 |
|
 |
|
|
 |
10-08-2016 |
Jules Verne versus Harry Potter |
Je begint met een vraag om te eindigen met een antwoord, tenminste zo er een antwoord is. Echter is het genoeg gekend dat vele vragen onbeantwoord blijven, gelukkig maar weten we niet alles, zijn er vele zaken die geborgen blijven, die er zijn om geborgen te blijven en ons bezig te houden, toch nog voor een tijdje. Wat zou het leven zijn indien alles gekend was, alles open en bloot; hoe vreemd zou dit niet zijn voor iemand die schrijft? Hij zou zijn toevlucht moeten nemen tot zaken die buiten de realiteit liggen, Harry Potterverhalen opdissen die gegeten worden lijk warme broodjes, zoals dit nu het geval is.
En hierbij de vraag, hoe het komt dat we die verhalen aanvaarden, wat is er zo boeiend aan, zo vernieuwend, als men weet dat de wereld waarin alles zich afspeelt meer dan fictief is, sprookjesachtig is?
Heb ik er zorg mee? Helemaal niet, het bewijst én dat het goed geschreven is, én dat de lezer behoefte heeft aan dergelijke verhalen; voeg er aan toe dat de boeken handig op de markt werden gebracht en glorierijk verfilmd.
Achteraf stellen velen zich de vraag hoe het komt dat zij er niet aan gedacht hebben om in dergelijke richting te schrijven, een soort van kinderverhalen voor volwassenen. Waarschijnlijk was die wereld van de tover verleden tijd voor hen, zoals die ook verleden was en blijft voor mij. Men zou kunnen verwijzen naar de Jules Verne-verhalen van vroeger maar deze hadden een ondergrond die dicht bij de realiteit der dingen lag, leerrijk waren en zeer sterk tot de verbeelding spraken, en dit in een wereld waarin film en televisie ontbrak, een verbeelding die waarheid worden kon.
Ik vermoed dat er heel wat geschreven staat over hoe het enorme succes van J.K. Rowling te verklaren is, en dat hierbij de psychologie van de hedendaagse lezer werd belicht. Ik vermoed echter dat dergelijke boeken ten tijde van Jules Verne, geen schijn van kans zouden gemaakt hebben, in alle geval toch niet het succes dat ze vandaag kennen. Het enige antwoord hierop is, dat het niveau van de wetenschap dat thans wordt bereikt, onbeperkt schijnt en nog andere mogelijkheden mogen verwacht worden; mogelijkheden die de realtiet van al wat we tot vandaag kennen overtreffen kunnen. De Pokemon-historie van heden ten dage is het bewijs dat de ernst uit de gemeenschap is gestoten: het vroeger totaal onmogelijke wordt meer en meer als ooit mogelijk gezien.
Jules Verne gaf ons een beeld van wat de toekomst worden kon, hij bleef binnen de normen van het mogelijke; J.K. Rowling brengt ons een beeld van wat zich buiten de realiteit der dingen afspeelt, een gemoderniseerd sprookje, dat nimmer toekomst worden zal.
Of hoe de mens evolueerde van geïnteresseerde in de toekomst tot dromer van het ongerijmde.
10-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-08-2016 |
Rabarber |
Hij stond in de keuken in het licht van de nieuwe morgen. Hij sneed de laatste oogst rabarberstengels in kleine stukjes voor zijn echtgenote die haar reserve confituren wilde aanvullen, en het was hiermede dat, uitzonderlijk, zijn dag begonnen was. Hij wist nog niet of hij er toe komen zou een blog te schrijven want hij voelde zijn geest gesloten en zijn gedachten gestold tot het snijden van de stengels, het simpele bestaan van de dagelijkse handelingen als eenvoudig mens. Zoals we allen zijn, als we bezig zijn met kleine dingen, ver van alle filosofisch gedoe of wetenschappelijk geschrijf en we ons een kunstenaar weten in het precieze van wat we doen, het mes dat door de stengels snijdt met een stil gekraak en het sap dat opspringt tot in je gelaat, al weet je het niet met zekerheid, je denkt het toch dat je bespat wordt met onzichtbare druppels vocht en dat de keuken ermede gevuld moet zijn.
Het onzichtbare dat we zichtbaar denken om toch iets verder te gaan dan het beschrijven van een gebeuren, dat te minimaal is om er over uit te weiden. Echter, niets is minder waar. Het geeft een goed gevoel het kleine te doen wat nodig is te doen. Het voldoet je te zien dat je genoeg hebt gesneden om de kom te vullen, er een gepaste hoeveelheid suiker aan toe te voegen en daarna de mengeling van fruit – rabarber is meer fruit dan groente - en suiker, op het vuur wordt gezet, waar alles zachtjes aan, een lichtroze brij zal worden, en de ganse woning gevuld zal zijn met al de vrijgekomen aroma’s van suiker en rabarber.
Je zult de brij voldoende laten koken, niet te veel zeker niet te weinig tot het resultaat wordt gedacht perfectie te zijn en de bokalen kunnen worden gevuld, gesloten en van een gedateerd etiket voorzien. Zo deed ons moeder het, zo doen wij het nu om de traditie in eer te houden.
Dit zijn de handelingen die opgeslagen liggen in ons geheugen, ze maken deel uit van onze levenswijze. We hebben ze aangeleerd aan onze kinderen. Zullen zij die doorgeven aan hun kinderen, we hopen het, we dringen er op aan. Het precieze procedé ligt opgetekend in de kookboeken van vroeger, ook in deze van nu?
Dit was een deel van mijn dag vandaag. Ik wou af van al wat ik gemeend heb de vorige dagen te moeten denken al schrijvend. Want daar komt het op neer, denken en je gedachten uitschrijven. Dit is wat ik elke dag doe. Als ik je verveeld heb vandaag, beeld je even in hoe de geur is van de kokende kom confituur op het ogenblik dat het vuur afgesloten wordt. Wat dan van de smaak ervan?
09-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-08-2016 |
Verliefd op het woord |
Het is de geest van het Universum die zich manifesteert in de geest van de mens. Dit is wat ik geleerd heb, niet uit wat Christian de Duve schreef, maar wel wat bij mij, in het spoor van de Duve is ontstaan. Ik weet dat het een ongewone uitspraak is, dat het me voert ver over de velden en de landerijen en dat ik eens te meer terecht ben gekomen in het landschap van de geest dat ik niet nalaten kan op te zoeken en te bewandelen. Dit tot in elke inkeping in aarde en water, in lucht en vuur, in dier, boom en plant; dat ik benaderd heb en betrokken in mijn dagelijkse betogen. Want dat zijn ze geworden en wat erger is, ik raak er aan verslaafd, ik kan me er niet meer van ontdoen.
Ook vandaag niet, nu ik opnieuw vertrokken ben van uit een zin, waar ik voorheen nimmer had aan gedacht. Maar laat in de nacht, enkele uren nog voor het licht opkwam, buiten in de velden, heb ik de hemel gezien, een grote puurheid van blauw met duidelijk, zoals ik het in lang niet meer had gezien, de sterren, de sikkel van de maan en in het westen, Jupiter, het eerste lichtpunt, op het laken van de avondlucht dat ik had opgemerkt. En nu waar ik stond in volle nacht, de lichtende lucht fonkelend als een symfonie van Mendelssohn of van Brahms.
Er getekend stond, wat ik de vorige dagen had geschreven: de mens het bewustzijn van het Universum, in een vroeg stadium weliswaar, maar wie deert het? De vaststelling is gedaan, het idee is de wereld ingeschoven. Ik zal wel niet de eerste zijn, verre van, maar ik heb het nooit ergens anders gelezen, dus ik aanzie die gedachte als komende uit mij. Of liever komende uit het massale bewustzijn dat van het Universum is en, waarvan mijn bewustzijn een deeltje is.
Zo liggen mijn gedachten nog steeds buiten het gewoon dagelijkse van het leven. In de toestand waarin ik me geestelijk bevind, gaan de dagen die zich schrijvend openen en sluiten, aan mij voorbij. Krijgen geen vat op wat ik wens te vertellen en waarop ik jullie, mijn lezers, wens te vergasten en tezelfdertijd mezelf vergast.
Deze blog is dan ook voor mij een soort van genade, holt me uit in woorden, gedachten die ik neerzetten kan, gedragen door het gevoel dat ik me niet zo zeer bevind op aarde maar in de wolk van bewustzijn die ik aanwezig weet.
Het is - en ik waag dit te schrijven – een opening, hoe klein ook, waarin dankzij mij, het Universum een miniem deeltje van zichzelf kan zien. Als ten volle homo sapiens werken we er aan; laten we alle formules, alle vormen van kennis achter ons, om steeds maar te trachten binnen te dringen in wat achter de dingen, in het diepste, het inner-universum aanwezig is.
Wat ik schrijf, ik weet het, is het oproepen van de wereld van de poëzie waarin alles beweging is, waarin gesuggereerd wordt hoe is wat is. Het blijft suggestie, het blijft aftasten, het blijft een verliefd zijn op het woord.
Is dit verliefd zijn, zonde?
08-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-08-2016 |
Het kosmisch bewustzijn |
Ik ga nog even een stap verder na al de blogs die ik hier schreef over de ‘Uiteindelijke Realiteit’, om te stellen dat wij, als intrinsiek deel van de Kosmos, het bewustzijn en het geweten zijn van die Kosmos en dat het ‘ik’ dat we zijn, in feite, het ‘ik’ van de Kosmos, van het Universum is.
Omdat, zoals ik het zie, het Universum als geheel een bewustzijn moet hebben; dat de totaliteit van dit bewustzijn een uitweg heeft gezocht in zijn ledemaat, de mens, die uit hij, de Kosmos, heeft voortgebracht.
We stellen dus dat de totaliteit aan bewustzijns, waar ook die totaliteit zich bevinden mag, zich heeft gevestigd in de eerste en meest perfecte vorm tot op heden, in de mens.
Het is gisteren, toen ik slapen ging, toen ik de trap opging dat de idee, de mens is het bewustzijn van de kosmos, toesloeg. Ik heb deze zin neergeschreven en bij mijn ontwaken, heel vroeg in de morgen werd ik ermee geconfronteerd en ik vulde de zin aan met: zijn ‘ik’ is het ‘ik’ van de Kosmos.
Ik laat dit achter, om er ofwel nooit meer op terug te komen, omdat het geen zin heeft hier op terug te komen – maar ik ken me zo niet - ofwel houd ik het nu nog even vast en ik sla het op in mijn geheugen om, later, in te zien welke gevolgen dit verder – nu we weten waarom we er zijn - hebben kan over de aard van ons zijn en hoe we er zijn.
Ik besef dat ik hiermede de grens van de filosofie heb bereikt, heb overschreden zelfs, en dat het nu, voor mijn en jullie gemoedsrust, beter is alles wat ik geschreven heb even te laten bezinken en te denken aan wat de dag me brengen zal en vooral aan de diverse zeer uiteenlopende zaken die vandaag op mij wachten.
Het zal een vreemde dag worden. Ik weet dat de gedachte, de mens het bewustzijn van het Universum zal blijven hangen, dat ik al verder aan het denken ben en voor ik het vergeet, stellen wil, dat de mensheid het oog is van het Universum, dat, zonder dit oog, een blind Universum is. Dat ons ‘ik’ in de eerste plaats dit is van het Universum en in de tweede plaats het ‘ik’ van onszelf. Dit eerste ‘ik’ is eeuwig, kan niet vergaan.
Ik laat het hierbij, wat morgen brengen zal weet ik niet, misschien is er een andere, aanvullende of tegenstrijdige gedachte die zal toeslaan? We zien wel.
07-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-08-2016 |
L' Ultime Réalité (3) |
Aanvaarden we - wat ik toch doe -, de stelling van de Duve die ons leert, dat alles terug te brengen is tot wat hij noemt, ‘l Ultime Réalité’. Dan is, aannemend dat we geen toeval zijn, onze aanwezigheid hier op deze uitzonderlijke planeet, gewild door deze ‘Uiteindelijke Realiteit’; dan heeft het wordend Universum in zich, altijd de mens voor ogen gehad; dan is het Universum er, opdat de mens er zou kunnen zijn.
Een heel vreemde, heel gewaagde stellingname. En toch, als we logisch doordenken, dan komen we tot twee tegenstellingen: enerzijds het zichtbare Universum bestaande uit miljarden sterrenstelsels en anderzijds en in tegenstelling, de mens die dit alles niet alleen kan zien, maar leren kan wat er van te weten is. Is er aldus het zijn en het weten, is er de materie en de geest, twee onderscheiden delen waarin de geest de bovenhand heeft.
Of, mijn waarde lezer, neem de geest weg en je blijft zitten met een Universum waar geen haan over kraait. Een universum dat er wel is, en dan wat? Welke betekenis heeft het? Geen enkele.
Dus, conclusie, opdat het enige betekenis hebben zou was de geest in de mens noodzakelijk en zijn we voorbestemd geweest om er te zijn, Zijn we geleidelijk tevoorschijn gekomen, eerst in welke vorm ook en in welke omstandigheden ook, om na n maal duizend mutaties aan te komen als homo sapiens, als mens die wist en die bewust was dat hij leefde en bewust van het Universum waarin hij leefde. Aan een eerste noodzakelijkheid was aldus voldaan.
Is er nog een volgende, is wat de mens betreft, de evolutie stop gezet, terwijl alles om hem heen verder evolueert? Is de evolutie van het menselijk bewust ‘zijn’ stop gezet? Zijn we wat dat betreft, volgroeid? Ik geloof het niet, ik geloof het niet.
Ik heb dit al geschreven in een of andere blog. Ik was er toen niet gekomen langs de weg die ik vandaag heb genomen, een weg die me thans beter ligt. Neen, ik denk dat het bewust 'zijn' van de mens verder toenemen zal; dat hij meer en duidelijker kennis zal krijgen van wat of wie hij is en welke rol hij hier te vervullen heeft.
So far so good.
Het is de enige waarheid die ik ken met zekerheid: het Universum is niets als de mens er niet is om te getuigen dat het er is. En ik denk verder: als we, de mens, geëvolueerd zijn van amoebe tot homo sapiens – volgens de Duve zijn we al toe aan sapiens sapiens – als we reeds daar zijn aangekomen, is het dan zo dat het ‘panta rei’, dat ons zo ver al heeft gebracht nu stoppen zal of, mogen we aanzien als een tweede waarheid dat we verder zullen groeien in de richting van het ‘sapiens’ zijn? In elk geval, dit is wat ik geloof.
Ik heb dus eens te meer een blog gebracht die ik de wereld in stuur, misschien wordt hij gelezen tot in Perth, misschien niet. Maar hij is te nemen of te laten. Vertel je zelf en ook vertel het aan mij of je hem neemt of laat, maar als je hem neemt verandert je leven.
06-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-08-2016 |
L'Ultime Réalité (2) |
Wat ik nog vermelden wou alvorens de Duve[1] op zij te leggen – alsof het mogelijk zou zijn, met dit gebaar, al wat ik las bij hem te vergeten – is hoe hij zich opstelt ten overstaan van het fenomeen mens. Ik citeer het essentiële van zijn betoog uit pagina 207 e.v.:
‘L’émergence de l’espèce humaine fut un événement hautement improbable, tellement improbable qu’il est presque certainement unique. Même s’il devait y avoir de la vie en d’autres endroits de l’Univers, ce qui est loin d’être certain, la probabilité qu’elle conduise à des êtres, ou même à n’importe quels êtres doués, comme les humains, de conscience et d’intelligence, est infime.’
Het gebeuren, gaat de Duve verder, is zo onwaarschijnlijk, dat het evengoed zich nooit had kunnen voordoen op onze planeet; het is alleen dankzij een buitengewone samenloop van omstandigheden dat het zich heeft kunnen voordoen. Sommigen, zegt hij, gaan in het spoor van Teilhard de Chardin, een stap verder:
‘Pour ces défenseurs modernes du finalisme, l’émergence de l’espèce humaine n’est pas hautement improbable; elle est carrément impossible, du moins par la voie de processus strictement naturels. Trop de coïncidences se sont accumulées. Sans aide extérieure, le hasard n’aurait ‘aucune chance’, quel que soit le nombre d’occasions offertes par l’Univers, ou même par des trillions d’univers… Et cependant cela s’est passé. Donc il doit y avoir autre chose.
Ik ga hier niet verder dan de Duve. Ik weet dat hij zich niet uitspreken zal over de aard van die of dat ‘Autre Chose’. Ik weet nochtans dat dit een probleem is voor hem, dat er zeker iets was voor dat alles begonnen is - of er gekomen is tezelfdertijd als het begin - en dat hij dit een naam geven zal ‘Het Uiteindelijk Reële’. Het ‘waar het er op aan komt te geloven’.
Ik lees bij hem over de wereld van de proteïnes en enzymen, deze van de DNA structuren, en hoe alles in elkaar verweven is, met ernaast, of diep erin, levend en bewegend, al wat is van de New Physics. En ik, als leek weliswaar, kan niet anders dan hem te volgen en te zeggen dat dit alles niet kan wijzen op een toevalligheid, op een perfect samenvallen en op elkaar inwerkende miljarden en miljarden noodzakelijke miniem-kleine bouwelementen, die een bewustzijn en een intellect zouden hebben voortgebracht, typerend voor de homo sapiens die we zijn.
En wat meer is, naarmate de wetenschap vordert, begrijpt ze minder en minder waar het eigenlijk om gaat. In plaats dat het antwoord op hun vragen duidelijker zou worden, wordt het meer en meer ingewikkeld, verwijdert het zich om tenslotte aanzien te worden als een antwoord met een metafysisch karakter, waarvan men beter afstand neemt.
Dit is wat de Nobelprijs Christian de Duve me duidelijk heeft gemaakt: er schuilt achter de dingen, iets reëel dat niet te noemen is.
En dan is er de hoofdvraag, als dat ‘Iets’ er is, heeft het gewild dat wij er zouden zijn of, zijn we gewild door dat ‘Iets’?
Ik herhaal de laatste zin van mijn vorige blog: het is voor mij een genoegen een blog te schrijven die een prikkel is voor de menselijke geest. Ik, als deel van dat IETS. Je moet dit aanvaarden van mij.
[1] Christian de Duve: ‘A l’écoute du vivant’, édition Odile Jacobs, 2002.
05-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-08-2016 |
L' Ultime Réalité |
De slagzin van IS: ‘Breek het Kruis’ is het bewijs dat er van uit de islam, van welke branche ervan het ook moge uitgaan, opgeroepen wordt om de Westerse beschaving te ‘breken’. Wat hiermede bedoeld wordt is heel duidelijk en zal uitmonden in: dynamiteer hun kerken en hun kathedralen, vernietig al wat hun kunst heeft voortgebracht, en vernietig de ongelovige die zich niet bekeert.
Gelukkig, en misschien is het nog niet te laat, de media wordt meer en meer bewust van het gevaar dat over ons hangt, durft stilaan dit gevaar onder ogen zien en reageert. Er is dus nog, ondanks een Frau Merkel die van geen gevaar bewust is, redding mogelijk, maar, wat ik een paar dagen geleden heb geschreven, het is absoluut nodig dat het oprukken van de islam gestopt wordt. Gekomen tot waar hij nu is doorgedrongen is hij ver genoeg maar verder mag hij niet worden geduld.
Met dit beeld voor ogen, wat betekent het dan te verwijzen naar ‘l’ultime realité’ van Christian de Duve, als je weet dat het je enige wapen is om in te gaan op wat zij vertellen over hun idool die Allah is; als je weet dat er ook maar niet de minste kans bestaat dat ze er ooit – wij hebben eeuwen nodig gehad – aan denken zullen om hem te ‘depersonaliseren’, te ‘ontpersoonlijken’ en aldus tezelfdertijd hun Koran te ontheiligen.
En ik beken ootmoedig dat je wel in filosofische gesprekken de Duve aanhalen kunt, propageren en verdedigen, maar dat er naar leven een andere zaak is die enkel diep in jou, in je ‘moi profond’ (Bergson), kan plaatsvinden.
De idee van de ‘uiteindelijke realiteit’ is dus meer een leidraad om er je leven naar te richten en vooral, als de jaren opschuiven zoals van velen onder ons, een duiding die we gebruiken kunnen om op een waardige wijze en met gerust gemoed ooit definitief afscheid te nemen. Dit is dan ook het punt dat ik beklemtonen wil omdat ik meen dat mijn begin zich onvermijdelijk daar situeren moet; dat ik hieruit, geest en lichaam zijnde, ben ontstaan. Het verdwijnen van mijn lichaam heeft dus niet de minste betekenis – zonder geest is het altijd zonder betekenis geweest – want op de geest in dat lichaam, deel van die Ultieme Realiteit, heeft de dood geen vat.
De dood wordt dan een afscheid nemen van het aardse leven en al wat dit leven betekende, om het andere, dit van de geest binnen te gaan.
Mijn blog van bepaalde dagen ervoor hebben getracht deze idee in te leiden en te honoreren, telkens met andere woorden of gezien van uit een ander standpunt. Het is ook, althans voor mij, een voorbereiding op iets waaraan niet te ontkomen valt, een vertrouwd worden met een gebeuren dat maar al te veel met dramatiek wordt omkleed. Een dramatiek die we zoeken te begrijpen en te zien in zijn ware context.
Waar anders dient een blog voor, dan om even weg te wandelen in andere oorden waar dingen verteld worden die je niet ontmoet in de media. Dingen die je daarna op zij kunt leggen of, die je houden kunt voor een tijdje, om er even maar te vertoeven en er weer uit op te staan maar misschien niet zoals je erin gedoken waart.
04-08-2016, 08:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-08-2016 |
Jane |
02 augustus: 06.00 pm
Toen ze er was wist ze het nog niet dat ze er was, maar wij wisten het, een tederheid uit de baarmoeder gegleden, het wonder dat zich voltrokken heeft: een cel bevrucht in liefde, na een lange weg van negen maanden in de moederschoot volgroeid, om dan, het precieze moment van de natuur gekomen, zich te bevrijden van de moederstreng en met een schreeuw de wereld heeft ontmoet waar ze voortaan opgroeien zal, ontstaan als ze is uit het gewijde dat van de natuur is.
Je keek ernaar, je zag hoe ze ademde, het eerste teken van haar bestaan. Je zag hoe ze bewoog, hoofd, lichaam, armen, benen, zij niets wetende nog, niets van al wat ze later weten zou; een sprankel leven om te houden dicht bij je hart, lijk een wolk van vreugde ingepakt en neergelegd, warm tot in je ogen.
Haar een naam gegeven: Jane, een naam die een echo draagt, niet maar zo gekozen. Haar gezalfd en gezegend en tot haar gesproken dat ze groot welkom was op deze vreemde wereld; haar op geheven en haar getoond zoals ze er was, een roze roos uit de knop gekomen, in het licht gehouden, tenger nog, maar getooid met de vele beloften van haar sterrenbeeld Leeuw, en de stand van Jupiter en Mars er bij genomen, haar een blijde, glorierijke toekomst wordt voorspeld.
Wees welgekomen kleine Jane, appel van ons ogen, ons hart geopend en binnen gekomen tot in het diepste van ons binnenste, waar je wonen zult, adem en bloed van ons en van ons leven.
We hebben, haar houdend, in stilte gebeden dat de lange weg die ze bewandelen zal, een weg moge zijn bezaaid met welgeurende bloemen en, dat Amor de engel moge zijn die haar altijd vergezellen zal.
03-08-2016, 07:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-08-2016 |
Christian de Duve |
Cervantes die van in het begin van het jaar naast mij lag heb ik terug gezet in zijn rek en heb hem vervangen door Christian de Duve. Ik had hem evengoed niet moeten vervangen, maar ik heb nood aan iemand naast mij als ik schrijf, dan toch meer dan ooit de laatste tijd.
Ik blader in ‘A l’écoute du vivant’[1], bekijk de woorden voor mij en ik denk, dit is het werk van een groot man. Hij heeft dit geschreven, woord volgend op woord, zin volgend op zin, het is uit hem ontstaan; dagen, avonden en nachten moet hij er aan gedacht en gewerkt hebben en het resultaat van al die uren ligt hier nu naast mij.
Ik spreek met hem en hij antwoordt me. Ik zeg hem dat ik hem bewonder en hij reageert met te zeggen, het is mijn leven geweest en ik heb het geschreven omdat ik er nood aan had het te schrijven. Het is mijn verwondering voor wat het leven is, de natuur is, de kosmos is, die me aangezet heeft het te schrijven.
Ik heb gezocht naar het ontstaan van het leven en het waarom ervan. Ik geloof niet, zoals Jacques Monod beweert, dat de mens, dat wij, een toevalligheid zijn geweest, ontstaan uit een samenloop van uitzonderlijke omstandigheden, iets dat uit zich zelf, uit het niets, tot stand is gekomen. Evenmin als ik heeft de wetenschap er een sluitend antwoord voor, hoogstens, slechts sterk uiteenlopende gissingen. Wat ik wel weet is dat we, om tot een inzicht te komen, de materie moeten ‘ontstoffelijken’, wat betekent dat we de materie terugbrengen moeten tot de samenstelling ervan, en doordringen tot het minimaalste deeltje ervan, dat onstoffelijk is, en het is slechts op dat niveau dat we tot een antwoord kunnen komen. En schrijvend aan mijn boek heb ik altijd getracht van uit dit verst afgelegen niveau te vertrekken en heb ik altijd in de nabijheid ervan, een mysterieuze aanwezigheid gevoeld die ik niet noemen kon.
Et je me refuse de me définir comme athée. Il m’est difficile, néanmoins, de souscrire à la notion d’un Dieu anthropomorphique. A mon avis nous devons ‘dépersonaliser’ Dieu, tout comme la nouvelle physique nous dit qu’il faut dématérialiser la matière. Pour moi, il n’y a pas dans notre langage, pour désigner l’entité qui émergera ainsi, d’autre terme que celui d’ ‘Ultime Réalité’.(pag. 356).
Eigenlijk is het niet het boek van Christian de Duve dat naast mij ligt, neen het is hij zelf die er zit naast mij aan de tafel. Ik vraag hem zeker niet of die ‘Ultime Réalité’ God zou kunnen zijn. Ik weet dat hij er niet zou op antwoorden omdat het woord God maar al te zeer is misbruikt in het verleden en nog steeds bezoedeld wordt. Maar ik weet dat hij diep in zich, de overtuiging droeg dat er in den beginne iets was dat hij normaal God had kunnen noemen, maar als wetenschapper, en elk bewijs hiervan ontbrekend, kan hij dit woord niet gebruiken. Hij heeft er voor zichzelf, als voor ons, een ander gevonden: L’Ineffable of l’Ultime Réalité.
Ik denk dat, vooraleer de ogen te sluiten, hij wist dat hij het ogenblik erna terecht zou komen in de armen van l’Ultime Réalité, wat die ook zijn moge.
[1] Christian de Duve: ‘A l’écoute du vivant’, Odile Jacobs, 2002.
02-08-2016, 00:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-08-2016 |
De Valais en hier |
Ik zal niet, zoals de vorige jaren op 1 augustus, de plaats vermelden waar ik vandaag droom te zijn. En dan het liefst er te zijn: de scherpte van de dag afgerond, naar de avond toe, de zon gedoken, de schemer lijk poeder in stilte neer gekomen op mijn handen, in mijn ogen. Er te zijn alsof ik er gegroeid ben, er geleefd heb om er te sterven. De plaats boven alle andere plaatsen uitverkoren, maar die je niet vernoemen zult omdat het al zo lang geleden is dat je er was en je niet meer weet hoe alles er zich keerde en zich heeft opgelost. Maar de kreet in jou die blijven zal : ‘My heart is in the ‘mountains’, my heart is not here’
Kom ik terug op wat ik gisteren schreef om te zeggen wat ik maar half heb gezegd, maar soms wordt het me te veel. Is het schrijven geen vreugde meer, geen oplossing om verder te gaan. Ik kan het verzwijgen maar beter is het, het te zeggen, het uit te spreken, het te schrijven en het te verwerken. Echter de krachten schuiven weg uit mij om redenen die ik vermoed en andere die ik niet ken. Andere die zich hebben vastgehecht in mij, in mijn diepste ik, die ik aanwezig weet maar die ik niet bereiken kan met daden of met woorden. Het is alles wat scheef gekomen is en niet meer te rechten is. Een te lange periode in het leven die verkeerd werd aangepakt en waar ik nu niet meer uit kan.
Waar is dan mijn levensvreugde die ik herhaaldelijk heb neer gezet in mijn woorden; waar is dan de vlotheid die ik kende als ik schrijven ging over dingen die er waren en andere die er verdoken waren of zelfs helemaal niet. Geschriften die ontstonden alsof ze gemaakt waren om te groeien en vruchten te dragen, vandaag, en morgen als ik er niet meer zal zijn.
De weg, kort of lang, die ik nog af te leggen heb, de voorbereiding ervan waaraan ik, niet alleen omdat ik het niet weet maar vooral omdat ik het niet durf eraan te beginnen. Dit alles is van deze dag, is van de dag van gisteren: de foto van de man die er niet meer is die ik meedraag in mijn gedachten.
Ik weet dat wat de dame, radiësthesiste, van Cap Griz Nez me ooit vertelde, dat ik al vier levens had gekend, ik niet nodig heb te geloven, dat ik trouwens niet wens terug te komen, omdat alles te ingewikkeld wordt, te verward ook, er geen rechte lijn meer kan getrokken worden. En vooral omdat ik er niet meer bij horen wil, omdat ik al genoeg heb geleefd.
Ik sluit hier af omdat ik vrees dingen te vertellen die beter verzwegen worden tussen ons. Je zult ook, wel nu en dan, een donkere dag hebben gekend. Wel dit was dan die van mij. Ik stoot hem af nu hij geschreven staat.
01-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-07-2016 |
De Foto |
Een vriend stuurde je een foto van een man van hoge leeftijd, genomen in de lente. Aan zijn voeten het bruisende leven: anemonen en speenkruid, het beginnende groen van de blauwe druifhyacint. Hij staat daar, levend nog, midden de jonge stammen van de aankomende bomen, toekijkend.
Je kent die man amper, maar die man op de foto kon jij wel zijn: het laatste beeld van jou, van wat overblijft van jou gewijzigd in een zoutpilaar. Je kunt er alldus op deze foto, nog heel lang blijven, ingekaderd zelfs en op de kast geplaatst, tussen andere foto’s. Maar dit is voor later, vandaag heb je nog het woord om te bewijzen dat je er nog altijd bent. Al kost het bewijs je heel wat moeite, soms.
Vrienden doen het anders om het te bewijzen. Sommige schrijven gedichten over ‘n oude stilgevallen watermolen of, over stranden in Cadzand. Het is van een simpelheid die raker is dan wat jij zou schrijven. En, uit die simpelheid van het woord, het poëtische dat opspringt, dat verrast in kleur en klank, verrassing die niet jouw sterkte is. Een andere is dichter van het dorp, hij weet het ‘dorps’ te zeggen in originele woorden in gebroken zinnen gekluisterd. En je zegt dan nog niets over de beeldhouwer die je verbaast door zijn kosmische ingesteld zijn, of over de schilder die de natuur naar zijn hand zet in tere kleuren die ons omhangen met stilte.
Zo is je wereld gevuld, niet alleen met foto’s opgesteld van moeder, vader, broer en vrienden die gingen, gevuld met boeken die je las en herlas en andere die je nog niet geopend hebt, maar in meer nog, gevuld met vrienden van wie je weet dat ze je lezen.
Ben je een rijk man, zo denkt je toch. En de foto heb je bewaard in gedachten. De man erop die toen nog levend was en die jij had kunnen zijn, nu in de sferen opgelost. Of hoe groot de kloof wel is tussen het er zijn en het er niet meer zijn.
31-07-2016, 08:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-07-2016 |
Or il y avait un si long temps |
Deze morgen in de keuken had je kippenfilets in smalle reepjes gesneden; had je een hoeveelheid mosterdzaadjes, pili pili, gelyofiliseerde rode besjes en korrels zeezout in een vijzel gedaan en dit alles geplet met de kracht die je nog rest. En dit mengsel samen met een lepel olijfolie en eenzelfde hoeveelheid honig over de kippenfilets gestrooid, gegoten; had je alles goed door elkaar gekeerd, gedraaid, klaar om gebakken te worden deze middag als de vrienden komen.
Je schrijft dit omdat, terwijl je bezig was, voortdurend dacht aan: ‘… Or il y avait un si long temps que j’avais goût de ce poème, mêlant à mes propos du jour toute cette alliance, au loin, d’un grand éclat de mer…’ een zin van de, door jou nog steeds moeilijk te begrijpen poëet, Saint-John Perse, Nobelprijs literatuur.
Maar het is noch aan een gedicht, noch aan de zee dat je dacht, al kon het wel, maar aan de bergen. Terwijl je doende was waren daar zo-even je gedachten in de bergen. Was je geest, je ganse lichaam gekeerd naar het licht en de luchten daar, keek je in de vallei diep onder jou en hoger, keek je op de bossen, de alpenweiden, de bergen met sneeuw bedekt. En voelde je, onherroepelijk, die drang in jou, die niet te stelpen drang daar te zijn en er te blijven, er neer te zitten, en er veelvoudig te zijn wat je hier niet bent.
‘My heart is in the Highlands my heart is not here’. Hoe dikwijls al heb je niet gedacht aan deze zin van Robert Burnes, heb je deze zin niet uitgesproken, telkens je verlangen je overhoop haalde, en het wel niet naar de Highlands was dat je verlangde, maar naar die vele plaatsen in de Valais en dan in het bijzonder naar dat ene dorpje Grimentz, waar je je hart en je ziel verloor. En telkens als augustus nadert, komt dit verlangen naar boven, en nu meer en krachtiger, zelfs al weet je dat de vrienden die je er kende verdwenen zijn, maar hun geest is er nog, de sfeer van toen die je kende in hun aanwezigheid, is er nog. Ze waren, om één bijzondere reden meer vriend dan de vrienden hier, omdat er de bergen en de dorpen waren, de middagen en de avonden op een terras hier of daar, de tochten naar deze of gindse top of cabane en dan, vooral dit alles getekend en gekleurd door de immense vrijheid er te zijn, los, ontworteld, nieuw geboren, een totaal ander iemand die er hier niet is of niet zou kunnen zijn.
Jij, je ontkomt er niet aan. Het beeld van het ‘Dasein’, het ‘er zijn’ zit vastgeroest in je aderen, zoals een pinnendraad in de wilgen, het overvalt je keer op keer op om het even welk ogenblik van de dag, plots, hevig soms, zodat je alles vallen laat en neer gaat zitten, kijkend in het vele dat er was en niet meer keren zal, je machteloosheid een muur die niet te overschrijden is.
Ademnood je overvalt. Je denkt, als was het een gebed om vergeving: ik heb er te intens geleefd opdat ik het nog ooit verliezen zou, je keuze is zeer beperkt: leer het om er mee te leven.
30-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-07-2016 |
Deemstering (dubbel gebruik) |
Dan is het avond: je had het wel zien aankomen, maar toch, ineens is alles als met een blauwe voile overtrokken. Waar haal je nu nog de kracht om te schrijven, nu het licht gedeemsterd is?
Je dacht, morgen staat er heel wat op mijn programma, vind ik misschien de tijd niet om mijn blog te schrijven, dan het maar gedaan in de schemering en mijn schemergedachten optekenen met schemerwoorden, die afgebakend tot beelden, nergens nog op lijken. Je zag heel wat toen je het land bezocht: aan de prikkeldraad een bosje haren, een witte distel onderaan en wat verder, een dwaas verloop van blauwe paarden in de weide, of dacht je nog, de wijze wijdheid van de velden wachtend op wat komen ging en er boven grijs de luchten, waar de maan al stond, veel te dicht gesloten. En, toen je thuis weer was, geuren en geluiden van vuren bij de buren aan de barbecue. Je hoeft het maar te denken, je hoeft het niet te zien, je hebt genoeg geleefd wat dat betreft.
Eens viel je in slaap, nadat het vuur was gedoofd, een namiddag in juli of was het augustus of laat september zelfs, maar in elk geval met wijnen. In slaap gevallen in een hangmat had men een foto van jou gemaakt. Later kwam die foto op een tentoonstelling en ging hij lopen met een prijs, welke heeft geen belang, evenmin als de foto nog. Wel had belang dat je sliep als een gelukzalige, die je nu niet bent, toch deze avond niet, morgen misschien als je slapen zult na de middag, het hoofd op de tafel of in een ligzetel in de tuin of aan de vijver, of uitgestrekt bij vrienden in het gras, zoals de vorige dag.
Of wat verleden was teruggehaald om heden te zijn, om zaligheid te zijn en niets te moeten zeggen over dingen die van de wereld zijn: noch over de vrije meningsuiting – ik mag de loftrompet steken van IS, hoor ik – noch over het overschrijden van de 3% budgetregel door Spanje en Portugal, noch over het afbrokkelen van de Unie die Europa in gang heeft gestoken.
Wat ik denk in de schemer, heeft weinig waarde. Ik ben er wel, maar waar zijn de barbecues van vroeger, de hangmatten, de zomers en de herfsten, de gelukzaligheid van het 'er zijn'; waar mijn jeugd, mijn stil verblijden, mijn bossen en mijn velden, mijn molen aan de einder; waar mijn vogelnesten, mijn braambessen en de geuren van de vlier en kamperfoelie, van de linde; nu aangekomen in de tijd, moe gezworven en dit alles te hebben achter gelaten?
Een zwerver van het woord geworden, houd ik nog heel wat van wat vroeger was, en van zoveel dat niet op te sommen is. Heb in de schemer er mijn dromen over uitgespreid. Echter, vandaag kan ik de vele vragen niet meer aan die me gesteld worden, kan amper nog een blog schrijven als de morgen of de avond me gunstig is.
Elke dag kan nu een bericht binnen vallen dat ons schokken zal. Een heel speciale tak van de Islam houdt er zich mee bezig.
29-07-2016, 08:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Deemstering |
Dan is daar de avond: je had het wel zien aankomen, maar toch, ineens is alles als met een blauwe voile overtrokken. Waar haal je nu nog de kracht om te schrijven, nu het licht gedeemsterd is?
Je dacht, morgen staat er heel wat op mijn programma, vind ik misschien de tijd niet om mijn blog tijdig te schrijven, dan het maar gedaan in de schemering en mijn schemergedachten optekenen met schemerwoorden, die afgebakend tot beelden, nergens nog op lijken. De prikkeldraad met een bosje haren en wat verder, een dwaas verloop van blauwe paarden in de weide, de wijdheid van de velden wachtend op wat komen ging, en er boven grijs de luchten waar de maan al stond, veel te dicht gesloten. En, toen je thuis weer was, geuren en geluiden van vuren bij de buren aan de barbecue. Je hoeft het maar te denken, je hoeft het niet te zien, je hebt genoeg geleefd wat dat betreft.
Eens viel je in slaap, nadat het vuur was gedoofd, een namiddag in juli of was het augustus of laat september zelfs, maar in elk geval met wijnen. In slaapgevallen in een hangmat had men een foto van jou gemaakt. Later kwam die foto op een tentoonstelling en ging hij lopen met een prijs, welke heeft geen belang, evenmin als de foto nog. Wel had belang dat je sliep als een gelukzalige, die je nu niet bent, toch deze avond niet, morgen misschien als je slapen zult na de middag, het hoofd op de tafel of in een ligzetel in de tuin of aan de vijver, of uitgestrekt bij vrienden in het gras, zoals de vorige dag.
Of wat verleden was teruggehaald om heden te zijn, om zaligheid te zijn en niets te moeten zeggen over dingen die van de wereld zijn: noch over de vrije meningsuiting – ik mag de loftrompet steken van IS, naar het schijnt – noch over het overschrijden van de 3% budgetregel door Spanje en Portugal, noch over het afbrokkelen van de Unie door Europa in gang gestoken.
Wat ik denk in de schemer, heeft weinig waarde. Ik ben er wel, maar waar zijn de barbecues van vroeger, de hangmatten, de zomers en de herfsten, de gelukzaligheid van het ‘er zijn’; waar mijn jeugd, mijn stil verblijden, mijn bossen en mijn velden, mijn molen aan de einder; waar mijn vogelnesten, mijn braambessen en de geuren van de vlier en kamperfoelie; waar in de tijd ben ik aangekomen, moe gezworven na dit alles te hebben achter gelaten?
Een zwerver van het woord geworden, houd ik nog heel wat van wat vroeger was, en van zoveel dat niet op te sommen is. Heb in de schemer er mijn dromen over uitgespreid. Echter, vandaag kan ik de vele vragen niet meer aan die me gesteld worden, kan amper nog een blog schrijven als de morgen of de avond me gunstig is. Elke dag kan nu een bericht binnen vallen dat ons schokken zal. Een heel speciale tak van de Islam houdt er zich mee bezig.
29-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-07-2016 |
Het niet uit te sprekene en het 'nu' van Mulisch |
Er zijn van die dagen dat alles geknoopt ligt, je geest in de war van het vele dat je hoort en je er een beeld van vormt. Een man, hoe heilig ook, die knielen moet, en knielt om de keel te worden overgesneden alsof het een kip of een gans was, een schaap was.
Men noemt dit een vorm van beschaving, of het gevaar eigen aan hen die terugkeren van ginds. Waarom keren ze? En als ze terugkomen waarom werden ze niet veroordeeld tot een soort Guantanamo Bay hoewel ze zich, uit vrije wil, hadden aangesloten bij een bende fanatieke moordenaars. Het is de enige plaats die ze verdienen om de rest van hun dagen te slijten. En, als je de zorg hebt voor je kleinkinderen, blokkeer – bannen is niet meer mogelijk - de Islam in Europa, hij heeft hier niets verloren. Zoals de Kerk en de westerse ideeën niets te winnen krijgen in het Oosten.
Een wereld die je gedachten vergalt, die je laag bij de grond houdt waar er niets te vinden is, maar veel negatiefs te rapen. Een nieuw voorbeeld is gesteld, een ander veld is voor hen geopend. We wachten af wat gebeuren zal: de kerken nog wat leger, de moskeeën nog wat voller. Komen we er van af met 'broederschap en liefde' zoals vooropgesteld wordt door de Kerk? De honderdduizend en meer katholieke jongeren vandaag in Polen – tegenhanger van ‘Tomorrow Land’ - wensen zij het ook, zullen zij hun andere wang aanbieden?
Wat ik schrijf vermoeit me. Ik dacht nochtans te beginnen met een zin van Harry Mulisch, die een goede vriend – eigenlijk zijn alle vrienden goed – me mailde. Ik ga hem halen, de zin:
‘Mijn standpunt is, kort en goed, dat het verleden niet meer bestaat en de toekomst nog niet, zodat de overgang van die twee, het heden, geen uitgebreidheid kan hebben, noch in de richting van het verleden, noch in die van de toekomst - en dus zelf ook niet bestaat. Als je 'nu' zegt, dan is de 'n' op een bepaald moment al in het verleden, terwijl de 'u' nog in de toekomst is, en allebei zijn ze nergens.’
Ik ga er niet mee akkoord, het verleden leeft en bestaat in het heden, en het heden in de toekomst. De vriend die terugkeerde uit Sint-Petersburg, heeft die stad nog in gedachten, en wat hij er zag en hoorde heeft hij nog niet verlaten. Hij is er nog al wandelt hij in zijn Raspaillebos, en hij neemt het bos en Sint-Petersburg mee naar zijn toekomst. Wat er tussenin is, het ‘nu-moment’ van Mulisch, is van beide, van verleden en toekomst; is, wat T.S.Eliot noemt: ‘a lifetime burning in every moment’.
En als ik dit schrijf dan is er nog steeds mijn eerste deel dat al verleden zou zijn en nu toekomst werd. Niets van dat alles, wat we denken is én van het verleden én van de toekomst, wat we denken is tijdloos, we denken in een cirkel met elk punt ervan in en over elkaar en toch uit elkaar.
Idem wat onze handelingen betreft, ze hebben een begin in het verleden en een uitkomst in de toekomst om een nieuw begin te zijn. Het tussenin, de ‘n’ en de ‘u’ van ‘nu’ bestaan maar enkel in hun verwevenheid met verleden en toekomst.
Of, hoe een blog geschreven wordt.
28-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-07-2016 |
Wolken |
Hij lag waar hij lag, op zijn rug in het gras, wat lang geleden was. Een laatste maal, dacht hij, toen hij in een augustus in de Valais, op een nacht was gaan neerliggen op het grasperk, om de sterrenregen te zien, een boeiend schouwspel dat hem is bijgebleven. Hij was jong toen, eergierig en krachtig met nog een gans leven voor zich. Hij telde nog niet de dagen, hij liet ze lijk schichten, zoals sterren, neerkomen over hem en hij liet ze verdwijnen zoals ze gekomen waren.
Nu, waar hij lag in het gras en op jonge klaver, in volle zomer, schoven over hem de wolken. Hij dacht, de wolken zijn als mijn dagen, verschillend in vorm en geladenheid, komend uit een zelfde richting en verdwijnend in een andere om niet meer, zoals vroeger, terug te keren. Hij kan ze niet tegenhouden - voorheen van weinig belang - ze komen en ze gaan, ze keren niet. Zo zijn zijn dagen.
Dit is, Steven Weinberg, al drama genoeg opdat hij er, op een of andere wijze, nog een zou aan toevoegen. Hij heeft geleerd er mee te leven, er mee te gaan slapen, er mee op te staan, hij heeft geleerd grootmoedig te aanvaarden, zoals de Ecclesiasticus het leert, dat alles is wat het is, zelfs al wilden we het anders.
Kevers op zijn handen, kleine spinnen, een vlinder soms. Het beste is niet te roeren opdat hij niets verstoren zou, opdat alles komen zou alsof hij er niet lag, niet ademde, niet dacht, zelfs niet dat hij er ligt, er zelfs nimmer was geweest: een wolk die even aangedreven komt en zich heeft opgelost in myriaden kegels van licht, splinters vuurwerk in de nacht.
Zo, hij ligt daar maar te liggen, de wolken als zijn dagen, totaal verschillend als de beelden die hem beroeren, zwaar en donker, wit en roekeloos, of omrand met klaterzilver voor de zon geschoven. Zo ook al wat hij vertellen zal van nu tot later, klaterzilver: woorden die hij spreken zal en andere die hij zal laten: niets is dat blijft, niets is dat niet komen zal. Alleen, maar enkel dan, zal het stoppen als de tijd voor hem ophouden zal.
Hij weet dat hij te veel droom is geweest, te weinig werkelijkheid; dat hij in deze droom van nu verzonken is om weer te komen keer op keer, meer tengerheid dan standvastigheid. Dit is, denkt hij, van vele dingen zijn laatste vlucht, hij zal er geen andere meer kennen, zeker niet die er intenser zou zijn, nu alles hem ontglipt.
Niets is dat hem weerhoudt als hij voor de morgenspiegel staat, ongeschoren, de woorden van de nacht nog in zijn ogen. Wat hij leefde afgetekend, te weinig om te vermelden in geschriften of waar ook, op hout of stenen. Zijn ganse leven een ontvluchten, waarom zou het zich niet wentelen hier.
Hij lag er in het gras, lang uitgestrekt, de wolken schoven over hem maar hij hield de ogen gesloten, hij voelde wel de pijn.
27-07-2016, 06:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-07-2016 |
Visionair |
Steven Weinberg’s ‘Dreams of a Final Theory’ is op mijn tafel blijven liggen; onmogelijk er elke dag aan voorbij te gaan zonder er in te bladeren. Ik lees pagina 208, het einde van zijn Hoofdstuk ‘What about God’:
‘Allen hebben we moeten leren wennen te weerstaan aan de bekoring van het whisful thinking over gewone dingen, zoals loterijen. Onze soort heeft moeten leren leven met de idee dat we geen sterrenrol te spelen hebben in om het even welk kosmisch drama.’[1] En hij gaat verder:
‘Nevertheless, I do not for a minute think that science will ever provide the consolations that have been offered by religion in facing death.
Het oordeel van Weinberg (1993) was, meer dan twintig jaar geleden, duidelijk. Is het nog even duidelijk de dag van vandaag, heeft de wetenschap op dit gebied enige vooruitgang gemaakt, of trappelen we nog steeds ter plaatse? Vragen die me overvielen bij het herlezen van wat ik al meerdere malen had gelezen.
Wat de eerste bemerking van Weinberg betreft is er geen twijfel mogelijk, de mens is niet bij machte de kosmos op stelten te zetten en er een drama te veroorzaken, er is trouwens geen enkele reden toe. Echter aangaande tweede bemerking liggen de kaarten anders.
In het vooruitzicht van de dood is er niet alleen de religie, met de hemel als beloning, die van enig soelaas kan zijn, ook de persoonlijke visie van de mens kan toereikend zijn opdat hij met een gerust gemoed de stap zou zetten. En, wat meer is, het zou kunnen dat deze visie gevoed wordt door wat de wetenschap hem suggereerde en dat hij het bevreemdende en even fantastische van de kwantum fysica aangrijpt om voor zich zelf uit te maken dat wat hij er van begrijpt tot op heden, hem aanzet te geloven dat de dood even bevreemdend en even fantastisch zal zijn.
Hij kan zich zijn visie even goed voorstellen niet als een mogelijkheid maar wel als een zekerheid om aldus op een voet van gelijkheid te komen met hem die gelooft in de onsterfelijkheid van de ziel. Het komt er in dit geval enkel op neer te bepalen wat onder ‘ziel’ verstaan kan worden.
Mijn professor van godsdienst leerde me dat hij de ziel zag als een ‘rekker’, een elastiek, een binding met God. Mijn visie wijkt hier niet van af, voor mij is het de binding van mijn geest met de geest in de kosmos, meer is het niet maar zeker ook niet minder.
En dan Weinberg: hij denkt er geen minuut aan dat ooit de wetenschap enige troost brengen zal die gelijk staat aan de troost die ons de religie biedt. Wel, ik ben daar absoluut niet zeker van, en waarom niet? Omdat we als deel van de kosmos, evolueren met de kosmos en – ik heb dit al herhaaldelijk gezegd, vandaag zeg ik het aan Steven Weinberg – dat hij noch ik weet wat deze evolutie, die ons al bracht van diep in de kosmos tot homo sapiens, nog in petto heeft als mens; dat hij noch ik weet hoe ver de wetenschap in 2984 zal binnengedrongen zijn in het diepste van de materie en niet bij machte kan zijn ons klaar en duidelijk te vertellen wat er ons wacht na dit leven.
Dit is de taal van een visionair die anticipeert op wat komen kan, en wat in 2984 waar kan zijn is het ook nu al . Maar in de tijden van nu, met de dreiging van een radicale Islam – is er wel een andere? – is het meer dan nodig een visie, welke ook, te hebben.
[1] ‘In the same way that each of us in growing up to resist the temptation of wishful thinking about ordinary things, like lotteries, so our species has had to learn in growing up that we are not playing a starring role in any sort of grand cosmic drama.’
26-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-07-2016 |
Waar we mee bezig zijn |
Hoe dek ik me in opdat deze blog, die nu al een tijdje loopt, een nog langer leven zou beschoren zijn. Ik beken het, soms vrees ik er voor. Soms overvalt me het gevoel dat dit niet zal kunnen doorgaan tot het einde van mijn dagen, en ik voeg er aan toe dat ik me soms zelf verbaas gekomen te zijn waar ik dag na dag gekomen ben.
Verbaast me ook het aantal dagen van het jaar 2016 die al voorbij zijn. Normaal gezien is van die dagen weinig overgebleven, heb ik er geen enkel bewijs van, leef ik van dag tot dag maar, als ik het aantal pagina’s zie die ik dit jaar al schreef, dan weet ik hoe ver het jaar gevorderd is en weet ik ook dat mijn dagen niet nodeloos zijn geweest, niet in rook zijn opgegaan, zoals Dante het wist; weet ik dat er van de dag van 1 januari af, iets is over gebleven, of het nu waardevol is geweest of niet, er is een bewijs dat ik elke dag minstens twintig à dertig minuten intens heb geleefd, met al de minuten nog die er aan toegevoegd moeten worden om te herzien, in de loop van de dag, wat vroeg in de morgen was ontstaan, alsof telkens de nacht raad had gebracht en me had ingedekt voor minstens een blog.
Ik heb twee collega bloggers die ik nu en dan bezoek, ik wil me niet vergelijken met hen, maar ik weet dat ik, qua tijd nodig om te schrijven en te besluiten, overtroffen word. Als ik dan zeg/denk dat de ganse wereld aan het schrijven is, dan is er wel iets van, want zij ook moeten een deel van hun dag wijden aan hun blog. Wellicht gebeurt dit op het ogenblik dat ik aan het schrijven ben en zijn we broeders in de geest.
Een ervan schrijft zeer degelijke recensies over films of boeken, ik zou zelfs wagen te zeggen, recensies die bewonderenswaardig zijn en getuigen van een grote eruditie; een andere houdt zich bij de gebeurtenissen van de dag die hij met veel verve ten tonele voert en waarop hij een eigen visie ent.
Ik zit tussen beide in omdat ik wat dieper graaf maar om deze reden geen betere blogs schrijf. Vormen we een soort van drie-eenheid? Ik zou het niet moeten zeggen, maar er is in elk geval een zekere aanvulling van elkaar. Ik kan natuurlijk, en wil het ook niet, gaan grasduinen in de meer dan 6.800 bloggers van de rubriek ‘dagboek bedenkingen’, zeker niet, maar als ik de overige categorieën er bij neem dan kom ik toch tot een respectabel deel van Vlaanderen dat er een blog op nahoudt.
Moeilijk schijnt het niet te zijn. Wat wel te overbruggen valt is bestendigheid, volharding waar we allen aan lijden, maar het is een opoffering waard, het bewijs dat men de toom, wat je zelf betreft, strak houdt.
Je verdient er natuurlijk geen standsbeeld bij, geen erkenning ten gronde, maar het bewijs dat je regelmatig gevolgd wordt en nu en dan een reactie krijgt is het begin van een voldoening voor de prestatie die je denkt geleverd te hebben.
Doe dus voort man, de weg ligt breed en heuvelend voor jou.
25-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-07-2016 |
Cecilia Bartoli |
Bij het ontbijt beluister ik een aria, ‘De miei Figli’ uit ‘La Clemenza de Tito’ van Domenico dall’Oglio, gezongen door Cecilia Bartoli; destijds geschreven voor het keizerlijk hof van Sint-Petersburg en nu te horen in de huiskamer dankzij ‘Klara’. Wat een voorrecht, de muziek die anders beperkt bleef tot enkele genodigden in het keizerlijk paleis, nu te horen in elke huiskamer van Vlaanderen, een voorbeeld hoe de mens evolueerde, althans wat de muziek betreft, van een bevoorrechte tot een naamloze genodigde op al wat ooit werd gecomponeerd en ooit uitgevoerd.
Anderzijds, en dit is minder fraai, evolueerde zijn leefwereld van een normaal, vreedzaam landschap tot een landschap van terreur, waarin hij voortaan, zelfs luisterend naar Cecilia Bartoli, zal moeten leven. Terreur die blindelings toeslaat omdat hier individuen rondlopen uit de veertiende, vijftiende eeuw, die zich, niet alleen in hun contreien uitmoorden om religieuze redenen, maar nu ook deze van ons hebben opgezocht. Het zijn individuen die verliefd zijn op de dood, leven met de dood.
Aldus heeft de muziek, van wie ook, en niet alleen de muziek, maar ook elke manifestatie, elk evenement, een achtergrond die gekleurd is door een dreiging die op elk ogenblik en op elke plaats kan toe slaan.
Ik dacht niet hierover iets te melden als ik begonnen ben, maar al schrijvend zijn mijn gedachten afgedaald van de muziek van Klara naar de horror die zich heeft afgespeeld in München en in Nice, om nog niet te spreken van wat plaats vond in Brussel of Parijs.
En toch loopt de tijd verder, toch zit ik neer om me te ‘ontwoorden’, te ontdoen van wat me weegt en dat volledig haaks staat op wat ik gisteren meende te mogen schrijven. Gisteren, een dag die neigde naar een wereld van de droom, vandaag een dag van rauwe realiteit, een dag van wat omgaat in de hersenpan van getikte fanatici die toeslaan kunnen op elke plaats die ze zonder moeite en zonder het minste begrip kunnen uitkiezen.
En waar kom ik dan uit als ik in enkel luttele zinnen gezegd heb wat over mij hangt deze morgen die volgt op de zovele morgens al, wanneer ik, na de slaap, herbegin te leven, in een nieuwe gemoedstoestand die mijn optreden als blogger zal typeren.
Laat me dan de gesloten luchten huldigen en laat ik dan ook gesloten blijven. Niets naar buiten brengen is mijn logo, al heb ik al zoveel gezegd, uitgedeeld als warme broodjes, belegd met rabarberconfituur.
Houd je vandaag stil man, houd je gedeisd, maar ingetogen. Laat de dag over jou gaan, lijk een windvlaag. Hopelijk kom je er ongeschonden uit, om daarna verder te gaan op de vreemde weg die je hebt ingeslagen in een wereld die aan het verzinken is. Alles wijst er op: de haat die heerstin het oosten doorgedrongen tot bij ons, met in balans het uitzicht op een gebeuren in het Verre Westen waarvan de uitkomst ver dragend zou kunnen zijn.
Het ware beter niet geboren te worden in de wereld die zich aankondigt.
24-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-07-2016 |
Veel later |
‘Er zijn geen zwaluwen meer’, zegde ze, ’er zijn geen leeuweriken meer, de luchten zijn leeg boven mijn hoofd, er is zelfs geen God meer, dan toch niet die van wie gezegd wordt dat hij barmhartig is en daarenboven ‘akbar’, maar in wiens naam wordt gemoord en verminkt, en, in alle vertrouwen, ook aan die van mij twijfel ik. Zo, wat ben ik hier, en waarom ben ik hier ooit geweest?’
Ze keken uit over de licht glooiende velden: de weiden met de koeien op het laatste sprietje groen, het uitgestrekte tarweveld, tarwe amper twee voet hoog, rijp om geoogst te worden, en in de verte, aan de horizont, de bomen donker getekend met de rode daken van de huizen hier en daar.
‘En waar zijn de roggevelden?’ Vroeg ze, waar is het golven van het koren gebleven? Ik lag er, wachtend op jou, de korenhalmen schurend tegen elkaar, licht, o zo licht bewegend en ik er tussen, op mijn rug, ik op de blote aarde, starend in de luchten over mij, met de leeuwerik die zingend opsteeg, hoog, om me te zien liggen, een vlek in het koren, want meer was ik niet, beweegloos als ik er lag. Soms, met een boek, een roman, maar in het diepste van mijn gedachten altijd wachtend op jou die maar niet kwam, uren wachtend in het koren en jij die maar niet kwam om me te nemen en me te houden in het geritsel van de halmen over ons, en de zang van de leeuwerik.’
Ze zwijgt even, een vlinder, de laatste dagpauwoog zit neer op haar arm, ze kijkt ernaar maar beweegt niet: ‘Je wist het nochtans, je wist het of, je kon het minstens geraden hebben dat ik er was voor jou, dat ik er lag in de zon, half naakt, roepend op jou, op je handen en je mond. Maar je kwam niet.’
‘Hij keek weg over de velden, over de bomen en de huizen. Waar was hij toen, hoe vulde hij zijn dagen verlangend naar haar. Hij liep de bossen af, hij liep barrevoets de zandwegel volgend tussen de koren- en aardappelvelden, de weiden langs, naar de molen toe, maar hij wist niet wat hij had moeten weten. Hij vroeg het haar niet. Zij zegde het niet en wat had kunnen zijn, wat had moeten zijn, is er nooit gekomen.
Waarom?
Hij zocht naar een verklaring die totaal overbodig was, wat voorbij is blijft voorbij, het verleden herhaalt zich niet. Maar hoe kwam het, waar liep het verkeerd?
‘Ik was’ zegde hij – of dacht hij het maar, en was zij er niet die hij dacht dat ze er was? – ‘te jong om te weten dat wat toen was, er voor altijd was; om te weten dat het nooit meer wijken zou, dat het zich vastzetten zou en er blijven zou, als een smeulend vuur, onderhuids alle daden die ik stellen zou. Elk gevoel erna, gewikkeld omheen het gevoel van toen dat er was, zonder dat ik wist dat een identiek gevoel er was bij jou. Een leven lang bleef het zo, omdat ik niet het lef had gehad te zeggen wat ik te zeggen had. Waarom? Omdat ik er niet rijp voor was, omdat ik me geen bestendigheid permitteren kon en ik ben weg gebleven en ben weggegaan uit het land van toen. En eens het land verlaten, ik niet meer was wie ik geweest was, zo dacht ik toch, maar ik vergiste me schromelijk. Al wat destijds was van jou in mij, is gebleven, een smeulend vuur onder de as.’
‘Ik heb’, zegde ze en haar stem was zwaar, ‘Ik heb er een beeld aan over gehouden: het laatste schilderij van Van Gogh, zijn korenveld met de kraaien, zwart erover, als de dreiging van de dood, die ik, nu ik zo ver gekomen ben, welkom heet, zoals Van Gogh hem toen, in Auvers-sur-Oise, verwelkomde. Maar weet ook dat het vuur dat in onze jeugd ontstoken werd ook bij mij is blijven smeulen, mijn ganse leven lang. Tot vandaag toe,’ zegde ze, ‘tot vandaag toe.
23-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |