Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    30-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Divaguer

    ‘Tu divagues’, opwellend uit mijn onbewuste, wat me toescheen als een verwittiging, een woord dat me totaal verraste deze morgen toen ik ontwaakte. Een woord, ‘divaguer’, dat ik in lange tijd niet meer gehoord of gebruikt had – zoveel Frans schrijf of hoor ik toch ook niet meer – dat zo binnen geschoven werd,  klaar en helder als een roep komende uit de schaduw van mijn slaap, precies op het ogenblik dat ik de ogen opende: ‘tu divagues’.

    k zocht het woord op in ’Le Robert’: ‘Divaguer: errer. ‘Je n’étais qu’une âme errante qui divaguait ça et là dans la campagne’ (Lamartine). Rivière qui divague : qui sort de son lit pour couler ailleurs’. Tot daar gaat het nog, maar verder lees ik de door mij gekende betekenis: ‘Penser, parler sans sujet précis, ne pas raisonner correctement’ - onsamenhangende praat vertellen - wat heel wat anders is, hoewel, als ik naga waarover ik allemaal waag te schrijven, dan steekt er toch een deel van waarheid in.

    En plots begreep ik het, plots was er een opening. Ik had gisteren het eerste hoofdstuk gelezen, uit het pas bij de uitgeverij Pelckmans uitgekomen boek van Fien De Meulder: ‘Een redelijk gelukkig huwelijk’ [1]. Ik had de veertig pagina’s bijna in een ruk gelezen en stond letterlijk aan de grond genageld door de stijl ervan, de woordkeuze, de verteltrant die bijna liep als in een film, zonder hapering, in een lang gerekte lijn van dag na dag na dag.

    Ik dacht, hoe kan zo iets, hoe kun je er ooit toe komen op deze, sterk persoonlijke, maar tevens en vooral boeiende wijze een roman te schrijven die, meer dan duidelijk het tegengestelde is van wat ik als manuscript heb opgestuurd. Mijn taal, vergeleken bij die van De Meulder is ijs, die van haar is water. Zij raast door de wereld, door het dagelijkse van het leven en ik, ik dwaal doorheen boeken en landerijen, door bergen en bossen, zonder degelijk houvast, opstijgend tot in de wolken.

    Het werd me gisteren heel klaar en duidelijk en ik vroeg me af hoe ik het in godsnaam waagde in deze tijden te schrijven zoals ik schrijf en desondanks te hopen dat zelfde uitgeverij mijn manuscript nemen zou?’ En ik begreep nu ten volle, het ‘tu divagues’dat is opgestegen uit de nevels van de nacht als een verwijt dat ik me toestuurde. Had ik geen gebruik gemaakt van het aanbod van Pelckmans om het eerste hoofdstuk op het Web te lezen, dit ‘tu divagues’ ware wellicht nooit over mijn lippen gekomen, en deze blog van 30 juni ware no oit geschreven.

    Ik weet dus, que je divague’, dat ik de realiteit van het leven, het dagelijks normaal bestaan onrecht aan doe, dat ik buiten de oevers van het bestaan aan het roeien ben, dat ik op de dool ben met mijn ‘Adem van de Dagen’, op de dool met mijn dagelijkse Blogs; dat ik niet schrijf zoals de anderen, ook dat ik niet schrijf over de dingen waar over geschreven wordt in deze dagen, evenmin niet zoals Erwin Mortier, Tom Lanoye, Stefan Hertmans, zeker niet zoals Brusselmans, maar ook dat geen van de hier genoemde schrijvers, schrijft zoals De Meulder. Ze is, wat mij betreft, een unicum, zoals ik, wellicht een unicum ben wat mijn taal en mijn inhoud betreft, maar dan uitlopend in een totaal, maar dan ook totaal andere richting.

    Is het een mea culpa dat ik opstel, een vraag om vergeving? Neen, dit is het niet, het is een vaststelling, een weinig bemoedigende vaststelling dat ik anders schrijf én over andere dingen, én op een andere wijze, én veel minder vlot in woord en verhaal.

    Mon ami, tu divagues.’ Ik weet het nu, ik besef het nu, en wat meer is, het is te laat om te veranderen, de wereld waarin ik leef is niet meer. Ik ben blijven schrijven met pen en inkt op vergeeld papier, over zaken die voorbij zijn. Ik ben een van de weinige die er in geslaagd is te overleven in het leven dat van vroeger was. Niet dat ik het niet wist, maar als ik eraan begonnen ben was al het te laat om me aan te passen.

    But, er is een maar. Tezelfdertijd was ik ook James Joyce aan het herlezen, namelijk zijn ‘Portrait of an artist as a young man’. Ik was gekomen aan een pure brok wereldliteratuur: de sermoenen over hel en eeuwigheid, uitgesproken in het begin van de retraite, in de kapel van het college, waarmee Stephen Dedalus, als zondaar - zonden die hij nog te biechten had – overdonderd en geestelijk overweldigd wordt. Literatuur uit een totaal andere wereld en geschreven met een totaal andere woordkeuze en zinsbouw. Ook deze literatuur die traag, heel traag gelezen moet, zoals Wittgenstein het wenst, heeft niets gemeen met de vlotheid van taal van Fien De Meulder. Het is een troost en ik voel me minder alleen, al wil ik me niet vergelijken met Joyce, absoluut niet.

    Wat echter niet belet que j’ai divagué, dat ik, als ik haar lees, de bedding van haar stroom verlaten heb en dat mijn geest een andere bedding heeft gekozen. En een goede raad. Als je in dit verband, iets te zeggen hebt aan een vriend van een gevorderde leeftijd, do not postpone it. Denk niet, ik doe het morgen of overmorgen. Neen, do it, do it now, anders riskeer je te laat te komen.

     
     

    30-06-2017, 06:05 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    29-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inventaris

     

    Ik reis in mijn verbeelding, ik reis in mijn herinnering. De mogelijkheid om me te verplaatsen naar verre steden, naar vreemde oorden is verleden tijd. Niet dat ik er niet meer van droom, niet dat ik niet droom van de  abdijen in Frankrijk, de posadas van Portugal, de paradors van Spanje, niet dat ik niet droom van welbepaalde plaatsen in de Valais of zelfs aan zee, maar de kans dat dit nog gebeuren zou is te minimaal opdat het meer zou zijn dan een droom. Ik kom bijna zelfs niet meer in Gent. Enkel nog als het werkelijk nodig is. En dan haast ik me om terug thuis te zijn en te kunnen schrijven, want zoals ik al zegde iets anders kan ik niet meer. Nochtans:

    Il fut un temps dat ik tekende, met potlood, hardheid 2 tot 5 op grote bladen Steinbach of Schoeller papier dat ik kocht bij Schleiper. Tekeningen totaal vrij van opbouw en inhoud. Enkele hangen er in de kamers, enkele bij de kinderen en vele bleven oningelijst in een farde opgeborgen. Ze hebben enkel waarde door dat ze sterk persoonlijk zijn.

    Il fut un temps dat ik kleine etsen maakte. Een koperen plaatje dat ik bedekte met een laklaag waar ik dan een tekening in aanbracht, even vrij als op mijn grote bladen. Vormen en lijnen die ontstonden uit de naald. De plaat werd daarna in een bad van ijzerperchloride gelegd gedurende een bepaalde tijd, daarna was er het reinigen ervan, het ininkten, het afkloppen met de ‘ball of the thumb’, om te ontdoen van de overtollige inkt en dan, de finale, het afdrukken op etspapier dat eveneens veel zorg vergde. Ik heb er heel wat gemaakt, even sterk persoonlijk als mijn tekeningen. Deze zijn verspreid bij vrienden en wat er nog van over blijft ligt weggeborgen.

    Il fut un temps dat ik sommige van deze etsen inkaderde – in kaders met een zekere diepte – aangevuld, denkend aan wat le curé de Crécy in le Journal d’un Curé de Campagne van Bernanos vertelde: ‘Les petites choses n’ont l’air de rien mais elles donnent la paix, met gedroogde bloemen of planten, met zaden, stukken wortel, schelpen of wat ook, Dergelijke werkjes hangen nu op vele plaatsen, ik vermoed ook dat ze door hun simpelheid en originaliteit gesmaakt werden.

    Gedurende al die momenten van tekenen, etsen, opvullen van kaders was er ook mijn dagboek – a page a day red diary van de Economist - waarin ik elke dag een pagina vulde. Het resultaat ervan is een stapeling van dagboeken. Ik ben dus al die tijd bezeten geweest door én mijn dagboek én mijn tekenen, belangrijke gebeurtenissen in mijn leven die alle lege momenten opvulden en waarin ik sterk creatief, zo dacht ik toch, bezig was. Op een bepaald ogenblik is het tekenen stil gevallen en kreeg mijn dagboek de volle aandacht, tot ik beginnen werken ben aan een manuscript dat nu (ergens) hangend is.

    Ik ben thans sinds enkele jaren, aangekomen in een total andere fase in mijn leven. Tekenen en dagboek zijn weg gevallen, ik zet nu alles op het schrijven  van een blog die me totaal opeist, waarnaar al mijn aandacht gaat en die ik, elke dag goed of slecht weer, de wereld instuur zonder me al te veel af te vragen welk effect mijn woorden hebben op hen die me lezen. It’s a crazy business, geloof me. Vroeger stapelden die teksten zich op in mijn dagboek, nu verspreiden ze zich zoals de zaadjes van de ceder in de tuin, die weg vlinderen over de pelouse, over tuinen en velden, over straten en daken. En, hierbij denk ik onvermijdelijk aan Saint-John Perse : ‘Les graines flottantes s’envelissent au lieu même de leur atterissage, il en naîtront des arbres pour l’ébénisterie.

