|
Ik had uit mijn geschriften van 2011, een blog genomen over wat mijn jeugd was geweest; een passage die ik nieuw leven geven wou. Ik had die de titel ‘biodiversiteit’ meegegeven, en had die klaar gezet omdat ik wist dat de dag die komen zou weinig opening zou laten.
En het gebeurde dat ik wijs gedacht had, dat 11 juni, zoals voorzien, een zware dag zou worden en in meer, een te korte nacht, met te weinig slaap en een opstaan, de geest verdwaasd. Toch vergistte ik me, twee belangrijke feiten deden zich voor die ik, gezien het uitzonderlijk karakter ervan, ondanks het me heel wat kostte, niet verzwijgen mag.
Vooreerst is er de bekentenis dat ik in de ban nog ben van een - ondanks een dj die zich in (te) luide muziek uitleefde - even verrassend als heerlijk gesprek, dat ik van de feestavond overhoud, met een groot kenner van de Engelse en vooral Ierse literatuur. Een gesprek, dat een groot lichtpunt was als van de rijzende volle maan aan de nachthemel samen met Jupiter duidelijk zichtbaar. Dat begon bij Dante ter kennismaking, hij had iets gelezen van mij, en liep over Shaw, Joyce en Beckett en eindigde bij de vierde Ierse Nobelprijswinnaar literatuur: William Butler Yeats (1865-1939), de grootste onder de Ierse dichters volgens mijn gesprekspartner. En de warme wijze waarop hij, om te beginnen over Ierland sprak en met grote kennis over Yeats, ook zijn echtgenote was er door gebeten, maakte er een ontmoeting van die riep om vastgelegd te worden.
En dan was er een tweede feit waaraan ik onmogelijk voorbij kon; een feit van een totaal andere, maar daarom niet mindere aard, de mail van een goede vriend die me meldde dat de oude notelaar die zorgde voor het lommer op zijn zomerterras, gesneuveld was in de storm van een paar dagen terug. De boom had zich, schreef mijn vriend, ‘neer gevleid’ op het dak van de woning, wat me, geloof me, de notelaar kennende, niet onberoerd liet en ik hem antwoordde, en ik meende het, dat de storm het huis, (de sfeer omheen het huis), had onthoofd. Of, hoe erg een boom kan heersen over ons leven, vooral een notelaar. En ik begrijp het, en het doet me iets, als ik hoor dat zijn echtgenote – en zo ken ik haar - de stam ten dele heeft willen vereeuwigen door er dunne schijfjes van over te houden en te gebruiken in de woning. Er werd zelfs een schijfje stam van de notelaar voorbehouden voor mij, of hoe ze weten van de band die ik had met die, hun notelaar.
Ik herinner me trouwens maar al te duidelijk, de zomernamiddagen doorgebracht in de schaduw van de notelaar, lopende over een periode van zeker dertig jaar, een generatie ver. Het verdwijnen ervan voelt dan ook aan als het verdwijnen van een vriend, ook de boom is niet meer te vervangen. Het was wel niet mijn boom, des te erger moet het zijn voor Yo en Paul.
Dit is dan mijn in memoriam.
De zondag van 11 juni werd aldus gebrandmerkt door twee opmerkelijke voorvallen: een kennismaking met een man, Roger, en zijn geliefde dichter; en het afsterven van mijn vriend de notelaar, op het erf van een vriend.
Ik kon er vandaag niet aan voorbij zonder je dit alles te melden.
|