Ik reis in mijn verbeelding, ik reis in mijn herinnering. De mogelijkheid om me te verplaatsen naar verre steden, naar vreemde oorden is verleden tijd. Niet dat ik er niet meer van droom, niet dat ik niet droom van de abdijen in Frankrijk, de posadas van Portugal, de paradors van Spanje, niet dat ik niet droom van welbepaalde plaatsen in de Valais of zelfs aan zee, maar de kans dat dit nog gebeuren zou is te minimaal opdat het meer zou zijn dan een droom. Ik kom bijna zelfs niet meer in Gent. Enkel nog als het werkelijk nodig is. En dan haast ik me om terug thuis te zijn en te kunnen schrijven, want zoals ik al zegde iets anders kan ik niet meer. Nochtans:
Il fut un temps dat ik tekende, met potlood, hardheid 2 tot 5 op grote bladen Steinbach of Schoeller papier dat ik kocht bij Schleiper. Tekeningen totaal vrij van opbouw en inhoud. Enkele hangen er in de kamers, enkele bij de kinderen en vele bleven oningelijst in een farde opgeborgen. Ze hebben enkel waarde door dat ze sterk persoonlijk zijn.
Il fut un temps dat ik kleine etsen maakte. Een koperen plaatje dat ik bedekte met een laklaag waar ik dan een tekening in aanbracht, even vrij als op mijn grote bladen. Vormen en lijnen die ontstonden uit de naald. De plaat werd daarna in een bad van ijzerperchloride gelegd gedurende een bepaalde tijd, daarna was er het reinigen ervan, het ininkten, het afkloppen met de ‘ball of the thumb’, om te ontdoen van de overtollige inkt en dan, de finale, het afdrukken op etspapier dat eveneens veel zorg vergde. Ik heb er heel wat gemaakt, even sterk persoonlijk als mijn tekeningen. Deze zijn verspreid bij vrienden en wat er nog van over blijft ligt weggeborgen.
Il fut un temps dat ik sommige van deze etsen inkaderde – in kaders met een zekere diepte – aangevuld, denkend aan wat le curé de Crécy in le Journal d’un Curé de Campagne van Bernanos vertelde: ‘Les petites choses n’ont l’air de rien mais elles donnent la paix, met gedroogde bloemen of planten, met zaden, stukken wortel, schelpen of wat ook, Dergelijke werkjes hangen nu op vele plaatsen, ik vermoed ook dat ze door hun simpelheid en originaliteit gesmaakt werden.
Gedurende al die momenten van tekenen, etsen, opvullen van kaders was er ook mijn dagboek – a page a day red diary van de Economist - waarin ik elke dag een pagina vulde. Het resultaat ervan is een stapeling van dagboeken. Ik ben dus al die tijd bezeten geweest door én mijn dagboek én mijn tekenen, belangrijke gebeurtenissen in mijn leven die alle lege momenten opvulden en waarin ik sterk creatief, zo dacht ik toch, bezig was. Op een bepaald ogenblik is het tekenen stil gevallen en kreeg mijn dagboek de volle aandacht, tot ik beginnen werken ben aan een manuscript dat nu (ergens) hangend is.
Ik ben thans sinds enkele jaren, aangekomen in een total andere fase in mijn leven. Tekenen en dagboek zijn weg gevallen, ik zet nu alles op het schrijven van een blog die me totaal opeist, waarnaar al mijn aandacht gaat en die ik, elke dag goed of slecht weer, de wereld instuur zonder me al te veel af te vragen welk effect mijn woorden hebben op hen die me lezen. It’s a crazy business, geloof me. Vroeger stapelden die teksten zich op in mijn dagboek, nu verspreiden ze zich zoals de zaadjes van de ceder in de tuin, die weg vlinderen over de pelouse, over tuinen en velden, over straten en daken. En, hierbij denk ik onvermijdelijk aan Saint-John Perse : ‘Les graines flottantes s’envelissent au lieu même de leur atterissage, il en naîtront des arbres pour l’ébénisterie.
Dit alles samen genomen noem ik bezig zijn, uit mij halen wat er uit te halen is; ‘being mindful’, zoals het getekend staat in het wapenschild van een kasteel in Cawdor, Schotland of, indachtig zijn, het ‘plus est en vous’ van de man Gruuthuse. Maar, of er uit mijn woorden, uit mijn zaden, ooit een boom zal groeien die verbazen zal door zijn omvang en zijn vruchten, betwijfel ik. Ik vrees eerder dat ze, in plaats van in vruchtbare grond, in het water zullen terechtkomen om er te zwellen en te vergaan of opgegeten te worden door de vissen. Maar, je weet het nooit: je weet het never, niemals, jamas!
En zoals Hemingway zich, in zijn ‘For whom the Bells tolls’, de vraag stelt, wat het meeste ‘nu’ is: ahora, maintenant, nun of now? Zou ik me nu de vraag kunnen stellen welk woord het dichtst de betekenis van ‘nooit’ benadert. Ik opteer voor jamas, en jij?
|