Elke morgen dezelfde vraag, waar zwerf ik uit vandaag, schrijf ik verder, zo maar zonder doel, of stop ik hier en kruip ik terug onder de dekens?
Want wat heb ik, na gisteren, nog te vertellen dat een verrassing zou zijn voor een van jullie, dat een nieuw perspectief zou openen over wat van de dagen is, over wat van de natuur is die, als ik er het weerbericht bij neem op het punt staat los te komen en de aarde te overspoelen.
Ik zal er dus nogmaals eens getuige van zijn, hopelijk dringt de lente door tot in mijn geschriften, zo niet, in welke mate is er nog een kring van leven in mij.
Het is niet in de boeken dat ik dit her-opstaan zal vinden, het moet komen uit mezelf. Ik moet het voelen opborrelen in mij, in het jagen van mijn bloed, zonder hiervoor de natuur op te zoeken, de velden in te wandelen, een spontaan gevoel dat komt van diep in mij. Maar dit zal wel niet, ik heb niet mijn wortels geplant, zoals een boom, diep in de aarde, het moet komen van de geest, die niet aarde- noch seizoen gebonden is. Ik kan enkel toezien en mijn conclusies trekken, ik kan enkel ondergaan of er stoïsch aan voorbijgaan. Zelfs niet toestaan dat het enige impact hebben zou op wie ik ben of hoe ik er ben. Vroeger, veel vroeger zou ik open gebloeid zijn, zou ik de woorden gevonden hebben om deze vernieuwde gevoelens te beschrijven, nu laat het me bijna koud, ik ben enkel nog ingesteld op wat ik te schrijven heb, niet hoe de natuur opspringt om me heen.
Er zit een schraalheid in mijn gevoelens als het de vreugdes van het leven betreft, in het zich openen van de dagen, in mijn opzien naar het licht en de betekenis ervan, dit alles raakt me nog amper, ik sluis dicht voor heel wat dingen.
Hoe hard ben ik voor mezelf als ik dit zeg, hoe gesloten ben ik geworden? ik geeft me er rekenschap van dat er een gordijn is opgetrokken tussen mij en het gebeuren buiten mij, niet het werelds gebeuren dat ook wel - maar het natuurgebeuren, wat veel erger is, wat dodelijker is omdat het de geest aangaat. En als het zo is, als het zich zo verder zet wie ben ik dan nog?
Een wanhoopskreet die uitgaat van mij, een vroegtijdig afsterven van mijn binding met het kosmische, dat ook een verlies van het sacrale betekent, een sterven vóór het sterven.
Nu dit geschreven staat ware het beter geweest dat ik terug naar bed ware gegaan, dat ik mijn gedachten niet had geprovoceerd, dat ik me niet had laten gaan in het morose veld van beschouwingen dat in potentie sluimerde in mij en ineens is los gekomen.
Lente is er nog niet in mij, staat zelfs nog niet voor de deur. Veel is er echter niet nodig, zo, wie weet?
|