschien een waarheid, maar ik struikel er niet over, ik weet dat nieuwe ideeën zo maar niet te rapen liggen, op mijn leeftijd worden die een rariteit, vergen ze een lange aanloop, een volgehouden redenering, om dan uit te komen op iets nieuws, of op de versterking van iets nieuws dat je vroeger al verkondigd hebt..
Het feit is dat je telkens een vertrekidee hebben moet, en soms gebeurt het dat je op een dergelijke idee valt die een bron wordt, ook nog voor mij. Maar dan moet ik voor ogenblikken, mezelf wegdenken, mijn gevoelens het zwijgen opleggen en er te zijn, niet als iemand die met zichzelf is begaan - wat maar al te dikwijls gebeurt - maar als een denker over wat het leven is en dan vooral wat onze rol is hier op aarde, of we er een hebben of niet.
Ik heb altijd beweerd dat, als we hier zijn dat het nodig was dat we hier waren, ware ‘het-nodig-zijn’ er niet, we zouden er niet geweest zijn, want al wat is heeft zijn reden om er te zijn.
De interactie tussen bloemen en insecten en vogels naar de bevruchting toe is het bewijs dat de planten er zijn voor de insecten en vogels en omgekeerd. Als de mens er is, zoals hij er nu al is dan moet er ook een reden zijn voor zijn bestaan. Een reden die in zijn geval niet zo opvallend zichtbaar is, maar hij werd niet gevormd als materie en geest, als de geest niet nodig zou geweest zijn. Trouwens ook planten en dieren hebben een begin van geestelijk inzicht.
Een vroegere (kortstondige) collega van mij in de Bank, Louis Duquesne de la Vinelle, schreef hierover in zijn schitterend boek ‘Du Big Bang à l’Homme’, ou comment la Métaphysique émerge de l’Histoire[1]’.
Evenmin als het ‘weten’ van planten en dieren, is het ’weten’ van de mens geen toevalligheid, absoluut niet, dit ‘weten’ moet al aanwezig geweest zijn in een beginfase op het moment van de Big Bang, het moet onvermijdelijk voorzien geweest zijn, zoals alles voorzien was en zeker NIET toevallig.
Dit is dan waarop ik eindigen wil vandaag. Er was IETS dat voorzag wat komen moest. Wat ik hier achterlaat is geen sprookje, is waard erover na te denken.
[1] Editions Racine, 1994
16-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-02-2021 |
Verdoold. |
Een strohalm gezocht om me aan vast te klampen als ik vertrekken ga voor een andere tocht, niet door de sneeuw die gebleven is, maar naar de dieptes in mij waar ik niets verheugends ontwaar. Eigenlijk heeft het weinig zin verder te gaan als er geen tekenen van de lente aanwezig zijn. Je denkt aan het gedicht dat een vriend je toestuurde over de sneeuw die hem tot stilte had bewogen en hij wist waarom:
De gevoelens in de lijnen zijn ook die van mij. Hij weet waarom, ik tast er naar, maar ze verlaten me niet meer, ze komen terug al wil ik het niet. Alle woorden in mij zijn er door besmet en ik kan me er niet van bevrijden. …
een ijle ijzige ruimte luistert naar die zuivere ascese van wit en het alles wetende doodse zwijgen van dit winters tafereel.
Ik open omzichtig de ogen, volg de sporen op het doek van een zijdezacht penseel: mijn tijd valt stil ...
Ik kan zijn droefheid lezen tussen de lijnen, het is ook die van mij, hij weet waarom, ik tast er naar maar ze verlaat me niet meer, ze komt terug al wil ik het niet, alle woorden in mij zijn er door besmet en ik kan me er niet van bevrijden.
Ook in mij is alles op stilte ingesteld. Ik ben er maar zonder er te zijn. Een raar gevoel, het zwijgen nabij; Een gevoel, om neer te gaan liggen en er te blijven, in te slapen. Sneeuw of geen sneeuw, ik kom niet buiten, het maakt dus geen verschil en voorlopig kan ik niet verder, wil ik niet verder want ik ben verkeerd begonnen, alles stokt.
Hoe schrijf ik verder, houd ik dezelfde toon aan of veeg ik weg al wat buiten in de tuin nog rest aan sneeuw omwille van een cluster sneeuwklokjes badend in het plots helle licht van de winter. De uren zullen het uitwijzen, ik zal ze ondergaan om er uit op te staan, ineens herrezen.
