Hij voelt zich verzadigd aan gedachten. Hij weet waar hij staat en wat hij nog verwachten kan. Hij is aan niemand uitleg verschuldigd maar hij voelt aan dat het leven heel wat meer is dan al wat hij waarnemen kan; dat het meer is dan de som van al wat hij zien en horen kan. Zelfs als hij dit laatste niet kan bewijzen noch met woorden, noch met cijfers, zelfs al wordt deze metafysische gedachtegang vandaag door velen met de voeten getreden, toch gelooft hij in het eeuwige van het ’zijn’ dat alles bespoelt en in stand houdt en ook dat dit in vele boeken beschreven staat in woorden die heel wat sterker klinken dan deze die hem, met het eerste licht dat genadevol was, werden meegegeven.
Hij heeft aan deze ingesteldheid voldoende om zijn dag door te brengen, om te beseffen dat er ‘iets’ is dat omhullen zal al wat hij doen en laten zal, al wat de dag hem brengen kan, al weet hij dit niet hoe, dit alles omhullende, te omschrijven. Het is er, zelfs al is het niet te bepalen hoe het er is.
Hij zou hiermee zijn geschrift van de dag kunnen beëindigen, omdat er niets belangrijker is om te vermelden; omdat dit ‘iets’ hem denken doet aan de drie laatste woorden van de stervende op het einde van Bernanos’ ‘Journal d’un curé de campagne’: ‘Tout est grâce’. Of, de gelovige die Georges Bernanos was : ‘tout est bonheur de Dieu, tout est la bonté divine. Wat ik zou willen interpreteren als ‘tout est de cette Chose Indéfinissable pour laquelle je n’ai d’ autre nom qu’ Esprit.
De Geest die ‘van’ en ‘het’ Universum is.
De geest die omheen alle dingen, alle daden, alle gedachten gewikkeld is, zoals, schreef ik ooit, de wikke omheen de roggehalm, maar niet alleen gewikkeld omheen, maar ook de halm doordrongen van die geest.
De geest die het teken zijn zal van het derde millennium waar we zijn aangekomen zoals André Malraux het wist. Tenware, het tegengestelde, de leegte op ons zou afkomen, de leegte van het getwitter en de kreten van facebook.
|