Ik neem over uit mijn Sterrengids[1]:
‘Om 6.24 uur MEZT begint (in Utrecht) de astronomische zomer. Het middelpunt van de zon bereikt zijn grootste noordelijke declinatie. Dat noemt men een solstitium, zonnestilstand, zonnewende. Op het noordelijk halfrond zijn de dagen het langst.’
Is het nog altijd zo belangrijk dit te weten? Even belangrijk zoals het voor onze verre voorouders was? Wellicht niet, de betekenis ervan heeft niet meer dezelfde waarde, het licht is er volop voor ons, zelfs in het putje van de winter, we hebben dankzij de elektriciteit die we uit de natuur halen, de duisternis overwonnen. Voor ons echter is het fenomenale van het gebeuren van betekenis: het wondere mechanisme dat hierin geborgen ligt namelijk, de uiterste preciesheid waarmee de massa, Aarde, met een omvang van 40.000 km, wentelt om zich zelf en, met een even grote preciesheid, haar baan aflegt omheen de zon.
Een preciesheid die, gegeven de massa, ontstellend is, en waaraan we zonder meer, zoals aan zoveel andere wondere zaken voorbij gaan, omdat deze, sinds mensenheugenis, verworven zijn. We moeten er ons geen zorgen meer over te maken, wat het vorige jaar gebeurde, gebeurt ook dit jaar en wel precies op het ogenblik zoals het stond opgetekend in de boeken/de sterrengids.
Elk ogenblik van de dag zijn we aldus geconfronteerd met ‘dingen’ die onze verwondering zouden moeten opwekken, maar dit gebeurt niet meer, we zijn geblaseerd, we zijn zodanig verwend dat we niet meer zien wat we zouden moeten zien, om bewust te weten hoe ingewikkeld, hoe fantastisch alles is wat rondom ons aanwezig is. Al wat is, zelfs al het nieuwe dat er bij komt wordt ervaren als normaal, al is er niets normaal, al vraagt alles ver- en bewondering.
Begrijpelijk dus dat God – en je weet voldoende goed, of zou het moeten weten na al die tijd dat je me leest, wie of wat ik bedoel met dit woord - sterven moest, dat we Hem niet meer nodig hebben, dat we Hem niet meer zien staan waar hij zo duidelijk staat, in de kleinste evenzeer als in de grootste dingen, in een Higgs deeltje als in een atoom, in een appelpitje als in een bloemknop, in een mier als in een bij, in een maan omheen de aarde als in de aarde omheen de zon, als de zon in haar melkwegstelsel als het melkwegstelsel in het Universum. Alles, alles is van die welbepaalde, zo gezegd verborgen God, die zich maar niet toont, die zich niet toont omdat we niet zien, omdat we rondlopen als niet zienden, niet horenden, niet begrijpenden.
Terwijl Hij er geen nood aan heeft nog iets in meer te doen opdat we begrijpen zouden, omdat voor Hem de tijd onbestaande is en Hij zelfs niet wachtende is omdat Hij weet wat komen zal mettertijd, wat ons, de mens betreft en al het andere dat er op betrekking heeft.
Mettertijd, die de tijd van deze van de mens zal zijn of, zoals we nu bezig zijn, deze van de ‘enveloppe van geest’ op een van de planeten omheen Trappist 1.
|