    Dit alles samen genomen noem ik bezig zijn, uit mij halen wat er uit te halen is; ‘being mindful’, zoals het getekend staat in het wapenschild van een kasteel in Cawdor, Schotland of, indachtig zijn, het ‘plus est en vous’ van de man Gruuthuse. Maar, of er uit mijn woorden, uit mijn zaden, ooit een boom zal groeien die verbazen zal door zijn omvang en zijn vruchten, betwijfel ik. Ik vrees eerder dat ze, in plaats van in vruchtbare grond, in het water zullen terechtkomen om er te zwellen en te vergaan of opgegeten te worden door de vissen. Maar, je weet het nooit:  je weet het never, niemals, jamas!

    En zoals Hemingway zich, in zijn ‘For whom the Bells tolls’, de vraag stelt, wat het meeste ‘nu’ is: ahora, maintenant, nun of now? Zou ik me nu de vraag kunnen stellen welk woord het dichtst de betekenis van ‘nooit’ benadert. Ik opteer voor jamas, en jij?

     

    29-06-2017, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poetry

     

    De dagen schuiven op, we naderen het einde van het eerste half jaar, nog een kleine stap en we zijn er. Beter ware misschien hierover niet na te denken maar te nemen wat is; niet vooruit te zien, niet achteruit kijken maar simpelweg doen wat ik te doen heb. Vandaag had ik geluk, een vriend schoof me enkele verzen toe van William Butler Yeats, verzen gericht aan zijn geliefde:

    ‘Bezat ik de gebrodeerde lakens van de hemel, / Erin verweven licht van goud en zilver, / De blauwe en de teerblauwe en de duistere lakens / of night and light and half-light’ / Onder je voeten zou ik die lakens spreiden: / But I, being poor, have only my dreams: /  I have spread my dreams under your feet, / tread softly because you tread on my dreams.

    Wat ik te zeggen heb is geen liefdesbrief, zijn geen liefdesverzen maar toch, behandel wat ik schrijf, met tegemoetkomendheid. Weet dat het van mij komt naar jou toe. Weliswaar zou ik, geïnspireerd door Yeats, heel wat meer willen: boven jou, een hemel optrekken van warmte, van helderheid, een gebrodeerd laken met erin het gefonkel van sterren en planeten, maar, arm als ik ben, heb ik niet zo veel te schenken: enkel wat gedachten, die eerder dromen zijn, opgesloten in wat woorden, die in zich, diep in zich, drager zijn van heel wat meer dan wat ze maar zeggen kunnen. Zeggen, waaraan ik niet ontkom, mijn naar binnen-gericht-zijn, mijn hoogdravendheid, om woorden te produceren, gedachten te spinnen die nergens genoeg houvast hebben. In een woord, mijn zwakheid, meer te willen zijn dan wie ik ben en me aldus te tonen.

    De morgens zijn er om de realiteit onder ogen te zien. Hemingway wist dit maar al te goed: neem geen beslissingen in de avond voor de volgende dag, ze houden geen voldoende rekening met het strak afgelijnde dat van de morgen is of kan zijn. En het is correct, al dikwijls heb ik ondervonden dat, wat ik gepland had voor de nacht inging, in de morgen gewoonweg te ver was gedacht, te ver was gezocht.

    Weet dan dat wat je leest, morgengedachten zijn; dat het telkens, of het nu winter is of zomer, een sprong is in het zwembad dat ik niet heb, maar het is een sprong in het luchtledige van mijn gedachten die zich meer en meer openen naarmate ik vorder in mijn betoog. Schrijven wordt aldus een zich pijnigen, want het is zo gemakkelijk het niet te doen, niet op te staan om in het eerste licht – het wonder dat zich telkens herhaalt maar dat we spijtig genoeg niet meer zien als een wonder - zinnen te formuleren en neer te leggen niet onder, maar aan je voeten. En jij die de vrijheid hebt deze op te rapen of te laten voor wat ze maar zijn: hooguit wat versnaperingen, tussendoor tot jou gekomen.

    Gelukkig hij die W.B.Yeats in zijn hart draagt, die me erover sprak en een gedicht naliet dat ik gebruiken kon om te schrijven wat ik schreef, een dag op het einde van juni. En zeggen dat er zovele zijn die gedichten verspreiden of, zelfs schrijven.

     

    28-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    27-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wind

     

    Ik denk soms als ik de wind hier hoor, dat hij een vriend is, een broer bijna, dat hij er is om me te spreken, om me te zeggen hoe het in zijn wereld er aan toe gaat; hoe hij in de bomen jaagt, hoe hij de bladeren schudt, de takken en de stammen, hoe hij ze breken kan, en het zo ver drijft of ophoudt waar hij ophouden wil.

    Is het een gezang, een geroep, is zijn gesprek een langgerekt zuchten? Wat ook, de wind, hij is mijn gezel hier waar ik wandel of zit, of neerlig in een strandstoel of in het gras tussen de witte bloemen van de klavers en de enkele bijen, de vogels en de spinnen; hij is er altijd, bovenmaats of in grote tederheid, een vleugje maar, een ademtocht.

    Dit heeft het leven in mij dan gemeen met hem, de stilte van het zijn, of op andere dagen de diepte van het woord dat op hol geslagen dolen blijft en geen houvast vindt om neer te strijken: morgens die avond worden, en avonden die in de nacht verdwijnen, telkens en telkens, waaruit ik opsta dan, om wind te zijn van woorden.

    Ben ik meer? Ben ik van de tijd en van de ruimte? Ben ik van de snelheid van het licht in het kwadraat? Of, ben ik, zoals de wind die komt als een furie en gaat als een vlinder, dartel, amper bewegend de bladeren roerloosheid bijna?

    Mijn vriend, jij die me leest, jij met wie ik spreek, jij naast mij gezeten waar ik schrijf: de woorden aarzelend, zoekend je te raken in wat en wie je bent, je hart te bereiken, je verste, je warmste gevoelens, en er even te blijven, een begin van wortel schieten uit het niets dat van mijn woorden is, want meer heb ik niet. Maar op morgens zoals deze is het al heel wat. En weet dat ik hier groot zit, als een sterke maar ook tere man, het hoofd gebogen, het licht, een sprankeling van groen en soms van zilver, van weemoed en van uitgelatenheid waarin ik me niet meer herken; van een blijheid die plots opduikt omdat ik weet dat wat ik schrijf zal gelezen worden door jou, door jou die ik ken en ook door jou die ik niet ken maar die ik kennen wou, graag, heel graag zelfs.

    Waar ik zit, is het de wind die me leest, zijn er de bomen, zijn er de kraaien en de eksters, de merels, de reiger soms die niet zitten blijft als hij me ziet, al wou ik dat hij me gezelschap hield. Om je te zeggen nog dat in de namiddag er de ijsvogel is, scherend over het water, want er is ook de vijver, mijn vriend, hem mag ik niet vergeten, hij is mijn weerspiegeling. Hij vangt mijn woorden en houdt ze even, herschrijft ze in de lagen lucht erboven en laat ze stijgen tot in de wolken om meegevoerd te worden tot waar ook, zelfs als zouden ze verdwijnen erna.

    Schamelheid is met nederigheid omhuld. Wat uitgestrooide woorden zijn weinig meer, denken we. Laat ze dus hun wegen gaan, laat ze meegenomen worden om ergens aan te komen zelfs al was het nergens. Ze zijn er maar om er te zijn, er te zijn als was het maar voor even.

    De wind in de bomen, mijn gezel en vriend hij is, zoals jij het bent.

     

    27-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedicht herschreven

     

    Ik heb, vele jaren terug, fragmenten uit mijn dagboeken gebundeld tot een boek dat nu tussen de andere boeken, in alle rust geborgen staat. Soms, maar heel zelden, blader ik er nog even in en ga ik lezen wat jaren geleden uit mij ontstond. Zo vond ik deze namiddag – de luchten overtrokken - een passage terug, gelicht uit ‘Fragments of a Journal’ van Eugene Ionesco[1], een passage die ik hier overneem met vermelding van de bron ervan: 

    ‘Our friend has just died. Here in his empty study, with his books, his photograph. Out of all people we have known, the dead are already far more numerous than the living. When shall we learn to hope for death instead of dreading it? We should attain the state of mind of the Mexicans of old, for whom death was an occasion of rejoicing. The whole of humanity should be reorganized in this direction; civilization has got off to a bad start by staking everything on existence, on life, on history and on politics. It’s because we have staked everything on life that we are incapable of living’. 

    Het schijnt me toe, als ik de door mij eraan toegevoegde commentaar lees, dat ik pas nu de betekenis begrijp van deze woorden en dan vooral de laatste zin: onze beschaving heeft een verkeerde start genomen, we hebben alles ingezet op bestaan, op zijn, op history and politics, zo dat we niet weten wat ‘leven’ is, zodat we niet in staat zijn echt te leven. We zijn, schijnt hij te zeggen, meer dode levenden dan levende ‘doden’.

    Ik weet dat na mij hier ook een lege ruimte zal overblijven met mijn boeken en geschriften, met mijn foto, met de tekeningen en de kleine dingen die ik bezat of maakte. Al wat overbleef, na jarenlange creativiteit, na een leven lang bezig te zijn geweest met zaken van de geest, dingen die zullen roepen van mij, de echo zullen zijn van mijn doen en laten, een echo van een echo. Zoals nog steeds in mij vele zaken een echo zijn van een broer die ging. En van zovele die we kenden, talrijker dan zij die overbleven.

    Het komt, het ogenblik komt er stilaan voor ons allen aan dat de dood een welgekomen gast zal zijn, het ogenblik van het binnen gaan in het rijk van de Grote Geest, en dat we eindelijk, maar voor velen te laat, begrijpen zullen dat we hier hebben rond gelopen, de ogen gesloten voor heel wat zaken en vooral voor dat laatste, allerlaatste ogenblik, dat er, in potentie al is.

    Dan ook, verwoord ik het gedicht dat ik schreef, toen mijn broer ging, en het even goed ik had kunnen zijn: woorden in osmose, aan hem meegegeven, op zijn verre reis, al is hij heel dicht bij gebleven.

     

    Laat binnenkomen wie niet welgekomen is, we zullen hem ontvangen met gedoofde woorden en aanvaarden dat het ogenblik van ommekeer gekomen is, een ochtend vol koralen als van Johan Sebastiaan Bach. 

    We dachten wel, het had wat later mogen zijn, we hadden, o zo graag, met jou en vele vrienden nog gesproken, elementaire vragen nog gesteld, nog eens gehoord dat er geen einde is, dat alles blijven zal, maar wij heropgenomen daar, vanwaar we kwamen. 

    Het mag nu worden verteld en neergeschreven, dat we zijn opgestegen, onvervaard, omkranst met lichtaureolen en verblind het Andere zijn in gegaan om er te wonen in het glorierijk waar alles samenkomt, gestold, gesublimeerd in stille tonen. 

    Vrouw en kind die we hebben lief gehad. En allen die ons handen in hun handen hielden, nu we beter weten, om je te zeggen, hij die aan mijn bed toen stond, een tijdje al, we hadden hem verwacht, we zijn hem tegemoet gegaan. 

    Zo, met alle respect, hij was toch welgekomen. 



    [1] Eugene Ionesco (1909-1994): Fragments of a Journal, translated from the French by Jean Stewart, Paragon House, New York, 1990.

     

    26-06-2017, 07:19 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is er leven in de ruimte?

     

    Ik vond het totaal niet passend, een toch wel merkwaardige e-mail bericht, me toegestuurd door mijn goede vriend Paul V., zo maar te laten verdwijnen in het niets. Ik heb er mee gewacht, geaarzeld eerst, omdat elke morgen mijn gedachten uitliepen in een totaal andere richting. Maar zijn woorden hielden me bezig omdat ze in feite een bevestiging waren, of dan toch konden zijn, van wat Fred Hoyle en Chandra Wickramasinghe, hebben vooropgesteld (mijn blogs van 19 en 20 juni) in hun ‘Evolution from space’, namelijk dat het leven niet op aarde was ontstaan[1] en dat dus leven in de ruimte mogelijk was. Mijn vriend nu schrijft me, en ik neem zijn tekst letterlijk over:

    Meteorieten kunnen afkomstig zijn van ons zonnestelsel (planetoïden) of van een ander sterrenstelsel (asteroïden). Men onderzoekt tegenwoordig of er aminozuren (zaden van het leven) inzitten. Die theorie noemt men resp. interplanetaire of interstellaire panspermie. Het is bekend dat bacteriën ruimtereizen kunnen overleven. Van meercellige beerdiertjes[2] is dat bewezen. De grootte van zo een beestje varieert van minder dan 0,1 tot circa 1,5 mm. Ze hebben vijf segmenten, waarvan vier paar poten. Hoewel ze erg klein zijn, hebben de diertjes onder andere ogen, een mond, poten en spijsvertering.

    In 2007 hebben de Russen er 3.000 aan boord van de Soyuz de ruimte in gestuurd. Vervolgens zijn ze naar buiten gegooid om 10 dagen lang, naakt, in outer space te zonnen. Daar zijn ze blootgesteld aan extreme kou, het absolute vacuüm van de ruimte en werden ze ook nog platgebombardeerd met kosmische straling. Na terugkomst in de Soyuz was het weer business as usual en zijn ze weer droogjes verder gaan eten, slapen en voortplanten.’

    Toekomstige ruimtereizigers moeten nog wat oefenen’, voegt hij er schalks aan toe. Trouwens weet hij nog: ook Hergé/Tintin kende het probleem in zijn ‘ L’étoile mystérieuse’/‘De geheimzinnige Ster’.

    Is dit een voldoende bewijs dat het leven, zoals we het kennen op aarde herkomstig zou zijn uit de ruimte? Neen, maar het is ook niet totaal onmogelijk. La réponse reste en suspens, blijft hangend.

    Het wijzigt ook niets aan onze aanwezigheid hier en, stel dat het zo is, dat we uit de ruimte herkomstig zijn, dan moet er toch altijd een moment geweest zijn waarop aminozuren uit het Niets zijn ontstaan. De Kosmische Intelligentie, waarin we geloven, is in dit geval van heel ver moeten beginnen, des te duidelijker schijnt me haar aanwezigheid. 



    [1] ‘Life had evolved already to a high information standard long before the earth was born. We received life with the fundamental biochemical problems already solved’: dit was de stelregel die in ‘Evolution from space’(J.M.Dent & Sons, 1981) werd verdedigd.

    [2] Zie Google: beerdiertjes

     

    25-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogels in de morgen

     

    Vóór het licht opkomt, vóór de eerste gedachten binnen sijpelen, zijn er de vogels, is er hun morgengebed, hun dankwoord tot hun god, die de god is van het licht dat de duisternis verjaagt, ze zijn er keer op keer, geen twijfel mogelijk.

    Hoe vreemd het telkens is, op te staan uit de nacht, uit een droom die nog even hangen blijft en te luisteren naar hun gezangen, allen om ter duidelijkst, om ter luidst, vinken, merels, meesjes, mussen zelfs. Ik herinner me mijn verre, te verre jeugd – alles is allemaal te ‘te’ nu – in een verlaten kasteel ergens in een groot park. Ik sliep met het raam open en heel vroeg in de morgen werd ik gewekt door een oorverdovend geluid van vogels, zoveel samen, en zo dicht bij, dat ik, nu ik er over schrijf, het me toeschijnt alsof ik ze nog horen kan, zo geweldig en zo verrassend – het was voor mij de eerste maal – was hun gezang in de koelte van de zomermorgen. Het overige van ons (KSA-) verblijf daar ben ik totaal vergeten, alleen de naam van het dorp, Merendree, is me bij gebleven.

    Zijn er nu nog kameraden van toen die zich die morgens herinneren? Ben ik niet de enige die is overgebleven om deze herinneringen hier neer te zetten, herinnering aan de zomermorgens in Merendree? Van vele weet ik dat ze vertrokken zijn naar wat we noemden in onze jeugd, de ‘Eeuwige Jachtvelden’. Het werd dus hoogste tijd dat dit gebeuren, het heldere, opwekkende gezang van een massa vogels, nog vermeld zou overblijven, nu, naar alle waarschijnlijkheid, én het park van vroeger, én zeker de vogels verdwenen zijn.

    Qui rate les aubes, rate sa vie’ las ik eens, van iemand die winter en zomer, zijn dag begon met een duik in het zwembad, soms, beweerde hij, het ijs eerst brekend. Het was iemand van bij ons, zijn moeder was een Gentse, zijn vader onbekend, die in Parijs was terecht gekomen, een Kelt en in het hart een Vlaming in het diepst van zijn gedachten: Louis Pauwels, 1920 - 1997. Onbekend, onbemind maar een grote mijnheer in zijn tijd. Hij gaf een tijdschrift uit, ‘Planète’, een unicum onder de tijdschriften. Al wat bevreemdend was, al wat cultureel hoogstaand was werd er in opgenomen. Ik bezat de volledige collectie van ‘Planète, een rek, meters lang en heb die moeten verwijderen bij gebrek aan plaats; eigenlijk, nu gezien, een soort  wanhoopsdaad, waaraan achteraf niet meer gedacht mag worden, - wat ik nu wel doe maar met heel wat spijt nog - ik hield  echter wel enkele boeken over van hem: ‘Le Matin des Magiciens’, ‘l’Homme éternel’ en ‘Blumroch, l'admirable ou le déjeuner du surhomme'. Ik weet dat als ik erin verzeild geraak ik verder lezen zal, zelfs doorbladeren is gevaarlijk. Hij schreef deze boeken samen met Paul Bergier en alle boeken zijn bij Gallimard verschenen. Niemand die die man nog vernoemd, nochtans, hij was iemand die vandaag geen plaats meer krijgt in de samenleving, hij was te elitair, hij wou de mensen cultuur bij brengen. Talrijk zijn, zijn geschriften die verschenen in tijdschriften en dagbladen. Google naar hem en je zult verrast zijn en over wat hij allemaal heeft geproduceerd, en over de man, en over de kwaliteit van zijn werk. Hij was een cultuurmens, een verlichte geest, die precies, omwille van zijn verlicht zijn, nu dood gezwegen wordt.

    Hij leerde me Gurdjief kennen, Ouspenski en vele anderen. Hij was een man naar mijn hart. Het laatste dat ik me van hem herinner is een interview met hem op een of andere zender, die ik beluisterde in de wagen, op weg naar de Valais, een dag in augustus. Hij is lange tijd mijn goeroe geweest, hij ook heeft door zijn geschriften bijgedragen tot de persoon die ik geworden ben.

    Ik besef nu dat ik al een hele, lange tijd  heb gezondigd door pas nu te spreken over hem.

     

    24-06-2017, 11:43 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In volle middeleeuwen.

     

    Wat je ook kiest als onderwerp, hoe weinig het ook is, het wordt uitvergroot opdat het als belangrijk zou overkomen. Wat je echter niet doet, niet meer doet, behalve vandaag, is schrijven over een ‘religie’ die, in haar uiterste vormen, een heilig verklaring op zak heeft om een uitverkorene, een gek naar westerse maatstaven te belonen, die rondloopt, omgord met springstof, om zich te laten ontploffen in een zo groot mogelijke massa ongelovigen. Want dit is het geval, de woordvoerders van de profeet staan klaar om het te doen.

    Dit zijn de individuen waar we mee worden geconfronteerd sinds voor hen, een soort heilige oorlog is begonnen. Dat ze dit doen in hun contreien, is hun zaak, dat ze dit komen doen, hier bij ons, is een zaak die ons nauw aan het hart ligt, immers, ze vergallen hiermee ons leven. En wat erger is, degenen onder hen die het goed menen - en ik denk dat er een meerderheid is, zelfs al zijn er weinig die hiervoor openlijk uitkomen – zijn we, wat hen niet ten goede komt, ondanks hun gematigd overkomen, geneigd te blijven  zien als verwanten van die ‘geheiligden’.

    De Islam wordt aldus voortdurend besmeurd door de mannen/vrouwen met een gordel springstof en, zo zie ik het, totaal als ongewenst ervaren. De minste ontmoeting met een te gebaarde man of een gesluierde vrouw wekt een soort afkeer op, we zijn ziek geworden van hen, ziek van elk teken eigen aan die religie uit het oosten die hier binnensluipt; waar we niets met gemeen hebben of willen hebben, zeker niet met hun ‘claimende’ God.

    Of ze dit weten? Ik denk het wel. Of het hen hindert? Ik geloof het niet, integendeel het sterkt hen, de heilige Islam houdt hen allen, ongeacht het verschil in interpretatie van de inhoud ervan, als gemeenschap samen; karakteriseert hen als volgeling van de profeet en dit is hen voldoende om, als de dag komt, zich te verenigen als één ras.

    Hoe moet het, hoe kan het verder, voor ons?

    We weten het niet. We wensen liefst het niet te weten. Zelfs indien we het zouden weten, we sluiten de ogen, we leggen er ons bij neer zeggende, dat het wel zo een vaart niet zal lopen, het westen staat stoer en stevig: we hebben, wordt gezegd, de God van de Kerk overwonnen, we hebben hem verbannen uit onze wereld en zijn niet zinnens hem te vervangen door een andere.

    Natuurlijk niet, natuurlijk niet. Maar hoeveel eeuwen hebben we erover gedaan, achttien, negentien, twintig? De Koran is er dertien ver. Een overgroot deel van hen zit nog steeds in volle middeleeuwen, in een keurslijf van wetten, wetten geankerd in hun genen. Vooraleer ooit hun genen bevrijd zullen zijn, vooraleer ze aan de Verlichting toe zijn, duurt het nog wel een tijd, die heel lang kan uitvallen.

    Nochtans, dit is wat het westen doet: wachten op die Verlichting onder hen allen. Een zaak vergeten ze hierbij, de Koran is geen Bijbel, de Koran is een wettekst, is weten wat niet mag en wat moet. Het ligt niet meer in onze aard stelregels, opgedoken uit de woorden van een profeet, te volgen. We hebben onze eigen stelregels en onze eigen ideeën over wie of wat een god zou kunnen zijn, we houden er aan deze op onze wijze te beleven en te verkondigen.

     

    23-06-2017, 06:57 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eerste zin

     

    Ik hoorde gisteren iemand op de televisie die voor een bepaalde krant elke dag een column schreef. Waar het op aan kwam, voor hem, was het vinden van een eerste zin en van hieruit te vertrekken. Ik weet het ook, een eerste zin is een eerste beitelslag is een eerste penseeltrek en ga maar verder. Elk werk, hoe klein of hoe groot ook, kent een begin, hoewel, het moet gezegd, er in vele gevallen een idee aan de basis ligt, die wacht om uitgewerkt te worden, maar ik begrijp maar al te goed, dat die iemand die elke dag presteren moet, soms met een hol hoofd voor zijn pc gaat zitten en wacht op wat op hem afkomt.

    Vandaag was dit voor mij dus niet het geval, al weet ik niet wat uit die zin verder vloeien zal. Ik beeld me in dat, wat de man op tv betreft, hij vandaag zal teruggrijpen naar wat hij gisteren vertelde, echter, zeker is dit niet. Als ik het goed begrepen heb werden zijn columns achteraf gebundeld tot een boek, wat wijst op het belang van wat hij schrijft en dat deze bundeling wellicht voor hem een aansporing zal zijn om verder te gaan op de ingeslagen weg. Een dagblad dat zich respecteert, kent toch al vlug een 100.000 lezers, hij, als medewerker, dus ook. Ik tel er nog amper gemiddeld vijftien, terwijl er een ganse tijd meer dan twintig, zelfs dertig waren. Ik, totaal onbestaande dus, in een omgeving, verre van bemoedigend.

    Opdat ik het volhouden zou is er veel zelfdiscipline en moed nodig en in die toestand verkeer ik nog altijd. Er is ook, eerlijkheidshalve, een zekere fierheid mee gemoeid om wat ik ooit begonnen ben aan te houden en vooral, niet om te zien, hoewel de verleiding soms groot is. Dit is nog altijd mijn eerste zin vandaag.

    Wat ik eigenlijk deze morgen als nieuws meegeven wou en ik wou er, gisterenavond al mee beginnen is dat ik, aan de vijver, James Joyce ben gaan herlezen. Vraag me niet waarom Joyce, ik weet het niet. Het is in mij plots opgekomen. Wellicht omdat én Nooteboom én Eco me aan hem hebben herinnerd, maar er kan ook een andere reden zijn, een soort van ingeving, een andere ‘iemand’ die vond dat het hoog tijd werd dat ik hem herlas, niet ‘Ulysses’, niet ‘Finnegans wake’, maar zijn ‘A portrait of the artist as a young man’, de voorloper van zijn Ulysses, dat ik gelezen had, ik denk begin de jaren zeventig, want de totaal vergeelde Penguin pocket uitgave – de letters vallen er bijna af - die ik bezit dateert van 1969, een nieuwe lezing die me na Eco’s ‘Confessions’ misschien heel wat beter leren zou, hoe een boek te schrijven. Ik herinnerde me welke impressie het op mij had gemaakt toen ik het voor het eerst gelezen heb. En nu, onmiddellijk, wat een verschil met Eco en Nooteboom, en welk een (her)ontmoeting met wat nog vaag in mij was overgebleven. Pas nu besef ik wat een immens verschil met wat ik geschreven heb en blijf schrijven. Ook ben Ik ben verrast vast te stellen dat er nog heel wat van het leven van Stephen Dedalus in mij was overgebleven: zijn jeugd, zijn schooljaren en vooral nu, als ik kijk naar de techniek van het schrijven, zijn opbouw, zijn verspringen van het ene naar het andere, zoals het gaat in onze gedachtenwereld, en vooral hoe hij erin slaagt de aandacht gaande te houden.

    Mijn God, zou ik durven zeggen, wat een verschil met de wijze waarop ik mijn gedachten neerzet. Het is me duidelijk, ik ben blijven hangen bij enkele schrijvers en andere die ik gelezen heb, heb ik niet begrepen zoals ik het had moeten doen. Het waardevolle bij hen is me ontgaan en de indruk blijft, en nu duidelijker dan ooit, dat ik geen romanschrijver ben, dat ik geen verteller ben, dat ik nooit een massa mensen ga betoveren met wat ik schrijf en zeker niet hoe ik schrijf. Ik zou dus eens te meer mijn conclusies moeten trekken.

    Maar Joyce zal ik verder lezen nu, zeker tot het met ‘the young man’, de zonde bedrijven zal die hij daarna moet gaan biechten en niet weet hoe of waar, maar zeker niet bij een van zijn 'geestelijke' leraars.

    Er zijn er nog die in een dergelijke toestand hebben verkeerd.

     

    22-06-2017, 06:31 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    21-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerzonnewende.

     

    Ik neem over uit mijn Sterrengids[1]:

    ‘Om 6.24 uur MEZT begint (in Utrecht) de astronomische zomer. Het middelpunt van de zon bereikt zijn grootste noordelijke declinatie. Dat noemt men een solstitium, zonnestilstand, zonnewende. Op het noordelijk halfrond zijn de dagen het langst.’

    Is het nog altijd zo belangrijk dit te weten? Even belangrijk zoals het voor onze verre voorouders was? Wellicht niet, de betekenis ervan heeft niet meer dezelfde waarde, het licht is er volop voor ons, zelfs in het putje van de winter, we hebben dankzij de elektriciteit die we uit de natuur halen, de duisternis overwonnen. Voor ons echter is het fenomenale van het gebeuren van betekenis: het wondere mechanisme dat hierin geborgen ligt namelijk, de uiterste preciesheid waarmee de massa, Aarde, met een omvang van 40.000 km, wentelt om zich zelf en, met een even grote preciesheid, haar baan aflegt omheen de zon.

    Een preciesheid die, gegeven de massa, ontstellend is, en waaraan we zonder meer, zoals aan zoveel andere wondere zaken voorbij gaan, omdat deze, sinds mensenheugenis, verworven zijn. We moeten er ons geen zorgen meer over te maken, wat het vorige jaar gebeurde, gebeurt ook dit jaar en wel precies op het ogenblik zoals het stond opgetekend in de boeken/de sterrengids.

    Elk ogenblik van de dag zijn we aldus geconfronteerd met ‘dingen’ die onze verwondering zouden moeten opwekken, maar dit gebeurt niet meer, we zijn geblaseerd, we zijn zodanig verwend dat we niet meer zien wat we zouden moeten zien, om bewust te weten hoe ingewikkeld, hoe fantastisch alles is wat rondom ons aanwezig is. Al wat is, zelfs al het nieuwe dat er bij komt wordt ervaren als normaal, al is er niets normaal, al vraagt alles ver- en bewondering.

    Begrijpelijk dus dat God – en je weet voldoende goed, of zou het moeten weten na al die tijd dat je me leest, wie of wat ik bedoel met dit woord - sterven moest, dat we Hem niet meer nodig hebben, dat we Hem niet meer zien staan waar hij zo duidelijk staat, in de kleinste evenzeer als in de grootste dingen, in een Higgs deeltje als in een atoom, in een appelpitje als in een bloemknop, in een mier als in een bij, in een maan omheen de aarde als in de aarde omheen de zon, als de zon in haar melkwegstelsel als het melkwegstelsel in het Universum. Alles, alles is van die welbepaalde, zo gezegd verborgen God, die zich maar niet toont, die zich niet toont omdat we niet zien, omdat we rondlopen als niet zienden, niet horenden, niet begrijpenden.

    Terwijl Hij er geen nood aan heeft nog iets in meer te doen opdat we begrijpen zouden, omdat voor Hem de tijd onbestaande is en Hij zelfs niet wachtende is omdat Hij weet wat komen zal mettertijd, wat ons, de mens betreft en al het andere dat er op betrekking heeft.

    Mettertijd, die de tijd van deze van de mens zal zijn of, zoals we nu bezig zijn, deze van de ‘enveloppe van geest’ op een van de planeten omheen  Trappist 1.



    [1] Sterrengids 2017, Stip. Media. www.sterrengids.nl

     

     

    21-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kosmische Intelligentie

     

    Had mijn blog van gisteren geschreven en was daarna aan de vijver, in de koelte van water en wind, onder de bomen, licht, vederlicht neergezeten met Umberto Eco, groot levend in zijn boek op mijn schoot. Een zin die ik las, een woord. Dacht ik aan wat ik geschreven had over de mens als stof van de sterren, glinsterstof, ‘geestesstof’.

    Een idee was in mij ontstaan: als we stof van de sterren zijn, dan zijn de sterren, dan is het Universum van de stof van ons lichaam. Dan is het Universum één oneindig lichaam dat, zoals wij, een geest bezit, die we zonder omwegen, gerust noemen kunnen, Kosmische Intelligentie. Kunnen we dan niet stellen dat we deel zijn, niet alleen van dat enorme lichaam dat de Kosmos is, maar ook dat we deel zijn, zij het voor een particule slechts, van die Kosmische Intelligentie, maar deel ervan zijn we. Als dan die Kosmische Intelligentie eeuwig is en onsterfelijk, is dan het deeltje ervan, dat wij zijn, ook niet eeuwig en onsterfelijk?

    Ik ga slapen met deze gedachte, ik sta er mee op en schrijf ze neer. Is ze duidelijk genoeg? Kan ik er een Kerk opbouwen? Kan ik uitroepen: ‘Eureka, ik heb het gevonden?

    De zon is een schittering van licht, ze is opgestaan, in haar bijna meest noordelijke punt, bijna het punt, precies tussen noord en oost - morgen schuift ze nog een ietsje verder op naar het noorden, naar het punt van de ‘wende’ – een fenomenaal gebeuren dat gevierd zal worden, ook aan de ‘heelstone’ van Stonehenge, waar de massa ‘gelovigen in de Kosmische Intelligentie’ gaan bijeenkomen om de zon te zien opkomen, even stilstaan om dan eens te meer de weg in te slaan naar het oosten toe. Wie onder ons zal er oog voor hebben?

    Wie onder ons zal zich deel voelen van die ‘Kosmische Intelligentie’ die ons in de handen houdt, meer dan we ons zelf in de handen hebben.

    Hoef ik er vandaag meer over te zeggen, over te schrijven opdat ook het deel dat ik er niet aan toevoeg bewaard zou blijven? Ik denk dat ik vandaag en gisteren genoeg heb gezegd, dat ik terug mag naar Umberto en diens ‘Confessions d’un jeune romancier’, om nog eens te herlezen wat ik gisteren heb onderlijnd, met potlood weliswaar, en er een tekening heb bij geplaatst in de marge:

    Ainsi toute lecture est-elle une transaction complexe entre la compétence du lecteur (sa connaissance du monde) et le genre de compétence que postule un texte donné pour être lu de manière ‘économique’, c’est-à-dire d’une manière qui augmente sa compréhension et le plaisir qu’il procure, avec le soutien du contexte.

    En, sta me toe een sprong te maken naar Nooteboom en diens ‘Brieven aan Poseidon’ en je te zeggen dat ik een grote vreugde gevonden heb bij het lezen van zijn passage ‘Steen’, pagina 188. Ook omdat ik weet wat het betekent een steen te houden die je hebt opgeraapt op een van de tochten die je maakte in de bergen, of zelfs een stukje wortel dat je meenam, het mag nog zijn gevonden aan de voet van le Moulin de Daudet.

    Heb aldus vandaag heel wat verteld in de verlenging van mijn idee over ‘Kosmische Intelligentie’.

    20-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Panspermie

     

    De panspermie-theorie scheert vandaag hoge toppen.

    Ik lees in De Standaard van 16 juni dat er rond de ster, Trappist 1, veertig lichtjaren van ons, ontdekt door een team onder de leiding van de Luikse astronoom Michaël Gillon, ‘zeven aardachtige planeten hangen, heel dicht bij elkaar, allemaal in de zone waar het warm genoeg is om het water vloeibaar te houden. Vloeibaar water is essentieel voor zo wat alle vormen van leven die biochemici zich zelfs in hun wildste dromen kunnen indenken. De kans op Panspermie - ontstaan van levensnormen die van elders in het Heelal afkomstig zijn - is bij Trappist 1 duizend maal hoger dan op aarde. De reis is honderd maal korter en de kans dat je raak gooit twintig keer groter’.

    Ik wil hier niet verder op ingaan. Ik wil er alleen op wijzen dat ik altijd heb gehoord dat we de stof van sterren zijn, of dat we uit de oceanen zouden gekomen zijn, tenware, wat vooropgesteld wordt door Fred Hoyle en Chandra Wickramasinghe[1], de complexiteit van het leven op aarde niet veroorzaakt werd door toevallige processen, maar herkomstig is uit de Kosmos en dat het leven in een hoge graad van informatie al bestond vóór de aarde bestond, zodat de aarde leven binnenkreeg dat al in een ver gevorderd stadium verkeerde, met de biochemische problemen al opgelost.

    Echter zelfs dan is het probleem verre van duidelijk, want in dit geval loopt de vraag verder door en moeten we nog een oplossing vinden hoe op al die andere plaatsen in het Universum het leven is ontstaan opdat het zich ooit zou kunnen verspreiden tot hier op onze aarde.

    Ik onthoud ook van Hoyle en zijn collega – en ik kan er goed mee leven – het bestaan van de ’Kosmische Intelligentie’ die er van in den beginne moet geweest zijn, wat, indien juist, heel wat vragen over het ontstaan van leven zou van de kaart vegen.

    En om terug te komen  op de vraag van Steven Hawking van enkele dagen terug: ‘Why are we here?’, zeggen we, dat deze vraag geen antwoord hoeft; dat de vraag niet zou kunnen gesteld worden, en een antwoord onnodig, ware de mens er niet, de mens die toekijkt op wat er van het Universum is; de mens die nood heeft te weten en dus de vraag stelt waarom hij hier is. Wat de evidentie zelf is, ware hij er niet, de vraag zou niet gesteld worden, het Universum met of zonder ‘Kosmische Intelligentie’, zou er zijn zonder meer.

    Ik besluit hieruit dat wat het Universum dat IS betreft, de mens een belangrijke functie, ‘de functie’ heeft. Hij weet, en dit is voldoende, het leven is er en hij is er.

    ‘Waarom we hier zijn’ is echter slechts een  eerste-fase-vraag. We zijn nu een stap verder, we zijn aangekomen in een tweede fase, namelijk: Waarom stellen we de vraag waarom we er zijn? Waarom zijn we niet tevreden er simpelweg te zijn?

    En dan stel ik me een andere vraag die nog dieper graaft: komt die tweede-fase-vraag er niet omdat de Kosmische Intelligentie ons zo heeft geconcipieerd?



    [1] Fred Hoyle and Chandra Wickramasinghe: ‘Evolution from Space’, Ed. J.M.Dent & Sons, London, Toronto, Melbourne, 1981

     

    19-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    18-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proza en Poëzie

     

    Le récit est gouverné par la règle Latine ‘Rem tene, verba sequentur’ –‘Tiens ton sujet, les mots suivront’- alors qu’en poésie il faudrait renverser cet adage ;’Tiens-t’en aux mots, le sujet suivra’. Aldus Umberto Eco in zijn ‘Confessions d’un jeune romancier’[1]

    Wat mijn manuscript betreft heb ik deze regel gevolgd. Weliswaar heb ik ettelijke malen mijn begin gewijzigd. Uiteindelijk is het een foto geweest, me toegestuurd door de dochter van een overleden vriend: een foto van mezelf als jonge man, met Stonehenge op de achtergrond die me inspireerde. Ik dacht dat die typerend was voor de persoon die ik besloten had op te voeren over een korte periode van een herfst, een winter en een lente; hierover een résumé te schrijven van wat zijn leven was, en geweest was, met de nadruk op de spirituele ondergrond ervan. Ik wist in het begin niet duidelijk waar ik heen wou, maar eens dit voor ogen, heb ik elk woord geschreven in functie ervan. De weg er naar toe was een hobbelige weg, een holle weg, autobiografisch voor een deel wat de persoon, Ugo en de plaats van het verhaal betrof, maar negentig procent fictie wat de uitgestippelde weg aanging en vooral hoe die weg bewandeld werd en de personen die hij ontmoette. Enkelen zullen zich herkennen in bepaalde details, maar allen waren vrienden en werden als vrienden behandeld.

    Is het een interessante geschiedenis die verhaald wordt, een boeiende, een vruchtbare, een baanbrekende? Hoe kan ik er over oordelen? Een zaak is zeker, het is geen hapklare lectuur, de verhaallijn is heel sober, en daarenboven deze loopt in de diepte deze van het woord en van het gebeuren. De toekomst ervan zal bepaald worden door de uitgever die er een oordeel kan over vellen, maar dan wellicht hoofdzakelijk op de verkoopwaarde ervan, wat ik maar al te goed begrijpen kan. Ik zal zijn oordeel volgen want ik wens geen boek te schrijven dat achteraf, zoals het zo dikwijls gebeurt, met stapels terecht zou komen bij ‘de Slegte’ of bij wie of waar ook.

    Heb me eens te meer laten gaan. In feite had ik deze morgen besloten enkel te vertellen waarom ik gisteren, sprekend over mijn gedichten, Umberto Eco heb binnengeschoven in mijn blog. Het was dus omdat ik de regel van Eco: ’Tiens-t’en aux mots, le sujet suivra’, zelden of nooit heb opgevolgd. Omdat ik, telkens ik de eerste regel van een gedicht had ontmoet, ik gedacht heb aan wat ik zeggen wilde en de woorden aan mijn doel heb aangepast, terwijl, en ik bemerk dit, vooral in de poëzie van vandaag, eerst moet gedacht worden aan de woorden en pas daarna kijken wat die woorden ons kunnen vertellen.

    Dit is ook die stijl die ik ontmoet in de gedichten van de vrienden om me heen. Zij hebben begrepen dat een gedicht vooral niet te ingesloten elitair mag zijn, dat het – de woorden ervan - een sfeer moet oproepen die de lezer binnen brengt in een laag 'andere' wereld in meer.

    Of ik de moed zal hebben mijn gedichten in overeenstemming te brengen met wat Eco ons voorhoudt, weet ik niet. De tijd, als ik die nog zou hebben, zal het uitmaken.


    [1] Editeur: Bernard Grasset, 2011, traduit de l’Anglais par François Rosso. Page 22.

     

    18-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    17-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vertrouwelijk: uit mijn dagboek

     

    Je schrijft maar. De dagen schuiven voorbij. Ze schuiven voor jou op naar een bepaalde dag, gelegen dicht bij de laatste dag in het jaar. In de nacht dacht je eraan de laatste honderd dagen tot die welbepaalde dag, op een andere, nog meer intensere wijze te beleven. Je hebt nog tot ergens in september de tijd om erover na te denken, om te weten welke andere inhoud of welke andere kleur je aan die dagen zou kunnen meegeven, al weet je ook dat het pak van honderd dagen er vlug zal zijn, zoals je ook weet dat het bundelen ervan alleen voor jou een betekenis in meer hebben zal.

    Ondertussen heb ik, voor de n-de maal opgetekend wat ik nog af te handelen heb voor het zo ver komt:

    . Er zijn mijn gedichten. Er zijn er heel wat, en als ik Umberto Eco lees, als ik toepas wat hij denkt over poëzie, dan ben ik er totaal naast. Ik verhaal jullie later wel wat hij erover schrijft, want Eco’s geschriften, zijn, nu hij overleden is, meer levend en meer echt dan vroeger.

    . Er is mijn boek over Dantes ‘Inferno’ dat ik, na het als blog in 2015 te hebben doorgegeven, moet bundelen, herlezen en herwerken. Er zitten passages in die weg mogen en andere die moeten worden aangevuld. Dit is een werk van lange adem, want mijn vertaling van Dantes Italiaans naar het Nederlands moet beter.

    . Er zijn mijn vele blogs, waarin een grote, doorgedreven schifting moet gebeuren. Dit betekent dat ik de minstens drieduizend pagina’s moet terugbrengen tot twee à drie maal driehonderd pagina’s. Ik weet hoe moeilijk het is voor mij een stukje tekst definitief af te schrijven. Ooit heb ik een autodafe gehouden. De zeer ervan hangt nog altijd in mijn leden.

    . Er is mijn verhaal voor kinderen waar ik nu geen raad mee weet. Ik dacht aan een meisje van tien, twaalf, maar als ik zie hoe vlug de kinderen evolueren naar hun volwassenheid toe, dan is het misschien beter deze tekst te laten voor wat hij is.

    . En dan, dan is er mijn manuscript, dat ik begin mei mailde naar een uitgever. Heeft hij het ontvangen; heeft hij er naar gekeken of opzij gelegd om het daarna te vergeten? Ik wacht. Wellicht is het een kwestie van geduld. Het aannemen van een manuscript, komende van een totaal onbekende man op gevorderde leeftijd, van wie dus niet veel meer mag worden verwacht; die daarenboven er een bijna archaïsche zinsbouw op na houdt en het waagt religieus-filosofische gedachten te verspreiden, is een risicogeval wat het succes ervan betreft. (Ik aarzel om een andere uitgever - de Bezige Bij? - te benaderen.) Komt er nog bij dat de tekst van het manuscript niet volledig is, er moeten nog, onder vorm van nawoord, de voetnota’s worden aan toegevoegd, deze zijn nog maar voor driekwart geschreven.

    Geloof me, terugblikkend op wat er staat, ben ik verbaasd over wat ik vandaag geschreven heb. Verbaasd hoe ik me heb laten gaan van morgen, toen ik de afnemende maan zag staan hoog in de bleke lucht, half verwaterd al.

     

    17-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    16-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nooteboom

     

    Terwijl ik gisteren schreef over de afnemende maan, de moedermaan, lees ik vandaag bij Nooteboom[1], een machtig stuk literatuur, met als hoofdspelers de maan, de uil en de grielen, geprojecteerd op een uitdeinend Universum. Merkwaardig hoe die man weet te spreken over de kosmos in een mooie literaire taal. Het is me duidelijk als er een Nederlandstalige schrijver de Nobelprijs verdient dan is het wel Cees Nooteboom. Maar het kan ook dat hij me de laatste dagen enthousiasmeert met zijn teksten en dan vooral als ik met hem aan de vijver zit, in de ‘lommerte’, zoals mijn moeder zeggen zou. Vandaag, samen met het gezang van de koekoek en de merel en – van deze die nimmer zwijgt - van de wind in de rij Italiaanse populieren.

    Ik zit er, weerspiegeld in het water en weerspiegeld in mezelf: de gedachten aan tal van vrienden en kennissen, aan wat gebeurde in de dag, aan wat er was van de dagen die voorbij zijnals aan de dagen die nog komen zullen, maar dan niet verder dan deze van morgen of overmorgen. Geen plannen makend, geen te ver vooruitzien. Niet denken dat ik de papyrus, die vorig jaar werd geplant in de oevers, zal zien uitgroeien, dat ik de appelaars, perelaars en tal van andere fruitbomen die elk hun plaats kregen in de vaste aarde, zal zien groeien, beladen met appelen en peren en kersen en perziken, en ik eronder zittend, lezend of schrijvend, in die lommerte die me beschermen zal. Al wat geplant werd in oktober en tot groei is gekomen in de lente – spijtig genoeg vele bloesems verschroeid door de late vorst – vrees ik niet te zien uitgroeien tot volwassen bomen. Als Johan me zegt, op een bepaalde plaats een linde te willen zetten, dan zie ik die boom wel in gedachten omdat de linde een boom is naar mijn hart, maar weet ik ook dat ik die boom er nooit zal zien staan zoals hij er nu al in mijn gedachten staat.

    Al wat hier geplant werd en ooit zijn zal zoals de fruitbomen op de boomgaard van mijn jeugd, zal ik niet meemaken. Als ik er langs wandel, als ik de aangeplante boompjes een voor een bekijk, zie hoe ze er staan in vol blad, met de spinnen erin, een nest rupsen erin - te verwijderen - de wassende, schaarse appelen of peren, of perziken nu erin, dan weet ik dat ik dit misschien nog volgend jaar zal kunnen zien, maar verder durf ik niet denken. Wat ik ook denk over de teksten die ik dagelijks uit mijn mouw schudt – van waar anders? – weet ik ook dat ze een einde zullen kennen, maar het houdt me niet bezig zoals de groei van al wat hier staat me bezig houdt, alsof het mijn planten, mijn bloemen en mijn bomen waren, alles een belangrijk deel van mij.

    En Nooteboom, hij betovert me als ik hem bezig hoor over zijn ‘oude’ woning op zijn eiland. Als hij schrijft over de winden en de luchten, de wegels waar hij loopt; de uilen, de schildpadden, de gekko’s, de planten in zijn tuin, cactussen, olijfboom en druivelaar, wat een rijkdom die man bezit, om niet te vernoemen zijn boeken daar, boeken die hij las, of nog niet las, naast de boeken die hij schreef.

    Mijn droom was altijd terug te kunnen naar de bergen. Wel Nooteboom heeft me hiervan genezen, het is naar de zee dat ik verlang, de aanrollende golven op het strand van San Juan of opspringend tegen de rotsen van Cabo de las Huertas, van de Kaap der Tuinen. Of van een verweerde lage woning in een afgelegen dorpje met op de achtergrond, de wijde droom die de zee is, die de oceaan is. Ik zal er, geloof me, gaan wonen als ik hier weg zal gaan.



    [1] Cees Nooteboom: ‘Brieven aan Poseidon’, De Bezige Bij, 2012, pag. 99: Bloedmaan.

     

    16-06-2017, 06:27 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De moedermaan

     

    De afnemende maan, hoog boven de daken in de teer blauwe luchten, die me groet in de morgen. In de nacht stond ze tussen de takken van de ceder, in volle morgen is ze doorgeschoven naar het zuiden. Kan of mag ik van haar zeggen dat ze er goed staat en de indruk geeft me te groeten of, ben ik het die onbewust haar een goede morgen wens?

    Ze is er altijd, ze volgt ons als een schaduw, ze regelt heel wat hier op aarde. Zou ze ook een invloed hebben op wat ik schrijf of, in welke stemming ik ga neerzitten om te schrijven, ongewassen, ongeschoren – als dusdanig totaal uit de mannenmode - met de slaap nog in de ogen? Zou ze me bemoederen en is dit niet ook haar functie, het bemoederen van de mensheid?

    Het kan, het kan heel goed dat ze een beschermmoeder is die we, onachtzaam als we zijn, over het hoofd zien, zoals we het wonder dat de natuur is, geen blik meer gunnen omdat het maar normaal is dat de natuur is wat hij is. Vandaag zien we onze i-pod of i-phone als een wonder, wat ze ook zijn, maar dan een wonder geschapen door de mens, die op zijn beurt het wonder van de natuur gebruikt, zo niet zou hij niet verwezenlijken wat hij tot hier toe al verwezenlijkte.

    Maar hier ook gaan we aan voorbij. Alles is normaal geworden, elke nieuwigheid is schijnbaar voor de hand liggend. We stellen er ons geen vragen bij, hoe het kon, hoe het tot stand kwam en welke inspanning het vergde. Terwijl we verder en verder binnendringen in het hart van de materie en de geheimen ervan bloot leggen, vermindert, naarmate we erin binnendringen, onze eerbied ervoor. Het sacrale dat de middeleeuwse mens erin zag is totaal weggeëbd, hij heeft er geen nood meer aan, hij vergeet het want alles schijnt mogelijk nu.

    Dit is het ergste dat de mens kon overkomen, het verlies aan verwondering, vooral nu al wat nog enigszins verbazing en verwondering opriep, door de jeugd van heden niet meer als dusdanig wordt aangevoeld. Al wat ze nodig hebben, bezitten ze nu. Er zijn voor hen geen afstanden meer, geen verre landen meer, ze hebben de wereld aan hun voeten. Ze hebben geen God meer te zoeken, ze zijn zelf God, want niets staat hen nog in de weg.

    Hoe evolueert dit verder, kunnen we ons afvragen; zeker niet in de richting die een meerwaarde geven zou aan het mysterie van atoom en elektron, van quarks en andere minimale deeltjes, want we hebben er uitgehaald wat we er uithalen konden. Alles ligt nu open en afgelijnd. Filosofie en religie lijken overbodig en even overbodig kunst en literatuur, muziek en schilderkunst. Alleen wat voor het grijpen ligt benaderen we. Het verborgene heeft geen vat meer op ons. Het is niet meer.

    Dit is het gevoel dat overheerst. Ook de maan hangt er maar om er te hangen, zoals de planeten er zijn, de sterren, de melkwegstelsels, het ganse Universum en hoe dit alles tot stand is gekomen.

    Alsof het niet zou kunnen dat het er eerst, en altijd, in potentie is aanwezig geweest, tot en met de Big Bang en het daarna is open, like a rosebud. Zo, waarover ons nog verwonderen?

     

     

    15-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    14-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jeugd: impressies

     

    Ik ben, zoals ik al schreef, mijn blogs van 2011 gaan opzoeken omdat ik het nodig vond bepaalde geschriften uit het voorbije, nieuw leven te geven. Het betekent ook tijd nemen voor een herademing in het creatief zijn.

    Hoe oud was ik, toen ik met grootmoeder, in volle zomer, barrevoets wandelde, langs een holle weg, de bermen langs beide kanten begroeid met heidestruikjes, met thymus en salie, met boterbloem en margriet en andere waarvan ik de naam nog niet kende. En wat me het sterkst is bij gebleven van die wandelingen is de doordringende geur van thymus, is het gezoem van bijen, is de verscheidenheid van vlinders, rondom ons.

    Ik hield haar hand tot een kleine kapel midden in de velden waar ze bidden ging voor een of andere heilige die haar verlossen zou van tandpijn of van een zorg die ze me niet vertelde. Ik bad met haar een Onzevader en een Weesgegroet, gezeten op een houten bank voor de kapel starend naar de vlam van de kaars die ze had aangestoken.

    Dit alles, niet alleen de bloemen en de planten, de bijen en de vlinders, de leeuwerik, maar ook de kapel, ook de gebeden, maakten deel uit van de biodiversiteit die nu aan het wankelen is.

    Een paar jaren terug, met Allerheiligen in het zicht, had ik dat stukje weg door de velden opgezocht. Het was geen holle weg meer, er groeide geen thymus meer, geen heide, geen salie, er was alleen de zucht van de wind en de grote stilte van het verlaten land, met dolende kraaien, zwart zoals de kraaien op het schilderij dat Van Gogh schilderde in Auvers-sur-Oise.

    Ik liep voorbij van wat eens de boomgaard van mijn grootouders was met de kweeperenboom en de mispelaar. Geen stam of struik bleef ervan over. Geen appelaars, geen perelaars ook geen notelaar, alles was leeggehaald, bebouwd, begroeid met wat uitheemse sparren, maar geen meidoornhaag meer met vogelnesten, geen kerselaar, geen pruimelaar met wolken witte en roze bloesems in de lente, met bijen en wespen en kevers en vlinders en vliegen en meesjes en vinken en merels en lijsters. En geen afgevallen appels op de grond, geen peren, geen vuistdikke pruimen, geen grootvader die zijn pijp rookte tegen de notelaar geleund.

    De biodiversiteit van wat lente was en zomer en herfst en winter: broodkruimels en zaden uitgestrooid voor de vogels waar de sneeuw was weggeveegd. En geen kinderen meer die in korte broek en met klompen aan de voeten, een kwartier te gaan hadden tot de dorpsschool en een kwartier om naar huis te gaan eten en terug naar school en terug naar huis om in de winter bij valavond thuis te komen, bij moeder en de warme kachel, om daarna nog te gaan glijden op het ijs van de overstroomde weiden. De stemmen klaar en helder en uitgelaten en vuurtjes aangestoken als er ooit iemand met de voet door het ijs was gezakt. Beelden een oneindigheid ver, onwezenlijk nu, alsof dit alles maar een droom was geweest.

    En de boeken die we lazen: De Witte, Wannes Raps, Vijf weken in een Luchtballon, of Twintigduizend mijlen onder zee, of Vlaamse Filmkes, of Ivanovkes. Mijn jeugd, mijn grote jeugd, wat blijft er nog van over, weinig, heel weinig: de windmolen in de velden, met de gebroken ramen en de deur half open, nu gerestaureerd; de oude hoeve omwald met brak water, half gevuld met bladeren en mossen en afgevallen takken en de twee stenen leeuwtjes die de wacht hielden naast de ingangspoort, gerestaureerd en verborgen, de omheining nu een wand van klimop.

    Biodiversiteit van wat was en niet meer komen zal, een straat zonder auto’s maar met karren getrokken door boerenpaarden; een jonge knaap die, om zes uur ’s morgens, de kannen melk wegvoerde op een klein karretje, getrokken door een hond, naar de melkerij, om daarna naar school te gaan in winter en in zomer en in de herfst als de noten te rapen lagen op de weg, of de rapen vol waren op het veld en fazanten opvlogen voor ons voeten, als we het waagden een raap te nemen en te pellen om al gaande of al lopende, op te eten zoals het kon in die tijd. Jeugd, waarom heb ik er geen verhaal over geschreven hoe het was en hoe het niet was, zoals Ernest Claes er een meester in was. 

    En het grote moment waar ik nu aan denk, de schoolmeester, Van Oudenhove heette hij, die op het einde van het schooljaar, als alles geleerd was wat moest geleerd, hij ons vergastte op het lezen van ‘De Witte’.

    De jeugd van nu, over wat zal zij te schrijven hebben, nog eens vijftig jaar verder?

     

    14-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    13-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Life and death in balance.

     

    Een morgen die normaal overkomt, na Yeats en de notelaar van gisteren, alsof een nieuwe bundeling van krachten in mij is opgestaan. En ik nu lezen kan, van Yeats dan nog:

    The years to come seemed waste of breath, / A waste of breath the years behind / In balance with this life, this death.[1]

    Allen voorzien we, op ogenblikken van ingetogenheid wat afkomt op ons. Het kan voor velen ‘a waste of breath’ zijn en, erover nadenkend, ook ‘the years behind’ een even grote ‘waste of time’ of, het leven in evenwicht met de dood die komen gaat.

    Het kan ook totaal anders. Het kan ook dat het leven een fulfilment was van ogenblikken aan elkaar geregen, goede en minder goede, maar samengenomen, een boek dat geschreven werd en opgetekend staat in het wonder dat van het voorbije is. Versplinterd weliswaar, én in wat geschreven overblijft, én wat is opgenomen in de herinneringen van anderen, die je ooit hebt ontmoet en met wie je gesproken hebt, op late avonden of vroege morgens, of in de schaduw van een notelaar die nu niet meer is.

    Weliswaar zal achteraf dit alles ook verdwijnen, zal er niet veel meer van overblijven dan een naam in een oud register,  maar, we waren er toch, we hadden ergens, al was het maar ons initialen achtergelaten in de schors van een boom, tot ook die boom sneuvelen zal.

    No, it wasn’t a waste of breath: we hielden aan met velen die onze woorden lazen, commentarieerden en doorgaven. En dit, dag aan dag. Ik was er dus in een materiële vorm maar even zeer, zo niet meer, in een spirituele vorm, de vorm die mijn merkteken was en altijd mijn betrachten is geweest.

    Zo in het gezicht van de dood, zijn dit flarden testament die ik schrijven blijf, die ik uitadem in volle bewustzijn, niet vermoedende nochtans hoe het verder lopen zal met mij. Maar ik ben er nog vandaag, ik ben er nog dit ogenblik van de woorden die ik schrijf, en ik ben er dankbaar voor, dankbaar er nog te zijn, kijkend in dankbaarheid om me heen naar al wat is: de rozen rood als bloed en de meesjes, dartel in de rozen; de kriekelaar en de krieken, de blauwe luchten en het licht dat mijn vreugde is, hoe het ook is, een grote helderheid of een vage schemer; Omdat het, het leven is, het leven dat ik nog houd met beide handen tot diep in mij.

    Niet versagen denk ik dan. Dit ogenblik is van alle ogenblikken die waren, ook van deze die nog komen zullen, not as a waste of breath, maar als zovele orgelpunten: gezongen koralen als gedroomde pianosonates  en wie weet een enkele symfonie, zoals een van Beethoven, klaar en helder met een nawoord dat van alle ogenblikken is, van alle tijden en getijden is.

    We koesteren, al wat ons bereikt van buiten uit en ons bevloeit alsof het honing was. Zo leven we.



    [1] W.B.Yeats: ‘An Irish airman foresees his death’ – The Faber Book of Modern Verse, edited by Michael Roberts, Faber & Faber, London.

     

    13-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    12-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.W.B.Yeats en de Notelaar

     

    Ik had uit mijn geschriften van 2011, een blog genomen over wat mijn jeugd was geweest; een passage die ik nieuw leven geven wou. Ik had die de titel ‘biodiversiteit’ meegegeven, en had die klaar gezet omdat ik wist dat de dag die komen zou weinig opening zou laten.

    En het gebeurde dat ik wijs gedacht had, dat 11 juni, zoals voorzien, een zware dag zou worden en in meer, een te korte nacht, met te weinig slaap en een opstaan, de geest verdwaasd. Toch vergistte ik me, twee belangrijke feiten deden zich voor die ik, gezien het uitzonderlijk karakter ervan, ondanks het me heel wat kostte, niet verzwijgen mag.

    Vooreerst is er de bekentenis dat ik in de ban nog ben van een -  ondanks een dj die zich in (te) luide muziek uitleefde - even verrassend als heerlijk gesprek, dat ik van de feestavond overhoud, met een groot kenner van de Engelse en vooral Ierse literatuur. Een gesprek, dat een groot lichtpunt was als van de rijzende volle maan aan de nachthemel samen met Jupiter duidelijk zichtbaar. Dat begon bij Dante ter kennismaking, hij had iets gelezen van mij, en liep over Shaw, Joyce en Beckett en eindigde bij de vierde Ierse Nobelprijswinnaar literatuur: William Butler Yeats (1865-1939), de grootste onder de Ierse dichters volgens mijn gesprekspartner. En de warme wijze waarop hij, om te beginnen over Ierland sprak en met grote kennis over Yeats, ook zijn echtgenote was er door gebeten, maakte er een ontmoeting van die riep om vastgelegd te worden.

    En dan was er een tweede feit waaraan ik onmogelijk voorbij kon; een feit van een totaal andere, maar daarom niet mindere aard, de mail van een goede vriend die me meldde dat de oude notelaar die zorgde voor het lommer op zijn zomerterras, gesneuveld was in de storm van een paar dagen terug. De boom had zich, schreef mijn vriend, ‘neer gevleid’ op het dak van de woning, wat me, geloof me, de notelaar kennende, niet onberoerd liet en ik hem antwoordde, en ik meende het,  dat de storm het huis, (de sfeer omheen het huis), had onthoofd. Of, hoe erg een boom kan heersen over ons leven, vooral een notelaar. En ik begrijp het, en het doet me iets, als ik hoor dat zijn echtgenote – en zo ken ik haar - de stam ten dele heeft willen vereeuwigen door er dunne schijfjes van over te houden en te gebruiken in de woning. Er werd zelfs een schijfje stam van de notelaar voorbehouden voor mij, of hoe ze weten van de band die ik had met die, hun notelaar.

    Ik herinner me trouwens maar al te duidelijk, de zomernamiddagen doorgebracht in de schaduw van de notelaar, lopende over een periode van zeker dertig jaar, een generatie ver. Het verdwijnen ervan voelt dan ook aan als het verdwijnen van een vriend, ook de boom is niet meer te vervangen. Het was wel niet mijn boom, des te erger moet het zijn voor Yo en Paul.

    Dit is dan mijn in memoriam.

    De zondag van 11 juni werd aldus gebrandmerkt door twee opmerkelijke voorvallen: een kennismaking met een man, Roger, en zijn geliefde dichter; en het afsterven van mijn vriend de notelaar, op het erf van een vriend.

    Ik kon er vandaag niet aan voorbij zonder je dit alles te melden.

     

    12-06-2017, 07:29 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Biodiversiteit

     

    Het was een zware dag geweest, een avond en een te lange nacht, de geest verdwaasd, maar dan toch in de morgen, een groot, totaal nieuw  lichtpunt, het gesprek over Ierland, de dichter Yates en een versregel van hem. Ben een blog van 2011 gaan opzoeken, omdat ik het nodig vond, omdat ik gisteren al ben teruggekeerd naar die jeugd van mij en wat er van overbleef:

    Hoe oud was ik, toen ik met grootmoeder, in volle zomer, barrevoets door de velden wandelde, langs een holle weg, de bermen langs beide kanten begroeid met heidestruikjes, met thymus en salie, met boterbloem en margriet en andere waarvan ik de naam nog niet kende. En wat me het sterkst is bij gebleven van die wandelingen is de doordringende geur van thymus, is het gezoem van bijen en van grote donkere vliegen is de verscheidenheid van vlinders, overal.

    Ik hield haar hand tot een kleine kapel midden in de velden waar ze bidden ging voor een of andere heilige die haar verlossen zou van tandpijn of van een andere zorg die ze me niet vertelde. Ik bad met haar luidop, een Onzevader en een Weesgegroet, gezeten op een houten bank voor de kapel starend naar het vlammetje van de kaars die ze had aangestoken.

    Dit alles, niet alleen de bloemen en de planten, de bijen en de vlinders, de leeuwerik, maar ook de kapel, ook de gebeden, maakten deel uit van de biodiversiteit die nu aan het wankelen is.

    Vorig jaar, met Allerheiligen in het zicht, was ik naar het kerkhof gegaan en had ik dat stukje weg door de velden opgezocht. Het was geen holle weg meer, er groeide geen heide meer, geen salie, geen thymus er was alleen de wind en de grote stilte over het verlaten land, met dolende kraaien, zwart zoals de kraaien op het schilderij dat Van Gogh schilderde in Auvers-sur-Oise.

    Ik liep langs de boomgaard van mijn grootouders met de kweeperenboom en de mispelaar. Geen stam of struik bleef ervan over. Geen appelaars, geen perelaars ook geen notelaar, alles was leeggehaald, bebouwd, begroeid met wat uitheemse sparren, maar geen meidoornhaag meer met vogelnesten, geen kerselaar, geen pruimelaar met wolken witte en roze bloesems in de lente, met bijen en wespen en kevers en vlinders en vliegen en meesjes en vinken en merels en lijsters, kleine en grote lijsters.

    En geen afgevallen appels op de grond, geen peren, geen vuistdikke pruimen, geen grootvader die zijn pijp rookte tegen de notelaar geleund.

    De biodiversiteit van wat lente was en zomer en herfst en winter, zaden uitgestrooid voor de vogels waar de sneeuw was weggeveegd. En geen kinderen meer die in korte broek en met klompen aan de voeten, twintig minuten te gaan hadden tot de dorpsschool en twintig minuten om naar huis te gaan eten en twintig minuten om terug naar school te gaan en terug twintig minuten om in de valavond thuis te komen, bij moeder en bij de warme kachel, om dan weg te gaan terug en te gaan glijden op het ijs van de overstroomde weiden. De stemmen klaar en helder en uitgelaten en vuurtjes aangestoken als er ooit iemand met de voet door het ijs was gezakt. Die wereld een oneindigheid ver, onwezenlijk, onbestaande.

    De biodiversiteit van de wegen die we toen bewandelden, wat we deden en hoe de kou geen vat had op ons.

    En de boeken die we lazen, De Witte, Wannes Raps, Robert en Bertrand, Vijf weken in een Luchtballon, of Twintigduizend mijlen onder zee, of Vlaamse Filmkes, of Ivanovkes, tientallen, honderden, een biodiversiteit van boeken.

    Mijn jeugd, mijn grote jeugd, wat rest er nog van het ruisen van de canadabomen, het krijsen van de eksters, de oude windmolen met de gebroken ramen en de deur half open. De oude hoeve omwald met brak water, half gevuld met bladeren en mossen en afgevallen takken en de twee stenen leeuwtjes die de wacht hielden naast de ingangspoort.

    Biodiversiteit van wat was en niet meer komen zal, een straat zonder auto’s maar met boerenkarren getrokken door boerenpaarden, of een jonge knaap die, om zes uur ’s morgens, de kannen melk wegvoerde op een klein karretje, getrokken door de hond, naar de melkerij, om daarna naar school te gaan in winter en in zomer en in de herfst als de noten te rapen lagen op de weg, of de rapen vol waren op het veld en fazanten opvlogen voor ons voeten, als we het waagden een raap te nemen en te pellen om al gaande of al lopende, op te eten zoals het hoorde in die tijd.

    Jeugd, waarom heb ik er geen verhaal over geschreven hoe het was en hoe het niet was, zoals bij Ernest Claes. 

    En het grote moment als ik er nu aan denk, de schoolmeester, Van Oudenhove heette hij, die op het einde van het schooljaar, als alles geleerd was wat moest geleerd, hij ons vergastte op het lezen van ‘De Witte’.

    En nu, de jeugd van nu, over wat zal zij te schrijven hebben, nog eens vijftig jaar verder?

     

    12-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs