02 augustus: 06.00 pm
Toen ze er was wist ze het nog niet dat ze er was, maar wij wisten het, een tederheid uit de baarmoeder gegleden, het wonder dat zich voltrokken heeft: een cel bevrucht in liefde, na een lange weg van negen maanden in de moederschoot volgroeid, om dan, het precieze moment van de natuur gekomen, zich te bevrijden van de moederstreng en met een schreeuw de wereld heeft ontmoet waar ze voortaan opgroeien zal, ontstaan als ze is uit het gewijde dat van de natuur is.
Je keek ernaar, je zag hoe ze ademde, het eerste teken van haar bestaan. Je zag hoe ze bewoog, hoofd, lichaam, armen, benen, zij niets wetende nog, niets van al wat ze later weten zou; een sprankel leven om te houden dicht bij je hart, lijk een wolk van vreugde ingepakt en neergelegd, warm tot in je ogen.
Haar een naam gegeven: Jane, een naam die een echo draagt, niet maar zo gekozen. Haar gezalfd en gezegend en tot haar gesproken dat ze groot welkom was op deze vreemde wereld; haar op geheven en haar getoond zoals ze er was, een roze roos uit de knop gekomen, in het licht gehouden, tenger nog, maar getooid met de vele beloften van haar sterrenbeeld Leeuw, en de stand van Jupiter en Mars er bij genomen, haar een blijde, glorierijke toekomst wordt voorspeld.
Wees welgekomen kleine Jane, appel van ons ogen, ons hart geopend en binnen gekomen tot in het diepste van ons binnenste, waar je wonen zult, adem en bloed van ons en van ons leven.
We hebben, haar houdend, in stilte gebeden dat de lange weg die ze bewandelen zal, een weg moge zijn bezaaid met welgeurende bloemen en, dat Amor de engel moge zijn die haar altijd vergezellen zal.
|