Vergeef me dit gebazel, ik ben niet tot iets anders in staat, alles schijnt dicht gesnoerd, ook mijn geest, ook ‘mijn tijd valt stil’. Zeg me hoe ik me er kan van bevrijden, hoe ik verder kan zonder ook maar iemand te kwetsen, iemand anders dan mezelf, want ik kwets mezelf, ik kwets me diep..
Ik wacht nog even, de dag is pas begonnen. Je hoort het wel hoe alles verder zal verlopen, ik hoorde dat het deze namiddag dooien zal, misschien dooit het ook in mij. Mijn God, mijn toevlucht, où sont les neiges d’antan? Waar is het vreugdegevoel dat ik kende, vroeger toen het zondagmorgen was, tien uur, en ik joggen ging met vrienden tot aan de meanders van de Leie, ,me de reiger soms op de waterkant, en soms de vlier in bloei?
Waar zijn deze gevoelens van toen? Hoe zijn ze pijn geworden? Ik word verteerd door dingen die ik niet vertellen durf. Waar kom ik uit, morgen of de dagen erna?
Weet dat ik aarzel om dit geschrift te laten gaan. Maar het is een momentum in mijn dagen, ik kan er niet zo maar overheen, ik verdoolde erin.
15-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-02-2021 |
Zondag |
Is ons Omega, ons eindpunt, al bepaald, eens ons Alfa, ons beginpunt, daar? Dan heeft het er alle schijn van dat we vanuit dit Omega, vanuit de toekomst geleid worden - Rupert Sheldrake waagde het dit voorop te stellen - en dan was het vooraf bepaald dat ik gisteren zou schrijven over het ‘Miserere mei’ van Gregorio Allegri en dus ook bepaald waarover ik vandaag ga schrijven. Het kan want ikzelf weet het nog niet.
Dit is maar al te gek - zo iets kun je enkel van mij verwachten - maar eens alles wat ik deze morgen kwijt wil, geschreven staat, is het alsof ik het wist voor ik eraan begon.
Wat ook ik ben er door ‘getroebleerd’. Elke morgen voel ik me vreemd als ik vaststel dat ik ben gaan neerzitten voor mijn klavier, mijn geschrift met pen is onleesbaar geworden, en uitgekomen ben waar ik uitkwam. Ik schrijf dus toe naar iets dat ik nog niet weet. Hoe dit gebeurt blijft me een raadsel, het mooie, het verrassende is dat dit zo gebeurt. Ik sta niet op met een theorie in mijn hoofd die ik ga verkondigen, neen, ik sta op met een leeg hoofd en toch komen de woorden, me aangeboden op een schoteltje, ze zijn er , ze komen aangelopen en ik moet ze maar nemen, en in feite is dit altijd zo geweest. Aan mijn vriend en lezer van gisteren die mijn blogs van 13 februari 2012, 2016, 2021 zal gelezen hebben zou ik vandaag ook mijn dagboekblog van zelfde dag van het jaar 1979. kunnen aanbieden[1], en elke dag zijn de woorden gekomen. Men noemt dit inspiratie, men noemt dit geïnspireerd zijn, maar dan door wie of wat[2].
De schrijver van de Bijbel was, leerden we, geïnspireerd door God - het was dus God zelf die, de schrijver gebruikte om Zijn ideeën uit te storten over de mens - want als het God niet was, wie was het dan wel?
Wie is het die mij zegt wat ik schrijven moet, wie is die iemand die ik nog niet ontmoet heb, maar ergens schuilt in mij, of buiten mij, in de met woorden gevulde ijlte omheen mij, een ijlte die reiken kan tot aan de Kaap de Goede Hoop van waar ze me worden aangereikt.
Een andere gekheid?
Wel ja, eens je er gaat over nadenken dagen de vragen op. Vragen waarop geen antwoord komt, een reden te meer opdat de vragen zouden gesteld blijven. Vragen voor een zondagmorgen, de morgen van de bezinning, om te beginnen voor zij die nog altijd ter kerke gaan, maar ook voor zij die de zondag nog zien als een rustpunt in de week, een kijken naar wat was en een vooruitzien naar wat komen gaat, een einde en een nieuw begin. De zondag heeft iets bijzonders, je ingesteldheid op de dingen is verschillend. Poëzie op een zondagnamiddag is verschillend van poëzie op een weekdag, omdat de zondag voor een westerling ingebakken zit in zijn genen. Het is de Bijbelschrijver die er ons attent op maakte dat God rusten ging de zevende dag? Met dien verstande dat, terwijl Hij rust, zijn schepping nog altijd verder loopt, Hij is dus rustende, maar of Hij, rustend, nog toekijkt hoe zijn schepping verder verloopt, betwijfel ik, als God heeft hij alles in gang gezet en als dusdanig hoeft er niets meer aan gewijzigd of toegevoegd, is er wat er moet zijn.
Of ik ook, schrijvend, ingesteld ben op een schepping die doorloopt, of ik ook, schrijvend, er deel van uit maak, is een andere mooie vraag. Ik denk van wel. Mijn aandeel is niet veel maar het is dan toch een deel. Schrijvend ben ik er een deel van en dit verheft me, het zet me op de lijn die de Kosmos volgt.
Ik weet nu waar ik uitkomen moest vandaag, op het feit dat het zondag is.
[1] Hij zou o.m. gelezen hebben van Winston Churchill: ‘Our preoccupation with youth has made us forget that often, people, considered too old have the youngest ideas of all.’
[2] ‘Discover what inspires you’, leert ons Eurosport.
14-02-2021, 15:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2021 |
'Miserere mei' |
My morning writings are killing me slowly, for I haven’t the courage to put an end on it.
Ik ben een slaaf ervan geworden, zoals jullie er een slaaf van geworden zijn om ze te lezen. Dit gaat zo ver dat een lezer me schrijft dat hij elke dag niet alleen mijn blog van de dag leest maar ook deze van de corresponderende dagen van 2012 en 2016, wat dan ook een teken is van heel wat moed en inzet, maar, wat mij betreft, de impact van mijn geschriften doodt me zachtjes aan.
Nochtans, vroeg de dag beginnen biedt ook een zekere compensatie. Gisteren was er de sonate van Johannes Brahms, deze morgen is er het ontroerende ‘Miserere mei, Deus’.
Ik had het niet gevraagd en niet verwacht, maar het was er op het passende ogenblik, als een bevestiging van mijn inleidende woorden. Trouwens de laatste tijd ben ik het onderwerp niet uit de weg gegaan, integendeel ik ben er bijna telkens mee geëindigd als een gewoon iets, wat het dan ook is.
Ik denk dikwijls aan Hugo Claus, zoals ik denk aan mijn broer, zoals ik denk aan mijn vrienden, Guy M. en Jean-Pierre C. Ze hadden de moed te gaan. Zou ik de moed hebben indien ik in hun toestand zou terecht komen?
‘Miserere mei, Deus’ is dan ook het lied dat vooraan zou moeten staan in de top 100 van Klara. Ik heb er niet aan gedacht als ik mijn keuze heb gemaakt. Nu de sfeer, op het ogenblik van mijn eerste keuze, is omgeslagen moet ik een nieuwe keuze doen.
Zo, deze morgen had ik het geluk - dan toch, zoals je ziet, wat mijn te schrijven blog betreft - na het nieuws van zes, het ‘Miserere mei’ van Gregorio Allegri te horen. Ik kende het, had het al dikwijls gehoord, maar ditmaal trof het me heel, heel diep, ik werd er stil van, open gescheurd, bloot gelegd en de echo ervan is blijven hangen, lang blijven hangen. Een droefheid kwam over mij, een gevoel waarin ik opgenomen werd en meegevoerd, een onwezenlijke toestand van zijn. En het gevoel is me bijgebleven en is er nu nog altijd. Ik heb in de dag, het ‘miserere mei’ nog enkele malen beluisterd, mezelf pijnigend.
‘But, do I have to tell you all this, moet ik er een geschrift aan wijden, past het voor mijn blog van de dertiende?
Al ben ik niet bijgelovig, het cijfer dertien heeft toch een nagalm voor mij, al was het maar omdat mijn moeder er stellig in geloofde en het cijfer zo veel mogelijk uit de weg ging.
Komt erbij dat ik droomde deze nacht, een vreemde droom, alsof enkel het omringende bestond en ik versplinterd was in bos en weiden en korenvelden; ik niet wist wie ik was noch waar ik was, een wolk zijnde, vlottend, zwevend, een wolk van roze geurende bloesems en ik erin bewegen kon, zonder er als lichaam te zijn en ik woorden hoorde die niet uit mij kwamen: ik omhels je, ik omhels je en iemand mijn ogen bedekte toen ik ontwaakte op aarde, de ogen vochtig.
Was het toen al bepaald dat ik Allegri beluisteren zou en erover schrijven?
13-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |