Er zijn van die dagen dat alles geknoopt ligt, je geest in de war van het vele dat je hoort en je er een beeld van vormt. Een man, hoe heilig ook, die knielen moet, en knielt om de keel te worden overgesneden alsof het een kip of een gans was, een schaap was.
Men noemt dit een vorm van beschaving, of het gevaar eigen aan hen die terugkeren van ginds. Waarom keren ze? En als ze terugkomen waarom werden ze niet veroordeeld tot een soort Guantanamo Bay hoewel ze zich, uit vrije wil, hadden aangesloten bij een bende fanatieke moordenaars. Het is de enige plaats die ze verdienen om de rest van hun dagen te slijten. En, als je de zorg hebt voor je kleinkinderen, blokkeer – bannen is niet meer mogelijk - de Islam in Europa, hij heeft hier niets verloren. Zoals de Kerk en de westerse ideeën niets te winnen krijgen in het Oosten.
Een wereld die je gedachten vergalt, die je laag bij de grond houdt waar er niets te vinden is, maar veel negatiefs te rapen. Een nieuw voorbeeld is gesteld, een ander veld is voor hen geopend. We wachten af wat gebeuren zal: de kerken nog wat leger, de moskeeën nog wat voller. Komen we er van af met 'broederschap en liefde' zoals vooropgesteld wordt door de Kerk? De honderdduizend en meer katholieke jongeren vandaag in Polen – tegenhanger van ‘Tomorrow Land’ - wensen zij het ook, zullen zij hun andere wang aanbieden?
Wat ik schrijf vermoeit me. Ik dacht nochtans te beginnen met een zin van Harry Mulisch, die een goede vriend – eigenlijk zijn alle vrienden goed – me mailde. Ik ga hem halen, de zin:
‘Mijn standpunt is, kort en goed, dat het verleden niet meer bestaat en de toekomst nog niet, zodat de overgang van die twee, het heden, geen uitgebreidheid kan hebben, noch in de richting van het verleden, noch in die van de toekomst - en dus zelf ook niet bestaat. Als je 'nu' zegt, dan is de 'n' op een bepaald moment al in het verleden, terwijl de 'u' nog in de toekomst is, en allebei zijn ze nergens.’
Ik ga er niet mee akkoord, het verleden leeft en bestaat in het heden, en het heden in de toekomst. De vriend die terugkeerde uit Sint-Petersburg, heeft die stad nog in gedachten, en wat hij er zag en hoorde heeft hij nog niet verlaten. Hij is er nog al wandelt hij in zijn Raspaillebos, en hij neemt het bos en Sint-Petersburg mee naar zijn toekomst. Wat er tussenin is, het ‘nu-moment’ van Mulisch, is van beide, van verleden en toekomst; is, wat T.S.Eliot noemt: ‘a lifetime burning in every moment’.
En als ik dit schrijf dan is er nog steeds mijn eerste deel dat al verleden zou zijn en nu toekomst werd. Niets van dat alles, wat we denken is én van het verleden én van de toekomst, wat we denken is tijdloos, we denken in een cirkel met elk punt ervan in en over elkaar en toch uit elkaar.
Idem wat onze handelingen betreft, ze hebben een begin in het verleden en een uitkomst in de toekomst om een nieuw begin te zijn. Het tussenin, de ‘n’ en de ‘u’ van ‘nu’ bestaan maar enkel in hun verwevenheid met verleden en toekomst.
Of, hoe een blog geschreven wordt.
|